Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Hoofdlijnenbrief verankering hardheidsclausule Invorderingswet 1990 (Kamerstuk 31066-1242)
31 066 Belastingdienst
Nr. 1289
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 september 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de staatssecretarissen van Financiën over de brief van 15 juni 2023 over de Hoofdlijnenbrief
verankering hardheidsclausule Invorderingswet 1990 (Kamerstuk 31 066, nr. 1242).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 juli 2023 aan de staatssecretarissen van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 13 september 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een belastingplichtige een verzoek kan doen
tot toepassing van de hardheidsclausule bij het Ministerie van Financiën. Hoe is bij
het indienen van een dergelijk verzoek rekening gehouden met het doenvermogen van
burgers? Hoeveel van bovengenoemde verzoeken zijn inmiddels ingediend en ingewilligd?
Zijn het soort verzoeken te categoriseren?
De leden van de VVD-fractie vragen of bij de totstandkoming van deze brief, en bij
het vervolgtraject, de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) is betrokken
voor advies. Wat is de rol van de IBTD in deze?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wanneer het kabinet verwacht de Wet Stroomlijnen
naar de Kamer te kunnen sturen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze
leden kijken uit naar de toegezegde informatie over de uitwerking van de invorderingsstrategieën
van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. Deze leden vragen voorts wanneer de Staatssecretaris
beoogt de benodigde wetswijziging voor de herijking van de Invorderingswet 1990 (IW
1990) en de herijking van de invorderingsstrategieën aan de Kamer te doen toekomen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de hoofdlijnenbrief verankering
hardheidsclausule Invorderingswet 1990 en de daarbij behorende beslisnota. Dit lid
heeft hier nog een aantal vragen over.
De hardheidsclausule die wordt toegepast geeft de Minister van Financiën de bevoegdheid
om van bestaande regels af te wijken om zo onbedoelde negatieve effecten van wetgeving
weg te nemen bij een gedupeerde belastingbetaler. Het lid van de BBB-fractie vraagt
om welke bevoegdheden dit precies gaat en hoe dit er in de praktijk uit ziet. Het
lid ziet dit als een mooie kans om echt maatwerk toe te passen bij mensen die in de
knel zitten. Gaat dit ook gebeuren? Zo nee, waarom niet?
De Wet Stroomlijnen regelt dat de fiscale rechter bevoegd wordt ten aanzien van geschillen
over uitstel van betaling en kwijtschelding van zowel belasting- als toeslagschulden.
Zowel de Belastingdienst als de Raad voor de Rechtspraak verwachten een aanzienlijke
toename in werk en dit brengt door arbeidskrapte risico’s met zich mee. Op dit moment
wordt onderzocht onder welke voorwaarde de wet toch in werking kan treden. Het lid
van de BBB-fractie vraagt of in dit onderzoek kan worden meegenomen hoeveel fte’s
extra dit zijn.
Daarnaast wil het lid van de BBB-fractie nog iets algemeens aangeven over nieuwe wet-
en regelgeving bij de Belastingdienst. Dit lid ziet graag dat de menselijke maat terugkomt
bij alle lagen van de overheid. De Belastingdienst speelt hier een hele grote rol
in. Wordt er met de nieuwe wet- en regelgeving rekening gehouden met de menselijke
maat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier kan het lid van de BBB-fractie dit
terugzien in de praktijk?
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemde hoofdlijnenbrief.
In het licht van de kabinetsreactie op het rapport Ongekend Onrecht van de Parlementaire
ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag was al aangekondigd dat dit zou worden
onderzocht. Dit lid heeft nog een aantal vragen.
Een belastingschuldige die meent dat er in zijn situatie bij de uitvoering van de
wet sprake is van een onvoorziene onbillijkheid van overwegende aard, kan een verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule richten aan het Ministerie
van Financiën. Het lid Omtzigt vraagt wat wordt bedoeld met onvoorziene onbillijkheid. Als dat inhoudt dat de hardheidsclausule alleen toepasbaar is voor situaties die
niet eerder waren te voorzien, dan vreest dit lid dat aangekondigde wet geen soelaas
biedt voor toeslagenouders. Immers, dan zouden de allang bekende onbillijkheden in
het kader van het toeslagenschandaal niet kunnen worden geschaard onder de definitie.
Is de Staatssecretaris bereid om in ieder geval het begrip onvoorzienbaar op te rekken
of uit de definitie te halen?
