Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over Bedreigd maritiem erfgoed
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over bedreigd maritiem erfgoed (ingezonden 12 juli 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Uslu (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 september
2023).
Vraag 1
Heeft u de media-aandacht voor het zeventiende-eeuwse scheepswrak «Burgzand Noord
9», beter bekend als Het Palmhoutwrak, gevolgd1? Zo ja, wat vindt u van deze casus?
Antwoord 1
Ik vermoed dat u mij vraagt naar scheepswrak «Burgzand Noord 17», het zogenaamde Palmhoutwrak
waarover de documentaire De jurk en het scheepswrak is gemaakt. Ik heb deze casus inderdaad gevolgd. De bijzondere vondsten die zijn
opgedoken zijn prachtig. Helaas is er een schaduwzijde: het materiaal is zonder opgravingsvergunning,
en daarmee illegaal, geborgen. Dit plaatste de betrokken overheden voor een dilemma.
Uiteindelijk zijn er met de duikers afspraken gemaakt over het alsnog melden van vondsten
en over toekomstig handelen. Ook zijn alle bij de overheid bekende vondsten door de
duikers overgedragen aan de provincie Noord-Holland.
Het zomaar leeghalen van wrakken is geen wenselijke manier om ons cultureel erfgoed
onderwater te beheren. Het is dan ook ten strengste verboden. Net als voor alle andere
soorten archeologische vindplaatsen, geldt voor scheepswrakken bescherming in situ (op de plaats zelf) als uitgangspunt. Dit vanuit de gedachte dat archeologische vondsten
al eeuwen goed bewaard zijn gebleven in de (water)bodem en ze – door ze daar in te
laten zitten – beschikbaar blijven als bron van kennis over het verleden. De generaties
die na ons komen, kunnen ze dan bestuderen vanuit nieuwe inzichten, met nieuwe vragen
en betere onderzoekstechnieken. Wanneer behoud in situ niet mogelijk is, kan worden besloten een locatie op te graven, met inachtneming
van de daartoe opgestelde kwaliteitseisen en certificeringsplicht. Dit is bijvoorbeeld
het geval bij scheepswrak Burgzand Noord 9, waar onderwaterarcheologen van de Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed (RCE) deze zomer onderzoek deden.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat maritiem erfgoed zoals Het Palmhoutwrak unieke kansen biedt
om bestaande kennis over het maritieme verleden te verdiepen en uit te breiden?
Antwoord 2
Cultureel erfgoed onder water biedt inderdaad unieke kansen om meer te weten te komen
over ons verleden. We zijn gezegend met een rijk maritiem erfgoed, dat ook nog eens
zeer goed bewaard is gebleven. De RCE beschikt over een database met circa 60.000
punten waar zich «iets» onder water bevindt. Zeker 3000 van die punten zijn scheepswrakken,
maar het gaat ook om andere waardevolle elementen zoals verdronken dorpen en restanten
van waterwerken als bruggen en sluizen. Het Palmhoutwrak laat duidelijk zien hoe goed
dit soort erfgoed in Nederland bewaard is gebleven. Om meer zicht te krijgen op de
mogelijkheden die deze vindplaats biedt om onze kennis over het verleden uit te breiden,
heb ik aan de RCE gevraagd om komend jaar een nadere verkenning uit te voeren naar
het wrak.
Vraag 3
Wat is de huidige staat van het Nederlandse maritieme erfgoedonderzoek, vergeleken
met bijvoorbeeld Groot Brittannië en Zweden? Welke maatregelen worden genomen om te
voorkomen dat maritiem erfgoed voorgoed verloren gaat door natuurlijke oorzaken en
menselijk ingrijpen? Zijn deze maatregelen naar uw oordeel voldoende om dit erfgoed
voor nu en voor toekomstige generaties te behouden?
Antwoord 3
Naar aanleiding van de evaluatie van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ)2 is – sinds 2012 – door mijn voorgangers en mijzelf extra geïnvesteerd in het beheer
van cultureel erfgoed onderwater. Het doel is ervoor te zorgen dat zo min mogelijk
maritiem erfgoed ongezien verloren gaat. Inmiddels is het niveau van de zorg voor
dit erfgoed grotendeels op hetzelfde niveau als dat van de landarcheologie en behoort
Nederland tot de toonaangevende landen op het gebied van maritiem erfgoedbeheer. In
de samenwerking met andere landen, zoals Groot Brittannië en Zweden, opereren we op
gelijkwaardig niveau.
Sinds 2012 zijn via de RCE diverse programma’s uitgevoerd die hieraan hebben bijgedragen.
Deze hebben in 2021 een structureel vervolg gekregen. De RCE beschikt nu over een
jaarlijks werkbudget van € 1,5 miljoen voor het beheer van erfgoed in de Nederlandse
wateren en daarbuiten. Ons maritieme erfgoed heeft namelijk ook een sterke internationale
component: Nederlandse schepen zijn op diverse plekken ter wereld vergaan. Om het
erfgoed dat zich buiten de territoriale wateren bevindt beter te beschermen, werk
ik bovendien aan de ratificatie van het Unesco verdrag ter bescherming van cultureel
erfgoed onderwater.
Verder zijn de contacten met de Kustwacht geïntensiveerd, is het opgravingsverbod
in de Erfgoedwet aangescherpt en heeft de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed
extra capaciteit gekregen voor haar toezichtstaken. Dit alles maakt het beter mogelijk
om te handhaven op schendingen van het opgravingsverbod onder water.
Tot slot zal de zorg voor ons maritieme erfgoed ervan profiteren wanneer vrijwilligers
(sportduikers) een grotere bijdrage kunnen leveren. Hiertoe wordt het Besluit Erfgoedwet
archeologie aangepast. Er komt een mogelijkheid om maritieme vrijwilligers ontheffing
te verlenen van de certificeringsplicht voor het doen van archeologische opgravingen.
Zo kunnen zij kleinere onderzoekshandelingen uitvoeren, waarmee informatie kan worden
verzameld over maritieme vindplaatsen. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat vooraf
toestemming is gevraagd. Een volledige opgraving zal altijd door deskundige professionals
moeten gebeuren.
Vraag 4
Wat is de stand van zaken rond het opzetten van een maritiem archeologisch onderzoeksinstituut
onder het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ)?
Antwoord 4
Het idee om een zogenaamde «Blue academie» op te richten onder het NIOZ is afkomstig
van een groep mensen die zich sterk verbonden voelt met (de maritieme archeologie
rondom) Texel. Vanuit de rijksoverheid worden er geen stappen gezet met betrekking
tot dit idee. Ik heb de maritieme erfgoedzorg belegd bij de RCE. Deze beschikt over
een onderzoeksteam van maritiem archeologen, dat als taak heeft om het onderwatererfgoed
te monitoren, beschermen en onderzoeken. Zij dragen ook zorg voor het opbouwen en
delen van kennis over maritiem erfgoed en onderhouden nauwe contacten met professionele
partijen en vrijwilligersorganisaties zoals de LWAOW (de Landelijke Werkgroep Archeologie
Onder water). Graag benoem ik ook dat aan de Universiteit Leiden in juli 2022 een
Bijzonder hoogleraar voor Onderwaterarcheologie en Maritiem erfgoedbeheer is aangesteld.
Vraag 5
Hoeveel budget is beschikbaar voor het in situ beschermen van maritiem erfgoed? En hoeveel geld is beschikbaar voor het bergen,
conserveren, restaureren, onderzoeken en tentoonstellen van maritiem erfgoed? Hoeveel
budget is naar uw inschatting nodig om het thans bekende en in kaart gebrachte maritiem
erfgoed naar de huidige maatstaven het best te bewaren?
Antwoord 5
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 3. De RCE beschikt over een jaarlijks werkbudget
van € 1,5 miljoen voor het beheer van maritiem erfgoed. Binnen dit budget zijn geen
bedragen toegewezen aan de diverse onderdelen van dit beheer, zoals in situ bescherming of onderzoek. Daarnaast draag ik bij aan het Nationaal Scheepsarcheologisch
depot Batavialand. Daar bevinden zich faciliteiten voor de conservering en restauratie
van grotere maritieme archeologische vondsten. Ook beheert Batavialand de maritiem
archeologische rijkscollectie.
De genoemde € 1,5 miljoen per jaar is toereikend om het belangrijkste bekende maritieme
erfgoed doorlopend te monitoren en daarmee in situ te bewaren. Wanneer uit deze monitoring blijkt dat een bijzonder scheepswrak – bijvoorbeeld
door erosie – verloren dreigt te gaan, kan dit enkel worden bewaard via het uitvoeren
van een opgraving. Daarvoor is het werkbudget van de RCE niet toereikend. In een dergelijk
geval zal moeten worden onderzocht of incidenteel budget kan worden vrijgemaakt. In
het verleden is dit bijvoorbeeld gebeurd in het geval van de opgraving van het VOC-schip
de Rooswijk (voor de kust van Engeland).
Het Rijk is overigens niet de enige partij die zich richt op maritieme archeologie.
Ook verscheidene gemeentes en provincies spannen zich in voor maritiem erfgoed en
stellen daar geld voor beschikbaar. Daarnaast worden diverse initiatieven ondernomen
door musea en onderzoeksinstellingen zoals universiteiten. Zij kunnen daarbij aanspraak
maken op (regionale en nationale) fondsen. Zo kunnen voor grootschalige publiekspresentaties
op het gebied van (onderwater)archeologie bijvoorbeeld aanvragen worden ingediend
bij het Mondriaanfonds. De restauratie van de Romeinse Zwammerdamschepen is via deze
weg mogelijk gemaakt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.