Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sylvana Simons over recente gebeurtenissen in Jenin
Vragen van het lid Sylvana Simons (BIJ1) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de recentelijke aanval van het Israëlische bezettingsleger op een vluchtelingenkamp in Jenin (ingezonden 17 juli 2023).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 22 augustus 2023).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de recente aanval van het Israëlische bezettingsleger op een
vluchtelingenkamp in Jenin, waarbij dertien Palestijnen, waaronder kinderen, zijn
doodgeschoten?1
Antwoord 1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de zorgelijke situatie in Jenin. De gebeurtenissen
zetten een fragiele en gespannen situatie verder onder druk. Dit jaar heeft het kabinet
herhaaldelijk bezorgdheid geuit over het geweld en het hoge aantal slachtoffers. Ook
heeft het kabinet naar aanleiding van de gebeurtenissen in Jenin opgeroepen tot de-escalatie
en tot het respecteren van internationaal recht. Daarnaast onderschrijft het kabinet
de oproep vanuit de EU en VN om het geweld te stoppen, en dat burgers, met name kinderen,
onder alle omstandigheden moeten worden beschermd. Het kabinet blijft de ontwikkelingen
nauwgezet volgen.
Vraag 2
Klopt het dat de inwoners van het vluchtelingenkamp in Jenin voornamelijk oorspronkelijk
afkomstig zijn uit Haifa, maar daar zijn verdreven door Israël tijdens de Nakba in
1947–1948? Erkent u dat deze vluchtelingen het recht hebben om terug te keren naar
de steden waar ze vandaan kwamen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De bewoners van het vluchtelingenkamp in Jenin komen oorspronkelijk uit de regio Haifa
en Karmel. Veel inwoners van Haifa zijn de stad in 1948 ontvlucht. Vluchtelingen hebben
in zijn algemeenheid geen recht op terugkeer, maar voor de Palestijnse vluchtelingen
is een recht op terugkeer wel vastgelegd in resoluties van de Algemene Vergadering
van de VN.2 Zoals het kabinet eerder heeft aangegeven (TK 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen,
nr. 48) zijn binnen het vredesproces onderhandelingen nodig over het vluchtelingenvraagstuk.
Vraag 3
Hoeveel Palestijnse vluchtelingen hebben opnieuw moeten vluchten, ditmaal uit het
vluchtelingenkamp van Jenin?
Antwoord 3
Tijdens de militaire operatie hebben ongeveer 3.500 inwoners het kamp tijdelijk verlaten.
Inmiddels zijn zij teruggekeerd.
Vraag 4
Gaat u de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen
in het Nabije Oosten (UNRWA) en andere hulporganisaties in het vluchtelingenkamp,
zoals het Freedom Theatre, waarvan veel faciliteiten zijn verwoest, ondersteunen met
de wederopbouw?
Antwoord 4
Het kabinet heeft in 2023 EUR 19 miljoen bijgedragen aan UNRWA, in het kader van een
meerjarige ongeoormerkte financiering.3 UNRWA speelt een belangrijke rol in noodhulpvoorziening in de Palestijnse Gebieden
en kan de Nederlandse bijdrage flexibel inzetten waar de noden het hoogst zijn, ook
in Jenin.
Vraag 5
Onderschrijft u het recht op verzet tegen buitenlandse bezetting, overheersing en
kolonialisme, zoals dat ook is vastgelegd in internationale verdragen [bijvoorbeeld
in het «Additional Protocol I» van de «Geneva Conventions»]?
Antwoord 5
Het kabinet erkent het recht op zelfbeschikking van volken. Een volk heeft onder omstandigheden
het recht zich te verzetten tegen hen die de effectuering van dat recht belemmeren.
Artikel 1, vierde lid van het Aanvullend Protocol I bij de vier Verdragen van Genève,
breidt de toepasselijkheid van de regels van die verdragen uit. Aanvullend Protocol
I is dus niet alleen van toepassing tijdens gewapende conflicten tussen staten, maar
ook tijdens «gewapende conflicten waarin volkeren strijden tegen koloniale overheersing
en vreemde bezetting en tegen racistische regimes, in de uitoefening van hun recht
op zelfbeschikking zoals neergelegd in het Handvest van de Verenigde Naties en in
de Verklaring betreffende de beginselen van het volkenrecht inzake vriendschappelijke
betrekkingen en samenwerking tussen de Staten overeenkomstig het Handvest van de Verenigde
Naties». Dat betekent dat dit artikel alleen zegt wat het geldende rechtsregime is
tijdens een feitelijk bestaand gewapend conflict, niet of het gebruik van geweld in
dat conflict is gelegitimeerd.
Vraag 6
Erkent u dat deze rechten ook specifiek de Palestijnen toekomen?
Antwoord 6
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 erkent het kabinet het recht op zelfbeschikking
van volken, ook dat van het Palestijnse volk.
Vraag 7
Erkent u dat er sprake is van een situatie van actieve (Israëlische) kolonisatie van
Palestijns gebied? Hoe ziet u dit in het licht van de Nederlandse koloniale geschiedenis
en de morele en internationaalrechtelijke plicht hier een einde aan te brengen?
Antwoord 7
Het kabinet beschouwt de situatie als een bezetting. Het kabinet heeft zich altijd
uitgesproken tegen de Israëlische nederzettingenpolitiek omdat dit een schending is
van het bezettingsrecht en een twee-statenoplossing verder uit beeld brengt.
