Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de reactie op de initiatiefnota van de leden Van der Plas en Eppink 'Snel weg uit de stikstofcrisis' (Kamerstuk 36296-3)
36 296 Initiatiefnota van de leden Van der Plas en Eppink «Snel weg uit de stikstofcrisis»
Nr. 4
                   LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
            
Vastgesteld 31 augustus 2023
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
                  voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief
                  van 17 mei 203 inzake de reactie op de initiatiefnota van de leden Van der Plas en
                  Eppink «Snel weg uit de stikstofcrisis» (Kamerstuk 36 296, nr. 3).
               
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 augustus 2023. Vragen en
                  antwoorden zijn hierna afgedrukt.
               
De voorzitter van de commissie, Amhaouch
Adjunct-griffier van de commissie, Dekker
1
Klopt het dat met de voorstellen uit de initiatiefnota (Kamerstuk 36 296, nr. 2) niet wordt voldaan aan de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR)? Wat zullen de consequenties
                     zijn als deze voorstellen toch op korte termijn zouden worden doorgevoerd?
                  
Antwoord
Dat klopt ten aanzien van de voorstellen om de toestemmingverlening te vereenvoudigen.
                     Als deze voorstellen toch zouden worden doorgevoerd, dan zullen besluiten tot verlening
                     van natuurvergunningen waarin gebruik is gemaakt van deze versoepelingen niet goed
                     onderbouwd zijn. Het is dan te verwachten dat belanghebbenden die beroep instellen
                     tegen de afgegeven vergunningen bij de bestuursrechter in het gelijk worden gesteld.
                     In zulke gevallen betekent dat, dat die besluiten worden vernietigd, omdat de onderbouwing
                     van die vergunningen onvoldoende zekerheid biedt voor het uitblijven van aantasting
                     van de relevante natuurwaarden. Het plan of project kan dan geen doorgang vinden.
                  
2
Welke organisaties en/of personen heeft u uitgenodigd voor een gesprek over het eventueel
                     vervangen van de kritische depositiewaarde (KDW) als doelstelling en met welke organisaties
                     bent u daarover (nog) in gesprek? Wanneer is dit onderzoek begonnen en wanneer verwacht
                     u een conclusie te kunnen trekken?
                  
Antwoord
De start van de verkenning was een open traject voor provincies, landbouw- en natuurorganisaties
                     om bij aan te sluiten. Tijdens de kick-off van dit traject (medio februari), is aan
                     alle aanwezige partijen gevraagd om vertegenwoordigers aan te dragen voor de werkgroep
                     die met de (beoordeling van) alternatieven aan de slag wilden gaan. Aan deze werkgroep
                     nemen deel: IPO, MOB/Vereniging Leefmilieu te Nijmegen, Agractie Nederland, B-Ware,
                     Vogelbescherming, Natuurmonumenten, Federatie Particulier Grondbezit, Nederlandse
                     Melkveehouders Vakbond, Staatsbosbeheer en LNV.
                  
3
Klopt het dat wanneer de KDW eventueel zou worden vervangen als doelstelling uit de
                     Wet natuurbescherming (Wnb) dit niet wegneemt dat bij het verlenen van natuurvergunningen
                     nog steeds zal worden getoetst aan de KDW? Waarom wel of waarom niet?
                  
Antwoord
Dat klopt. De omgevingswaarden in de wet worden niet gebruikt voor de toetsing bij
                     toestemmingverlening. Hiervoor zullen de (internationaal gereviewde) KDW’s gebruikt
                     blijven worden, om te bepalen wanneer een risico bestaat dat de kwaliteit van natuurlijke
                     habitattypen of leefgebieden van soorten (habitats) wordt aangetast als gevolg van
                     de verzurende en/of vermestende invloed door de stikstofuitstoot van een plan of project.
                     Daarvoor moet de best beschikbare wetenschappelijke kennis worden gebruikt en dat
                     is sinds jaar en dag de KDW. Een alternatief voor de formulering van de doelstelling
                     in de wet verandert niets aan de juridische verplichtingen ten aanzien van toestemmingverlening.
                  
4
Klopt het dat alle natuurvergunningen die momenteel in omloop zijn, zijn gebaseerd
                     op een berekening in relatie tot een KDW van een habitattype? Klopt het dat wanneer
                     de toestemmingverlening geen gebruik meer zou maken van de KDW, al deze vergunningen
                     geen juridische grond meer hebben en dus opnieuw zouden moeten worden beoordeeld?
                     Zo nee, hoe zit het dan?
                  
