Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sjoerdsma over het bericht 'Draft EU plans to allow spying on journalists are dangerous, warn critics'
Vragen van het lid Sjoerdsma (D66) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Draft EU plans to allow spying on journalists are dangerous, warn critics» (ingezonden 6 juli 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Uslu (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 12 september 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Draft EU plans to allow spying on journalists are dangerous,
warn critics» van 22 juni 2023?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat de Europese Raad heeft voorgesteld, in de voorlopige
versie van de European Media Freedom Act, om het mogelijk te maken voor lidstaten om spyware op de telefoons van journalisten
te plaatsen?
Antwoord 2
Het was voor lidstaten eerder al mogelijk om, binnen de kaders van het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (EVRM), bevoegdheden in wetgeving vast te leggen waarmee
software zoals binnendringingssoftware kan worden ingezet. Bijvoorbeeld om ernstige
strafbare feiten te onderzoeken of voor het waarborgen van de nationale veiligheid.
Nederland wenst het onrechtmatig gebruik van binnendringingssoftware in de EU tegen
te gaan en zal daar, ook in de toekomst, landen op blijven aanspreken. Daartoe is
de huidige versie van het voorstel voor een mediavrijheidsverordening een stap vooruit.
Daarom heeft Nederland in Raadsverband ingestemd met de huidige compromistekst van
de Europese Verordening Mediavrijheid.
De huidige versie van het voorstel bevat, voor het eerst op Unieniveau, waarborgen
omtrent het gebruik van binnendringingssoftware door overheden in verhouding tot journalisten
ten behoeve van het beschermen van mediavrijheid in alle lidstaten. Hierbij gaat het
er onder meer om dat dergelijk gebruik alleen plaats kan vinden als er een dwingende
reden van algemeen belang voor is, als er een grondslag in nationale wetgeving voor
is en als het gebruik conform het EU Charter voor de Rechten van de Mens en ander
Unierecht plaatsvindt. Eenmaal aangenomen heeft een verordening rechtstreekse werking
en is deze algemeen verbindend voor lidstaten. Lidstaten zijn dan gebonden aan de
in het voorstel geformuleerde waarborgen en burgers kunnen zich direct beroepen op
dit Unierecht. Dit moet zorgen voor sterkere waarborgen in lidstaten waarin sprake
lijkt te zijn geweest van onrechtmatig gebruik.
Vraag 3
Onderschrijft u de zorgen van de European Federation of Journalists (EFJ) over de desastreuze gevolgen van een dergelijke bepaling voor de journalistieke
vrijheid in de EU?
Antwoord 3
Het kabinet erkent dat het zorgelijk is dat er in een aantal lidstaten sprake lijkt
te zijn geweest van onrechtmatig gebruik van binnendringingssoftware in verhouding
tot journalisten en mediadiensten. De bepaling in de huidige vorm zorgt ervoor dat
de EU voor het eerst waarborgen introduceert hiertegen. Hiermee draagt het bij aan
de (harmonisatie van de) bescherming van mediavrijheid binnen de gehele Unie.
Onrechtmatige inzet van binnendringingsoftware tegen journalisten is zeer schadelijk
voor persvrijheid en democratische controle. Nederland hecht eraan dat wettelijke
bevoegdheden waar van toepassing voldoen aan het Handvest van de grondrechten van
de EU. Dit uitgangspunt is bevestigd in overweging 17a van de compromistekst.
Vraag 4
Onderschrijft u het standpunt van het European Digital Rights netwerk van NGO’s en digitale rechten pleitbezorgers dat de Raad gevaarlijke stappen
zet richting onaanvaardbare vormen van toezicht op journalisten en hun bronnen door
de mogelijkheid voor lidstaten om spyware op de telefoons van journalisten te plaatsen
te legaliseren?
Antwoord 4
Het was voor lidstaten eerder al mogelijk om, binnen de kaders van het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (EVRM), bevoegdheden in wetgeving vast te leggen waarmee
software zoals binnendringingssoftware kan worden ingezet. Bijvoorbeeld om ernstige
strafbare feiten te onderzoeken of voor het waarborgen van de nationale veiligheid.
In de waardengemeenschap van de EU zijn vrijheid, democratie en rechtsstaat belangrijke
fundamenten. We zien in de afgelopen jaren dat (onder meer) het onrechtmatig gebruik
van binnendringingssoftware door enkele lidstaten een afbreuk doet aan deze waarden.
Onrechtmatige inzet van binnendringingssoftware in verhouding tot journalisten is
en blijft wat Nederland betreft onaanvaardbaar.
Het kabinet onderschrijft het belang van mediavrijheid en wenst het onrechtmatig gebruik
van binnendringingssoftware tegen te gaan. Het voorstel bevat, voor het eerst op Unieniveau,
waarborgen over het gebruik van binnendringingssoftware.
