Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tielen en Paul over het bericht ‘Kinderen wachten soms langer dan jaar op logopedie: Gevolgen worden onderschat’
Vragen van de leden Tielen en Paul (beiden VVD) aan de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Kinderen wachten soms langer dan jaar op logopedie: Gevolgen worden onderschat» (ingezonden 7 juli 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 28 augustus
2023). Zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3300.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Kinderen wachten soms langer dan jaar op logopedie:
Gevolgen worden onderschat»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat zijn de meest recente cijfers van de wachtlijsten bij logopedie? Kunt u deze cijfers
onderverdelen in de wachtlijsten in de eerste- en tweedelijnslogopedie en kinderen
en volwassenen?
Antwoord 2
Uit een jaarlijkse enquête die uitgevoerd wordt door de Nederlandse vereniging voor
Logopedie en Foniatrie (hierna: NVLF) komt naar voren dat sinds 2018 de wachtlijsten
toenemen. Het aantal praktijken in de eerste lijn met een wachtlijst is toegenomen
van 81% in 2021 naar 84% in 2022. Het aantal praktijken in de eerste lijn met een
wachtlijst langer dan een jaar is toegenomen van 46% in 2021 naar 50% in 2022. In
2022 was de gemiddelde wachttijd voor logopedie in de eerste lijn als volgt:
Aandeel van praktijken met een wachtlijst
Gemiddelde wachttijd
7%
0–3 maanden
15%
4–6 maanden
16%
6–9 maanden
12%
10–12 maanden
50%
>1 jaar
Het is op dit moment niet mogelijk de cijfers nader uit te splitsen. De NVLF laat
een haalbaarheidsonderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden om meer gegevens inzichtelijk
te krijgen.
Vraag 3
Wat zijn de verwachtingen van het aantal praktijken voor logopedie en van de in- en
uitstroom van logopedisten en zorgvragers voor de komende jaren? Is er een duidelijk
verschil tussen in- en uitstroom in de eerste en tweedelijnslogopedie? Zo ja, wat
kan dat verschil verklaren?
Antwoord 3
Vektis data laat zien dat het aantal declarerende behandelaren is toegenomen van ruim
4100 in 2017 naar ruim 4400 in 2021. Hierbij valt niet te onderscheiden hoeveel behandelaren
zijn begonnen en zijn gestopt. Het is op dit moment niet te specificeren, of er een
verschil bestaat tussen de in- en uitstroom eerstelijns logopedie en tweedelijns logopedie.
De cijfers van 2022 zullen naar verwachting in het najaar van 2023 bekend zijn.
Vraag 4
Hoeveel tijd zijn logopedisten gemiddeld kwijt aan administratieve lasten? In hoeverre
heeft dat invloed op de wachttijden? Welke acties worden ondernomen om de administratieve
lasten omlaag te brengen? En welke mogelijkheden tot vermindering worden (nog) onvoldoende
benut?
Antwoord 4
In het kostenonderzoek uitgevoerd door Gupta (2019) geven logopedisten zelf aan, veel
tijd kwijt zijn aan administratieve werkzaamheden. Er zijn geen recente cijfers beschikbaar
over de tijd die logopedisten kwijt zijn aan regeldruk. Voor een algemeen beeld van
de administratieve tijdsbesteding in de zorg verwijs ik u naar de voortgangsrapportage
[Ont]Regel de Zorg die ik de Kamer voor het zomerreces gestuurd heb2. Maar ook nu en in de toekomst blijf ik me inzetten voor het terugdringen van administratieve
lasten en blijf ik ook kijken naar waar dit beter en sneller kan.
In het kader van het programma [Ont]Regel de Zorg wordt zorgbreed gewerkt aan het
verminderen van de administratieve lasten. Voor logopedisten is onder de vlag van
het vorige programma [Ont]Regel de Zorg dat tot 2021 liep onder andere de software
aangepast zodat deze doelmatiger is en beter aansluit op de richtlijn van de beroepsvereniging
voor logopedisten (NVLF). En breder is voor paramedici onder andere gewerkt aan onderwerpen
als (herhaal)verwijzingen, het inkorten van de maximale controletermijn van zorgverzekeraars
en het schrappen van verplichte jaar- en beleidsplannen.