Antwoord
Nee, een natuurtoestemming ziet altijd op het toestaan van een activiteit, waarbij
                     getoetst wordt op alle mogelijke effecten, dus veel breder dan alleen stikstof. In
                     recentere natuurvergunningen zal meestal wel een stikstofberekening zijn uitgevoerd
                     waarbij de KDW is gebruikt als beoordelingskader, maar dat geldt niet voor oudere
                     natuurvergunningen of toestemmingen die zijn gebaseerd op een andere toestemming,
                     zoals een Hinderwetvergunning op de referentiedatum of een latere milieuvergunning
                     of melding. Natuurvergunningen of natuurtoestemmingen die momenteel worden verleend,
                     zullen vrijwel altijd een stikstofberekening bevatten. Daarbij is het in de kern de
                     vraag of significante gevolgen kunnen worden uitgesloten.
                  
Indien er voor toekomstige toestemmingverlening zou worden besloten geen gebruik meer
                  te maken van de KDW om te beoordelen wat de gevolgen van een project zijn op de natuur,
                  zal dat niets veranderen voor onherroepelijk verleende toestemmingen waarvoor is geconcludeerd
                  dat met zekerheid significant negatieve gevolgen op Natura 2000-gebieden kunnen worden
                  uitgesloten.
               
5
Wat zijn de verschillen tussen ammoniak en stikstofoxiden qua effecten op de natuur
                     als gevolg van depositie?
                  
Antwoord
Er zijn aanwijzingen dat er op drie verschillende manieren een extra gevoeligheid
                     is voor ammoniak ten opzichte van stikstofoxiden:
                  
a) Bij zogenoemde zwakgebufferde habitats verzuurt de bovengrond versneld door nitrificatie
                           van ammonium (daarin wordt ammoniak namelijk omgezet), met versnelde ammoniumophoping.
                           Kanttekening hierbij is dat volgens prof. De Vries per saldo juist stikstofoxiden
                           in veel habitattypen voor iets meer verzuring verantwoordelijk zijn dan ammoniak,
                           als gevolg van onvolledige nitrificatie.
                        
b) Bepaalde plantensoorten, die voorkomen in de genoemde zwakgebufferde habitats, zijn
                           slecht bestand tegen een relatief hoog aandeel ammonium in de bodem ten opzichte van
                           nitraat. Dit wordt ammoniumtoxiciteit genoemd.
                        
c) Ook is bekend dat bepaalde soorten mossen en korstmossen een hogere gevoeligheid vertonen
                           voor ammoniak. Het gaat daarbij om ammoniak in de omringende lucht (dus niet via de
                           bodem). Ammoniak kan rechtstreeks binnendringen, in tegenstelling tot stikstofoxiden.
                        
6
Kunt u van elk van de tot nu toe gesloten coalitieakkoorden van provincies aangeven
                     of deze de (al dan niet indicatieve) regionale doelen voor natuur, stikstof, klimaat
                     en water, zoals afgesproken in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied
                     (NPLG), hebben overgenomen? Kunt u dit per provincie uitsplitsen?
                  
Antwoord
Uitgangspunt voor mijn afspraken met de provincies zijn niet de coalitieakkoorden,
                     maar de begin juli j.l. aangeleverde gebiedsprogramma’s. Om in aanmerking te komen
                     voor de financiering van maatregelpakketten die gebaseerd zijn op deze gebiedsprogramma’s,
                     moet voldaan zijn aan de vereisten die de Handreiking Gebiedsprogramma’s NPLG stelt.
                     Een onderdeel van de vereisten is het opnemen van een onderbouwing, maatregelen en
                     globale keuzes voor het behalen van regionale doelen voor natuur, stikstof, klimaat
                     en water, zoals afgesproken in het kader van het NPLG.
                  
7
Ziet u mogelijkheden om ecologische onderzoeken en passende beoordelingen in het kader
                     van vergunningverlening, waarin wordt vastgesteld dat beperkte (extra) stikstofdeposities
                     op bepaalde gebieden en habitats geen negatieve ecologische gevolgen hebben, aan een
                     breder publiek ter beschikking te stellen, zodat anderen deze informatie kunnen benutten,
                     het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden en vergunningverlening sneller op
                     gang kan komen?
                  
