Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over het 'eindrapport onderzoek regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen'
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Ministers en de Staatssecretaris van Financiën over het «eindrapport onderzoek regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen» (ingezonden 23 juni 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede
namens de Ministers voor Rechtsbescherming en van Financiën en de Staatssecretaris
Financiën (ontvangen 12 september 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 3222.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de conclusie van het rapport dat kleine vrijwilligersorganisaties
20–30 wettelijke verplichtingen hebben en grote vrijwilligersorganisaties meer dan
100? Vindt u dit veel of weinig?1
Antwoord 1
In het rapport wordt bevestigd dat regeldruk, veroorzaakt door allerlei verschillende
wettelijke verplichtingen, een serieus probleem is voor veel vrijwilligersorganisaties.
Vrijwilligersorganisaties kunnen afhankelijk van hun omvang, activiteiten en organisatie
met diverse wettelijke verplichtingen te maken krijgen. Deze wettelijke verplichtingen
dragen bij aan verschillende maatschappelijk doelen, zoals het beschermen van privacy,
het waarborgen van veiligheid en het voorkomen van het gebruik van rechtspersonen
voor criminele doeleinden zoals witwassen en fraude. Echter kunnen vrijwilligersorganisaties
door de veelheid aan wettelijke verplichtingen een hoge mate van regeldruk ervaren.
Tevens gaat dit vaak van het maatschappelijke rendement van vrijwilligersorganisaties.
Dit is vanzelfsprekend niet de bedoeling. Het kabinet vindt het erg belangrijk om
de regeldruklasten bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen te
verminderen gezien de belangrijke maatschappelijke waarde in onze samenleving van
deze organisaties. Momenteel zijn we met de sector in gesprek om gezamenlijk uit te
werken hoe we opvolging kunnen geven aan de aanbevelingen uit het rapport om de ervaren
regeldruk te verminderen.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de conclusie dat niet altijd de verplichting op zich, maar de
complexiteit erachter regeldruk veroorzaakt? Welke stappen neemt u om deze complexiteit
te verminderen?
Antwoord 2
In het rapport komt duidelijk naar voren dat de ervaren regeldruk voor een groot deel
wordt veroorzaakt door gebrek aan capaciteit en expertise bij vrijwilligersorganisaties,
juist omdat zij werken met vrijwilligers. Voornamelijk kleinere organisaties ervaren
hogere regeldruk doordat zij vaak over minder capaciteit en expertise beschikken met
betrekking tot het voldoen aan wettelijke verplichtingen. In het rapport is beschreven
dat om juist voor de kleine vrijwilligersorganisaties de regeldruk te doen laten afnemen,
we enerzijds moeten inzetten op betere ondersteuning en anderzijds op vereenvoudiging
van specifieke verplichtingen. Zoals aangegeven ben ik in gesprek met de sector welke
aanbevelingen ik moet opvolgen om vrijwilligersorganisaties beter te ondersteunen.
Voor de aanpak van de individuele wettelijke verplichtingen waaruit de meeste regeldruk
voortkomt verwijs ik u naar de beantwoording van vragen 5 en 6.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de regeldruk voor vrijwilligersorganisaties flink kan worden
verminderd als een betere politieke afweging plaatsvindt over het doel van een verplichting
en de maatschappelijke bijdrage van vrijwilligersorganisaties? Zo ja, hoe gaat u die
balans weer terugbrengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ja, regeldruk voor vrijwilligersorganisaties kan worden verminderd als een betere
politieke afweging plaatsvindt. Sinds eind maart 2023 werkt de Rijksoverheid daarom
met het Beleidskompas. Het Beleidskompas is de centrale werkwijze voor het maken van
beleid bij de Rijksoverheid. Het biedt een verbeterde structuur aan beleidsmedewerkers,
wetgevingsjuristen en uitvoeringsorganisaties om in een aantal stappen beleid te ontwikkelen.
Bij elke stap wordt bijvoorbeeld bekeken welke belanghebbenden moeten worden betrokken.
Deze nieuwe werkwijze biedt bij elke stap daarbij praktische handreikingen, best practices en wijst op contactpersonen die kunnen helpen.
