Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over de plaatsing uit de Extra Beveiligde Inrichting van een van de grootste criminele kopstukken van Nederland
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de plaatsing uit de Extra Beveiligde Inrichting van een van de grootste criminele kopstukken van Nederland (ingezonden 14 augustus 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 18 september 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3530.
Vraag 1
Wat vindt u ervan dat een van de grootste criminele kopstukken van Nederland, Rico
de Chileen, uit de EBI is geplaatst?
Antwoord 1
Ik ga niet in op individuele gevallen.
Vraag 2
Wat vindt u van plaatsing uit de EBI van criminele kopstukken die tot de absolute
top behoren?
Antwoord 2
Gedetineerden worden op grond van plaatsingscriteria geplaatst in een regime. Voor
de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) geldt dat ieder jaar opnieuw wordt beoordeeld
of de gedetineerde voldoet aan de plaatsingscriteria. Bij deze beoordeling wordt onder
meer gekeken naar informatie van politie, Openbaar Ministerie en van de Penitentiaire
Inrichting (PI) zelf. Daarbij kan de gedetineerde in beroep gaan wanneer deze het
niet eens is met het besluit tot verlenging van het verblijf in de EBI. De Raad voor
Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) neemt een dergelijk beroep in behandeling
en toetst of de voorhanden informatie actueel, betrouwbaar en concreet is.
Vraag 3
Welke risico’s ziet u bij een dergelijke uitplaatsing?
Antwoord 3
Risico’s bij uitplaatsing dienen per individuele gedetineerde in kaart te worden gebracht.
Hoewel risico’s nooit helemaal uit te sluiten zijn blijkt uit het antwoord op vraag
2 dat voorafgaand aan een (over)plaatsing een grondige afweging gemaakt wordt van
belangen. De informatie hiervoor is onder meer verkregen van politie, het Openbaar
Ministerie en de PI. Op basis daarvan wordt een beslissing genomen. Uitplaatsing betekent
dan ook niet dat de monitoring op de gedetineerde stopt.
Een gedetineerde kan in beroep gaan tegen een selectieadvies bij de RSJ. De RSJ toetst
het besluit van de selectiefunctionaris. Indien het beroep gegrond wordt verklaard
dient de selectiefunctionaris een nieuwe beslissing nemen. Het is mogelijk om de motivatie
van de eerdere beslissing aan te vullen en opnieuw te besluiten tot plaatsing in de
Extra Beveiligde Inrichting.
Vraag 4 en 5
Bent u ervan overtuigd dat een Afdeling Intensief Toezicht, gelet op de vele toegestane
contactmomenten ten opzichte van de EBI, de risico’s op voortgezet crimineel handelen
bij een crimineel kopstuk voldoende wegneemt? Zo ja/nee, waarom?
Waarom vindt u het grote verschil tussen een EBI-regime en een AIT-regime acceptabel?
Antwoord 4 en 5
Het primaire doel van de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) is het voorkomen van voortgezet
crimineel handelen. Deze kleinschalige afdelingen zijn toegerust op het wegnemen van
dit risico. Het regime is ingericht op controle en toezicht. Boven op de standaard
maatregelen is er tevens ruimte voor maatwerk. Per individuele gedetineerde kunnen
extra beperkende maatregelen worden opgelegd, waaronder een verdere beperking in de
contacten met buiten.
Daarnaast is een wetsvoorstel om de Penitentiaire beginselenwet op een aantal punten
aan te passen ingediend.1 Hiermee wordt o.a. een bevelsbevoegdheid voor het nog verdere beperken van communicatiemogelijkheden
van individuele gedetineerden gerealiseerd. Dit zal ingezet worden bij aanwijzingen
van ernstige gevaarzetting voor de openbare orde en veiligheid in relatie tot een
gedetineerde. Ook levensbedreigende of ernstig intimiderende activiteiten die vanuit
detentie worden ondernomen kunnen aanleiding zijn voor een dergelijk bevel. Hiermee
wordt een extra mogelijkheid gecreëerd om gedetineerden die geplaatst zijn in de EBI
of op de AIT vergaand te beperken in hun mogelijkheden om te communiceren met de buitenwereld.
Vraag 6
Wat vindt u van de redenering dat nieuwe relevante informatie nodig is om een gedetineerde
langdurig in de EBI te detineren in het licht van de omstandigheid dat de EBI juist
bedoeld is om voortgezet crimineel handelen en ontsnappingen te voorkomen?