Vraag 8
Klopt het dat tijdens de aanval op het vluchtelingenkamp materieel van de Israëlische
wapenfabrikant Elbit is ingezet, waar Nederland ook diverse contracten en samenwerkingsprojecten
mee heeft gehad?
Antwoord 8
Het kabinet heeft geen zicht op het materieel dat door Israël wordt ingezet bij militaire
operaties. Zoals al eerder in antwoord op Kamervragen over de samenwerking met het
bedrijf Elbit is gemeld, komt deze samenwerking tot stand binnen de democratisch gelegitimeerde
aanbestedingskaders (Kamerstuk 2021Z07249).
Vraag 9
Kunt u uitsluiten dat Nederland samenwerkt met Israëlische legeronderdelen die actief
zijn in bezet gebied om de bezetting en onderdrukking in stand te houden?
Antwoord 9
Elke vorm van militaire samenwerking tussen Israël en Nederland wordt zorgvuldig en
afzonderlijk afgewogen. De samenwerking die er is, is gericht op kennisuitwisseling
waarbij ook gebruik gemaakt kan worden van elkaars faciliteiten. De samenwerking omvat
geen gezamenlijke Nederlands-Israëlische trainingen in gevechtshandelingen, en vindt
altijd plaats binnen de internationaal erkende Israëlische grenzen van voor 1967.
Vraag 10
Kunt u de waarde van herhaaldelijke Nederlandse en/of Europese statements van «bezorgdheid»
uitleggen, nu uit uw daden keer op keer blijkt dat straffeloosheid voor Israël voor
Nederland prevaleert boven het afdwingen van naleving van internationaal recht?
Antwoord 10
Het klopt niet dat Nederland straffeloosheid voor Israël laat prevaleren boven het
afdwingen van naleving van internationaal recht. Het kabinet blijft zich uitspreken
tegen schendingen van internationaal recht en het oplopende geweld in Israël en de
Palestijnse Gebieden. Het Nederlandse beleid ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces
is gestoeld op sterke bilaterale relaties met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit,
die ook consequent worden gebruikt om deze zorgen over te brengen.
Vraag 11
Vindt u dat er meer actie ondernomen moet worden vanuit multilaterale organisaties
tegen schendingen van het internationaal recht? Kunt u uw reactie toelichten?
Antwoord 11
Naleving van internationaal recht is primair een aangelegenheid van staten zelf, maar
als zij die verantwoordelijkheid niet kunnen of willen dragen, is het aan de internationale
gemeenschap om de internationale rechtsorde te waarborgen. Het kabinet probeert optimaal
gebruik te maken van VN- en andere fora om bij te dragen aan de internationale rechtsorde
en de ontwikkeling en naleving van internationale regels te bevorderen. Voor een effectieve
toepassing van het internationaal recht is een breed draagvlak nodig, waarvoor het
kabinet zich doorlopend sterk maakt.
Vraag 12
Bent u het eens met de stelling van hoogleraar internationaal publiekrecht André Nollkaemper4, dat, doordat landen als Nederland geen gevolgen verbinden aan de stelselmatige uitbreiding
van nederzettingen, het internationaal recht betekenisloos is voor de mensen in Jenin?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Het kabinet heeft zich altijd uitgesproken tegen de Israëlische nederzettingenpolitiek
omdat dit een schending is van het bezettingsrecht en een twee-statenoplossing verder
uit beeld brengt. Het kabinet is het daarom niet eens met de mening van professor
Nollkaemper dat Nederland geen gevolgen verbindt aan de stelselmatige uitbreiding
van nederzettingen en dat het internationaal recht niets betekent voor de inwoners
van Jenin. Het kabinet erkent nederzettingen niet en, zoals het internationaal recht
vereist, verbindt hier ook gevolgen aan, bijvoorbeeld door een ontmoedigingsbeleid
te voeren en geen steun te geven aan de instandhouding van die nederzettingen. Daarnaast
komen producten geproduceerd in de Israëlische nederzettingen bij invoer in de EU
niet in aanmerking voor tariefpreferentie (zoals onder meer gemeld in antwoord op
Kamervragen 20220928).
Vraag 13
Bent u het ook eens met zijn stelling dat «De escalatie van geweld en de uitbreiding
van nederzettingen kunnen worden gezien als doelbewuste pogingen om «facts on the
ground» te creëren die niet meer kunnen worden teruggedraaid.»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Daar ben ik het mee eens. Het kabinet spreekt Israël daar ook regelmatig op aan.
Vraag 14
Kunt u een rode lijn aangeven, waarna Nederland wel diplomatiek zal escaleren in de
relatie met Israël, zoals gebruikelijk is in de diplomatie? Is de nu gaande annexatie
bijvoorbeeld een rode lijn, waarna Nederland over zal gaan op sancties tegen Israël?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 14
Voor het kabinet blijft de twee-statenoplossing onverminderd de inzet, ook in de bilaterale
relatie met Israël. Het is in het belang van alle betrokkenen om te komen tot een
duurzame en vreedzame oplossing. Het kabinet blijft zich inzetten om de partijen nader
tot elkaar te brengen, en roept daarbij op tot de-escalatie. Het kabinet is geen voorstander
van sancties omdat dit een negatief effect kan hebben op het Midden-Oosten vredesproces
en hiermee niet het gewenste effect zou sorteren.
Vraag 15
Kunt u de vragen afzonderlijk en inhoudelijk beantwoorden, zonder terug te vallen
op de gebruikelijke platitudes en betekenisloze frases die beantwoordingen van vragen
over dit onderwerp meestal kenmerken?
Antwoord 15
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.