Binnen het Beleidskompas wordt daarmee expliciet aandacht gevraagd voor het vroegtijdig
betrekken van de belanghebbenden. Op deze manier wordt er in de toekomst rekening
gehouden met regeldrukgevolgen voor betrokken partijen, zoals vrijwilligersorganisaties.
Daarnaast ben ik zoals aangegeven met de sector en andere relevante betrokkenen, zoals
het Adviescollege College Regeldruk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG),
in gesprek om te onderzoeken welke oplossingsrichtingen verder kunnen bijdragen aan
regeldrukvermindering. De uitkomsten hiervan delen wij in december.
Vraag 4
Wat vindt u van de aanbeveling uit het rapport om te onderzoeken of met name kleine
vrijwilligersorganisaties kunnen worden uitgezonderd van wettelijke verplichtingen
als de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) of Wet ter voorkoming van witwassen
en financieren van terrorisme (Wwft)?
Antwoord 4
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht
banken en andere Wwft-instellingen onder andere tot het verrichten van cliëntenonderzoek.
Deze verplichting dient ertoe te voorkomen dat de dienstverlening van een Wwft-instelling
wordt gebruikt voor witwassen of terrorismefinanciering en houdt in dat Wwft-instellingen
bepaalde cliëntenonderzoeksmaatregelen dienen te treffen. Een Wwft-instelling dient
het cliëntenonderzoek risicogebaseerd in te richten. Het cliëntenonderzoek moet zijn
afgestemd op het risico op witwassen en terrorismefinanciering. De Wwft schrijft dan
ook niet (per geval) voor hoe het cliëntenonderzoek moet worden verricht, maar wel
tot welk resultaat het onderzoek moet leiden. Indien een klant weinig risico op witwassen
oplevert, dient het cliëntenonderzoek hierop afgestemd te worden. In de praktijk blijkt
echter dat de toepassing van de risicogebaseerde aanpak beter kan. Dit is ook één
van de conclusies van De Nederlandsche Bank (DNB) in haar rapport «Van herstel naar
balans».2 De Minister van Financiën constateerde ook dat de aanpak van witwassen in de praktijk
op sommige punten doorschiet. In de beleidsagenda aanpak witwassen maakt het kabinet
zich sterk voor een goede toepassing van de risicogebaseerde aanpak.3 In de voortgangsrapportage die de Minister van Financiën samen met de Minister van
Justitie en Veiligheid op 17 mei jl. naar uw Kamer heeft gestuurd, is aangegeven dat
er gesprekken worden gevoerd met verschillende sectoren die problemen ervaren met
toegang tot betalingsverkeer en de Wwft. Zo vinden er tussen de banken en non-profit
sector, gefaciliteerd door DNB, gesprekken plaats om de banken meer kennis te laten
vergaren over de sector om de risicogebaseerde aanpak te verbeteren. Enkele documenten
zijn hiervoor gereed, deze worden in september gepubliceerd. De Nederlandse Vereniging
van Banken (NVB) heeft laten weten dat dit de klantimpact moet verminderen.4 De Minister van Financiën vindt het positief dat de banken deze risicogebaseerde
benadering goed willen toepassen en ze gaat ervan uit dat dit tot daadwerkelijke lastenverlichting
zal leiden.
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) geldt voor iedereen die persoonsgegevens
verwerkt; voor zowel grote als kleine organisaties als voor overheden. Ook geldt de
AVG voor individuele personen die persoonsgegevens verwerken, tenzij sprake is van
zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteiten. Als de AVG van toepassing is,
moeten de daarin genoemde beginselen en voorwaarden aantoonbaar worden nageleefd.