Ook onder de noemer van het vervolgprogramma [Ont]Regel de Zorg 2022–2025 blijf ik
me inspannen om regeldruk te verminderen. Dit doe ik langs vier lijnen: het zo veel
mogelijk voorkomen van regeldruk door nieuwe wet- en regelgeving, een lokale aanpak
met onder andere een e-learning en training om zelf te gaan ontregelen, een loketfunctie
en met landelijke acties zoals het uniformeren van inkoop- en verantwoordingseisen.
Deze acties zijn zorgbreed van opzet, dus gelden ook voor logopedisten.
Daarnaast is de sector hier zelf ook mee aan de slag gegaan. De NVLF heeft voor de
komende periode 5 ambities geformuleerd. Eén van de ambities is het verlagen van de
administratieve lasten waardoor meer direct patiëntgebonden tijd beschikbaar komt.
Vraag 5
Wat kan verklaren dat de grootste groep met een hulpvraag bestaat uit kinderen in
de leeftijd 4–7 jaar? En wat kan verklaren dat bij kinderen taalontwikkelingsstoornissen
en articulatiestoornissen de meest gestelde diagnoses zijn? Welke rol kunnen de kinderopvang
en het primair onderwijs hierin spelen? Welke rol is weggelegd voor consultatiebureaus?
Wordt er voldoende actie ondernomen om spraak-en taalproblemen tijdig te signaleren?3
Antwoord 5
De logopedist is het meest bekend vanwege de hulp die wordt gegeven bij kinderen die
niet of slecht kunnen praten. De weg naar de logopedist voor kinderen met deze problemen
wordt goed gevonden. De grootste groep kinderen met een hulpvraag heeft de leeftijd
van 4–7 jaar. In deze leeftijdsgroepen (en jonger) vindt actieve screening plaats
op eventuele taalontwikkelingsstoornissen of spraakontwikkelingsstoornissen.
Kinderopvang, Primair Onderwijs en Jeugdgezondheidszorg (JGZ) hebben hier een signalerende/adviserende
en verwijzende rol in. Zo worden kinderen op 2-jarige leeftijd gescreend door de jeugdarts.
Rond de leeftijd van 4 jaar worden kinderen veel aangemeld voor logopedie vanuit de
jeugdgezondheidszorg, huisarts, KNO-arts, kinderdagverblijf, ouders en school, doordat
de meeste kinderen op 4 jarige leeftijd naar school gaan. De rol van deze instanties
is belangrijk.
Hoewel de diagnose taalontwikkelingsstoornissen (TOS) vanaf 3 jaar gesteld kan worden,
kan ook bij jongere kinderen al een vermoeden van TOS worden geconstateerd door logopedisten.
De JGZ en kinderopvang spelen een belangrijke rol in de preventie van TOS. Dit gebeurt
ook reeds, door implementatie van valide taalscreeningsinstrumenten, zoals de Early
Language Scale en het aanbieden van een taalstimulerende en taalrijke omgeving voor
jonge kinderen via professionalisering en coaching van pedagogisch medewerkers op
kinderdagverblijven door logopedisten.4 Vanuit OCW wordt al jaren geïnvesteerd in taalontwikkeling van kinderen met een risico
op een taalachterstand via de voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s. Recent onderzoek
toont de effecten hiervan ook aan.5 Het is daarnaast belangrijk om in te blijven zetten op interprofessionele samenwerking
tussen kinderopvang, onderwijs en zorg, zoals bijvoorbeeld binnen de hervormingsagenda
jeugd.6
Vraag 6
Worden spraak- en taalproblemen als factor meegewogen bij het te geven schooladvies?
Zijn er cijfers bekend over het aantal kinderen dat vanwege spraak-en taalproblemen
een schooladvies hebben gekregen dat niet passend is bij hun denkniveau? In hoeverre
kan logopedie helpen bij het op het eigen niveau kunnen volgen van onderwijs?