Voorts vraagt het lid Omtzigt wat wordt bedoeld met overwegende aard. Als dat inhoudt dat het moet gaan om een grote onredelijkheid of dat het om een
grotere groep mensen moet gaan, dan vreest dit lid dat zo’n hardheidsclausule ook
om die reden te strak opgesteld zal zijn en geen soelaas gaat bieden voor gedupeerde
toeslagenouders. Graag een reactie.
In onderhavige brief worden ook nog vier andere wijzigingen in de IW 1990 aangekondigd.
Het lid Omtzigt wacht de nadere invulling van deze voorstellen af.
II Reactie staatssecretarissen van Financiën
Met interesse hebben wij kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties
zijn gesteld naar aanleiding van de brief van 15 juni 2023 betreffende de Hoofdlijnenbrief
verankering hardheidsclausule Invorderingswet 1990 (Kamerstuk 31 066, nr. 1242). Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een belastingplichtige een verzoek kan doen
tot toepassing van de hardheidsclausule bij het Ministerie van Financiën. Hoe is bij
het indienen van een dergelijk verzoek rekening gehouden met het doenvermogen van
burgers?
Het indienen van een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule vraagt doenvermogen
van de burger. Van de burger wordt (mogelijk) gevraagd om bewijsstukken aan te voeren,
zijn verhaal onder woorden te brengen en te beargumenteren dat in zijn situatie de
hardheidsclausule zou moeten worden toegepast.
Om daarmee rekening te houden, wordt op de website van de Belastingdienst op een toegankelijke
manier uitgelegd waar en hoe een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule kan
worden ingediend. Om het de burger makkelijk te maken is het indienen van een verzoek
vormvrij.
De Belastingdienst heeft daarnaast de nodige beleidsmatige ruimte om maatwerk toe
te kunnen passen. Ook lopen er op dit moment diverse trajecten waarbij gekeken wordt
naar de mogelijkheden om meer maatwerk te kunnen leveren in de uitvoering en die zien
op het verbeteren van wet- en regelgeving en dienstverlening. Ondanks deze inspanningen
kunnen er nog steeds bij de toepassing van de Invorderingswet 1990 door de wetgever
onvoorziene situaties zijn. Hier kan de hardheidsclausule mogelijk een oplossing voor
bieden. Wij zijn van mening dat het hiervoor onvermijdelijk (en aanvaardbaar) is om
een beroep te doen op het doenvermogen van de burger en dat met de inzet van de hiervoor
beschreven maatregelen hier zo goed als mogelijk rekening mee wordt gehouden.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoeveel van bovengenoemde verzoeken zijn
inmiddels ingediend en ingewilligd? Zijn het soort verzoeken te categoriseren?
In de afgelopen jaren zijn er door de afdeling Brieven en Beleidsbesluiten die onder
meer de verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen (AWR) behandelt, op jaarbasis gemiddeld 185 brieven behandeld die
zien op de invordering. In een beperkt aantal van die gevallen is een beroep op de
hardheidsclausule uit de AWR gedaan. Volgens expertschattingen ging dat om circa 20
tot 30 verzoeken per jaar. Het is niet mogelijk om dit aantal nader te preciseren
omdat de verzoeken nu niet als een beroep op de hardheidsclausule in het kader van
de invordering worden geadministreerd.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie of bij de totstandkoming van deze brief,
en bij het vervolgtraject, de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) is
betrokken voor advies. Wat is de rol van de IBTD in deze?
De Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) is niet direct betrokken bij
het voorstel tot invoering van een hardheidsclausule in de IW 1990. De IBTD toetst
of de overheid mensen en bedrijven rechtvaardig behandelt wanneer zij te maken hebben
met belastingzaken, toeslagen of de douane. Hiervoor wordt onder meer toezicht gehouden
op het volledige proces van wet- en regelgeving en de uitvoering daarvan met daarbij
inbegrepen de rechtsbescherming en de rechtspraak. Met de onderzoeken en aanbevelingen
van de IBTD wordt een bijdrage geleverd aan een gerechtvaardigd herstel van het vertrouwen
van de samenleving in de overheid. Het IBTD is echter geen adviesorgaan ten aanzien
van nieuwe wetgeving maar werkt volgens een jaarlijks vastgesteld werkprogramma.1 Wél kan de ITBD bij de totstandkoming van wet- en regelgeving het departement voorzien
van aandachtspunten en informatie die de probleemanalyse kunnen verrijken. Tot slot
merken wij op dat reeds bij de kabinetsreactie op de Parlementaire Ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag is aangekondigd dat een het kabinet een hardheidsclausule wil
toevoegen aan de Invorderingswet 1990.2 Dit in acht nemende is er thans geen aanleiding om het IBTD te betrekken.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wanneer het kabinet verwacht de Wet Stroomlijnen
naar de Kamer te kunnen sturen.