Dit staat niet ter discussie en is evenmin iets dat de Nederlandse regering ter discussie
wil stellen. Uit artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
wordt de bescherming van persoonsgegevens erkend als grondrecht. De AVG heeft tot
doel kaders te stellen voor inbreuken op dat grondrecht. Vooral in een toenemend datagestuurde
samenleving met toenemende digitalisering is een duidelijk en consistent wettelijk
kader essentieel. Daarnaast kan worden opgemerkt dat de AVG een risicogestuurde benadering
kent, waarbij er rekening wordt gehouden met de complexiteit en omvang van de gegevensverwerking,
de gevoeligheid van de verwerkte gegevens en de vereiste beveiliging van de gegevens
die worden verwerkt. Wanneer een gegevensverwerkingsactiviteit bijzonder complex is
of wanneer het om een grote hoeveelheid gevoelige gegevens gaat, wordt van de organisatie
meer verwacht ten aanzien van technische en organisatorische maatregelen dan bij verwerkingen
die uitsluitend zien op accountgegevens van werknemers of klanten. Ook gelden voor
organisaties die minder dan 250 personen in dienst hebben soepelere regels voor het
bijhouden van een verwerkingsregister. Daarnaast biedt de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) een stappenplan voor het Midden- en Kleinbedrijf om te helpen bij het voldoen
van de AVG.
Vraag 5 en 6
Wilt u voor elk van de tien meest genoemde wettelijke verplichtingen apart ingaan
op het belemmerende karakter voor vrijwilligersorganisaties en de aanbevelingen van
het rapport per verplichting?
Wilt u voor de bij vraag 5 genoemde wettelijke verplichtingen aangeven wat u gaat
doen om belemmeringen weg te nemen en binnen welke termijn?
Antwoord 5 en 6
Algemene verordening gegevensbescherming (AVG): Het voldoen aan verplichtingen onder
de AVG;
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 4 staan belang en noodzaak van naleving van
de AVG buiten kijf. De AVG brengt verantwoordelijkheden met zich mee voor het verwerken
van persoonsgegevens en dwingt ertoe na te denken over bijvoorbeeld het doel en de
noodzaak om gegevens te verwerken, en om daar verantwoording over af te leggen. Dat
is soms lastig, maar het voorkomt wel dat persoonsgegevens naar believen worden gedeeld
en gecombineerd. En is daarmee een belangrijke waarborg voor de bescherming van de
privacy van mensen en staat niet ter discussie. Voor het uitzonderen van kleine vrijwilligersorganisaties
van wettelijke verplichtingen uit de AVG ziet de Minister voor Rechtsbescherming dan
ook geen ruimte. Als deze organisaties verwerkingsverantwoordelijke zijn en persoonsgegevens
verwerken, blijft de AVG dan ook van toepassing. Bovendien kunnen kleine organisaties
over zeer gevoelige persoonsgegevens beschikken. Dat de AVG van toepassing is, wil
overigens niet zeggen dat er bijna niets meer kan. Die gedachte werkt veelal verlammend
en dat is lang niet altijd nodig. Bovendien is in de toezichtspraktijk sprake van
evenredigheid en zal een organisatie die aantoonbaar haar best doet, niet meteen een
hoge boete opgelegd worden als er eens iets niet volgens de voorschriften verloopt.
Wanneer organisaties onzeker zijn of twijfelen, dan biedt de (website van de) AP in
het kader van haar voorlichtende taak veelal ondersteuning.
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft): Het vaststellen
en registreren van een uiteindelijk belanghebbende (UBO) bij de KvK;
Het belemmerende karakter volgens het onderzoek is dat het registreren van de UBO,
een verplichting onder de Wwft, veel tijd en energie kost voor vrijwilligersorganisaties.
De last lijkt te zitten in dat de klant zich dient in te schrijven bij het UBO-register
bij de Kamer van Koophandel. Daarnaast dient een bank, of andere Wwft-instelling,
de UBO te verifiëren bij bijvoorbeeld het openen van een bankrekening. Vrijwilligersorganisaties
ervaren regeldruk bij het vaststellen en laten verifiëren van een UBO omdat zij zowel
gegevens bij de KvK als bij de bank moeten aanleveren. De – brede – aanbeveling is
om bepaalde groepen van de Wwft uit te zonderen en de risicogebaseerde benadering
die de Wwft vraagt beter toe te passen. Daarbij wordt de risicogebaseerde benadering
door banken nog niet voldoende toegepast. Hier worden door de banken stappen ingezet
samen met de nonprofit-sector.5 Zie ook de antwoorden op vraag 4.