Antwoord
Bij het indienen van een aanvraag voor een natuurvergunning om een plan of project
                     uit te kunnen gaan voeren moeten op basis van een passende beoordeling de negatieve
                     effecten met zekerheid zijn uitgesloten. De passende beoordeling is specifiek gericht
                     op de aangevraagde activiteit en geeft voor dat specifieke geval aan welke effecten
                     daarbij te verwachten zijn en welke maatregelen getroffen worden om de negatieve effecten
                     uit te kunnen sluiten.
                  
De provincie is veelal het bevoegd gezag voor de vergunningverlening en de daarbij
                  behorende passende beoordelingen; deze worden openbaar gemaakt en zijn voor een ieder
                  in te zien. Dat geldt ook voor vergunningen voor activiteiten waarbij er sprake is
                  van beperkte (extra) stikstofdepositie. Ik ben altijd bereid om met provincies in
                  gesprek te gaan en samen na te denken wat kan helpen ten aanzien van de passende beoordeling.
               
8
Kunt u reageren op de analyse in de initiatiefnota dat ook bij het halen van het doel
                     van 74 procent van de hectares onder de KDW, het twijfelachtig is dat de vergunningverlening
                     op gang komt omdat verspreid door het land binnen 25 kilometer dan nog steeds habitats
                     voorkomen waarbij de KDW wordt overschreden?
                  
Antwoord
Het overschrijden van de KDW op een habitat binnen 25 km afstand van de bron is bij
                     de vergunningverlening weliswaar relevant, maar niet alles bepalend. Onder welke voorwaarden
                     in een situatie van KDW-overschrijding kan worden vergund, hangt af van de specifieke
                     situatie in een Natura 2000-gebied. Het gaat daarbij enerzijds om de ecologische beoordelingen
                     die ook nu al worden gebruikt in passende beoordelingen, maar ook om het vraagstuk
                     van de additionaliteit. In het algemeen kan worden gesteld dat het eenvoudiger is
                     om het risico op verslechtering uit te sluiten als de overbelasting van stikstof op
                     stikstofgevoelige natuur afneemt, ook als er nog sprake is van lichte overbelasting.
                  
9
Wat is volgens u een alternatief aangezien u in de reactie aangeeft dat er trajecten
                     lopen waarin wordt gekeken naar alternatieven voor de resultaatsverplichtende omgevingswaarde?
                  
Antwoord
In de verkenning wordt gekeken naar een alternatief voor de KDW in de wet, in lijn
                     met aanbeveling 10 uit het laatste rapport van Remkes «Wat wel kan» (Kamerstuk 30 252, nr. 34):
                  
«Zoals is afgesproken zal daarom samen met de sector gezocht worden naar een andere
                     juridisch houdbare systematiek waarin «de staat van de natuur» centraal staat. Indien
                     de juridische houdbaarheid is verzekerd, dient dit alternatief de KDW wettelijk te
                     vervangen».
Met de verkenning naar alternatieven staat het doel en de ambitie van de structurele
                  aanpak stikstof niet ter discussie. Er wordt gekeken naar een «alternatieve omgevingswaarde»
                  in de wet door te kijken naar andere drukfactoren naast stikstof.
               
10
Zijn er wetswijzigingen op komst door de Europese Natuurherstelwet voor de huidige
                     Wnb?
                  
Antwoord
Er zijn op dit moment geen wetswijzigingen in voorbereiding in verband met deze verordening.
                     Eerst wordt afgewacht hoe de verordening er precies uit gaat zien en of en wanneer
                     die in werking gaat treden.
                  
11
Betekent een daling in stikstofdepositie een garantie voor een werkelijke verbetering
                     van de staat van de natuur in stikstof overbelaste natuurgebieden?
                  
Antwoord
Verminderde depositie is onder alle omstandigheden goed voor de natuur, doordat de
                     verzuring en vermesting van de bodem en het water dan verminderen. Verslechtering
                     wordt dan afgeremd of kan zelfs daadwerkelijk worden tegengegaan. Dat is onder de
                     huidige omstandigheden, zoals verwoord in de natuurdoelanalyses, al heel belangrijk.
                     Of er ook een werkelijke (meetbare) verbétering van de kwaliteit zal plaatsvinden,
                     is vooral afhankelijk van de combinatie van a) de resterende mate van overbelasting
                     (ruwweg: sterke, matige, lichte of geen overbelasting) en b) de beschikbaarheid en
                     effectiviteit van natuurherstelmaatregelen. Dat laatste betekent dus dat de mate waarin
                     andere drukfactoren (zoals verdroging) worden aangepakt, ook een grote rol kan spelen.
                  