De Wet Stroomlijnen betreft een onderdeel van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017.
Met deze wet wordt beoogd om de invorderingswet- en regelgeving die heeft te gelden
voor belastingen en toeslagen te stroomlijnen. Deze wet is reeds aangenomen en gepubliceerd
in het Staatsblad.3 Deze wet is – als toegelicht in de brief van 25 maart 20224 – niet in werking getreden omdat dit uitvoeringstechnisch nog niet mogelijk was.
In de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
is aangegeven dat inwerkingtreding van de Wet Stroomlijnen verder wordt opgeschort
en wordt heroverwogen, omdat er onvoldoende rekening is gehouden met het doenvermogen
van burgers.5 Deze heroverweging van de Wet Stroomlijnen vindt vanwege de samenhang gelijktijdig
plaats met de uitwerking van de herijkte invorderingsstrategieën, waar een onderzoek
naar de gebundelde betalingsregeling voor belasting- en toeslagschulden deel van uitmaakt.
Wij kunnen uw Kamer pas nader informeren over de heroverweging van de Wet Stroomlijnen
wanneer de concretisering van de invorderingsstrategieën en het onderzoek naar de
gebundelde betalingsregeling zijn afgerond. Dit omdat keuzes die gemaakt worden bij
de uitwerking (mede)bepalend zijn voor de keuzes bij de heroverweging van de Wet Stroomlijnen.
Eerder hebben wij uw Kamer geïnformeerd dat wij verwachten de heroverweging van de
Wet Stroomlijnen binnen drie maanden na de uitwerking van de herijkte invorderingsstrategieën
naar uw Kamer toe te sturen.6 Wij verwachten nog steeds aan deze toezegging tegemoet te kunnen komen.
De leden van D66-fractie vragen wanneer de Staatssecretaris beoogt de benodigde wetswijziging
voor de herijking van de Invorderingswet 1990 (IW 1990) en de herijking van de invorderingsstrategieën
aan de Kamer te doen toekomen.
De Belastingdienst en Dienst Toeslagen zijn op dit moment bezig met de concretisering
van de invorderingsstrategieën die in december 2022 naar de Kamer zijn gestuurd.7 Over de stand van zaken bij de uitwerking van de invorderingsstrategieën is uw Kamer
recentelijk geïnformeerd.8
Uit deze concretisering kan volgen dat het wenselijk is dat wetgeving op bepaalde
punten wordt gewijzigd. Dit is echter niet zonder meer het geval. Een beoogd doel
kan immers ook gerealiseerd worden door een wijziging van de regelgeving9, een wijziging van het beleid10 of een wijziging van de instructie11. Tevens kan een beoogd doel gerealiseerd worden door een andere wijze van uitvoering
of samenwerking dan wel door een aanpassing in de communicatie met de burger. Hierin
zal steeds gezocht worden naar de meest passende oplossing voor de ambitie. Uiteraard
wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
De uitkomsten van de herijking van de IW 1990 zijn op 31 oktober 2022 naar uw Kamer
gestuurd.12 Hieruit blijkt dat de IW 1990 in principe voldoende ruimte biedt om rekening te houden
met de omstandigheden van mensen. Slechts bij één artikel is dat niet altijd het geval.
Dit betreft het artikel waarmee de bekendmaking van de belastingaanslag wordt geregeld.13 In de brief van 31 oktober 2022 is aangegeven dat een alternatieve wijze van bekendmaking
mogelijk een uitkomst kan bieden om burgers, waarvan het adres onbekend is, in kennis
te stellen van hun betalingsverplichting. Op welke wijze het beste invulling kan worden
gegeven aan deze alternatieve wijze van bekendmaking is nader onderzocht en toegelicht
in de aanbiedingsbrief van deze beantwoording. Een optie is een openbare bekendmaking
met een online publicatie van belastingaanslagen. Of dit voldoende waarborgen biedt
voor de burger en of dit ook door burgers wordt beschouwd als een passend alternatief
worden de komende tijd een burgerpanel en brancheorganisaties geconsulteerd. Dit moet
een nader inzicht verschaffen.