Ten aanzien van UBO-verificatie kan nog het volgende opgemerkt worden. De NVB heeft
voor de banken een standaard opgesteld die hen moet helpen bij het verifiëren van
de UBO. In die standaard staat aangegeven dat de bank voor laag en neutraal risico-scenario’s
de gegevens in het UBO-register kan gebruiken, verder is alleen een bevestiging van
de klant nodig. De NVB geeft aan dat dit moet betekenen dat de banken in het geval
van een laag of neutraal risico de cliënten minder vaak hoeven lastig te vallen.6 De Minister van Financiën gaat ervan uit dat dit ook tot lastenverlichting bij de
vrijwilligerssector zal leiden. Daarnaast wordt nu op Europees niveau onderhandeld
over het nieuwe anti-witwaspakket.7 In het eerste commissierapport, lijkt het Europees Parlement transparantie belangrijk
te vinden. In het Raadsakkoord heeft het kabinet kritisch gekeken naar wijzigingen
die eventueel gevolgen kunnen hebben voor de administratieve lasten voor onder andere
stichtingen en verenigingen. Daarbij dienen nut en noodzaak van de beoogde aanpassingen
duidelijk te zijn.8
Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR): Het (mogelijk) aanpassen van de statuten
op grond van de Wbtr;
De WBTR is op 1 juli 2021 in werking getreden en voorziet in maatregelen om de kwaliteit
van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen te verbeteren. De onderzoekers
geven aan dat hoewel de WBTR geen verplichtingen bevat voor verenigingen en stichtingen,
met name bij kleine vrijwilligersorganisaties misvattingen bestaan over het verplichtende
karakter van deze wet. Bovendien leeft het gevoel dat statutenwijzigingen noodzakelijk
zijn, waardoor in de praktijk toch regeldruk wordt ervaren. De voornaamste aanbeveling
van de onderzoekers op het terrein van de WBTR is om deze misvattingen weg te nemen
door te voorzien in informatie en communicatie over de WBTR, specifiek in wat dit
betekent voor vrijwilligersorganisaties, en bij deze voorlichting ook brancheorganisaties
te betrekken.
Wet Loonbelasting 1964: Het geven van vrijwilligersvergoedingen;
De vrijwilligersregeling in de loonbelasting vormt een administratieve lastenverlichting
voor vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers. Zonder deze regeling zou voor iedere
vergoeding van zakelijke kosten die een vrijwilliger maakt in het kader van zijn vrijwilligerswerkzaamheden
betalingsbewijzen overlegd moeten worden en de zakelijkheid moeten worden aangetoond.
Om deze administratieve last te voorkomen wordt, mits er geen sprake is van beroepsmatig
verrichte arbeid, voor vergoedingen betaald aan een kwalificerende vrijwilliger aangenomen
dat tot een bedrag van € 1.900 per jaar en € 190 per maand (bedragen 2023) sprake
is van een kostenvergoeding. Indien de vergoeding onder deze grensbedragen blijft
is er geen sprake van loon en hoeft er dus ook geen inhouding van loonbelasting plaats
te vinden. Indien een vrijwilliger aantoonbaar hogere kosten heeft dan de grensbedragen,
dan kunnen de hogere werkelijke kosten onbelast vergoed worden. Het wegnemen van de
forfaitaire kostenvergoedingsregeling in de loonbelasting zou leiden tot een aanzienlijke
stijging van administratieve lasten en zou derhalve niet in het belang van de vrijwilliger
en de vrijwilligersorganisatie werken. De vrijgestelde vrijwilligersvergoeding in
de loon- en inkomstenbelasting wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de Tabelcorrectiefactor
(TCF) om op die manier aan te sluiten bij kostenstijgingen. Door de hoge TCF wordt
de vrijwilligersvergoeding door de indexatie komend jaar verhoogd naar € 2.100 per
jaar en € 210 per maand.
Wet arbeidsmarkt in balans (Wab): Het verplicht aanbieden van een vast contract na
3 aaneengesloten jaarcontracten;
Met betrekking tot de ketenbepaling (de verplichting om na 3 tijdelijke contracten
in 3 jaar een vast contract aan te bieden als er doorgewerkt wordt) kunnen organisatie
belemmeringen ervaren als zij geen vast contract kunnen aanbieden na een periode van
drie jaar. Dat betekent dat amateurtrainers, -scheidsrechters en -spelers zes aaneengesloten
maanden geen contract mogen hebben, voordat zij weer terug kunnen keren op tijdelijke
basis. Daarnaast krijgen organisaties met hogere kosten te maken, omdat de WW-premie
hoger is voor flexibele contracten. Tot slot krijgen vrijwilligers, die het dagelijks
bestuur van de vereniging vormen als zij werknemers aannemen te maken met personeelszaken.