12
Kunt u een overzicht geven van welke natuurorganisaties betrokken zijn bij de verkenning
                     voor een alternatief voor de omgevingswaarde?
                  
Antwoord
Dat zijn IUCN NL, Landschappen NL, Natuur en Milieu, Vlinderstichting, Waddenvereniging,
                     WWF NL, Greenpeace, IVN, Stichting de Noordzee, Vogelbescherming, Natuurmonumenten,
                     Soorten NL, MOB, Vereniging Leefmilieu te Nijmegen en Milieudefensie.
                  
13
Wat is het budget dat is gekoppeld aan de verkenning voor een alternatief voor de
                     omgevingswaarde?
                  
Antwoord
Er is een budget van 300.000 euro beschikbaar gesteld voor de verkenning voor de looptijd
                     van één jaar. De middelen zijn nodig voor het doen van onderzoek en het faciliteren
                     van het proces.
                  
14
Ontvangen natuurorganisaties een vergoeding voor hun deelname aan de verkenning van
                     een alternatief voor de omgevingswaarde?
                  
Antwoord
Nee, geen enkele deelnemende partij ontvangt een vergoeding.
15
Vindt er ook contact plaats met andere lidstaten over de verkenning van een alternatief
                     voor de omgevingswaarde? Zo nee, waarom niet?
                  
Antwoord
Nee, omdat andere lidstaten geen aan een KDW gekoppelde landelijke omgevingswaarde
                     kennen, in een wet als doelstelling die de overheid zichzelf stelt. Wel is het zo
                     dat in alle lidstaten de KDW wordt gebruikt om te bepalen wanneer een risico bestaat
                     dat de kwaliteit van natuurlijke habitattypen of leefgebieden van soorten (habitats)
                     wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende invloed door de stikstofuitstoot
                     van een plan of project.
                  
16
Kunt u uiteenzetten welke alternatieven voor de omgevingswaarde lidstaten om ons heen
                     hebben?
                  
Antwoord
De omgevingswaarden in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) zijn bedoeld
                     als middel om te kunnen voldoen aan de verplichtingen van de Habitatrichtlijn, in
                     het bijzonder door de drukfactor stikstof te verminderen. Lidstaten hebben beleidsvrijheid
                     in het kiezen van methoden om te voldoen aan de verplichtingen van de Habitatrichtlijn.
                     Dat is per lidstaat verschillend vormgegeven. De keuze die Nederland heeft gemaakt,
                     is mede ingegeven door de hoge urgentie om verslechtering van de natuur tegen te gaan
                     en de omvang van de opgave.
                  
17
Wat voor soort omgevingswaarde hanteren Luxemburg, Duitsland en Vlaanderen?
Antwoord
Deze lidstaten kennen het fenomeen «omgevingswaarde» in een omgevingswet niet.
18
Kunt u aangeven naar welke rechterlijke uitspraken u hier verwijst aangezien u schrijft:
                     »De rechter heeft verschillende overheden op diverse momenten duidelijk gemaakt dat
                     een substantiële, zekere daling van stikstofdepositie noodzakelijk is om te voldoen
                     aan de Europese verplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen»?
                  
Antwoord
De rechtspraak is consistent op dit punt. Hieronder benoem ik vier voorbeelden.
In de uitspraak van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1603) oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak
                  van de Raad van State dat als de KDW van habitats wordt overschreden dat betekent
                  dat niet langer op voorhand kan worden uitgesloten dat er een risico bestaat dat de
                  kwaliteit van habitats wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende
                  invloed van stikstofdepositie.
               
Bij uitspraak van 20 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:71) maakt de Afdeling bestuursrechtspraak
                     duidelijk onder welke voorwaarden een natuurvergunning moet worden ingetrokken om
                     verslechtering van de natuur in strijd met artikel 6, lid 2, Habitatrichtlijn te voorkomen:
                  
Als de natuurwaarden achteruit dreigen te gaan, dan moeten maatregelen worden getroffen
                     om die achteruitgang te voorkomen.
                  