Antwoord 6
Basisscholen bepalen zelf het schooladvies van de kinderen in groep 8. Zij gebruiken
hiervoor verschillende bronnen. De scholen hebben hier zelf het beste zicht op en
dit wordt niet door de Rijksoverheid voorgeschreven. Wél is bekend dat in de praktijk
scholen vaak het zorgdossier van een leerling meewegen. Spraak- en taalproblemen maken
hier mogelijk onderdeel van uit.7 Er is geen registratie van de onderbouwing van het schooladvies. Om die reden zijn
er geen cijfers bekend over de relatie tussen het schooladvies en spraak- en taalproblemen.
Overigens is vanaf schooljaar 2023–2024 bijstelling van het schooladvies de regel,
als een leerling op de doorstroomtoets laat zien meer aan te kunnen dan op grond van
het voorlopig schooladvies werd aangenomen. Met deze maatregel gaan we onderadvisering
zoveel mogelijk tegen.
Tot slot geef ik mee dat logopedie kan helpen bij het op het eigen niveau volgen van
onderwijs. Logopedie kan helpen om onderwijsachterstanden te voorkomen, door kinderen
te versterken in hun woordenschatontwikkeling en bij het begrijpen van complexe zinnen.
Logopedie kan helpen bij instructies en het uitvoeren van complexe schooltaaltaken.
Ook kan een logopedist de leerkracht adviseren.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de problemen met wachtlijsten niet mogen leiden tot onderwijsachterstanden
bij kinderen? Zo nee, waarom niet? Wat is uw reactie op de opvatting in het artikel
dat de gevolgen onderschat worden?
Antwoord 7
Als wachtlijstproblematiek leidt tot onderwijsachterstanden, dan is dat een kwalijke
zaak. Ik ga met de NZa overleggen, of het mogelijk is om intensiever toezicht op de
logopedie te houden. Het is belangrijk dat patiënten die moeten wachten op een behandeling,
zich melden bij de zorgverzekeraar zodat deze kan bemiddelen. Als een oplossing uitblijft,
is het belangrijk dat patiënten dit melden bij de NZa. Problemen rondom wachtlijsten
komen daardoor beter in beeld. Daarnaast kan de NZa beoordelen of zorgverzekeraars
hun zorgplicht voldoende zijn nagekomen. Mochten zij hier niet aan voldaan hebben,
dan kan de NZa handhavend optreden.
Vraag 8
Welke mogelijkheden voor (digitale) hulpmiddelen zijn er voor logopedie? Worden deze
hulpmiddelen naar uw mening voldoende gebruikt? Zo nee, wat gaat u doen om het gebruik
hiervan te vergroten?
Antwoord 8
Eén van de ambities die de sector heeft geformuleerd is dat in 2027 de logopedische
zorg digitaal/hybride is ingericht; de optimale combinatie van zorg op afstand én/of
op locatie. Het is daarnaast de verwachting van de NVLF dat het toepassen van EHealth
bij draagt aan effectievere zorg en het terugdringen van de wachtlijstproblematiek.
Vraag 9
Wat zijn de cijfers omtrent het gebruik van logopedie als het gaat om herstelzorg
na COVID-19? Gelden hiervoor andere wachttijden dan voor reguliere logopedie in de
eerste lijn? Is bij de verlenging van de regeling paramedische herstelzorg na COVID-19
rekeninggehouden met de wachttijden?8
Antwoord 9
Logopedie valt onder de Treeknormen in Nederland. De Treeknormen stellen maximale
aanvaardbare wachttijden vast voor verschillende medische specialismen en behandelingen,
inclusief logopedie. Voor logopedie geldt de norm dat een verzekerde binnen vier weken
na verwijzing de eerste afspraak bij een logopedist moet kunnen hebben. Mocht dit
niet haalbaar zijn, kan een verzekerde zich wenden tot de zorgverzekeraar voor wachtlijstbemiddeling.
Bij de verlenging van de herstelzorg na COVID-19 is geen rekening gehouden met de
wachttijden.
Met de verlenging is geregeld dat mensen met post-COVID tot 1 januari 2025 herstelzorg
vanuit de basisverzekering vergoed krijgen, totdat er meer duidelijkheid is over de
effectiviteit van deze zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.