Zij hebben vaak beperkte capaciteit en kennis om dit goed vorm te geven.
Deze verplichting is alleen van toepassing op arbeidscontracten, niet op vrijwilligerswerk.
Een vrijwilligersorganisatie kan een regulier werkgever zijn, waaraan wettelijke verplichtingen
verbonden zijn. Het is inherent dat men bij het aannemen van werknemers te maken krijgen
met personeelszaken en de wettelijke rechten die werknemers hebben.
De «ketenregeling» is inmiddels uitgebreid, waardoor vrijwilligersorganisaties en
filantropische instellingen met werknemers (volgens de wet werkgevers) nu drie tijdelijke
contracten in maximaal drie jaar kunnen aangaan alvorens een contract voor onbepaalde
tijd. Dit was voorheen twee jaar. Hierdoor kunnen vrijwilligers langer achter elkaar
in dienst blijven bij hun vrijwilligersorganisatie of filantropische instellingen
dan voorheen. Het kabinet is niet voornemens om voor wat betreft regelgeving rond
arbeidscontracten voor organisaties die regulier werkgever en die ook met vrijwilligers
werken zijn een uitzondering te maken. De werknemers die bij deze organisaties werken
verdienen immers ook de reguliere arbeidsrechtelijke bescherming.
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake Rijksbelastingen: Het aanvragen van de ANBI-status;
Het aanvragen van de ANBI-status blijkt met name voor kleine organisaties met enkel
vrijwilligers een oorzaak van regeldruk te zijn. Dit komt door de hoge tijdsbesteding
en het gebrek aan voorlichting over de kosten en baten van de ANBI-status, aldus het
rapport. In de onderzoeksperiode hebben zich verschillende (positieve) ontwikkelingen
voorgedaan. Allereerst is het sinds medio februari van dit jaar mogelijk om de ANBI-beschikking
digitaal aan te vragen, hetgeen een belangrijke vereenvoudiging in het aanvraagproces
betekent. Daarnaast is in april het online ANBI-loket van de Belastingdienst live
gegaan. Dit loket is bedoeld voor kleine en middelgrote aanvragers van een ANBI-status
die behoefte hebben aan praktische uitleg over het opzetten van een ANBI en de eisen
die daaraan worden gesteld. Bezoekers van de website kunnen bovendien via het loket
contact opnemen met deskundigen. In het rapport wordt de aanbeveling gedaan om met
groepsbeschikkingen te werken. Door groepen op basis van bepaalde kenmerken een groepsbeschikking
ANBI te geven, zou de regeldruk moeten afnemen. Of dat wenselijk en mogelijk is, zal
worden meegenomen in de evaluatie naar de ANBI-regeling voorzien in 2024.
Alcoholwet: Het houden van toezicht op het alcohol- en rookverbod;
Uit het rapport blijkt dat vrijwilligers moeite hebben met de naleving van de leeftijdsgrens
bij de verkoop van alcohol en het handhaven van het rookverbod. Vrijwilligers ervaren
problemen met het aanspreken van aanwezigen op hun gedrag en handhaving van de leeftijdsgrens.
Het rapport stelt dat toezicht zich beter kan richten op de gebruiker, in plaats van
op de vrijwilliger die de normen moet handhaven. Ook is betere ondersteuning gewenst,
met onder andere de aanwezigheid van toezichthouders, voorlichtingsavonden en trainingen.
Om vrijwilligers van sportverenigingen beter te ondersteunen bij het naleven van de
Alcoholwet is samen met NOC*NSF een e-learning over het verantwoord verstrekken van
alcohol ontwikkeld. Daarnaast is in het kader van de NIX18-campagne een toolkit met
hulpmaterialen beschikbaar gesteld. Op deze manier worden vrijwilligers van sportverenigingen
geholpen bij het naleven van de leeftijdsgrens bij de verkoop van alcohol. Daarnaast
zijn de regels voor de gebruiker twee jaar geleden aangescherpt. Volwassenen zijn
sindsdien ook strafbaar als zij in de publieke ruimte alcohol doorgeven aan een minderjarige.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het houden van toezicht op de naleving van de
Alcoholwet door paracommerciële instellingen. Gemeenten, GGD’en, zorgverzekeraars en het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport hebben dit jaar het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) gesloten.
In het akkoord is opgenomen dat gemeenten zich inspannen om de beginselplicht tot
handhaving zo goed mogelijk uit te voeren en het bereik van de handhaving te optimaliseren.
Ook zijn er diverse projecten in gang gezet die gericht zijn op het verbeteren van
de handhaving door gemeenten of de naleving door verstrekkers. De Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport probeert de belemmeringen weg te nemen door
elke twee jaar onderzoek te doen naar de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop
van alcohol door verschillende verkoopkanalen.
Het aanvragen en verantwoorden van subsidies;
Een groot deel van de vrijwilligersorganisaties maakt gebruik van subsidies op rijks-,
provinciaal of gemeentelijk niveau. Subsidiebeleid verschilt per (mede)overheid en
subsidieregelingen liggen vast in zowel rijks-, provinciale als gemeentelijke wet-
en regelgeving. Het aanvragen van subsidies wordt als complex en tijdrovend ervaren
vanwege de grote hoeveelheid documenten waar de organisatie kennis van moeten nemen.
Daarnaast is het verantwoorden van de subsidie tijdrovend; kleinere subsidies zijn
tot een bepaald bedrag nog verantwoordingsvrij, maar bij grotere subsidies is sprake
van diverse verantwoordingseisen (bijvoorbeeld een accountantsverklaring). Organisaties
die afhankelijk zijn van subsidie en beperkte eigen middelen hebben, zitten bovendien
gedurende het lange proces van aanvraag tot beschikking in financiële onzekerheid.
Aangezien meerdere lagen van de overheidsorganisatie betrokken zijn bij het verlenen,
monitoren en vaststellen van de subsidie, kan dit een lange doorlooptijd betekenen.
Om subsidieaanvragen en verantwoordingen te vereenvoudigen zijn er vanuit het Rijk,
IPO en VNG al diverse acties geweest. Zo hanteren diverse overheden (Rijk en provincie)
al een verantwoordingsvrij deel bij subsidies (tot € 25.000). In het Model Algemene
Subsidie-verordening zijn ook richtlijnen voor verantwoordingsvrij delen van subsidie
opgenomen voor gemeenten (Model ASV 2013 art. 13 t/m 16). Om de verplichting te vereenvoudigen
wordt in het rapport de aanbeveling gedaan om te onderzoeken voor welke subsidies
het mogelijk is om deze te verlenen op basis van een gesprek (zoals in de WMO), in
plaats van op papier. De VNG deelt al goede voorbeelden hoe het aanvraag- en verantwoordingsproces
vereenvoudigd kan worden.
Het organiseren van een groot evenement en lokale vergunningen die hiervoor nodig
zijn;
Het organiseren van een evenement gaat gepaard met diverse activiteiten, waar verschillende
wet- en regelgeving van toepassing zijn. Het gaat bijvoorbeeld om het aanvragen van
een aantal vergunningen en ontheffingen, het aanvragen en verantwoorden van subsidie
en het behalen van een verklaring sociale hygiëne. Het doel hiervan is om evenementen
veilig te laten verlopen. Het belemmerende karakter bij het organiseren van een evenement
is dat er grote mate van onduidelijkheid is bij het aanvragen van meerdere vergunningen
en subsidies, plus de noodzakelijke ervaring die het vergt om dit goed te doen. We
zijn in gesprek met VNG hoe deze verplichting kan worden verlicht. In december kom
ik hierop terug.
Vraag 7
Waarom verschuilt u zich in uw eerste reactie achter Europese wet- en regelgeving
die moeilijk te veranderen zou zijn, terwijl Nederland als lidstaat van de Europese
Unie voorstellen kan doen ter vermindering van de regeldruk op EU-niveau? Deelt u
de mening dat dit niet getuigt van politieke moed en empathie richting vrijwilligersorganisaties?