In de uitspraak van 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2557) oordeelt de Afdeling
                  bestuursrechtspraak dat omdat – in het licht van het strikte voorzorgsbeginsel van
                  de Habitatrichtlijn – onvoldoende zeker is dat de omschakeling naar een emissiearm
                  stalsysteem als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij daadwerkelijk zal leiden
                  tot daling van depositie vanuit de veehouderij, het bevoegd gezag er niet van uit
                  had mogen gaan dat de omschakeling geen significante gevolgen voor stikstofgevoelige
                  Natura 2000-gebieden zou hebben.
               
In de uitspraak van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) concludeert de Afdeling
                  bestuursrechtspraak dat het pakket aan stikstof reducerende maatregelen waarmee de
                  bouwvrijstelling is onderbouwd, bezien in samenhang met de te verwachten autonome
                  daling van de stikstofuitstoot, niet zo robuust en effectief is dat de stikstofdepositie
                  die wordt veroorzaakt door het gebruik van de bouwvrijstelling niet van betekenis
                  is. Op grond daarvan kan de Afdeling niet anders dan tot de conclusie komen dat de
                  bouwvrijstelling in strijd is met artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
               
19
Is er een mogelijkheid om een andere invulling van nationale wetgeving te geven aan
                     de VHR?
                  
Antwoord
De VHR-verplichtingen zijn een-op-een omgezet in de Nederlandse wetgeving. Daaraan
                     kan dus geen andere invulling worden gegeven. Voor de resultaatsverplichtende omgevingswaarden
                     voor stikstofdepositie is die mogelijkheid er wél. De VHR bevatten immers niet de
                     verplichting om met dergelijke omgevingswaarden te werken. Dat is dus een eigen keuze
                     van Nederland, die in 2021 is gemaakt omdat stikstofdepositie een van de grootste
                     drukfactoren is die in de weg staan aan het voorkómen van verslechtering in de Natura
                     2000-gebieden en aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk
                     niveau.
                  
20
Zijn er lidstaten die met succes hun Natura 2000-netwerk tussentijds hebben gewijzigd?
Antwoord
Wijzigingen, in de zin van schrappen of verkleinen van gebieden, mogen alleen plaatsvinden
                     als aan één van de volgende drie criteria wordt voldaan die door het Europese Hof
                     van Justitie zijn geformuleerd: a) er is een wetenschappelijke fout gemaakt, b) het
                     gebied kan definitief niet meer bijdragen aan het bereiken van de doelen van de Vogel-
                     en de Habitatrichtlijn, waarbij dit probleem niet is veroorzaakt door nalatigheid
                     van de lidstaat, en c) als onderdeel van een ADC-traject (vanwege dwingende redenen
                     van groot openbaar belang en ontbreken van alternatieven is schade opgetreden die
                     in een ander Natura 2000-gebied is gecompenseerd). De Europese Commissie ziet streng
                     toe op naleving van deze regels en staat dus ook alleen maar wijzigingen toe die hieraan
                     voldoen. Dat is onder andere gebleken uit de rechtszaak bij het EHvJ tegen Nederland
                     na het verkleinen van het gebied Haringvliet; deze verkleining moest daarna worden
                     teruggedraaid. In andere gevallen zijn wijzigingen wél geaccepteerd, maar in Nederland
                     betreft dat tot nu toe alleen wetenschappelijke fouten.
                  
21
Kunt u, met lidstaat, naam van natuurgebied en datum, een set voorbeelden noemen van
                     Natura 2000-gebieden in andere lidstaten die tussentijds zijn gewijzigd?
                  
Antwoord
Nederland beschikt niet over een lijst met wijzigingen in andere landen, waarbij ook
                     de reden van wijziging is vermeld. Voorbeelden van wijzigingen zouden wel aan de EC
                     gevraagd kunnen worden, maar in beginsel zijn de onder vraag 20 benoemde drie criteria
                     daarbij leidend.
                  
22
Zijn er andere lidstaten die aan de Europese Commissie (EC) hebben aangegeven hun
                     Natura 2000-netwerk te wijzigen?
                  
Antwoord
Voor zover bekend, is dat niet het geval, anders dan wat al in antwoord 21 is aangegeven.
                     Als onder «wijzigen» niet alleen wordt verstaan het schrappen of verkleinen van gebieden,
                     maar ook het toevoegen van gebieden, dan is duidelijk dat dit wél is gebeurd.
                  
23
Is er zicht gekomen op de houdbaarheid van een drempelwaarde gezien het feit dat aan
                     de hand van nieuwe onderzoeken van bijvoorbeeld TNO nieuwe inzichten zijn verkregen?
                  