Tegen deze achtergrond ziet het kabinet het voorstel als een stap vooruit. Het voorstel
geeft bronbescherming als hoofdregel. Op deze hoofdregel bestaan slechts twee uitzonderingen:
een beperkte en met stringente waarborgen omklede uitzondering voor de opsporing van
ernstige strafbare feiten en een uitzondering, die bestaat binnen de eveneens stringente
waarborgen van het EVRM, voor het beschermen van de nationale veiligheid. Het voorstel
geeft nadrukkelijk geen ruimte voor toezicht op journalisten en hun bronnen. Hierbij
blijft het voorstel binnen het kader van het EVRM.
Vraag 5
Kunt u uiteenzetten waarom de inzet van de Nederlandse regering was om het verbod
op het plaatsen van spyware op telefoons van journalisten te beperken voor opsporings-,
inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Acht u deze inzet verenigbaar met de bescherming
van de journalistieke vrijheid?
Antwoord 5
Nederland staat pal voor het beschermen van de mediavrijheid, inclusief journalistieke
vrijheid, onafhankelijkheid en pluralisme. De Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen
was gericht op het inpassen van het verbod op onrechtmatige inzet van binnendringingssoftware
in de nationale juridische kaders voor strafvervolging en nationale veiligheid. Zoals
aangegeven in de geannoteerde agenda van de OJCS-raad van 15 mei jl. is Nederland
terughoudend waar het gaat om verregaande harmonisatie op deze terreinen.2
Nationale veiligheid is in het EU-verdrag genoemd als verantwoordelijkheid van de
lidstaten. Mede op verzoek van Nederland is daarom gerealiseerd dat het verbod op
de inzet van binnendringingssoftware tegen journalisten de verantwoordelijkheid van
lidstaten op het gebied van nationale veiligheid onverlet laat. Het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens stellen daarvoor kaders. Nederland gaat zorgvuldig om met die verantwoordelijkheid.
Zo gaat de inzet van bevoegdheden in het kader van nationale veiligheid onder de Wet
op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 gepaard met stevige waarborgen zoals
onafhankelijk toezicht. Bovendien gelden er aanvullende waarborgen als Nederlandse
inlichtingen- en veiligheidsdiensten bijzondere bevoegdheden inzetten op een journalist
of advocaat.
Nederland heeft niet gepleit voor een uitzondering ten aanzien van inzet van binnendringingssoftware
door opsporingsdiensten. Waarborgen ten aanzien van de inzet van bevoegdheden ten
behoeve van opsporing en vervolging zijn geregeld in het Wetboek van Strafvordering.
Vraag 6
Waarom heeft het Zweeds EU-voorzitterschap gekozen om niet eerst in de OCJS-raad een
akkoord tussen de lidstaten te sluiten op dit voorstel, maar om dat op ambassadeursniveau
te doen?
Antwoord 6
Normaal gesproken vindt voorbereiding van besluiten in de Raad plaats in de raadswerkgroepen
en op ambassadeursniveau in COREPER. Het kan voorkomen dat al op ambassadeursniveau
een akkoord wordt bereikt op een voorstel. Dit is met name het geval wanneer er noodzaak
is om spoedig voortgang te bereiken op een dossier of reeds goed is afgestemd op COREPER-niveau.
Tijdens de pandemie is dit ook voorgekomen.
Het Zweeds EU-voorzitterschap had zich ten doen gesteld om tijdens de eigen voorzitterschapsperiode
tot een algemene oriëntatie te komen. Nederland steunde de Zweedse ambitie op dit
dossier. Het voorstel draagt namelijk bij aan een Europees antwoord op aanvallen die
onze mediavrijheid, rechtsstaat en democratie kunnen schaden.
Vraag 7
Kunt u toezeggen dat de Nederlandse regering zal voorstellen om het onderhandelingsmandaat
op de eerstvolgende OCJS-raad inhoudelijk te behandelen, in plaats van als hamerstuk
af te doen, en om daarbij bovenstaande zorgen alsnog te uiten?
Antwoord 7
Op 3 juli is uw Kamer geïnformeerd over de gevolgde procedure3. De compromistekst van het Voorzitterschap sluit aan bij de Nederlandse inzet op
het voorstel en daarom heeft Nederland ingestemd met deze tekst. Het vormt een goede
basis voor de onderhandelingen met het Europees parlement die hierna zullen plaatsvinden.
Het is van groot belang dat we op snelle wijze komen met een Europees antwoord op
aanvallen op onze mediavrijheid, rechtsstaat en democratie, onder andere door desinformatie
en andere vormen van hybride conflictvoering in het domein van media. Dat is het doel
van dit voorstel. Wij zien dan ook geen aanleiding om hier een andere positie in te
nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.