Antwoord 6
Op vaste momenten wordt getoetst of het verblijf van een gedetineerde op de EBI gegrond
is. Dit wordt gedaan aan de hand van vier criteria om te bepalen of de gedetineerde
vluchtgevaarlijk is of een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. De frequentie
van deze toetsing is vorige jaar aangepast van zes naar twaalf maanden door een aanpassing
van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (RSPOG) in
december 2022.2 Met deze langere termijn ontstaat er meer tijd voor dossieropbouw vanuit de politie
en het Openbaar Ministerie en het monitoren van gedrag van de gedetineerde door de
medewerkers van de EBI.
Voor deze jaarlijkse toetsing wordt informatie opgevraagd bij het Openbaar Ministerie
en het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP). Gedragingen die geobserveerd
worden in de EBI kunnen hier onderdeel van uitmaken. Het gaat daarbij niet alleen
om gedragingen die wijzen op voortgezet crimineel handelen, maar om het totale beeld
van de gedetineerde. Verder wordt niet alleen direct naar de gedetineerde zelf gekeken,
ook vanuit zijn netwerk kan nieuwe, relevante informatie vernomen worden die invloed
heeft op het besluit van de selectiefunctionaris.
Daarnaast is in de RSPOG een mogelijkheid tot plaatsing op de d-grond in de EBI gecreëerd.
Deze stelt de selectiefunctionaris in staat om te besluiten tot verlenging wanneer
een gedetineerde een algemeen gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid. Deze
gemeengevaarlijkheid kan worden ontleend aan de feiten waarvoor een verdenking bestaat
of een veroordeling heeft plaatsgevonden, de omstandigheden waaronder deze feiten
zijn begaan of aan de persoonlijkheid van de gedetineerde. Hiermee is het mogelijk
om het verblijf op de EBI te verlengen op basis van informatie die terug te voeren
is tot de veroordeling van de gedetineerde. Voor plaatsingsbesluiten op basis van
de d-grond is dus niet steeds nieuwe informatie nodig. Enkel wanneer het strafrestant
van de gedetineerde anderhalf jaar of minder bedraagt vervalt deze d-grond.
Ik wil graag benadrukken dat we te maken hebben met een complexe doelgroep. Dat vraagt
om continue monitoring van beleid, wet- en regelgeving. Onder meer op basis van signalen
uit de uitvoering kijk ik naar oplossingen voor eventuele knelpunten. Zo nodig wordt
het beleid aangepast.
Vraag 7
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat criminele kopstukken vanuit detentie op geen
enkele wijze criminele boodschappen naar buiten kunnen sturen indien zij niet in de
EBI zijn gedetineerd?
Antwoord 7
Het is de missie van dit kabinet om hard op te treden tegen georganiseerde criminaliteit,
ook tijdens detentie en berechting. We zetten, op meerdere fronten, grote stappen
in de goede richting. Zo is eind 2021 met alle betrokken ketenpartners de Taskforce
«aanpak georganiseerde criminaliteit tijdens detentie en berechting» opgericht. In
de aanpak zijn al veel maatregelen getroffen en in gang gezet om te voorkomen dat
hoogrisico-gedetineerden tijdens hun detentie door kunnen gaan met criminele activiteiten.
Daarbij passen we wet- en regelgeving aan, bouwen extra beveiligde faciliteiten en
werken hard aan de veiligheid en weerbaarheid van onze medewerkers. De bureaus inlichtingen
en veiligheid (BIV) in het gevangeniswezen laten zien dat het hebben van een goede
informatiepositie hierbij essentieel is. Momenteel wordt de mogelijkheid tot het oprichten
van de Detentie Intelligence Unit onderzocht.3 Een dergelijke unit zal bijdragen aan de informatiepositie van de betrokken ketenpartners.
Verder heeft het hierboven genoemde wetsvoorstel, met aanpassing van de Penitentiaire
beginselenwet, in het bijzonder betrekking op deze hoog risico-gedetineerden. Met
deze wijziging kan ik dankzij een bevelsbevoegdheid besluiten de communicatiemogelijkheden
nog verder beperken, zal er visueel toezicht plaatsvinden op de advocatuur en mogen
gedetineerden in de EBI en AIT zich laten bijstaan door maximaal twee rechtsbijstandsverleners.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.