Antwoord
In mijn reactie op de initiatiefnota heb ik verwezen naar actuele jurisprudentie als
                     het gaat over een drempelwaarde. Hieruit blijkt dat er op korte termijn geen ruimte
                     is voor het (her)introduceren van een drempelwaarde.
                  
Het TNO-onderzoek waarnaar verwezen wordt, geeft technische inhoudelijke argumenten
                     voor het verhogen van de rekenkundige ondergrens. Naast deze technische onderbouwing
                     is ook een ecologische en juridische toets noodzakelijk voordat een nieuwe ondergrens
                     kan worden ingevoerd.
                  
24
Hoe zou een dalende trend moeten worden geborgd in een veranderend klimaat?
Antwoord
Die borging hoeft niet anders te zijn dan nu al het geval is. Of de dalende trend
                     van stikstofdepositie wordt bemoeilijkt door klimaatverandering, zal uit nader onderzoek
                     moeten blijken. Op voorhand is daarbij duidelijk dat het om complexe processen gaat,
                     waardoor er geen eenvoudige antwoorden gegeven kunnen worden.
                  
25
Kunt u toelichten wat het scenario van een conservatieve drempelwaarde van één mol
                     stikstof per hectare per jaar zou betekenen voor de economische sector?
                  
Antwoord
Het kabinet beseft dat de stikstofproblematiek aanzienlijke economische consequenties
                     heeft. In de kabinetsreactie op de initiatiefnota heb ik onderbouwd waarom het invoeren
                     van een drempelwaarde nu geen juridisch houdbare optie is en daarmee geen oplossing
                     kan bieden voor de economische gevolgen. Alleen door nu stappen te zetten in het significant
                     reduceren van emissies en realiseren van natuurherstel kan op termijn weer ruimte
                     ontstaan voor het legaliseren van PAS-melders en andere economische activiteiten.
                     De aanpak van het kabinet is hier dan ook op gericht. Het verondersteld effect voor
                     de economische sector zal zich niet voordoen, omdat een dergelijke drempelwaarde momenteel
                     juridisch niet houdbaar is. Als deze desondanks nu toch zou worden ingevoerd, dan
                     zullen handhavingsverzoeken volgen tegen activiteiten die met gebruikmaking van de
                     drempelwaarde zonder vergunning doorgang vinden.
                  
26
Wat voor sociaaleconomisch effect heeft de resultaatsverplichting in de Wnb, in het
                     bijzonder voor de regio?
                  
Antwoord
In de Wet natuurbescherming (Wnb) is opgenomen dat bestuursorganen bij het treffen
                     van maatregelen op grond van deze wet rekening houden met de vereisten op economisch,
                     sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden. De WUR
                     heeft voor het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering (PSN) de sociaaleconomische
                     effecten op nationaal niveau in kaart gebracht1. Daarnaast brengen provincies de sociaaleconomische effecten in kaart in de gebiedsprogramma’s
                     van het NPLG waardoor deze effecten ook meer regionaal inzichtelijk worden.
                  
27
Wat is het sociaaleconomische effect voor de provincie Gelderland met betrekking tot
                     het kabinetsbeleid inzake de 1800 «piekbelasters»
                  
Antwoord
Allereerst geldt dat de aanpak piekbelasting een vrijwillig karakter kent en dat dus
                     niet op voorhand te zeggen valt hoeveel ondernemers zullen deelnemen aan de aanpak,
                     dan wel op welke wijze (extensiveren, innoveren, omschakelen of beëindigen). In de
                     Kamerbrief van 12 juni 2023 (Kamerstukken 30 252, nr. 96) aangaande de aanpak piekbelasting kondig ik een interbestuurlijke samenwerking aan
                     met de provincie Gelderland om te anticiperen op de sociaal-economische effecten die
                     kunnen volgen uit de aanpak piekbelasting. Het doel van de interbestuurlijke samenwerking
                     is om zo goed mogelijk om te gaan met de mogelijke sociaaleconomische impact die de
                     aanpak piekbelasting kan hebben op de Veluwe en nabij gelegen omgeving. Onze inzet
                     is en blijft een samenhangende aanpak met oog voor kwaliteit en zorg voor een toekomstbestendige
                     leefomgeving. Vitaliteit van kernen in dit gebied is onderdeel van de kwaliteit van
                     deze leefomgeving. Of en hoe dit ook onderdeel wordt van deze aanpak is afhankelijk
                     van de analyse hoe groot de sociaaleconomische impact van de aanpak piekbelasting
                     kan zijn en de gekozen uitwerking. De provincie Gelderland zal het initiatief nemen
                     voor de uitwerking.
                  