De hardheidsclausule die wordt toegepast geeft de Minister van Financiën de bevoegdheid
om van bestaande regels af te wijken om zo onbedoelde negatieve effecten van wetgeving
weg te nemen bij een gedupeerde belastingbetaler. Het lid van de BBB-fractie vraagt
om welke bevoegdheden dit precies gaat en hoe dit er in de praktijk uit ziet.
Een hardheidsclausule biedt de mogelijkheid om in bepaalde gevallen of groepen van
gevallen tegemoet te komen. Hiermee wordt betracht om door de wetgever onvoorziene
gevolgen die voortvloeien uit toepassing van de wet weg te nemen of te verzachten,
wanneer de gevolgen onredelijk zwaar zijn voor de burger én door de wetgever waren
voorkomen indien de gevolgen waren voorzien. Naar aanleiding van toepassing van de
hardheidsclausule kan bestendig beleid in een beleidsregel worden neergelegd zodat
het beleid kenbaar en toepasbaar is voor iedere burger. Tot slot kan uit een verzoek
om toepassing van de hardheidsclausule blijken dat aanpassing van wetgeving nodig
is.
Het lid van de BBB-fractie ziet dit als een mooie kans om echt maatwerk toe te passen
bij mensen die in de knel zitten en vraagt of dit ook gaat gebeuren? Zo nee, waarom
niet?
De hardheidsclausule biedt, zoals hierboven toegelicht, de mogelijkheid om in bepaalde
gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen. Door de gevolgen die voortvloeien
uit de wet weg te nemen of te verzachten wanneer de gevolgen onredelijk zwaar zijn
én niet door de wetgever waren voorzien, wordt er in die specifieke situaties maatwerk
toegepast.
De hardheidsclausule is echter niet de enige manier om maatwerk toe te kunnen passen
bij mensen die in de knel zitten. Uit de resultaten van de herijking van de IW 1990
blijkt reeds dat de wet in principe voldoende ruimte biedt om waar nodig rekening
te houden met de omstandigheden van mensen.14 Deze wettelijke ruimte wordt onder meer ingevuld door het beleid.
Het beleid – dat is opgenomen in de Leidraad Invordering 2008 – biedt ruimte om rekening
te houden met de menselijke maat. In dit kader kan specifiek gewezen worden op artikel
1.1.5a van de Leidraad Invordering 2008. Deze bepaling biedt de Belastingdienst de
mogelijkheid om af te wijken van de beleidsregels wanneer de regels voor één of meer
burgers gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn
in verhouding tot de doelen die de beleidsregels dienen.
Het kabinet hecht veel waarde aan het kunnen toepassen van maatwerk in situaties die
daarom vragen. Een belangrijke ambitie van zowel de Belastingdienst als de Dienst
Toeslagen bij de herijking van de invorderingsstrategieën is het creëren van voldoende
ruimte om rekening te kunnen houden met de omstandigheden van mensen, waarmee recht
wordt gedaan aan de menselijke maat. Beide organisaties streven naar een behandeling
die zoveel mogelijk is toegesneden op de individuele situatie van de burger zonder
dat daarbij de uitvoerbaarheid en rechtsgelijkheid in het geding komen.
De Wet Stroomlijnen regelt dat de fiscale rechter bevoegd wordt ten aanzien van geschillen
over uitstel van betaling en kwijtschelding van zowel belasting- als toeslagschulden.
Zowel de Belastingdienst als de Raad voor de Rechtspraak verwachten een aanzienlijke
toename in werk en dit brengt door arbeidskrapte risico’s met zich mee. Op dit moment
wordt onderzocht onder welke voorwaarde de wet toch in werking kan treden. Het lid
van de BBB-fractie vraagt of in dit onderzoek kan worden meegenomen hoeveel fte’s
extra dit zijn.
Op 6 juli 2023 heb ik (Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
uw Kamer per brief geïnformeerd over deze wetswijziging.15 Bij het onderzoek om dit onderdeel van de wet toch al in werking te laten treden,
heeft in de eerste plaats een uitvoeringstoets plaatsgevonden door de Belastingdienst.
Uit deze uitvoeringstoets volgt dat inwerkingtreding per 1 januari 2024 bij de Belastingdienst
zou leiden tot een benodigde structurele toename van de personele capaciteit van 74,4
fte en een incidentele toename van 178 fte. De incidentele toename wordt voornamelijk
veroorzaakt door de coronabetalingsregeling voor ondernemers die in beginsel tot 1 oktober
2027 loopt. In die periode zullen er als gevolg van intrekkingen van het corona-uitstel
tijdelijk meer geschillen kunnen ontstaan. Door de latere inwerkingtredingsdatum zal
de incidentele capaciteitsbehoefte minder groot zijn.
Voorts is er advies gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak en de Raad voor Rechtsbijstand.
De Raad voor de rechtspraak verwacht als gevolg van deze wijziging ook een aanzienlijke
toename van de hoeveelheid werk. Met name omdat deze wetswijziging niet alleen de
rechtsbescherming voor uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden
wijzigt, maar ook de rechtsbescherming bij uitstel van betaling en kwijtschelding
van lokale belastingen.
Daarom is in navolging van het gevraagde advies aan de Raad voor de rechtspraak gekozen
voor een gefaseerde invoering. Als gevolg van de gefaseerde invoer wordt de wijziging
van de rechtsbescherming bij geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding
van lokale belastingen uitgesteld om de werklast beheersbaar te houden. De Raad voor
de rechtspraak verwacht maximaal 50 extra rechters en 75 extra gerechtsjuristen nodig
te hebben. Een eerste raming laat zien dat dit ongeveer € 7,8 miljoen aan incidentele
kosten en € 10,3 miljoen aan structurele kosten met zich brengt. Daarbij is uitgegaan
van inwerkingtreding op 1 januari 2027.
Om de werklast voor de rechtspraak beheersbaar te houden wordt voorts betracht om
het aantal zaken met betrekking tot de WOZ en de Bpm die worden gevoerd door «no cure,
no pay-bedrijven» en die in overwegende mate gericht zijn op het verkrijgen van een
proceskostenvergoeding, te verminderen. Tevens zal de Belastingdienst blijven werken
aan acties in het voortraject om onnodig bezwaar en beroep te voorkomen. Wanneer deze
inspanningen het gewenste effect sorteren, kunnen de geraamde kosten (aanzienlijk)
afnemen. Wij zullen deze effecten en aannames met betrekking tot de vermindering van
de geraamde kosten en de werving samen met de Raad voor de rechtspraak actief monitoren.
Deze wijziging heeft overigens geen gevolgen voor de rechtsbescherming bij uitstel
van betaling bij de terugvordering van toeslagen. De huidige regelgeving voor Toeslagen
voorziet in die gevallen in rechtsbescherming die toegang geeft tot een rechter. Deze
rechtsbescherming is gelijk aan de rechtsbescherming die geboden wordt bij de vaststelling
van het recht op een toeslag (na bezwaar de mogelijkheid tot beroep bij de bestuursrechter
en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State). Als onderdeel
van de heroverweging van de Wet Stroomlijnen, wordt in navolging op de herijking van
de invorderingsstrategie later beoordeeld of de in de Wet Stroomlijnen opgenomen wijzigingen
voor toeslagen passend en gewenst zijn voor Toeslagen.
Tot slot wil het lid van de BBB-fractie nog iets algemeens aangeven over nieuwe wet-
en regelgeving bij de Belastingdienst. Dit lid ziet graag dat de menselijke maat terugkomt
bij alle lagen van de overheid. De Belastingdienst speelt hier een hele grote rol
in. Wordt er met de nieuwe wet- en regelgeving rekening gehouden met de menselijke
maat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier kan het lid van de BBB-fractie dit
terugzien in de praktijk?
Op 31 oktober 2022 hebben wij uw Kamer de resultaten van de herijking van de IW 1990
doen toekomen.16 Uit het onderzoek is gebleken dat de IW 1990 in principe voldoende ruimte biedt om
waar nodig rekening te houden met de individuele omstandigheden van burgers. Deze
wettelijke ruimte wordt – onder meer -ingevuld met beleidsregels.
Het beleid – dat is neergelegd in de Leidraad Invordering 2008 – biedt ruimte om rekening
te houden met de menselijke maat. In dit kader kan specifiek gewezen worden op artikel
1.1.5a van de Leidraad Invordering 2008. De bepaling biedt de Belastingdienst de mogelijkheid
om af te wijken van de beleidsregels wanneer de regels voor één of meer burgers gevolgen
zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot
de doelen die de beleidsregels dienen. Met de wijziging van de Leidraad Invordering
2008 op 28 september 2022 is deze mogelijkheid prominenter tot uitdrukking gebracht
in de Leidraad Invordering 2008.17
Tot slot willen wij uw Kamer meegeven dat bij de herijking van de invorderingsstrategieën
het creëren van voldoende ruimte om rekening te kunnen houden met de omstandigheden
van mensen, waarmee recht wordt gedaan aan de menselijke maat, een belangrijke ambitie
is van zowel de Belastingdienst als de Dienst Toeslagen. Beide organisaties streven
naar een op de burger toegesneden invorderingsproces, met ruimte voor maatwerk wanneer
dit nodig is. In sommige gevallen kan dit worden gerealiseerd via een geautomatiseerd
proces, in andere gevallen is daarvoor een handmatige beoordeling nodig.
Een belastingschuldige die meent dat er in zijn situatie bij de uitvoering van de
wet sprake is van een onvoorziene onbillijkheid van overwegende aard, kan een verzoek
tot toepassing van de hardheidsclausule richten aan het Ministerie van Financiën.
Het lid Omtzigt vraagt wat wordt bedoeld met onvoorziene onbillijkheid. Als dat inhoudt
dat de hardheidsclausule alleen toepasbaar is voor situaties die niet eerder waren
te voorzien, dan vreest dit lid dat aangekondigde wet geen soelaas biedt voor toeslagenouders.
Immers, dan zouden de allang bekende onbillijkheden in het kader van het toeslagenschandaal
niet kunnen worden geschaard onder de definitie. Is de Staatssecretaris bereid om
in ieder geval het begrip onvoorzienbaar op te rekken of uit de definitie te halen?
Met een onvoorziene onbillijkheid wordt een situatie bedoeld die door de wetgever
onvoorzien is geweest bij de totstandkoming van de wet en waar het zonder meer toepassen
van de wet onredelijke gevolgen heeft voor de betreffende burger(s). Bij de beoordeling
wordt gekeken naar de bepaling in de IW 1990 ten aanzien waarvan het verzoek om toepassing
van de hardheidsclausule wordt gedaan. Het moment van inwerkingtreding van die bepaling
uit de IW 1990 en hetgeen op dat moment bij de wetgever bekend dan wel voorzien was,
is daarbij van belang. Het oprekken of verwijderen van het begrip «onvoorziene» is
derhalve niet nodig. Hetgeen de wetgever op het moment van inwerkingtreding van de
voorgestelde hardheidsclausule bekend is, is immers niet relevant.
Ten aanzien van toeslagen wijzen wij er voorts op dat voor de toekenning van toeslagen
en de terugvordering van toeslagschulden de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
(Awir) geldt. De Awir bevat een eigen hardheidsclausule.18 Voor de bepalingen in de Awir geldt uitsluitend de hardheidsclausule die in de Awir
is opgenomen, ook indien hierin specifieke bepalingen uit de IW 1990 van overeenkomstige
toepassing zijn verklaard.
Ten slotte benadrukken wij dat signalen van burgers, bedrijven, maatschappelijk dienstverleners
en de werkvloer belangrijk zijn om beleid en uitvoering te kunnen verbeteren. Met
signaalmanagement worden signalen gestructureerd opgehaald, vastgelegd en aangepakt.
Zoals volgt uit het Jaarplan 202319 wordt op de bestaande structuur van signaalmanagement voortgebouwd om signalen vanuit
verschillende bronnen in samenhang te bezien en te komen tot een gestructureerde werkwijze
om verbetersignalen te prioriteren, waar mogelijk binnen bestaande processen op te
lossen, dan wel terug te koppelen aan opdrachtgevers en politiek. Voor het direct
oppakken van acute signalen van burgers is daarnaast het team «Menselijke maat en
burgersignalen opgericht», waarbij op een multidisciplinaire manier naar de signalen
wordt gekeken en oplossingen worden gezocht.
Tot slot vraagt het lid Omtzigt wat wordt bedoeld met overwegende aard. Als dat inhoudt
dat het moet gaan om een grote onredelijkheid of dat het om een grotere groep mensen
moet gaan, dan vreest dit lid dat zo’n hardheidsclausule ook om die reden te strak
opgesteld zal zijn en geen soelaas gaat bieden voor gedupeerde toeslagenouders. Graag
een reactie.
Met de toevoeging «van overwegende aard» wordt beoogd dat niet elke (ervaren) onbillijkheid
in aanmerking komt voor toepassing van de hardheidsclausule. Een subjectieve beoordeling
wordt daarmee zoveel mogelijk uitgesloten.20 Dit sluit aan bij de procedure van de al veel langer bestaande hardheidsclausule
in de AWR.21 Tot slot wijzen wij er nogmaals op dat ten aanzien van toeslagen de Awir geldt. In
de Awir is reeds een hardheidsclausule opgenomen die geldt voor alle bepalingen in
de Awir.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier