Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het artikel ‘Zeven boeren op Schiermonnikoog hebben een deel van hun koeien weggedaan, en lopen zo op de troepen vooruit’
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het artikel «Zeven boeren op Schiermonnikoog hebben een deel van hun koeien weggedaan, en lopen zo op de troepen vooruit» (ingezonden 13 juli 2023).
Antwoord van Minister van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 5 september
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3275
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Zeven boeren op Schiermonnikoog hebben een deel van
hun koeien weggedaan, en lopen zo op de troepen vooruit»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met de in juli gepubliceerde meetgegevens op Schiermonnikoog van het «Meetnet Ammoniak Nederland»?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u aangeven wat de exacte reductie van vee is geweest op welke data, oftewel;
op welk peilmoment was er sprake van een reductie van melkvee van bijna 40 procent
op Schiermonnikoog? Kunt u het verloop in een tabel uiteenzetten?
Antwoord 3
Het aantal melkkoeien op het eiland is afgenomen van 606 naar 375. Op 31 december
2021 werd het streefaantal van 375 melkkoeien bereikt. Er is geen overzicht beschikbaar
van de exacte realisatie van de afbouw.
Vraag 4
Hoe verklaart u dat de gemeten concentratie op Schiermonnikoog is gestegen, terwijl
de – volgens het huidige beleidsmodel – belangrijkste bron van ammoniak op Schiermonnikoog
zo significant is gereduceerd?
Antwoord 4
Er zijn veel bronnen die van invloed kunnen zijn op de gemeten ammoniakconcentraties.
De bijdrage aan de concentraties verder weg van de boerderijen op Schiermonnikoog
is beperkt en wordt sterker beïnvloed door bronnen op het vaste land. Dit maakt dat
een reductie op die meetpunten moeilijker waarneembaar zal zijn.
De variatie in de ammoniakconcentraties wordt mede bepaald door weersomstandigheden.
De variatie van jaar tot jaar kan hierdoor enkele tientallen procenten bedragen. De
concentraties kunnen dus hoger of lager zijn dan een voorgaand jaar puur door de weersomstandigheden.
Dit is zeer waarschijnlijk de reden dat een reductie nog niet waargenomen kan worden.
Vraag 5
Hoeveel gemeenschapsgeld is ingezet om de veestapel op Schiermonnikoog te reduceren?
Antwoord 5
Binnen de GLB-pilot Biodivers Boeren op Schiermonnikoog werken de boeren samen aan
een natuurvriendelijke bedrijfsvoering, passend bij het eiland, met een nieuw verdienmodel
door middel van een eigen zuivelcoöperatie en de inzet van organische reststoffen
op het eiland. Naast de reductie van vee voeren de boeren beheermaatregelen uit. Deze
pilot wordt gezien als een inspirerend voorbeeld, waarbij het leren uit deze praktijk
belangrijk is voor de transitie van de landbouw. Er wordt via het GLB een bijdrage
van 1,7 miljoen euro uitgekeerd.
Vraag 6
Als het reduceren van vee met zo’n groot percentage, op een plek waar dat de belangrijkste
bron van stikstofdepositie is, geen significant effect laat zien op de stikstofconcentraties
en berekende depositie (sterker nog, er is een stijging ten opzichte van 2021) kunnen
we dan concluderen dat het reduceren van vee als doel geen doelmatige besteding van
gemeenschapsgeld is?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 4: het effect op de stikstofdepositie kan nog niet waargenomen
worden aan de hand van buitenluchtmetingen. Daarvoor zijn metingen over een langere
periode nodig om een verandering ten gevolge van gewijzigde emissies te kunnen onderscheiden.
Die conclusie kan dus niet getrokken worden op basis van deze metingen.
Vraag 7
Klopt het dat de trend op Schiermonnikoog, net als in voorgaande jaren, nagenoeg even
sterk correleert met de buureilanden? Zo ja, wat zegt dat?
Antwoord 7
De ammoniakconcentratie op een plaats wordt bepaald door de bijdrage van lokale bronnen
(op de eilanden) en van bronnen die verder weg (op het vaste land en op zee) liggen.
Voor Schiermonnikoog en de buureilanden is de bijdrage van het vaste land min of meer
gelijk. De lokale bijdrage kan uiteraard variëren van eiland tot eiland, maar de ontwikkeling
in de bijdrage wordt beïnvloed door het weer (zie ook het antwoord op vraag 4) en
deze invloed is voor Schiermonnikoog en de buureilanden min of meer gelijk.
Vraag 8
Wat was de verwachte depositiereductie die ten grondslag lag aan het uitgevoerde plan
om de veestapel op Schiermonnikoog met het gereduceerde aantal terug te brengen?
Antwoord 8
De geschatte reductie in emissies afkomstig van de boerderijen was 37%. De depositie
afkomstig van die specifieke bronnen op de nabijgelegen natuur (dus niet de totale
depositie van alle bronnen), zou daardoor naar verwachting met een ongeveer gelijk
percentage afnemen.
Vraag 9
Kunt u de berekeningen delen die ten grondslag lagen aan deze reductie?
Antwoord 9
De berekeningen in de haalbaarheidsstudie kunt u online raadplegen.2
Vraag 10
Heeft u rekening gehouden met dit scenario? Wat zijn de afgesproken consequenties
mocht de reductie van vee niet het gewenste effect sorteren?
Antwoord 10
Het totaal van de emissies moet omlaag, in alle sectoren. De doelstelling voor de
agrarische sector, mobiliteit en industrie zijn bekend. Deze emissiereducties moeten,
samen met andere maatregelen, zorgen voor het behalen van de instandhoudingsdoelen
Natura 2000. Indien de reducties achterblijven bij de doelstelling zal er gekeken
moeten worden naar aanvullend beleid.
Vraag 11
Welke conclusies verbindt u aan het modelmatig berekenen van de relatie tussen stikstofemissie,
-concentratie en -depositie aan de hand van de casus op Schiermonnikoog?
Antwoord 11
Deze specifieke situatie op Schiermonnikoog is niet geschikt om de volledige meet-
en rekenmethodiek van het stikstofdossier mee te vergelijken. De bestaande methodiek
wordt al decennialang toegepast en wetenschappelijk geoptimaliseerd door het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Er is geen reden om aan die methodiek te twijfelen.
Wel werkt het RIVM continu aan de doorontwikkeling van de modellen en metingen.
Vraag 12
Heeft dit ook consequenties voor de aanpak piekbelasters?
Antwoord 12
Zoals aangegeven in voorgaande antwoorden is deze specifieke situatie niet toonaangevend
voor de meet- en rekenmethodiek die in het stikstofdossier wordt toegepast. Om die
reden zijn er geen consequenties voor de bestaande aanpak, waaronder de aanpak piekbelasting.
Vraag 13
Zo nee, kunt u uitleggen waarom in die aanpak een emissiereductie op plaats «x» wél
de beoogde depositiereductie op plaats «y» teweeg zou brengen?
Antwoord 13
Berekeningen voor de bijdrage van een emissiebron aan de concentratie en depositie
worden altijd uitgevoerd met gemiddelde meteorologische omstandigheden. In deze berekeningen
zal een emissiereductie altijd leiden tot een reductie in de concentratie en depositie.
Vraag 14
Bent u bereid de basis voor het stikstofbeleid te herzien?
Antwoord 14
Zoals ook aangegeven in de eerdere antwoorden zie ik hier geen reden toe.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.