28
Kunt u uitleggen waarom er in de kabinetsreactie niet wordt ingegaan op het artikel
                     van de heer Backes en de heer Boerema over een drempelwaarde die is gekoppeld aan
                     een duidelijk neerwaartse lijn van de depositie in overlaste gebieden?
                  
29
Wanneer is er voor u «voldoende zekerheid» om de drempelwaarde te koppelen aan een
                     dalende trend?
                  
Antwoord 28 en 29
Uit de recente Porthosuitspraak blijkt dat een vrijstelling in voldoende mate moet
                     worden geflankeerd door maatregelen die de natuur in de Natura 2000-gebieden met door
                     stikstof overbelaste habitats verbeteren en waarvan het positief effect vaststaat.
                     Het koppelen van een drempel aan een dalende trend, zonder dat geborgd is dat de trend
                     zich zal voortzetten, biedt onvoldoende zekerheid. Voor een drempelwaarde voor zeer
                     geringe stikstofdeposities zoals de heren Backes en Boerema voorstellen is een stevig
                     pakket aan additionele maatregelen noodzakelijk waarmee de verwachte effecten van
                     de drempelwaarde worden ondervangen. Zo’n pakket maatregelen is nu nog niet genomen
                     en de effecten daarvan zijn dus ook nog niet zeker. De ecologische en juridische omstandigheden
                     laten op dit moment geen ruimte om een drempelwaarde toe te staan.
                  
30
Wanneer zal de genoemde evaluatie van het instrument extern salderen, waarbij zal
                     worden gekeken naar salderen met ammoniak en stikstofoxiden, zoals verzocht in de
                     motie van het lid Grinwis c.s. (Kamerstuk 30 252, nr. 58) en het kabinetsbesluit hieromtrent naar de Kamer worden gestuurd?
                  
Antwoord
Op dit moment wordt de evaluatie van het beleid voor extern salderen uitgevoerd. In
                     deze evaluatie wordt, conform de motie Grinwis cs., ook het inwisselen van NH3 voor NOx bij extern salderen betrokken. Naar verwachting wordt de Kamer in het najaar van
                     2023 over de uitkomsten geïnformeerd.
                  
31
Waarom vindt u het ten onrechte om onderscheid te maken tussen ammoniak en stikstofoxiden,
                     terwijl u stelt dat er verschillen zitten in de bronnen, de verspreiding en de effecten
                     op de natuur?
                  
Antwoord
Omdat het maken van een dergelijk onderscheid op dit moment praktisch niet uitvoerbaar
                     is. Er is op dit moment namelijk onvoldoende wetenschappelijke basis om het effect
                     van stikstofoxiden en ammoniak op de verschillende typen natuur afzonderlijk te beoordelen.
                     Ook zijn er geen afzonderlijke kritische depositiewaarden voor stikstofoxiden en ammoniak.
                     Deze zullen ook niet binnen afzienbare termijn beschikbaar komen. Omdat er ook veel
                     activiteiten zijn waarbij zowel stikstofoxiden als ammoniak wordt uitgestoten, zou
                     een onderscheid de toestemmingverlening ook veel complexer maken.
                  
32
Hoe kunt u ervoor zorgen dat binnen de huidige bewoording van de term «stikstof» in
                     de wet geen oneerlijke stikstofhandel kan optreden waarin het rijk, bedrijven en lagere
                     overheden tegen elkaar worden uitgespeeld?
                  
Antwoord
Stikstofruimte is geen verhandelbaar recht (ECLI:NL:RVS:2022:234). Er kan dus ook
                     geen sprake zijn van handel in stikstofrechten. Bij extern salderen betaalt de saldonemer
                     een vergoeding aan de saldogever voor het (gedeeltelijk) stoppen van de activiteit.
                     Wel gelden er juridische eisen en beleidsmatige voorwaarden voor extern salderen.
                     Op die manier kan extern salderen verantwoord plaatsvinden.
                  