Antwoord 7
In onze beleidsreactie gaan wij in op het feit dat zowel Nederlandse als Europese
wettelijke verplichtingen met belangrijke redenen zijn vastgesteld. Het is niet zonder
meer mogelijk om specifiek regels en wetten te schrappen voor vrijwilligersorganisaties.
Wij zijn in gesprek met verschillende stakeholders, waaronder de verantwoordelijke
departementen, VNG en de sector, om te kijken waar wetten en regels en/of de uitvoering
daarvan vereenvoudigd zouden kunnen worden.
Vraag 8
Bent u bereid om in de EU voorstellen te doen om alle bestaande regelgeving met impact
op vrijwilligersorganisaties beter te laten aansluiten bij de leefwereld van vrijwilligers
en verenigingen in Nederland?
Antwoord 8
Wij onderzoeken waar vrijwilligersorganisaties beter ondersteund kunnen worden en
waar regelgeving aangepast zou moeten worden om dit beter te laten aansluiten bij
de leefwereld van vrijwilligers. Dit moeten we vanzelfsprekend weloverwogen doen.
Als hier veelbelovende voorstellen uit voort komen, zijn we zeker bereid om in de
EU voorstellen te doen.
Vraag 9
Bent u bereid om in de EU bij nieuwe regelgeving altijd het belang van vrijwilligersorganisaties
naar voren te brengen en te vechten tegen toenemende regeldruk voor het cement van
onze samenleving?
Antwoord 9
Het is de afspraak dat bij Europese regelgeving in beginsel een impact assessment
wordt uitgevoerd. Een onderdeel daarvan is het in beeld brengen van de gevolgen voor
de regeldruk voor bedrijven en burgers. Vrijwilligers(organisaties) maken van deze
laatste doelgroep deel uit. In principe wordt op Europees niveau daarmee ook naar
de regeldruk voor vrijwilligers gekeken. Een concept van een Europese regelgeving
wordt door het departement een Beoordeling van Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)-fiche
gemaakt. Daarmee wordt het standpunt van het kabinet over deze regelgeving voorbereid.
De regeldrukgevolgen maken onderdeel uit van de BNC-fiche en wegen dus mee in de standpuntbepaling
van het kabinet.
Vraag 10
Bent u bereid om alle aanbevelingen uit het rapport onverkort over te nemen? Zo nee,
wilt u per aanbeveling onderbouwen waarom u deze niet overneemt?
Antwoord 10
Op dit moment zijn wij in dialoog met verschillende partijen over de aanbevelingen
van het rapport. Zoals aangegeven in de beleidsreactie komen we in december terug
met een uitgebreide en inhoudelijke reactie waar we ingaan op welke aanbevelingen
we overnemen.
Vraag 11
Hoe is de verantwoordelijkheid voor al het beleid dat vrijwilligersorganisaties raakt
precies verdeeld tussen de departementen? Welk departement is beleidsverantwoordelijk
voor welke regelgeving? Welk departement voert de regie hierover?
Antwoord 11
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is coördinerend departement
met betrekking tot het vrijwilligerswerkbeleid en het Ministerie van Justitie en Veiligheid
(JenV) is coördinerend departement met betrekking tot filantropie. Voor individuele
wettelijke verplichtingen zijn verschillende departementen verantwoordelijk. In het
rapport is hierover een inzichtelijke tabel opgenomen.9
De verschillende departementen voeren zelf regie over de individuele wettelijke verplichtingen.
Het Ministerie van VWS en JenV borgen de samenhang met betrekking tot regeldruk bij
vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen.
Vraag 12
Wilt u er naar aanleiding van dit rapport voor zorgen dat alle departementen rapporteren
aan de regievoerende bewindspersoon over de stappen die zij nemen om de regeldruk
voor vrijwilligersorganisaties te verminderen en de Tweede Kamer hierover periodiek
informeren?
Antwoord 12
We werken momenteel de opvolging van het rapport uit. In december komen we hierop
terug. We zullen dan ook ingaan op hoe we in de toekomst zullen rapporteren aan de
Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.