Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Peter de Groot over het bericht ‘Nieuwbouwprojecten geschrapt, bedrijven zoeken manieren om door te bouwen’
Vragen van het lid Peter de Groot (VVD) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Nieuwbouwprojecten geschrapt, bedrijven zoeken manieren om door te bouwen» (ingezonden 12 mei 2023).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
            18 juli 2023).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Nieuwbouwprojecten geschrapt, bedrijven zoeken manieren
               om door te bouwen» van 29 april jl.?1
Antwoord 1
            
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
            
Kunt u een inschatting geven hoeveel woningen er dit jaar gaan worden gebouwd, mede
               gelet op het feit dat dit niet het enige en eerste bericht van marktpartijen is dat
               dit jaar de bouw verder inzakt?
            
Antwoord 2
            
De omstandigheden voor de woningbouw zijn het afgelopen jaar sterk veranderd. De gestegen
               bouwkosten en met name de gestegen rente spelen hierin een grote rol. De situatie
               hierbij is onzeker, bijvoorbeeld als het gaat over de ontwikkeling van de rente. Wel
               is het duidelijk dat de verwachting is dat er vooral in 2024 een forse dip in de realisatie
               van woningen zal zijn. In de bijlage van mijn brief van 22 mei jl. aan de Tweede Kamer
               heb ik een nadere analyse gegeven over de veranderende omstandigheden voor de woningbouw.2
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat de markt huizen bouwt en dat die markt juist meer ruimte geboden
               moet worden om door te kunnen bouwen, terwijl de omstandigheden uitdagender zijn?
               Waarom wel, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Ik deel de mening dat woningen worden gebouwd door marktpartijen en door corporaties.
               In mijn bovengenoemde brief «Doorbouwen in veranderende omstandigheden» heb ik uiteengezet
               hoe ik wil zorgen dat deze partijen door kunnen bouwen en hoe we een dip in de woningbouw
               kunnen beperken. Met de regionale woondeals hebben we het fundament vastgelegd van
               de regie op de volkshuisvesting door afspraken over waar, voor wie en hoeveel er wordt
               gebouwd. Het vraagt nu maximale inzet van alle partijen om de gemaakte afspraken uit
               de regionale woondeals ook echt te gaan realiseren. Locaties die inmiddels vergund
               zijn moeten zo snel mogelijk starten met de bouw en de locaties die snel kunnen starten
               met de bouw moeten zo snel mogelijk vergund worden. Samen met de medeoverheden, marktpartijen
               en corporaties zet ik in op het creëren van doorbraken op bestaande locaties en op
               alternatieve locaties als bestaande locaties vertraging oplopen. Dit doen we via het
               aanpakken van knelpunten in de landelijke en regionale versnellingstafels. Marktpartijen
               en corporaties spelen daarbij een essentiële rol. Samen met gemeenten moeten zij kijken
               naar alle facetten van een project om het toch op een zo kort mogelijke termijn door
               te laten gaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de verdeling van de financiële pijn,
               een andere programmering, of door te faseren. Vanuit het Rijk draag ik hieraan bij
               via de Startbouwimpuls. Daarnaast moeten met name locaties die snel kunnen starten
               met de bouw zo snel mogelijk vergund worden. Ik roep marktpartijen daarbij op om naast
               de bestaande locaties ook zoveel mogelijk alternatieve locaties in beeld te brengen
               omdat bestaande locaties zeker in de huidige omstandigheden vertraging kunnen oplopen.
            
Vraag 4
            
Deelt u de mening dat een praktijkgerichte aanpak ten aanzien van het beschikbaar
               krijgen van bouwlocaties buiten de stad noodzakelijk is? Waarom wel, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
Om voldoende locaties beschikbaar te krijgen voor de woningbouwopgave is allereerst
               regie nodig om te zorgen voor voldoende locaties waar snel gebouwd kan worden binnen
               én buiten de stad. In de woondeals heb ik daarover afspraken gemaakt. Ik deel de mening
               dat bij de uitvoering van deze afspraken de praktijk daarbij ook onmisbaar is. Deze
               praktijkkennis is onder meer aanwezig bij marktpartijen en woningcorporaties. Daarom
               is ook onderdeel van de afspraken in de woondeals dat zij deelnemen aan alle versnellingstafels
               en daarbij hun kennis inbrengen. Dat gaat om kennis over de voortgang, over mogelijkheden
               om te kunnen doorbouwen, maar ook over alternatieve kansrijke locaties voor het geval
               dat er locaties vertragen of afvallen. Dat kunnen zeker ook buitenstedelijke locaties
               zijn.
            
Vraag 5
            
Hoe kunt u, vooruitlopend op de wet regie volkshuisvesting, nu al goedkopere locaties
               aan de rand en buiten de stad sneller gaan aanwijzen en toevoegen om te kunnen gaan
               bouwen?
            
Antwoord 5
            
Vooruitlopende op de wet Versterking regie volkshuisvesting heb ik al veel mogelijkheden
               om locaties toe te voegen, ook aan de randen en buiten de stad. Dat kan via bestuurlijke
               afspraken zoals in de woondeals en via de versnellingstafels (zie vraag 4), maar ook
               via de inzet van wettelijke bevoegdheden. Met het vervolgonderzoek van EBI over «een
               straatje erbij» bekijk ik de mogelijkheden voor extra bouwlocaties aan de randen van
               steden en dorpen. Ik zie in de recente provinciale coalitieakkoorden dat provincies
               graag ruimte willen bieden aan woningbouw aan de randen van steden of dorpen. Bijvoorbeeld
               in de provincies Limburg en Zuid-Holland. Waar er sprake is van een bestuurlijke impasse
               over een locatie, heb ik nu al de bevoegdheid om zo nodig deze impasse te doorbreken
               door een locatie aan te wijzen voor woningbouw. Deze bevoegdheid heb ik op grond van
               de Wet op de ruimtelijke ordening en – vanaf januari a.s. – op grond van de Omgevingswet.
               Het gaat dan om een opdracht (instructie) aan de gemeente om het omgevingsplan aan
               te passen zodat woningen gebouwd mogen worden op een locatie. Het wetsvoorstel Versterking
               regie Volkshuisvesting continueert deze bevoegdheid en maakt daarnaast helder dat
               deze opdracht ook kan gaan over concrete aantallen woningen in een bepaalde prijssegmentering
               op een locatie (sociale huur, middenhuur en betaalbare koop). Ook de provincie heeft
               deze bevoegdheid. Een dergelijke aanwijzing kost echter de nodige tijd. Om die reden
               heeft het altijd de voorkeur om eerst via bestuurlijk overleg tot een oplossing te
               komen.
            
Vraag 6
            
Waarom staat u het toe dat, bijvoorbeeld in Zwolle, een grote bouwlocatie buiten de
               stad (Vechtpoort) door het nieuwe college in Zwolle wordt geschrapt wordt, terwijl
               het woningtekort in die regio ook groot is?
            
Antwoord 6
            
De gemeente Zwolle is bezig met een actualisering van de omgevingsvisie. Daarin worden
               keuzes gemaakt over woningbouw na 2030. De locatie Vechtpoort is daarbij in beeld
               als één van de mogelijke uitbreidingslocaties in de nieuwe omgevingsvisie van Zwolle.
               Er is dus geen expliciet raadsbesluit genomen over het schrappen van deze locatie
               als mogelijke ontwikkellocatie. In de woondeal West Overijssel wordt er door de gemeente
               Zwolle volop ingezet op zowel binnenstedelijke als buitenstedelijke locaties.
            
Vraag 7
            
Deelt u de mening dat een start-bouw-subsidie mogelijk de bouw van onrendabele projecten
               ondersteunt, terwijl de oplossing ligt om de businesscase voor bouwprojecten te verbeteren? Waarom wel, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Ik deel de mening dat het altijd belangrijk is dat marktpartijen, woningcorporaties
               en overheden samen kijken naar mogelijkheden om de businesscase rond te krijgen en
               waar nodig te verbeteren. De Startbouwimpuls komt in beeld als ondanks de inspanningen
               om de businesscase rond te krijgen, dat niet lukt vanwege de effecten van economische
               tegenwind op de business case. De regeling is niet bedoeld voor het bekostigen van
               onrendabele toppen.
            
Vraag 8
            
Is het beschikbare budget van de start-bouw-subsidie niet veel meer waard als deze
               wordt ingezet voor de lopende projecten die gestopt dreigen te worden?
            
Antwoord 8
            
Ik wil juist voorkomen dat partijen gaan wachten met doorbouwen omdat er voor lopende
               projecten een subsidie wordt gegeven. Daarnaast is de noodzaak voor een rijksbijdrage
               lastig te onderbouwen bij lopende projecten die al zijn gestart. Met de Startbouwimpuls
               wil ik juist stimuleren dat projecten die planologisch ver genoeg zijn toch het laatste
               zetje krijgen om te beginnen met bouwen. Binnen grote gebiedsontwikkelingen daag ik
               gemeenten en marktpartijen juist uit om deelprojecten naar voren te halen met een
               betaalbaar programma, zodat we de verwachte bouwdip de komende jaren zo kort mogelijk
               houden.
            
Vraag 9
            
Deelt u de mening dat voor de korte termijn dit ervoor zorgt dat deze woningen wel
               gebouwd worden en daarmee juist de grootste maatschappelijke opbrengst wordt gegenereerd
               met deze Rijksmiddelen? Waarom wel, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
Als projecten nog niet gestart zijn kan beter worden onderbouwd op welke wijze er
               al alles aan is gedaan om zowel publiek als privaat de pijn te verdelen. Als projecten
               al gestart zijn dan is het lastig om de noodzaak van een rijksbijdrage te onderbouwen.
               Ik deel de mening dus niet dat de grootste opbrengst wordt gehonoreerd door deze in
               te zetten voor al lopende projecten.
            
Vraag 10
            
Hoe gaat u de bezwaren voor het beschikbaar krijgen van locaties, naast de vele inzet
               die al wordt gepleegd op het terrein van het bouwen van flexwoningen, oplossen? Hoe
               gaat u de aantallen gebouwde flexwoningen opkrikken naar 15.000 stuks per jaar?
            
Antwoord 10
            
Er zijn diverse maatregelen om meer locaties beschikbaar te krijgen en het aantal
               gebouwde flexwoningen verder te verhogen naar 15.000 per jaar:
            
– Er is bij voorjaarsnota 2023 een bedrag van € 300 miljoen beschikbaar gesteld voor
                     de realisatie van flexwoningen. De eerste tranche komt naar verwachting na de zomer
                     beschikbaar.
                  
– Door middel van de fysieke herplaatsingsgarantie neem ik zorgen over tijdelijkheid
                     en mogelijke vervolglocaties weg. Met diverse partijen zijn hiervoor intentieovereenkomsten
                     gesloten.
                  
– Via de financiële herplaatsingsgarantie neem ik een groot deel van de financiële zorgen
                     bij investeerders weg. Het loket hiervoor is op 2 mei jl. geopend.
                  
– Bouwopdrachten die door het RVB en Aedes en haar leden worden opgesteld.
– Daarnaast maak ik ook afspraken met de verschillende regio’s over flexwonen in de
                     woondeals maar ook via realisatieovereenkomsten.
                  
Een overzicht van deze en andere maatregelen is benoemd in de Kamerbrief over de voortgang
               programma Versnelling Tijdelijke Huisvesting.3 Flexwoningen zijn voor veel partijen nog steeds (relatief) nieuw. De genomen maatregelen
               zullen voor een versnelling zorgen en naar verwachting een vliegwiel effect hebben
               waardoor het tempo van ontwikkeling en realisatie zal stijgen.
            
Vraag 11
            
Wanneer gaat u het land in en aangeven waar de flexwoningen moeten komen, in plaats
               van het te vragen en nee als antwoord te krijgen?
            
Antwoord 11
            
Ik ga al het land in om samen met de regio’s te kijken waar de flexwoningen moeten
               komen. Ik heb daarnaast recent met alle gemeenten en provincies in regionaal verband
               woondeals gesloten, waarin concrete afspraken worden gemaakt over de woningbouwopgave.
               Tegelijkertijd maak ik op sommige plekken ook separate afspraken over flexwoningen,
               zoals bijvoorbeeld in de regio Utrecht4 en de Metropool Regio Amsterdam. Via de Taskforce en Uitvoeringsorganisatie Versnelling
               Tijdelijke Huisvesting worden gemeentes actief ondersteund bij het vlot trekken van
               flexwonen projecten. Momenteel worden meer dan 120 locaties ondersteund.5
Vraag 12
            
Bent u bereid om gemeenten desnoods te overrulen om tijdelijke locaties beschikbaar
               te krijgen?
            
Antwoord 12
            
De verantwoordelijkheid om te zorgen voor voldoende bouwlocaties, dus ook voor flexwoningen,
               ligt primair bij gemeenten en provincies. Ik heb met gemeenten en provincies in de
               woondeals afspraken gemaakt om te zorgen voor voldoende locaties voor woningbouw,
               ook als het gaat om locaties voor flexwoningen. Gemeenten moeten daarbij zorgen voor
               voldoende locaties voor woningbouw en flexwoningen in hun ruimtelijke plannen.
            
Met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting zullen het Rijk, de provincies
               en gemeenten beter in staat zijn, in gezamenlijkheid en met regionale afstemming,
               regie te voeren op de realisatie van het aantal woningen dat landelijk nodig is en
               de beschikbaarheid van voldoende locaties voor die woningen. In het wetsvoorstel worden
               gemeenten, provincies en het Rijk verplicht een volkshuisvestingsprogramma vast te
               stellen. Daarmee worden landelijke doelen via provinciale uitwerking in regionaal
               verband vertaald naar concrete lokale opgaven per gemeente, waaronder het aantal te
               bouwen woningen en voldoende locaties voor deze woningen. Voldoende locaties en herplaatsingslocaties
               voor flexwoningen is onderdeel daarvan.
            
Soms is het nodig om een knoop door te hakken, bijvoorbeeld als er na bestuurlijk
               overleg een impasse blijft over een locatie. In dat geval bevat de Wet op de ruimtelijke
               ordening en – vanaf januari a.s. – de Omgevingswet de bevoegdheid voor het Rijk en
               provincies om een locatie aan te wijzen voor woningbouw. Die bevoegdheid wordt gecontinueerd
               in het wetsvoorstel Versterking regie Volkshuisvesting. Waar nodig ben ik bereid om
               die bevoegdheid ook in te zetten. Een aanwijzing zal overigens een langdurig juridisch
               proces met zich meebrengen en daardoor dus niet direct sneller zijn dan samen naar
               een oplossing zoeken. Dus ook voor de versnelling is het dus beter dat partijen er
               lokaal met elkaar uitkomen.
            
Vraag 13
            
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 13
            
Ja. Ik heb de vragen afzonderlijk beantwoord.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.