Om te voorkomen dat we elkaar verrassen hebben Rijk en provincies in 2020 afgesproken
                  dat we elkaar informeren over voorgenomen transacties op basis van extern salderen
                  wanneer we zelf als initiatiefnemer optreden.
               
Zoals aangegeven in de voortgangsbrief van 30 juni 2023 heb ik afgelopen periode samen
                  met betrokken departementen en medeoverheden gewerkt aan het verduidelijken van de
                  bestaande afspraken en het maken van aanvullende afspraken. Het uitgangspunt is dat
                  de initiatiefnemende overheidspartij vroegtijdig overlegt met een provincie, in de
                  rol van gebiedscoördinator, over een voorgenomen transactie. Zo wordt voorkomen dat
                  overheden elkaar verrassen. De aanvullende afspraken beschrijven een duidelijke werkwijze
                  voor het wederzijds informeren en overleggen bij extern saldeertransacties. Het is
                  belangrijk om zicht te houden op voorgenomen transacties en te voorkomen dat potentiële
                  saldogevers door meerdere overheden tegelijkertijd worden benaderd. Zo kan vroegtijdig
                  worden afgewogen of de stikstofruimte naar de natuur moet of kan worden ingezet voor
                  nieuwe ontwikkelingen. Daarbij kan ook gezocht worden naar win-win situaties, bijvoorbeeld
                  ten aanzien van het gebruik van restruimte voor maatschappelijk relevante projecten.
               
33
Kunt u een inschatting maken wat het de schatkist zou kosten of opleveren om de beslispunten
                     uit de initiatiefnota uit te voeren (Bijlage bij Kamerstuk 36 296, nr. 3)?
                  
Antwoord
In de kabinetsreactie (Kamerstuk 36 296, nr. 3) heb ik aangegeven dat de voorstellen uit de initiatiefnota op dit moment niet direct
                     een oplossing bieden voor de problematiek bij toestemmingverlening voor projecten
                     die tot stikstofdepositie leiden. Er is geen inschatting gemaakt van de kosten en
                     baten van deze voorstellen, omdat met deze voorstellen niet voldaan wordt aan verplichtingen
                     die volgen uit de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het voorstel om de staat van de natuur
                     centraal te stellen wordt momenteel meegenomen in de verkenning van mogelijke alternatieven
                     voor de rol van KDW bij de toetsing aan de omgevingswaarden in de Wsn. De alternatieven
                     die in deze verkenning worden beoordeeld, zijn nog niet zover uitgewerkt dat de kosten
                     en de baten daarvan in beeld zijn.
                  
34
Kunt u uitleggen waarom er in de kabinetsreactie niet wordt ingegaan op het TNO-onderzoek
                     over een wetenschappelijk onderbouwde drempelwaarde tussen de één tot tien mol (Bijlage
                     bij Kamerstuk 36 296, nr. 3)?
                  
Antwoord
Het TNO-onderzoek waarnaar verwezen wordt, geeft technische inhoudelijke argumenten
                     voor het verhogen van de rekenkundige ondergrens. De rekenkundige ondergrens is iets
                     anders dan de in de initiatiefnota voorgestelde beleidsmatige drempelwaarde.
                  
35
Is er bij de totstandkoming van de kabinetsreactie contact geweest met TNO om nadere
                     uitleg te geven over hun onderzoek naar een wetenschappelijk onderbouwde drempelwaarde?
                     Zo ja, wat is hier uit voortgekomen en zo nee, waarom niet (Bijlage bij Kamerstuk
                     36 296, nr. 3)?
                  
Antwoord
Nee, er is geen contact geweest. Het TNO-onderzoek is voldoende helder en raakt, zoals
                     aangegeven in het antwoord op vraag 34, maar ten dele aan de discussie omtrent de
                     drempelwaarde.
                  
36
Wat zijn de effecten voor lokale gemeenschappen, waaronder ook de lokale agrarische
                     sector, van het tot op de letter volgen van alle doelstellingen in de Wnb (Bijlage
                     bij Kamerstuk 36 296, nr. 3)?
                  
Antwoord
In de Wnb is opgenomen dat bestuursorganen bij het treffen van maatregelen op grond
                     van deze wet rekening houden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel
                     gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden. Provincies brengen de sociaaleconomische
                     effecten, inclusief agro-economische effecten, in kaart in de gebiedsprogramma’s.
                     Zo worden de sociaaleconomische effecten regionaal inzichtelijk.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  
, - 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. Amhaouch, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - 
              
                  Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier