Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sahla over kinderopvang voor kinderen van ouders met een ernstige ziekte
Vragen van het lid Sahla (D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over kinderopvang voor kinderen van ouders met een ernstige ziekte (ingezonden 11 augustus 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens de
Staatssecretaris van Financiën (Toeslagen en Douane) (ontvangen 14 september 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Kinderopvangtoeslag is «Russisch roulette» voor mensen
met kanker»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Vraag 2
Denkt u dat kinderen van ouders die de diagnose kanker krijgen, niet naar de kinderopvang
zouden hoeven? Zo nee, waarom krijgen deze ouders geen kinderopvangtoeslag meer?
Antwoord 2
Kinderopvang is een belangrijk instrument om arbeid en zorg te kunnen combineren en
kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling. Ik vind een goede toegankelijkheid van
de kinderopvang van groot belang en heb daar verschillende instrumenten voor. Zo is
er kinderopvangtoeslag (KOT) voor werkende ouders en specifieke doelgroepen zoals
studenten; peuteropvang gericht op alle peuters; voorschoolse educatie (VE) vanuit
OCW voor kinderen met risico op een (taal)achterstand; en de regeling Sociaal Medische
Indicatie (SMI) voor gezinnen die zich in een kwetsbare sociaal medische situatie
bevinden. Ik vind het heel belangrijk dat daar waar ouders en kinderen vanwege sociale
en/of medische problematiek kinderopvang nodig hebben, gemeenten ze hierin ondersteunen.
Bij SMI draait het om maatwerk, waarbij gemeenten (een deel van) de kosten van kinderopvang
op zich kunnen nemen. Zo ook voor kinderen van ouders met een ernstige ziekte zoals
kanker.
Aanvullend op bovenstaande is het goed nog te benoemen dat werkende ouders bij een
diagnose van kanker niet direct hun recht op KOT verliezen. Bij ziekte betalen werkgevers
tot maximaal 2 jaar het loon door. Tijdens deze periode behouden ouders hun recht
op KOT. Als daarna het arbeidscontract beëindigd wordt, hebben ouders nog drie maanden
recht op KOT (dit is de werkloosheidstermijn). Ook ZZP’ers kunnen tot maximaal 2 jaar
recht op KOT behouden als zij door hun ziekte niet kunnen werken. Wanneer er geen
recht op KOT meer bestaat, kunnen ouders zich tot hun gemeente wenden voor compensatie
via SMI.
Vraag 3
Ziet u dat kinderen van ouders die de diagnose kanker krijgen in de ene gemeente wel
en in de andere gemeente niet naar de kinderopvang zouden moeten kunnen gaan? Zo nee,
welke verklaring heeft u voor de gesignaleerde lokale verschillen?
Antwoord 3
Ik voel mee met de ouders uit het artikel die in een zeer moeilijke situatie zitten.
SMI is er onder andere om ouders in dit soort (sociaal medische) situaties te ondersteunen.
Middels de regeling kunnen kinderen van ouders die zich in een kwetsbare situatie
bevinden naar de kinderopvang. Het is daarmee een belangrijke regeling. Gemeenten
zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van SMI en hebben daarbij beleidsvrijheid.
Dit stelt gemeenten in staat maatwerk te leveren aan ouders die een beroep doen op
SMI. Elke problematiek is anders en elk gezin is anders. Daarmee kan ook de behoefte
aan ondersteuning verschillen. Ook kunnen gemeenten een integrale afweging maken in
de verschillende instrumenten die zij hebben om ouders te ondersteunen. Tegelijkertijd
vind ik het belangrijk dat verschillen tussen gemeenten uitlegbaar zijn, zo klein
mogelijk zijn en dat gelijke gevallen zo veel mogelijk gelijk behandeld worden. Ik
ga hierover het gesprek aan met de VNG en gemeenten.
Vraag 4
Wat zijn de landelijke richtlijnen voor het verlenen van een Sociaal Medische Indicatie
(SMI) en op welke onderdelen ontstaan verschillen tussen gemeenten?
Antwoord 4
De SMI regeling is in 2005 ingesteld om gezinnen die geen recht hebben op KOT, maar
die ook niet in staat zijn de zorg voor kun kinderen volledig te dragen vanwege sociale
of medische problematiek, een vergoeding te kunnen bieden voor het gebruik van kinderopvang.
Het gaat dan bijvoorbeeld om (chronische) lichamelijke, verstandelijke of psychische
beperkingen, ziekte, of een crisissituatie in een gezin. Het kan ook voorkomen dat
er voor kinderen geen gezond opvoedklimaat is. Destijds is de keuze gemaakt de uitvoering
van SMI bij de gemeenten te beleggen en gemeenten beleidsvrijheid te geven. Juist
zodat zij maatwerk kunnen leveren aan ouders die dat nodig hebben. Er is destijds
niet gekozen voor landelijke richtlijnen. Wel heeft de VNG in 2021 een factsheet gepubliceerd
met daarin handvatten die kunnen helpen bij het vormgeven van het SMI-beleid. Verder
hebben zowel de VNG als mijn voorganger eerder gecommuniceerd geen voorstander te
zijn van bijvoorbeeld het stellen van een inkomensgrens als hard criterium bij de
toekenning van SMI. Juist vanwege het belang echt maatwerk te kunnen blijven bieden
aan gezinnen die dit nodig hebben. Ook heeft mijn voorganger eerder aangegeven dat
wanneer gemeenten er voor kiezen tijdelijke toekenningen als uitgangspunt te nemen
voor SMI-indicaties, het van belang is dat verlengingen mogelijk zijn wanneer dat
nodig is.
Verschillen in hoe gemeenten SMI vormgeven zijn er met name waar het gaat om de toekenning
van het aantal uren per week dat kinderen naar de opvang kunnen, in de hoogte van
de vergoeding of in de duur van de periode waarvoor SMI wordt toegekend.
Vraag 5
Vindt u het ook gek dat het uitmaakt in welke gemeente iemand woont als iemand kanker
krijgt voor hoeveel dagen, welk bedrag en hoeveel maanden diegene kinderopvangtoeslag
kunt krijgen? Zo nee, wat is uw uitleg hierbij? Zo ja, wat gaat u doen om deze verschillen
te verkleinen?
Antwoord 5
Een ziekteverloop verschilt van persoon tot persoon. Gemeenten kijken daarom per situatie
welke behoefte aan ondersteuning er is en sluiten hier hun steun zo goed mogelijk
op aan. In de uitvoering van beleid waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn en beleidsvrijheid
genieten kunnen verschillen ontstaan tussen gemeenten. Ik vind het belangrijk dit
soort verschillen met elkaar te blijven bespreken en ervoor te zorgen dat verschillen
zo klein mogelijk en uitlegbaar zijn. Ik zal daarom met de VNG in gesprek gaan over
de wijze waarop gemeenten SMI uitvoeren, waar ze tegenaan lopen en hoe we hiermee
om kunnen gaan.
Vraag 6
Hoe sluiten de verschillen in de praktijk aan bij het onderzoek dat uw ambtsvoorganger
Van Ark al in 2019 heeft aangekondigd?2 Wat waren de resultaten van dit onderzoek en welke acties zijn er ondernomen nadat
het onderzoek is afgerond? Kunt u dit onderzoek met de Kamer delen?
Antwoord 6
De verschillen tussen gemeenten komen ook naar voren in het onderzoek dat bureau Significant
in 2020 heeft uitgevoerd en aan uw Kamer is verzonden3. In het onderzoek geven gemeenten aan SMI als effectief te beschouwen en geven ouders
aan dat SMI hen rust geeft en bijdraagt aan de ontwikkeling van hun kinderen. Mede
door het maatwerk dat gemeenten kunnen bieden. Naar aanleiding van het rapport heeft
het kabinet destijds geen aanpassingen gedaan. Wel is in dezelfde periode de Wko gewijzigd
om een aantal groepen die tot dan toe op SMI waren aangewezen, recht te geven op KOT
(gezinnen waarin een ouder een permanente of tijdelijke Wlz-indicatie heeft en de
andere ouder werkt en gezinnen waarin de ene ouder werkt en de andere ouder minimaal
3 maanden gedetineerd is). Op dit moment bekijk ik of het mogelijk is om aanvullende
groepen te identificeren die mogelijk ook recht op KOT kunnen krijgen. Ik voer hierover
overleg met diverse gemeenten en de VNG, waar ook uitvoeringstechnische afwegingen
vanuit Dienst Toeslagen in mee zullen worden genomen.
Vraag 7
Wat zijn uw observaties rond willekeur bij verschillen in de uitvoering van gemeentelijke
regelingen en welk oordeel kunt u daarover geven? Bent u met gemeenten in gesprek
om de ogenschijnlijke willekeur rond gemeentelijke regelingen in brede zin te minimaliseren?
Antwoord 7
Met de VNG en gemeenten voer ik met regelmaat het gesprek over het SMI-beleid en andere
gemeentelijke regelingen. Ik vind het van belang om hierover in gesprek te blijven
en met elkaar te kijken naar de verschillen die er zijn, of die uitlegbaar zijn en
hoe we verschillen kunnen beperken.
Vraag 8
Heeft u ook signalen ontvangen van afwijzingen voor een SMI omdat een gemeente geen
financiering meer heeft? Wat vindt u daarvan? Hoe kunt u voorkomen dat ouders «pech
hebben» omdat ze niet alleen ziek zijn, maar de gemeente ook geen geld meer heeft
voor kinderopvangtoeslag?
Antwoord 8
Ja, ik heb van gemeenten signalen ontvangen dat het budget voor SMI knelt, waardoor
gemeenten zich genoodzaakt voelen keuzes te maken in de wijze waarop zij het budget
inzetten. Gemeenten geven aan dat het aantal aanvragen toeneemt en ook dat de sociaal
medische problematiek van gezinnen in zwaarte toeneemt. Hierdoor zijn vaker toekenningen
voor een langdurige periode of verlengingen nodig, terwijl gemeenten zich gegeven
het budget genoodzaakt zien om vaker tijdelijke toekenningen af te geven. Ik vind
het belangrijk dat alle ouders die SMI nodig hebben, daarvoor in aanmerking kunnen
komen. Samen met gemeenten en VNG kijk ik naar deze knelpunten en wat voor mogelijkheden
er zijn om hiermee om te gaan. Ik zal uw Kamer informeren over de opbrengst hiervan,
zodat een volgend kabinet hierover kan besluiten.
Vraag 9
Omdat het artikel stelt dat het uitmaakt wie iemand aan de lijn krijgt als diegene
naar de gemeente belt en de aanbeveling doet om het opnieuw te proberen bij een afwijzing:
hoe kijkt u naar de duidelijkheid van (gemeentelijke) richtlijnen en ziet u de noodzaak
van verduidelijking om te voorkomen dat iemand geluk moet hebben om een welwillende
ambtenaar aan de lijn te krijgen?
Antwoord 9
De situatie die in het artikel wordt geschetst is pijnlijk. Indien de richtlijnen
van gemeenten voor de eigen medewerkers onvoldoende duidelijk zijn, wat tot onduidelijkheid
kan leiden bij ouders, dan is het van belang dat gemeenten dit verbeteren. Uit het
onderzoek van Significant blijkt dat gemeenten zelf ook hun interne processen willen
verbeteren om zo onder meer de informatievoorziening naar ouders te verbeteren. Om
dat te bereiken heeft de VNG in afstemming met mijn ministerie in 2021 een factsheet
voor beleidsmedewerkers en uitvoerders van SMI gepubliceerd.
Vraag 10
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)
over deze richtlijnen en om afspraken te maken over een minimum aan kinderopvangtoeslag
dat alle ouders die een diagnose van een ernstige ziekte, zoals kanker, krijgen, altijd
moeten ontvangen?
Antwoord 10
Ik ga met de VNG en gemeenten in gesprek over hoe zij hun SMI-beleid vorm geven, om
te bezien of er verbeteringen kunnen worden doorgevoerd om gezinnen die in een dergelijke
kwetsbare situatie zitten, beter te helpen. Daarbij zullen wij ook kijken naar de
verschillen die er zijn, of die uitlegbaar zijn en hoe we verschillen, bijvoorbeeld
ten aanzien van de duur of de hoogte van de vergoeding, kunnen beperken. Ik zal daarbij
ook verkennen of centrale richtlijnen wenselijk zijn.
Vraag 11
Sluit u zich aan bij de oproep van Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om kinderopvang
zo snel mogelijk gratis te maken voor iedereen, ongeacht of ouders een betaalde baan
hebben of niet, zodat SMI en voor- en vroegschoolse educatie niet langer nodig zijn
en alle kinderen zich op de kinderopvang kunnen ontwikkelen? Zo ja, wat doet u om
de stelselherziening zo uitgebreid mogelijk voor te bereiden zodat een volgend kabinet
er verder mee aan de slag kan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Gezien de huidige demissionaire status laat ik dit aan een volgend kabinet. Ter voorbereiding
op die besluitvorming worden, in samenwerking met de uitvoerders en andere betrokken
partijen, de beleidsmatige, uitvoeringstechnische en budgettaire gevolgen van deze
keuzes in kaart gebracht.
Vraag 12
Kunt u deze vragen uiterlijk op 14 september, twee weken voor het commissiedebat over
kinderopvang, beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.