Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 5 juli 2023, over armoede- en schuldenbeleid
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 719
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 23 augustus 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 5 juli 2023 overleg
                  gevoerd met mevrouw Schouten, Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
                  over:
               
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 16 februari 2023
                           inzake beleidsreactie NLA-rapport Spiegel Bestaanszekerheid 2022 (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 89);
– de brief van de waarnemend president van de Algemene Rekenkamer d.d. 23 maart 2023
                           inzake rapport Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk (Kamerstuk
                           24 515, nr. 693);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 30 maart
                           2023 inzake toekenning middelen ESF+ voor voedselhulp (2021–2027) (Kamerstuk 26 642, nr. 147);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 6 april
                           2023 inzake reactie op verzoek commissie met betrekking tot middeninkomens en hoge
                           energiekosten (2023D14587);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 20 april
                           2023 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere voortgang implementatie
                           vereenvoudiging beslagvrije voet en programma Stroomlijning Keten voor Derdenbeslag
                           (Kamerstuk 24 515, nr. 617) (Kamerstuk 24 515, nr. 695);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 11 maart
                           2022 inzake voortgang implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en programma
                           Stroomlijning Keten voor Derdenbeslag (Kamerstuk 24 515, nr. 617);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 21 april
                           2023 inzake stand van zaken over de verkorting van de aflosperiode van minnelijke
                           schuldregelingen (Kamerstuk 24 515, nr. 696);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 15 mei
                           2023 inzake onderzoek Bekostiging en beloning van beschermingsbewind bij schulden
                           (Kamerstuk 24 515, nr. 697);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 8 juni
                           2023 inzake eerste voortgangsrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden (Kamerstuk
                           24 515, nr. 698);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 30 juni
                           2023 inzake tussenrapport Commissie sociaal minimum (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 95);
– de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 3 juli
                           2023 inzake Monitor uitvoering energietoeslag 2022 (Kamerstuk 24 515, nr. 701).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie en Werkgelegenheid, Kuzu
De griffier van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post
Voorzitter: Kuzu
Griffier: Meester-Schaap
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bisschop, Ceder, Léon
                  de Jong, Kat, Kathmann, Van Kent, De Kort, Kuzu, Omtzigt, Palland en Westerveld,
               
en mevrouw Schouten, Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open hierbij de vergadering. Welkom bij het commissiedebat van de
                     vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het onderwerp armoede-
                     en schuldenbeleid. Ik heet de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
                     van harte welkom. Ook een warm welkom richting de ondersteuning van de Minister. Uiteraard
                     van harte welkom aan de Kamerleden. Dat zijn mevrouw Kat van D66, de heer Van Kent
                     van de SP, mevrouw Kathmann van de PvdA, mevrouw Westerveld van GroenLinks, de heer
                     Ceder van de ChristenUnie, de heer Bisschop van de SGP en mevrouw Palland van het
                     CDA. We verwachten dat er nog een aantal Kamerleden zal binnenstappen. Terwijl ik
                     dat zeg, stapt de heer De Kort van de VVD binnen. Ook een welkom richting onze gasten
                     op de publieke tribune en de kijkers thuis. We hebben vijf minuten spreektijd per
                     fractie afgesproken. Ik stel voor dat we in de eerste termijn vier vragen aan elkander
                     kunnen stellen. Ik geef graag het woord aan mevrouw Kat van D66.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Dank u wel, voorzitter. Een aantal weken geleden heb ik in mijn initiatiefnota, Sneller
                     uit de schulden, een aantal voorstellen gedaan voor meer regie bij de gemeenten en
                     duidelijkheid voor mensen met schulden, door middel van één loket, één plan en één
                     regisseur. Ik ben blij dat het kabinet in gesprek gaat met de gemeenten en de rechtspraak
                     over de mogelijkheid om een schuldregeling wettelijk bindend te maken als twee derde
                     van de schuldeisers akkoord is, en de Kamer hierover een voorstel toe te sturen. Daarvoor
                     dank. Ook dank aan de Kamerleden.
                  
Voorzitter. Ondanks de goede beweging is er echter ook nog best wel veel werk te verzetten.
                     Het maakt nog steeds uit in welke gemeente je woont voor wanneer je schuldhulpverlening
                     krijgt en welke kwaliteit die heeft. De brief van de NVVK die we daarover hebben ontvangen,
                     is dan ook helder: werk de kwaliteitseisen voor schuldhulpverlening verder uit. Ik
                     heb daarover een aangehouden motie. Ik hoor graag een reactie van de Minister. Gaan
                     er bestuurlijke afspraken komen?
                  
Voorzitter. Onlangs, in eind februari, riepen de Kinderombudsman en de VN-rapporteur
                     Nederland op om gezinnen niet langer af te sluiten van water. Er worden jaarlijks
                     duizenden mensen afgesloten van water, omdat zij de rekening niet kunnen betalen.
                     Wat D66 betreft is dat onacceptabel. Drinkwater is de allereerste levensbehoefte.
                     In een huis zonder water kan niet worden geleefd. Er kan namelijk niet meer worden
                     gekookt, gedoucht of gewassen. Onder deze mensen zitten veel gezinnen met kinderen.
                     Daarom vraag ik de Minister, via de voorzitter, hoe zij kijkt naar de toegang tot
                     water als fundamenteel kinderrecht. Vindt de Minister dat kinderen nooit meer van
                     water mogen worden afgesloten? Dat zou in lijn zijn met het advies van de Kinderombudsman.
                  
Daarom vraag ik ook aan de Minister hoe zij aankijkt tegen de oprichting van een fonds
                     gericht op het betalen van de waterrekening van huishoudens die dat niet meer kunnen.
                     Het gaat namelijk om niet zo bizar grote bedragen: rond de € 10 of € 20 per maand.
                     Natuurlijk moet er gezorgd worden voor voldoende inkomen voor bestaanszekerheid, maar
                     dit gaat ook over goede gezondheid en toegang tot water. Graag een reactie van de
                     Minister.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is belangrijk, want water is een eerste levensbehoefte. Toch vraag ik even hoe
                     mevrouw Kat kijkt naar warm water. Er vinden afsluitingen plaats van water. Dat is
                     het verschil tussen wel of geen water. Maar er vinden ook afsluitingen plaats van
                     specifiek warm water. Dat is dus de energiekwestie. Daardoor zijn er ook mensen die
                     afgesloten zijn van warm water, ook in de winter. Ik denk dat dat misschien een nog
                     grotere groep is dan de aantallen die u nu noemt. Ik vind het zelf heel ingewikkeld
                     om onder de koude douche te staan, maar dat terzijde. Dit onderwerp noemt u niet.
                     Moet dat er volgens u ook onder vallen of heeft u het daar nu helemaal niet over?
                     Ik ben benieuwd naar uw visie daarop.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Ik begon met een voorbeeld over het kunnen douchen met warm of koud water. Ik gaf
                     het voorbeeld van koken met water. Ik maak daarin dus geen onderscheid. Ik vind dat
                     gezinnen met kinderen niet afgesloten moeten worden van water. Dat is uiteindelijk
                     de essentie van mijn voorstel.
                  
De voorzitter:
U kunt doorgaan met uw betoog.
Mevrouw Kat (D66):
Voorzitter. Ik zie ook dat we werk te verzetten hebben als het gaat om schulden en
                     gedetineerden. Een grote meerderheid van de gedetineerden verlaat de penitentiaire
                     inrichting (p.i.) met meer en veel grotere schulden dan bij binnenkomst. Dit heeft
                     een groot effect op de recidive, oftewel het opnieuw in de fout gaan na het uitzitten
                     van de straf. Ik heb hier eerder Kamervragen over gesteld. Hoewel de Minister, in
                     reactie op het proefschrift van hoogleraar Gercoline van Beek, aangaf dat er voor
                     deze groep schuldhulpverlening aanwezig is, missen professionals een behoorlijk setje
                     handvatten om deze mensen adequaat te begeleiden. Weliswaar is reclassering in sommige
                     regio's aanwezig, maar niet overal en in dezelfde mate. In detentie worden namelijk
                     geen trainingen aangeboden over financiën, zoals een budgetteringstraining, terwijl
                     het hebben van schulden natuurlijk wel een van de basisvoorwaarden is waarmee de Dienst
                     Justitiële Inrichting (DJI) moet werken. Tijdens detentie kan er richting uitstroom
                     niet voorbereid worden op het regelen van bijvoorbeeld toeslagen en fondsen, of het
                     regelen van de gemeentelijke nazorg.
                  
Voorzitter. Bij de overgang van binnen naar buiten is er onvoldoende sprake van een
                     warme overdracht richting de gemeentelijke schuldhulpverlening. Nu staan partijen
                     als de reclassering en de MJD vaak met 1–0 achter, omdat zij zelf volledig moeten
                     beginnen met het in kaart brengen van hun financiële situatie, het opvragen van overzichten
                     et cetera. Wanneer dit al gebeurt vanuit detentie en overgedragen kan worden, kunnen
                     zij natuurlijk veel sneller doorpakken en dus ook eerder interventies inzetten en
                     waar nodig de samenwerking opstarten, juist om die recidiven tegen te gaan. Dat is
                     in het belang van de gedetineerde, maar vooral ook in het belang van de gehele samenleving.
                     Graag een reactie van de Minister.
                  
Voorzitter, tot slot. We zeggen het vaker: iedereen kan in de schulden raken door
                     een scheiding, een ziekte of een faillissement. Dan hebben we het over beschermingsbewind,
                     dat bedoeld is om mensen te beschermen die onvoldoende voor zichzelf kunnen zorgen,
                     en dat het belangrijk is om misbruik van die mensen te voorkomen. Dat maakt het ook
                     extra belangrijk dat mensen in dergelijke zware tijden van kwetsbaarheid kunnen leunen
                     en kunnen vertrouwen op een goed functionerende bewindvoerder. Daarom doe ik hier
                     een vooraankondiging van een nieuwe initiatiefnota, waarin ik op dat vlak de volgende
                     vervolgstappen zou willen zetten, bijvoorbeeld het afschaffen van schuldenbewind als
                     grond voor toewijzing, maar ook de aanpak van malafide bewindvoerders en meer toezicht
                     van de kantonrechter.
                  
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kat. Er is nog een vraag van mevrouw Kathmann.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Mevrouw Kat kondigt alweer een nieuwe initiatiefnota aan. Ook grote complimenten voor
                     de oude initiatiefnota. Maar wat eigenlijk alleen maar in een klein bijzinnetje voorbijkwam,
                     is: natuurlijk moeten mensen ook voldoende inkomen hebben. Omdat dat alleen maar een
                     klein bijzinnetje was, kreeg ik een beetje buikpijn, omdat de collega van D66 van
                     mevrouw Kat mij vorige week nog zei... Toen vroeg ik samen met GroenLinks om een armoede-envelop
                     van 3,4 miljard, om er eindelijk voor te gaan zorgen dat er in ieder geval iets wordt
                     gereserveerd voor alle minima die nu verdrinken. Toen zei D66: we zijn het met u eens;
                     u kunt daarvan op aan. En nu hoorde ik vandaag van de VVD dat ze dat helemaal niet
                     van plan zijn, want iedereen moet met een stok naar werk geslagen worden, en ze gaan
                     het sociaal minimum helemaal niet verhogen. Ik zou dus graag wat comfort willen van
                     D66 op dat punt: natuurlijk moeten we het inkomen verhogen. Hoe gaan we dat doen?
                     En hoe ziet mevrouw Kat dat voor zich in de augustusbesluitvorming? Geeft ze mij hetzelfde
                     comfort als haar collega vorige week deed?
                  
De voorzitter:
De aanloop naar de vraag moet echt wel iets korter als we de eindtijd willen halen.
Mevrouw Kat (D66):
Dank voor het compliment. Ik denk dat mevrouw Kathmann mij en mijn partij aan haar
                     zijde vindt als het erom gaat dat we meer moeten gaan doen om armoede te bestrijden,
                     zeker onder gezinnen met kinderen, ook met oudere kinderen. Daar hebben we ook het
                     rapport van de Commissie sociaal minimum over ontvangen, met die zeven maatregelen
                     en de doelberekening daarvan. Als we niets doen, gaat de armoede stijgen. Dat is iets
                     wat we niet willen. Er moet dus een koopkrachtpakket komen. Er moeten extra maatregelen
                     komen om dat voor elkaar te krijgen. Dat is een maatregelenpakket waar natuurlijk
                     ook verschillende afwegingen in gemaakt kunnen worden. Aan de ene kant kun je kijken
                     naar de verhoging van de huurtoeslag. Aan de andere kant kun je kijken naar verhoging
                     van de bijstandsuitkering. Er wordt ook gesproken over het verhogen van het minimumloon,
                     misschien wel gekoppeld aan de uitkering van WIA, WW, AOW et cetera. Maar als je de
                     rapporten leest, lees je ook dat het het meest kostenefficiënt is om de huurtoeslag
                     te verhogen en de bijstand te verhogen. Daarin kun je ook weer verschillende keuzes
                     maken. Aan de maatregelenkant moeten we met elkaar een pakket voor elkaar krijgen
                     waar die huishoudens echt mee geholpen zijn om de rekeningen te kunnen betalen. Uiteindelijk
                     moeten we kijken welke keuzes we maken in de financiering van die maatregelen. Ik
                     zie het bijvoorbeeld zitten om de vermogensbelasting, zeker voor vermogende families,
                     te verhogen, maar bijvoorbeeld ook de winstbelasting voor grote bedrijven.
                  
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dan even kort en goed: het sociaal minimum gaat dus – met welke maatregelen is nog
                     een vraagteken – hoe dan ook omhoog.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Het sociaal minimum moet omhoog. Dat is duidelijk.
De voorzitter:
Helder. Helderder kan volgens mij niet.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mijn vraag sluit daarop aan. Mevrouw Kat heeft inderdaad al eerder een aantal mooie
                     initiatieven genomen en ook vandaag ondersteun ik haar pleidooi dat gezinnen bijvoorbeeld
                     nooit helemaal afgesloten mogen worden van water. Tegelijkertijd zit daar inderdaad
                     ook een verlegenheid bij mij, want als we bijvoorbeeld kijken naar kinderarmoede,
                     dan zijn er tot nu toe heel veel maatregelen in de trant van: we zorgen ervoor dat
                     er gratis schoolontbijten komen. We horen hier weer het terechte pleidooi om gezinnen
                     niet van water af te sluiten. We weten ook van de toeloop naar de voedselbanken, de
                     kledingbanken enzovoort. Mijn vraag aan mevrouw Kat is: in hoeverre is zij het met
                     ons eens dat we juist moeten uitkijken met het maar blijven plakken van pleisters
                     – hoe goed al die initiatieven ook zijn; laat daar geen misverstand over bestaan –
                     en dat we echt toe moeten naar een structurele verandering, zoals de commissie inderdaad
                     in haar uitgebreide rapport adviseert?
                  
Mevrouw Kat (D66):
Het gaat inderdaad om die incidentele maar ook noodzakelijke tussentijdse maatregelen,
                     zoals die voor de voedselbanken en het regelen van langere schooldagen. Het grootste
                     bereik zit ’m natuurlijk in het besteedbaar inkomen en de bestaanszekerheid van ouders.
                     Het gaat om het verhogen van die inkomenskant, maar ook om het kijken naar die uitgavenkant
                     van ouders. Het kindgebonden budget zou natuurlijk een best gerichte ondersteuning
                     moeten zijn, zeker voor oudere kinderen in het gezin. Maar misschien is een verhoging
                     van de kinderbijslag een wat algemenere maatregel. We moeten met elkaar bij dat soort
                     verschillende maatregelen de afweging maken hoe we dat gaan doen. Maar het is geen
                     optie dat de armoedecijfers gaan stijgen omdat we niets doen.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat ben ik helemaal met mevrouw Kat eens. Ik hoorde in haar verhaal ook dat het vooral
                     tijdelijke maatregelen zouden moeten zijn en dat het fundament echt beter moet; misschien
                     zou ze dat nog kunnen bevestigen.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Bestaanszekerheid gaat zeker over structureel voldoende besteedbaar inkomen van ouders.
                     Het gaat ook over goede gezondheid, goede huizen en goed onderwijs. In de eerste plaats
                     gaat het over voldoende besteedbaar inkomen van het gezin; dat moet structureel en
                     dus niet incidenteel zijn.
                  
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kat. De heer Léon de Jong.
De heer Léon de Jong (PVV):
Mevrouw Kat van D66 kondigt weer een initiatief aan; dat heeft ze hiervoor ook gedaan.
                     Dat is allemaal prima natuurlijk, maar het zijn wat ons betreft doekjes voor het bloeden.
                     D66 zit namelijk in het kabinet. Je zou ook vandaag hier naar de Kamer toe kunnen
                     zijn gekomen om te zeggen: we gaan de bestaanszekerheid van die mensen echt eens garanderen.
                     We gaan er eerst voor zorgen dat we die mensen, waarvan we al jarenlang zien dat ze
                     het niet redden, vandaag perspectief bieden. Maar dat heeft mevrouw Kat niet gedaan.
                     Mevrouw Kat – daarna rond ik af, voorzitter – heeft gezegd: er moet echt een koopkrachtpakket
                     komen. Afgelopen week, op dinsdag, waren de stemmingen. Daar lag toen een initiatief
                     om een echt koopkrachtpakket in orde te maken door de btw te verlagen, accijnzen op
                     bijvoorbeeld brandstof te verlagen en het eigen risico af te schaffen. D66 was op
                     al die punten tegen. In hoeverre moeten we D66 nog serieus nemen, als die partij vervolgens
                     ook met zo'n belachelijke linkse plastictaks komt, waardoor gezinnen hun patatje niet
                     eens meer kunnen betalen, omdat dat onbetaalbaar wordt? In hoeverre moeten we D66
                     nog serieus nemen als ze vandaag opnieuw niet met een echt koopkrachtherstelpakket
                     komen?
                  
Mevrouw Kat (D66):
Ik denk dat de heer De Jong al wat langer in de Kamer rondloopt, en dat hij heel goed
                     weet dat als we te maken hebben met fundamentele wijzigingen in de wet en financiële
                     wijzigingen voor 2024 en verder, zoals die koopkrachtpakketten, sprake is van het
                     volgende. De periode richting de augustusbesluitvorming en Prinsjesdag, met de begroting
                     en besluitvorming, is politiek gezien natuurlijk het moment om met elkaar dit soort
                     afspraken te hebben gemaakt, om die afspraken uit te leggen, en om ook te zien wat
                     die afspraken voor een effect hebben op huishoudens.
                  
Daarnaast ben ik ook gewoon individueel Kamerlid en vind ik het belangrijk om eigen
                     initiatief te tonen. Ik heb inderdaad aangegeven dat ik met een tweede initiatiefnota
                     kom. Misschien zou u dat ook kunnen doen, zodat we met elkaar kunnen kijken welke
                     betere plannen wij hebben voor het land.
                  
De heer Léon de Jong (PVV):
Ik loop inderdaad al een tijdje rond hier. Ik merk dat het helemaal niets uitmaakt
                     wanneer ik die motie indien: of dat nou in juli, ergens in september of in december
                     is. Het maakt geen ene mallemoer uit wanneer ik die motie indien, want elke keer wordt
                     er tegengestemd. Er wordt elke keer wel een reden gevonden om tegen te kunnen stemmen.
                     De ene keer wordt er gezegd: blijf met je fikken van die 100 miljard euro aan klimaat-
                     en stikstofbudget af; dat willen we niet als dekking. De andere keer wordt er weer
                     gezegd: de augustusbesluitvorming. Hoe goed die initiatieven van mevrouw Kat om schulden
                     te voorkomen persoonlijk misschien ook zijn: ondertussen is dit voor de mensen thuis
                     nog steeds een doekje voor het bloeden. Het begint namelijk bij wat mensen in hun
                     portemonnee te besteden hebben. Wat die mensen zien, is dat het elke keer vooruitgeschoven
                     wordt, en dat ze het tegelijkertijd niet redden.
                  
Dus mijn vraag is opnieuw de volgende. Mensen thuis zien dat ze financieel kapot worden
                     gemaakt, dat hun huren niet substantieel verlaagd worden, dat ze weer extra belastingen
                     mogen betalen voor een patatje bij de patatzaak en dat er van alles gebeurt dat niet
                     in hun voordeel is. Hoe serieus kunnen we het nemen dat D66 zegt dat ze echt iets
                     voor die mensen willen doen als er vandaag opnieuw geen koopkrachtpakket komt? De
                     Minister en D66 gaan namelijk «augustus» zeggen. Ik kan er nu al vergif op innemen
                     dat de btw naar 0%, de energiebelasting naar 0% en een substantiële huurverlaging
                     van 10% er allemaal niet in zullen zitten. Dus in hoeverre kunnen we de D66-fractie
                     nog serieus nemen?
                  
Mevrouw Kat (D66):
Kijk, wat ik als D66-Kamerlid heel serieus neem zijn adviezen van de Commissie sociaal
                     minimum. Daar wordt niet gesproken over 0% btw en ook niet over accijnsverlaging,
                     maar over een zevental maatregelen. Het meest kosteneffectief is om de twee belangrijkste
                     maatregelen, de bijstandsverhoging en de huurverlaging, in te voeren. Het zou mij
                     als partij het meest waard zijn om dit soort maatregelen door te laten voeren. Ik
                     hoor de heer De Jong spreken over moties van PVV-huize. Ik weet dat we een aantal
                     keren voor moties van de PVV hebben gestemd, ook voor van die van uw collega's, meneer
                     De Jong. Het is dus niet helemaal uitgesloten dat de PVV met D66 kan samenwerken op
                     dat vlak. Daar kom ik misschien in tweede termijn nog even op terug. Ik kan wel even
                     een lijstje voor de heer De Jong laten samenstellen en dan kunnen we aan de kijkers
                     thuis laten zien dat ik de PVV niet uitsluit.
                  
De voorzitter:
Dan gaan wij luisteren naar de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
De Commissie sociaal minimum laat zien dat mensen in sommige situaties honderden euro's
                     tekortkomen om rond te kunnen komen. Dat is echt een schandalig feit. Het is iets
                     wat we al langer weten en waar we als Kamer ook al langer een punt van maken door
                     deze regering te vragen om daar wat aan te doen. Ik zou mevrouw Kat van D66 iets willen
                     vragen. Zij zegt dat we een aantal dingen uit het rapport structureel moeten gaan
                     doen. Wat zouden we dan structureel moeten gaan doen? Wat vindt zij van de harteloze,
                     schaamteloze reactie van de VVD op dat rapport? De VVD veegt het van tafel en gaat
                     er helemaal niks mee doen. Het gaat me om het dedain waarmee de VVD tegen al die mensen
                     die honderden euro's tekortkomen, zegt: we gaan niets verhogen, we laten die mensen
                     maar gewoon lekker € 300 tekortkomen per maand, want we willen alleen maar dat mensen
                     gaan werken; we gaan niks doen om het sociaal minimum te verhogen. Wat vindt mevrouw
                     Kat van het dedain en de arrogantie van de VVD in de richting van al die mensen die
                     niet rond kunnen komen?
                  
Mevrouw Kat (D66):
Ik ga niet over de woorden van de VVD. Wat ik wel heel helder heb, is het coalitieakkoord.
                     Daarin hebben we duidelijke afspraken met elkaar gemaakt over het halveren van kinderarmoede
                     en het bestrijden van armoede. Dat is écht een uitgangspunt, een afspraak die ingelost
                     moet worden. Wat dat betreft is er een heel duidelijke uitkomst, zeker met het instellen
                     van de Commissie sociaal minimum, die op voordracht van de heer Omtzigt is geformaliseerd.
                     De uitwerking daarvan neem ik heel erg serieus. We moeten dit Kamerbreed serieus oppakken.
                     Er is een overzicht van maatregelen en de keuzes die we daarin kunnen maken. We kunnen
                     bijvoorbeeld de aanvullende regelingen loskoppelen van het wettelijk minimumloon.
                     In hoeverre willen we de armoedeval voorkomen? In hoeverre zou de bijstand verhoogd
                     moeten worden om dat te voorkomen? In hoeverre kun je daar keuzes in maken met elkaar,
                     ook als het gaat om het kindgebonden budget en de kinderbijstand? Als je in al die
                     maatregelen een afweging hebt gemaakt, is het vervolgens ook belangrijk om te zorgen
                     voor financiering. Daar moeten we ook afspraken over maken met elkaar. De financiering
                     gaat misschien niet alleen over bezuinigen, maar ook over hoe je het gaat betalen.
                     Ga je een aantal belastingen verhogen op dat vlak? Het is een gegeven dat ik daar
                     niet in mijn eentje afspraken over kan maken. Dat we dat samen moeten doen, is heel
                     duidelijk.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Mevrouw Kat geeft aan niet te gaan over de woorden van de VVD, maar ik vind dat mevrouw
                     Kat daar wel over gaat, want mevrouw Kat zit samen met de VVD in de coalitie. Mevrouw
                     Kat heeft nu de mogelijkheid om tegen de heer De Kort van de VVD te zeggen: no way,
                     met die arrogantie gaan we niet mee. Het gaat om het dedain waarmee de VVD nu mensen
                     die op de grond liggen, nog even een trap na geeft door te zeggen dat ze er geen cent
                     bij krijgen. Ze kan zeggen: dat gaat wat D66 betreft niet gebeuren, dus er gaat wel
                     wat bij en ook structureel. Mevrouw Kat kan nu een streep trekken en niet haar oren
                     laten hangen naar de VVD. Is D66 bereid om gewoon afstand te nemen van die neerbuigendheid
                     waarmee de VVD gewoon neerkijkt op mensen die het moeilijk hebben?
                  
Mevrouw Kat (D66):
Wat ik belangrijk vind is dat ik sta voor mijn eigen woorden. Ik heb aangegeven dat
                     we bestaanszekerheid moeten garanderen en het sociaal minimum moeten verhogen, dat
                     we de Commissie sociaal minimum niet voor niets hebben ingesteld, dat we de aanbevelingen
                     serieus moeten oppakken en dat we de koopkrachtpakketten voor 2024 en verder moeten
                     samenstellen voor huishoudens, omdat het toelaten van armoede en armoede onder kinderen
                     echt onacceptabel is. Als een partij, links of rechts, dat niet zou willen, dan zeg
                     ik: dit is het minimale wat we hier met elkaar moeten bereiken.
                  
De heer Van Kent (SP):
Dank, de heer De Kort van de VVD heeft inderdaad gezegd dat het bestaansminimum wat
                     de VVD betreft niet omhooggaat. Begrijp ik het goed dat mevrouw Kat van D66 uitsluit
                     dat dat de uitkomst kan zijn van de onderhandelingen en van het pakket dat we straks
                     bij Prinsjesdag gaan krijgen? Klopt dat?
                  
Mevrouw Kat (D66):
Ik begrijp de verbazing niet, want er ligt al anderhalf jaar een coalitieakkoord,
                     waarin gewoon heel harde zinnen staan over het bestrijden van kinderarmoede.
                  
De heer Van Kent (SP):
Dat is goed nieuws, want dat betekent dat de VVD sowieso aan het kortste eind gaat
                     trekken en dat de uitkomst straks zal zijn dat het bestaansminimum verhoogd gaat worden.
                     Mijn vraag aan D66 is hoe die partij dat voor zich ziet. Met welk bedrag of welk percentage
                     zou D66 willen dat bijvoorbeeld het minimumloon gaat stijgen?
                  
Mevrouw Kat (D66):
Het instellen van de Commissie sociaal minimum gebeurde Kamerbreed, dus inclusief
                     steun van de VVD. Dat daar normbedragen uit zouden komen en dat er in het najaar een
                     tweede deelrapport over het stelsel gaat verschijnen, was ook Kamerbreed besloten,
                     dus ook met de VVD. Vervolgens gaan we het hebben over het maatregelenpakket. Ik heb
                     ook de samenvatting gelezen van de CPB-doorrekening. Als je gaat kijken naar de verhoging
                     van het wettelijk minimumloon met 2,2% of misschien wel 7% als je al die koppelingen
                     los zou koppelen, dan zie je dat investeringen die je op dat vlak doet, 1,5 miljard,
                     uiteindelijk minder opleveren dan bijvoorbeeld het verhogen van de huurtoeslag en
                     de bijstand. Daarin moeten we met elkaar een afweging maken. Wat is het meest kosteneffectief?
                     Dus ja, het moet omhoog en het moet structureel.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ten eerste is het mooi dat het rapport er ligt. Goed dat de coalitie dat gevraagd
                     heeft. Ik heb echter twee vragen aan D66 over dit rapport. Het rapport gaat over armoede
                     en armoede wordt gelijkgesteld aan bijstand in een huurwoning. Dat zijn twee heel
                     belangrijke zaken. Er zijn mensen die werkloos worden en in een koopwoning wonen.
                     Als je in een koopwoning zit en je hypotheek moet blijven betalen, dan kom je ver
                     onder de armoedenormen uit, want je krijgt die € 400 huurtoeslag en de verhoging van
                     de huurtoeslag niet. Die huurtoeslag lijkt effectief, maar die is zo effectief, omdat
                     de groep mensen die arm is maar in een koopwoning woont, volledig ernaast valt. Wil
                     D66 daar wat aan doen? Dat is mijn eerste vraag.
                  
Mijn tweede vraag gaat over de groep werkende armen. Als je werkt, maak je kosten.
                     In de voorbeeldbegroting over het sociaal minimum voor een echtpaar, zitten € 37 aan
                     vervoerskosten. Bij de meeste banen op minimumniveau, bij schoonmaak en dergelijke,
                     krijg je geen vergoeding van je woon-werkverkeer. Die € 37 is totaal en absoluut ontoereikend.
                     Wil D66 samen met mij ervoor strijden dat er ook voorbeeldbegrotingen voor mensen
                     die hun woon-werkverkeer niet vergoed krijgen? Dat is in de originele motie waar dit
                     op gebaseerd is, ook gevraagd. Ik zal de hele interessante rekeningrijdiscussie eruit
                     laten, want ik snap dat die ingewikkeld is. Maar ik wil vooral dat de situatie van
                     mensen met een laag inkomen die op een vast tijdstip op een bepaalde plek moeten zijn,
                     in dat sociaal minimum komt te zitten. Deelt D66 dat?
                  
Mevrouw Kat (D66):
Dat zijn inderdaad twee vragen. Allereerst ga ik in op de personen in een koopwoning
                     die moeilijk rond kunnen komen, ook vanwege de kosten daarvan. Ik denk dat we goed
                     moeten gaan kijken naar de meest kwetsbare huishoudens en naar waar het geld dat je
                     met elkaar wilt en moet besteden, het meest effectief is. Er zullen zeker maatwerkoplossingen
                     moeten komen voor mensen die te maken hebben met bijvoorbeeld hypotheekachterstanden
                     of met de vergroening van hun woning om de uitgaven voor hun woonkosten naar beneden
                     te krijgen. Feit blijft wel dat het gaat om de meest kwetsbare huishoudens. Dat is
                     de insteek in eerste instantie.
                  
De tweede vraag ging over vervoer. Het gaat daarbij om bestaanszekerheid en niet alleen
                     over geld en het missen van kansen. We moeten ervoor zorgen dat je te maken hebt met
                     goed ov en goede gezondheidszorg. Als het gaat om het openbaar vervoer, dan moeten
                     we ook gaan kijken naar de werkgevers en de lasten die de werkgevers op dat vlak zouden
                     moeten gaan dragen.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik wil een concrete toezegging op het eerste punt. We gaan nu naar de situatie dat
                     we voor de allerlaagste inkomens uitgaan van een huur van dik € 600 en van een huurtoeslag
                     van dik € 400, zodat die mensen nog € 200 woonkosten hebben. Mensen die in een koopwoning
                     zitten en werkloos worden, en op dat sociaal minimum komen via de Toeslagenwet of
                     op een andere wijze, kunnen heel gemakkelijk € 600, € 700 kosten hebben. Dan heb je
                     geen grote woning in dit land. Die kunnen niet zomaar naar een huurwoning en je moet
                     hen niet zomaar dwingen om hun woning te verkopen. Wil D66 kijken of je voor die specifieke
                     groep iets kunt doen?
                  
Het ging mij er niet om – dat is het tweede – of er goed openbaar vervoer is. We gaan
                     in Nederland werkgevers niet dwingen om woon-werkverkeer te betalen. Sterker nog,
                     als je lang genoeg in de bijstand zit, moet je bij een nieuwe baan anderhalf uur reistijd
                     heen en anderhalf uur reistijd terug accepteren. Daar moet je dan zelf voor betalen.
                     Anderhalf uur: dat is van Den Haag tot ongeveer voorbij Amersfoort. Als je in de spits
                     moet reizen en dat zelf moet betalen, kost je dat vele honderden euro's per maand,
                     of je dat nu met de trein of met de auto doet. Deelt D66 de mening dat we dus voorbeeldbegrotingen
                     moeten hebben voor werkende armen, waarbij de noodzakelijke kosten van werken in ieder
                     geval niet op het minimumbudget moeten drukken? Want dit duwt alle kosten van sociale
                     participatie en de kosten van eten weg. Dit is de reden waarom we mensen die werken
                     bij de voedselbanken zien.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Op de eerste vraag van de heer Omtzigt: ik wil daar absoluut naar gaan kijken, maar
                     ik doe geen toezegging. Dan het tweede punt. Dan heb je ook te maken met de regels
                     rondom werken, de stap maken van bijstand naar werk en de Participatiewet, en dus
                     ook bijvoorbeeld met die anderhalf uur tussen wonen en werk. Dat is bij uitstek iets
                     wat voor de herziening van de hele Participatiewet op de agenda staat en zal blijven
                     staan. Als de heer Omtzigt andere concretere ideeën heeft op dat vlak om verder uit
                     te werken, wil ik daar zeker naar kijken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kat. Ik constateer dat we nog tien sprekers te gaan hebben en
                     dat de interrupties best wel lang zijn. Dus ik kijk de commissieleden stuk voor stuk
                     heel indringend aan en vraag hun om de interrupties wat korter en bondiger te doen.
                     We kunnen hier tot 18.00 uur blijven zitten, maar langer niet, want daarna staan er
                     ook nog debatten gepland. Dus ik ga echt wat strenger zijn op de bondigheid van de
                     interrupties. Dat wil ik alvast gezegd hebben. Ik geef graag het woord aan de heer
                     Van Kent, van de SP.
                  
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. 1 miljoen mensen leven in Nederland in armoede. 230.000 kinderen
                     leven in Nederland in armoede. Bijna 100.000 dak- en thuislozen proberen steeds weer
                     hun weg te vinden. 1,4 miljoen huishoudens hebben problemen met de schulden waarmee
                     ze te maken hebben. In 2022 is er 16,8 miljard meer naar aandeelhouders gegaan dan
                     in 2019. Wat dat betreft kunnen we de VVD feliciteren. Al die kabinetten-Rutte zijn
                     een groot feest en een groot succes voor de VVD-achterban.
                  
Diezelfde VVD zei in het verleden dat de lonen omhoog moeten. Dat zei ze in het verleden.
                     Vriend en vijand van de SP zeiden dat op een gegeven moment ook. De Nederlandsche
                     Bank heeft het even geroepen, maar kwam er daarna op terug. Ook de Rabobank en vele
                     andere zeiden het op een gegeven moment. We hebben nu de Commissie sociaal minimum,
                     die ook stelt dat het sociaal minimum omhoog moet, dus dat het minimumloon verhoogd
                     moet worden. Ik vraag de Minister of dit ook de inzet gaat zijn bij de onderhandelingen
                     over de maatregelen die met Prinsjesdag worden gepresenteerd. Is die 7% verhoging
                     van het minimumloon ook het startpunt voor de Minister, het absolute nulpunt van waaruit
                     onderhandeld gaat worden over meer?
                  
Twee weken geleden vroeg ik de Minister of zij kon uitsluiten dat de stijging van
                     het minimumloon losgekoppeld zou worden van de stijging van de uitkeringen, in het
                     bijzonder de AOW. Ik zie dat dat ook een onderwerp van gedachtevorming en discussie
                     is, ook in het rapport van deze commissie. Ik vraag de Minister nogmaals of zij vandaag
                     klip-en-klaar kan uitsluiten dat er een loskoppeling gaat plaatsvinden tussen de uitkeringen
                     en het minimumloon.
                  
Ik zei net al dat 1 miljoen mensen in de financiële problemen zitten. Er is gierende
                     inflatie. Kijk naar de prijzen aan de pomp, de huurprijzen, het eigen risico en de
                     gigantisch stijgende boodschappenprijzen. Ondertussen gaat het kabinet tegen die achtergrond
                     bezuinigen. Het kabinet is daar al mee gestart en er dreigen meer bezuinigingen. Dat
                     is de wereld op zijn kop, wat de SP betreft. Wij zullen vanavond dan ook een voorstel
                     doen om het minimumloon in één stap te verhogen naar € 15 en om daarna aan te koersen
                     op een loon dat aansluit op 60% van het mediaan, ongeveer het gemiddelde inkomen in
                     Nederland, iets wat Voor 14 van de FNV ook bepleit en wat ook vanuit Europa wordt
                     bepleit.
                  
De boodschappenprijzen stijgen, net als de winsten. Graaiflatie is een nieuw woord
                     dat zomaar het woord van het jaar zou kunnen worden, maar dat ook de schande van het
                     jaar is. Want terwijl de zakken worden gevuld, kunnen mensen de boodschappen aan de
                     kassa niet meer betalen.
                  
Ik wil de Minister vragen of zij samen met de Minister van Economische Zaken met een
                     plan wil komen. Wil zij met de supermarkten om de tafel gaan zitten om harde afspraken
                     te maken, zoals ook in ons omringende landen is gebeurd, bijvoorbeeld in Frankrijk,
                     over het verlagen van de prijs van minimaal 100 basisproducten met minimaal 10%? Wil
                     zij dat vastleggen en ervoor zorgen dat met steekproeven wordt gecontroleerd of dit
                     wordt nagekomen? Wil zij hier ook harde sancties op zetten, bijvoorbeeld in de vorm
                     van extra belastingen die worden geheven in deze sector? Ik wil de Minister vragen
                     om binnen een maand met een plan naar de Kamer te komen. Zegt de Minister dat niet
                     toe, dan zal ik daar vanavond een voorstel voor doen. Ik hoop op steun van de collega's.
                  
Voorzitter. Samen met D66 bekijken we hoe we in Nederland omgaan met bewindvoering.
                     Wij roepen de Minister op om een voorstel te doen om ervoor te zorgen dat het toezicht
                     op de bewindvoerders aangescherpt kan worden, maar ook om te kijken hoe dat in publieke
                     handen uitgevoerd kan worden. We zien in een aantal gemeenten dat dit gebeurt en dat
                     er goede ervaringen mee zijn. Ik wil de Minister vragen om daarnaar te kijken en te
                     kijken of er lessen uit getrokken kunnen worden die er bijvoorbeeld toe kunnen leiden
                     dat we naar een stelsel gaan waarin er geen commerciële private bewindvoering meer
                     is, maar waarin gemeenten het in eigen beheer uitvoeren, of dat we daar in ieder geval
                     de maximale ruimte voor gaan organiseren. Ik hoop dat de Minister daar positief over
                     is. Ik weet dat mensen die in schulden zitten en door malafide bewindvoerders in problemen
                     komen de Minister echt aan het hart gaan. We hebben hier een aantal mensen uit Uden
                     gehad die daar het slachtoffer van zijn geworden. Ik wil de Minister echt met klem
                     oproepen om daarmee aan de slag te gaan en om ervoor te zorgen dat de commercie verdwijnt
                     en de menselijke maat terugkomt.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kent. De heer De Kort.
De heer De Kort (VVD):
De heer Van Kent wekt hier de indruk dat de VVD blij zou zijn dat mensen in armoede
                     terechtkomen. Dat wil ik toch weerspreken. We kunnen erover van mening verschillen.
                     We hebben een andere visie. De SP heeft een andere visie dan de VVD op hoe je uit
                     de armoede komt. Dan heb ik toch de volgende vraag aan de heer Van Kent. Deelt hij
                     met de VVD dat de manier om uit de armoede te komen, werk is, in plaats van bijvoorbeeld
                     de bijstand generiek verhogen? Iedereen kan zijn steentje bijdragen, hoe groot of
                     hoe klein ook.
                  
De heer Van Kent (SP):
Het resultaat van al die VVD-kabinetten is dat mensen in bittere armoede leven, op
                     straat leven, niet goed kunnen eten en in grote problemen zitten. Dat is waar de VVD
                     voor gezorgd heeft. Dat gaat om mensen die in een uitkering zitten. Het gaat om gepensioneerden.
                     Het gaat om werknemers. Het loopt door de hele samenleving heen. Ik stond er net bij
                     stil dat dit niet geldt voor de VVD-achterban. Als je in Nederland geld hebt, krijg
                     je cadeau op cadeau. Dan krijg je alle mogelijkheden om je onderwijs goed, privaat,
                     in te kopen, om de zorg privaat in te kopen, om je eigen veiligheid te organiseren.
                     En dat is het resultaat van al die VVD-kabinetten. Het gaat ongelofelijk goed met
                     de rijke mensen in Nederland. Ondertussen groeien de rijen bij de voedselbank en leven
                     steeds meer kinderen in bittere armoede.
                  
De heer De Kort (VVD):
De heer Van Kent doet hier alsof de VVD-achterban uitsluitend uit aandeelhouders bestaat,
                     maar wij zijn een brede volkspartij, die onder alle inkomensgroepen achterban heeft,
                     en die er ook voor alle inkomensgroepen wil zijn. Juist door dat koopkrachtpakket
                     van de afgelopen tijd, 17,2 miljard, is de armoede afgenomen, van 6,7% naar 4,9%.
                     En dan geldt nog steeds: iedere persoon in armoede is er een te veel. Dat zegt ook
                     de VVD. Maar ik wil de indruk wegnemen dat wij er niet voor die groepen zouden zijn.
                     Wij hebben een andere visie. Ik vraag het nog een keer aan de heer Van Kent: zouden
                     we gemeenten en ook het UWV niet nog meer in positie moeten brengen om mensen hun
                     talenten te laten benutten en naar werk te begeleiden? Dat blijft onze visie.
                  
De heer Van Kent (SP):
De visie van de VVD is: ruim baan voor de rijken en laat de armen maar creperen, want
                     de heer De Kort heeft vandaag bij BNR Nieuwsradio gezegd dat het sociaal minimum niet
                     verhoogd moet worden, terwijl iedereen, vriend en vijand, ziet dat het minimumloon
                     te laag is en dat je niet van het minimumloon kan leven, ook niet als je werkt. De
                     heer De Kort komt hier met een VVD-visie en zegt dat het een verschil van visie is.
                     Nee, het is een verschil van grote politieke tegenstellingen, van grote belangentegenstellingen
                     tussen mensen die geld zat hebben en die de aandeelhouders bedienen – daar is de VVD
                     voor – en de mensen in Nederland die niet rond kunnen komen. De mensen die niet rond
                     kunnen komen, hebben hogere lonen of hogere uitkeringen nodig. Zij vangen bot bij
                     de VVD. Sterker nog: de VVD steekt een middelvinger op naar deze mensen door vanmorgen
                     bij BNR Nieuwsradio te zeggen dat het sociaal minimum niet verhoogd moet worden en
                     dat mensen maar moeten gaan werken. Het is een schande.
                  
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Kathmann voor de PvdA.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dank, voorzitter. De bestaanszekerheid staat onder druk. Mensen leven in onzekerheid
                     omdat ons socialezekerheidsstelsel ontoereikend is. Daarmee verzaken we onze grondwettelijke
                     plicht om zorg te dragen voor een zeker bestaan van onze inwoners. Dat is de keiharde
                     conclusie uit het rapport van de Commissie sociaal minimum. Ik kan zeggen dat ik verbaasd
                     en geschokt ben, maar niks is minder waar, want ik zie het bewijs eigenlijk gewoon
                     dagelijks bij mij in de wijk. Daar worden prullenbakken opengetrokken, zodat mensen
                     de statiegeldblikjes eruit kunnen vissen. Ik zie het ook in mijn inbox, waar ouders
                     vertellen dat ze havermout eten, zodat ze hun kinderen gewoon wél een fatsoenlijke
                     maaltijd kunnen voorschotelen.
                  
De oorzaken die de commissie aanwijst, zijn precies de dingen waar de Partij van de
                     Arbeid al jaren tegen strijdt: de flexibele arbeidsmarkt, hardnekkige kansenongelijkheid
                     in het onderwijs, een gebrek aan betaalbare woningen en grote gezondheidsverschillen
                     tussen hoge en lage inkomensgroepen. Hoe heeft de Minister dit rapport gelezen? Is
                     zij verbaasd en geschokt? Of zag zij dit net als de Partij van de Arbeid eigenlijk
                     wel aankomen? Als ik deze Minister een beetje ken, vindt ze het verschrikkelijk dat
                     mensen onder het bestaansminimum leven. Ik hoop dat de Minister met dit rapport eindelijk
                     de munitie in handen heeft om binnen dit kabinet eindelijk echte stappen te zetten
                     om de bestaanszekerheid op nummer 1 te zetten, want zo kunnen we niet door.
                  
Een belangrijke conclusie in het rapport is dat het besteedbaar inkomen omhoog moet.
                     We kijken in Nederland bij het bepalen van het sociaal minimum al sinds 1974 naar
                     de inkomstenkant en wegen de uitgaven van mensen nauwelijks mee. De heer Omtzigt had
                     het hier zojuist ook al over. Dat is niet meer werkbaar, al jaren niet en al helemaal
                     niet in een tijd van gierende inflatie en torenhoge huurprijzen. Als we kijken naar
                     wat mensen daadwerkelijk nodig hebben om rond te komen, zien we dat mensen op het
                     sociaal minimum stelselmatig geld tekortkomen. Voor gezinnen met kinderen gaat het
                     om honderden euro's per maand. We doen zo ingewikkeld met een energietoeslag hier
                     en een incidentele huurverlaging daar. We praten over menstruatiearmoede, we regelen
                     boterhammen op school, we breiden minimaregelingen uit op gemeenteniveau, maar de
                     essentie is gewoon dat mensen geen geld hebben. Als je daar de oplossing zoekt, is
                     het dan ook niet zo moeilijk: dat betekent een verhoging van het wettelijk minimumloon,
                     van de uitkering, van de AOW. Dan hoeven we niet meer eindeloos pleisters te plakken
                     en dan hoef ik ook niet als een doorgedraaide Bob de Bouwer gaatjes in het fundament
                     dicht te metselen met een toeslag hier en een incidenteel verhoginkje daar. Dan maken
                     we gewoon een stevig fundament. Dan geven we mensen een bodem om op te staan, zodat
                     ze kunnen leven in plaats van overleven en zodat ze mee kunnen doen aan de samenleving.
                  
Ik doe hier eigenlijk al twee jaar samen met mijn collega van GroenLinks voorstellen
                     die nu allemaal onderbouwd worden door de conclusies in het rapport. Al die voorstellen
                     worden niet gehonoreerd, ook niet vorige week, toen de PvdA en GroenLinks samen met
                     andere partijen vroegen om alvast een armoede-envelop van 3,4 miljard voor de augustusbesluitvorming
                     te reserveren. Nu blijkt dat er 6 miljard structureel nodig is. Ik ben dan ook razend
                     benieuwd wat de Minister met deze vraag gaat doen en of die armoede-envelop er toch
                     niet alsnog gaat komen. Kan de Minister ook toezeggen dat er straks een pakket klaarligt
                     voor Prinsjesdag, dat ook echt gericht heel concreet inspeelt op die zeven aanbevelingen
                     en dat een antwoord is op al die aanbevelingen in het rapport? En kan de Minister
                     aangeven welke quick wins ze nu al gaat uitzetten? Bijvoorbeeld het afschaffen van
                     de zoektermijn voor jongeren, de hardheden in de WIA, het terugdraaien van het afschaffen
                     van de jonggehandicaptenkorting; dit zijn allemaal zaken die eigenlijk steeds die
                     grondwettelijke taak van het bieden van bestaanszekerheid ondermijnen. Dat weten we
                     nu met bewijs. Die dingen kunnen we misschien niet morgen doen, maar wel sneller dan
                     steeds wachten op een heel gedegen antwoord van dit kabinet op dit rapport, want er
                     moet nog een vervolgrapport komen. Als de Minister wederom aangeeft dat dit niet gaat
                     gebeuren, hoor ik graag waarom niet en met welke daden ze vandaag dan wel gaat bewijzen
                     dat ze van plan is om de minima in Nederland niet langer te laten verzuipen. Ik snap
                     dat sommige zaken een lange adem vergen en dat er ook een heleboel in de pijplijn
                     zit, waarvoor ook de complimenten, maar ik hoop dat de Minister snapt dat actie niet
                     kan uitblijven na zulke snoeiharde conclusies.
                  
Voorzitter. Tot slot wil ik graag benadrukken dat we moeten stoppen met het alleen
                     maar bekijken van de kostenkant van dit vraagstuk. Als we spreken over het verhogen
                     van het sociaal minimum, spreken we over investeringen die maatschappelijk knetterhard
                     renderen, niet alleen met een fijner leven voor individuen, maar ook met baten voor
                     ons als maatschappij als geheel. Die baten zijn gigantisch. Denk alleen maar aan zorgkosten
                     of aan het feit dat mensen eindelijk de ruimte voelen om aan het werk te kunnen gaan.
                     Mijn vraag aan de Minister is dan ook of, als het kabinet met een antwoord komt, daarbij
                     ook die maatschappelijke baten heel concreet betrokken kunnen worden, zodat we daar
                     met z'n allen meer inzicht in krijgen.
                  
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kathmann. Mevrouw Westerveld, namens GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen maandag hadden ik en misschien ook meerdere collega's
                     een persbericht van het Armoedefonds in mijn mailbox. Dat deelt schoolspullen uit
                     en het heeft een schoolspullenactie waarmee het ervoor kan zorgen dat jongeren die
                     naar de middelbare school gaan, voldoende schoolspullen hebben. Ik werd vandaag toevallig
                     gemaild door een aantal leerlingen die mij mailden dat ze Stichting Leergeld helpen.
                     Stichting Leergeld is ook zo'n stichting die zorgt dat kinderen, op het moment dat
                     hun ouders onvoldoende verdienen, extra hulp kunnen krijgen. Zij mailden mij: «Op
                     dit moment zijn wij bezig om goede doelen te helpen en geld in te zamelen. Deze stichting
                     helpt kinderen die in armoede leven en die niet genoeg geld hebben voor school, laptops,
                     fietsen et cetera.» Ik noem dit omdat dit onderdeel is van een patroon: er zijn in
                     dit land ontzettend veel maatschappelijke organisaties actief om mensen die in armoede
                     leven, te helpen. Ook vanuit het kabinet gebeurt er heel erg veel, maar tegelijkertijd
                     voel ik me daar ongemakkelijk bij, omdat het fundament niet op orde is. Eigenlijk
                     zouden al dit soort prachtige initiatieven en organisaties niet nodig moeten zijn
                     als dat fundament op orde is. Ik heb al die rapporten uitgeprint en we zien een kabinet
                     dat echt van alles in touw zet. Het is heel erg mooi dat dat gebeurt, maar het blijft
                     wel symptoombestrijding.
                  
We weten eigenlijk al jaren dat het sociaal minimum niet toereikend is om van rond
                     te komen, dat het bestaansminimum onvoldoende is en dat armoede en schulden daar een
                     uiting van zijn. Eerder concludeerde de Nederlandse Arbeidsinspectie al dat bestaanszekerheid
                     niet geborgd is bij het huidige bijstandsniveau. Daar komt nu het gezaghebbende rapport
                     van de Commissie sociaal minimum bovenop naar aanleiding van de motie van collega
                     Omtzigt. Ik las dat rapport dit weekend. Net als mevrouw Kathmann ben ik niet zo heel
                     snel verbaasd, maar toch ook weer wel, want als we lezen dat 800.000 personen in armoede
                     leven, dat dit aantal volgend jaar naar 1 miljoen mensen stijgt en dat daar 230.000
                     kinderen bij zitten, is dat natuurlijk iets waar we ons diep voor mogen schamen.
                  
Dat is niet opgelost met een aantal programma's of met mooie initiatieven vanuit de
                     samenleving. We zijn een ontzettend welvarend land en we zien dat die ongelijkheid
                     zo aan het stijgen is. Mijn hoofdvraag aan de Minister is vandaag wanneer ze dat fundament
                     gaat aanpakken. Wat gaan we nou echt doen zodat mensen structurele bestaanszekerheid
                     hebben en al die verschillende initiatieven niet meer nodig zijn? Ik hoop echt dat
                     het rapport van de Commissie sociaal minimum daar verandering in gaat brengen. Ik
                     wil de Minister vragen of ze de bevindingen in het rapport deelt en of ze ook de opvatting
                     deelt dat het bestaansminimum ontoereikend is.
                  
Voorzitter. Het rapport gaat in op financiële bestaanszekerheid, maar bestaanszekerheid
                     gaat volgens de auteurs ook over andere zaken, bijvoorbeeld goede gezondheid en kansen
                     in het onderwijs. Hebben we een inschatting of andere vormen van bestaanszekerheid
                     wel toereikend zijn? Zou het niet ook goed zijn om daar alvast onderzoek naar te doen?
                     Is de Minister daartoe bereid? Ik zit bijvoorbeeld in de commissie voor Onderwijs
                     en een tijd geleden heeft de griffier een overzicht voor ons gemaakt van de kansenongelijkheid
                     en waar die allemaal aan raakt. Daar zie je bij kinderen die minder kansen hebben,
                     dat dat niet alleen op school het geval is, maar dat dat vaak te maken heeft met de
                     thuissituatie en dat het ook raakt aan gezondheid, toegang tot sport en bewegen en
                     zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik wil de Minister vragen of zij de aanbevelingen
                     van dit rapport gaat opvolgen. Welk concreet tijdpad ziet zij voor zich? Is zij het
                     met ons eens dat dit haast heeft?
                  
Ik zou de Minister ook willen vragen wat ze specifiek kan doen voor mensen met een
                     beperking. Ik heb het in debatten met de Minister van VWS vaak over deze groep. Mensen
                     met een beperking zijn vaak mensen die dolgraag aan de slag willen, maar banen zijn
                     lang niet altijd goed op hen aangepast. Vaak kunnen ze met een beetje hulp wel werken,
                     maar lang niet altijd fulltime. Waar deze mensen ook vaak tegen aanlopen, is dat de
                     zorgkosten zich opstapelen. Ik hoor ook van een aantal van hen dat ze bijvoorbeeld
                     niet kunnen trouwen omdat ze dan met hun partner in inkomen achteruitgaan. Ik vind
                     dat ontzettend heftig. Het is ontzettend heftig om te beseffen dat mensen met een
                     beperking om die reden niet kunnen gaan trouwen met degene van wie ze houden.
                  
Voorzitter. Ik weet dat er een tweede rapport komt. Dit rapport gaat ook in op situaties
                     van ontoereikendheid, waarbij mensen door een lager inkomen te weinig geld beschikbaar
                     hebben. Ik zou de Minister willen vragen hoe ze hier opvolging aan gaat geven. Is
                     er ook tussentijdse besluitvorming, dus buiten de reguliere ronde in augustus?
                  
Gaat ze ook kijken naar de maatschappelijke baten? Ik zei het net al: we weten dat
                     als je minder kansen hebt, dat enorm veel gevolgen heeft op allerlei vlakken. We weten
                     ook dat mensen met een lagere sociaaleconomische positie ongeveer acht jaar minder
                     lang leven en vijftien jaar minder lang in goede gezondheid leven. We weten ook dat
                     de zorgkosten voor deze groep stijgen. En dat is eigenlijk nog de minste van hun zorgen,
                     want het ergste vind ik dat ze minder gezond zijn dan andere mensen. Maar kijkt de
                     Minister daar ook naar? En ziet ze daarin ook een rol voor zichzelf?
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan de heer Ceder, ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met de Commissie sociaal minimum. Ik wil de
                     commissieleden vanaf deze plek hartelijk bedanken voor het waardevolle rapport. Ze
                     zijn ingesteld door Minister Schouten, maar zijn ook mede mogelijk gemaakt door de
                     motie van de heer Omtzigt.
                  
De commissie komt tot een harde conclusie: het sociaal minimum is te laag om rond
                     te kunnen komen. Deze conclusie komt tegelijkertijd voor velen niet onverwachts. Ik
                     hoorde net wat anekdotes, maar we merken het allemaal. Ook ik krijg geregeld te horen,
                     als ik met mensen praat: «Ik hou het gewoon niet meer vol. Ik heb inkomen, maar dat
                     is binnen een paar weken al op. Hoe moet ik verder?» De onvermijdelijke spiraal begint
                     dan. Mensen gaan het proberen te dempen door de rekeningen niet meer te betalen of
                     geld te lenen tegen rente. Ze proberen dat een aantal maanden vol te houden, maar
                     ze verzuipen dan en komen in een moeras van schulden terecht.
                  
Voorzitter. Dit moet anders. Bestaanszekerheid is voor de ChristenUnie een belangrijke
                     reden geweest om deel te nemen aan dit kabinet. Dit betekent dat het voor mijn partij
                     onbestaanbaar is dat de kinderarmoede volgend jaar gierend zou toenemen. Uit het rapport
                     komt duidelijk naar voren dat de tekorten toenemen als het gezin groter is. Kortom,
                     er ligt een grote taak bij de augustusbesluitvorming om recht te doen aan de in dit
                     rapport aangestipte punten. Het besteedbaar inkomen moet worden verhoogd, is een advies.
                     Ik hoop dat het kabinet dat ook ter harte neemt, zeker voor mensen met kinderen en
                     in het bijzonder grotere gezinnen. Daarom doe ik ook de oproep om de conclusies hieruit
                     niet in een lade te stoppen, maar ook echt ter harte te nemen en te betrekken bij
                     de discussies die over een paar weken onvermijdelijk weer zullen gaan starten.
                  
Voorzitter. Dan over schuldhulpverlening. We weten hoe groot het effect van schulden
                     en financiële stress is op het leven van mensen.
                  
De voorzitter:
Dit is een totaal nieuw blokje, dus voordat u doorgaat, is er een vraag van de heer
                     Léon de Jong.
                  
De heer Léon de Jong (PVV):
De ChristenUnie geeft aan: bestaanszekerheid is voor ons een belangrijk onderdeel
                     voor kabinetsdeelname. Dat is nogal wat, want dan is het dus een heel zwaar punt.
                     De ChristenUnie geeft ook aan dat er zeven punten aangegeven zijn door die Commissie
                     sociaal minimum en zegt: neem dat ter harte. Ik wil een stap verder gaan dan het alleen
                     ter harte nemen. Wil de ChristenUnie hier vandaag tegenover de Kamer en tegenover
                     iedereen hier naar voren brengen dat die zeven punten moeten worden overgenomen?
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij staan er geen hele spannende conclusies in. Tegelijkertijd hebben we te
                     maken met vier partijen in een coalitie, waarmee we in het coalitieakkoord een aantal
                     uitgangspunten hebben afgesproken, waaronder hele goede punten. We verhogen het minimumloon
                     al. We hebben vorig jaar ook miljarden uitgetrokken voor een extra pakket. U heeft
                     gehoord wat de inzet is van de ChristenUnie. U heeft het recht om ons allemaal hierop
                     te bevragen. Maar voor ons is dit belangrijk. Dit is niet de eerste keer dat we het
                     noemen en we zullen het ook blijven noemen. Maar dat zeg ik in een onzekere tijd,
                     met schaarste. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Maar de heer De Jong weet waar
                     ik sta op dit punt.
                  
De voorzitter:
Dit wordt uw laatste vraag, meneer De Jong.
De heer Léon de Jong (PVV):
Ja, voorzitter.
Ik weet precies waar de ChristenUnie staat, want elke keer als er een koopkrachtvoorstel
                     wordt gedaan, dan stemt de ChristenUnie tegen. En nu, wat je ook van die zeven punten
                     vindt... Wij zetten ergens anders op in, zeg ik ook heel eerlijk. Ik vind een aantal
                     punten goed en naar een aantal punten kijk ik anders. Maar wij komen dan met alternatieven.
                     Maar de ChristenUnie geeft hier aan dat bestaanszekerheid voor hen zo belangrijk was
                     dat het een reden is geweest om in het kabinet te stappen. Wij hebben hier maandenlang
                     debatten gevoerd over koopkracht, over armoedebestrijding en over schuldhulpproblematiek.
                     Toen zei de ChristenUnie elke keer: we wachten op het rapport van de Commissie sociaal
                     minimum. Nu ligt dat er, en nu hoor ik de ChristenUnie zeggen: tja, we hebben ook
                     nog te maken met andere partijen binnen de coalitie en we leven in een tijd van schaarste.
                     Met andere woorden: we gaan de 6 miljard euro die door de commissie naar voren wordt
                     gebracht, niet uitgeven. Of heb ik het verkeerd verstaan? Want at the end of the road
                     – ik sluit af, voorzitter – kijken de mensen naar dit soort debatten en dan horen
                     ze dat het over koopkracht gaat, maar als puntje bij paaltje komt, worden ze iedere
                     keer weer keihard in de steek gelaten, en zeker door de ChristenUnie. Ik hoop dus
                     dat hij vandaag het tegendeel kan bewijzen.
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
De werkelijkheid ligt toch iets anders. Het klopt dat wij een aantal voorstellen van
                     de heer De Jong hebben weggestemd, omdat wij dachten dat wij een beter en ook gerichter
                     alternatief hebben. Volgens mij wil de heer De Jong de accijns op benzine laag houden.
                     Ik snap dat, want dat is een ongerichte maatregel waar je ook de VVD-autobezitter
                     mee helpt. Daar kan je alles van vinden. Dat is prima, maar wij hebben ook keuzes
                     gemaakt die wat gerichter zijn, waardoor je juist de groepen gaat helpen die het meest
                     kwetsbaar zijn. Daarvoor hebben we vorig jaar een pakket van miljarden gemaakt. Nog
                     nooit is er zo'n groot aanvullend pakket gekomen als vorig jaar.
                  
Wat de heer De Jong zegt, is dus niet waar; dat is gewoon niet waar. We hebben andere
                     keuzes gemaakt. We hebben een aanvullend koopkrachtpakket gemaakt, waarmee we de kinderarmoede
                     gelukkig niet hebben doen laten toenemen. Maar het is niet genoeg. We staan voor een
                     uitdaging. Daarvoor heeft de Commissie sociaal minimum ons handvaten gegeven. Ik zal
                     graag luisteren naar de bijdrage van de heer De Jong. Ik vermoed dat zijn voorstellen
                     misschien wat ongerichter zijn dan de voorstellen die wij vorig jaar gedaan hebben.
                     Daar zit een verschil. Dat mag, maar op dit punt zijn er misschien ook verschillen
                     tussen de PVV en de ChristenUnie. Wij zoeken ook echt waar de meest kwetsbaren zitten
                     en hoe we kunnen zorgen dat dat geld op de juiste plek komt. Dat zullen we de komende
                     tijd ook blijven doen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kathmann, uw derde vraag.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik heb aan de ChristenUnie eigenlijk dezelfde vraag als aan D66. We hebben vorige
                     week voorgesteld om alvast een armoede-envelop te reserveren voor de augustusbesluitvorming,
                     juist voor die minima en iedereen die onder de armoedegrens leeft. Toen werd ons gezegd:
                     wat een belachelijk voorstel, want we geven u comfort en er gaat echt wat komen bij
                     die augustusbesluitvorming. D66 bevestigde dat hier: er komt een koopkrachtpakket
                     en het sociaal minimum gaat omhoog. De VVD heeft al aangegeven: nee, dat gaan we helemaal
                     niet doen; iedereen moet maar met een stok naar werk geslagen worden. Krijgen we van
                     de ChristenUnie hetzelfde comfort als vorige week – dat betekent dus dat het sociaal
                     minimum wel omhooggaat – of is de ChristenUnie gewoon metgezel van de VVD en kunnen
                     alle minima in Nederland het shaken?
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Zoals mevrouw Kathmann weet, ga ik nu niet iets toezeggen over iets wat in de onderhandelingen
                     besproken moet worden. Dat doe ik nu niet en dat deed ik vorig jaar ook niet. Mocht
                     u in de toekomst weer gaan regeren, dan gaat u dat ook niet doen. Tegelijkertijd weet
                     u wel wat onze inzet is. Voor ons is het belangrijk dat het, precies zoals het sociaal
                     minimum aangeeft, niet zo kan zijn dat er in dit land een grote groep mensen is die
                     gewoon niet rond kan komen. Dat heeft niet alleen effect op hen, zoals ik heb aangegeven,
                     maar ook op de kinderen. Daarna raken die mensen in een moeras. De kosten daarvan
                     worden uiteindelijk ook op de maatschappij afgewenteld. Niemand heeft daar wat aan.
                  
Ik neem afstand van de «metgezel» VVD, want ik was verbaasd over de uitspraak vandaag
                     bij BNR. Hoe kan je nou van een commissie met wetenschappers die dit hebben onderzocht,
                     die hiervoor hebben gestudeerd, die weten hoe dit werkt, die de tijd hebben genomen
                     om dit rapport in opdracht van de Kamer samen te stellen en die punten hebben genoemd
                     die zij nu echt belangrijk vinden, bij voorbaat zeggen: nee, dat gaan we niet doen;
                     mensen moeten maar werken? Ik vind dat niet alleen een politiek verschil; ik vind
                     het gewoon ongeloofwaardig. Met deze reactie geef ik dus aan dat de VVD en ik op dit
                     punt geen metgezellen zijn. Er is een ander punt, waar we wél metgezel zijn. Dat kan,
                     want die werkelijkheden kunnen naast elkaar bestaan.
                  
De voorzitter:
U kunt doorgaan met uw betoog.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik had het net over mijn vrienden van de VVD, want er is ook een ander punt, waar
                     we elkaar wél heel goed kunnen vinden. Daar ben ik ook hartstikke blij om. We weten
                     hoe groot het effect van schulden en financiële stress op het leven van mensen is.
                     Schulden kunnen ook gevolgen hebben voor de werkvloer, bijvoorbeeld via verzuim of
                     loonbeslag. Er wordt zo'n 500.000 keer per jaar loonbeslag opgelegd. Werkgevers kunnen
                     een rol spelen om hun werknemers aan een oplossing te helpen, maar weten vaak niet
                     hoe. Dat geldt zeker voor kleinere mkb-ondernemers. Hoe moeten ze het gesprek aangaan
                     met de werknemer? Naar wie kunnen ze iemand verwijzen? Samen met de heer De Kort van
                     de VVD pleit ik voor een aanpak om juist die kleine werkgevers te helpen. Er zijn
                     ook goede initiatieven, zoals de Moedige Dialoog en de Nationale Coalitie Financiële
                     Gezondheid, maar die zijn nu niet goed toegankelijk voor kleine mkb'ers. Wat vindt
                     de Minister ervan om ook juist die mkb'ers te helpen om extra stappen te zetten op
                     het gebied van schuldhulpverlening en hoe kunnen we dit verbeteren? De heer De Kort
                     en ik zullen daarom ook met een voorstel komen.
                  
Voorzitter. Ik was onlangs te gast bij SchuldHulpMaatje, een vrijwilligersorganisatie
                     die een buddysysteem biedt voor mensen die te maken hebben met schulden. Hun werk
                     is ongekend belangrijk. We zijn als land gezegend met sterke vrijwilligersorganisaties.
                     Zorgende gemeenschappen zijn als smeerolie voor de samenleving. We staan als overheid
                     voor grote opgaven, waar allerlei plannen voor zijn, zoals de aanpak van de Minister
                     waar we vandaag over spreken: het IZA en het GALA. Al deze plannen zijn gericht op
                     preventie, gezondheid en een gezonde samenleving, maar zonder vrijwilligersorganisaties
                     komt deze beweging niet op gang. Deze organisaties worden vanuit VWS ofwel SZW verkokerd
                     benaderd, terwijl we weten dat schulden nooit alleen komen. Die zijn het gevolg van
                     grote life events, zoals een scheiding of ziekte, waarbij mensen ook nadere ondersteuning
                     nodig hebben. Om ervoor te zorgen dat deze organisaties samen verschil kunnen maken,
                     is structurele, landelijke ondersteuning nodig. Is de Minister dit met mij eens? Gaan
                     we deze vrijwilligersorganisaties dan ook op deze wijze op waarde schatten?
                  
Voorzitter. Ik heb nog één punt, namelijk de wanbetalersregeling in de Zorgverzekeringswet.
                     De collega Kat en ik hebben eerder een motie ingediend voor het verkennen van de mogelijkheden
                     voor de afschaffing van de regeling. Met de Minister hebben we schriftelijk overleg
                     hierover gevoerd, maar helaas zonder resultaat. VWS is niet van plan om de regeling
                     te wijzigen. Dit terwijl de Raad voor de rechtspraak de regeling heeft aangemerkt
                     als een buikpijndossier. Rechters zien dit voorbijkomen en zeggen: overheid, doe wat
                     anders. De regeling gaat uit van rationele keuzes ten aanzien van op tijd de achterstand
                     betalen om te voorkomen dat je een hogere premie moet betalen, maar als je moet kiezen
                     tussen eten kopen voor je kinderen of de achterstand bij de zorgverzekeraar betalen,
                     is de keuze snel gemaakt. Doordat je te maken krijgt met zorgverzekeraars, incassobureaus,
                     het CAK en het CJIB, kan de beslagvrije voet niet worden gegarandeerd. Ook kun je
                     niet bij één partij een compleet overzicht krijgen. Kan de Minister alsnog een poging
                     wagen binnen het kabinet en bij haar collega om de regeling aan te passen en ook menselijker
                     te maken, conform het advies van de Raad voor de rechtspraak? Ik overweeg op dit punt
                     een motie.
                  
Voorzitter. Tot slot heb ik een vraag over de motie die ik bij het vorige debat heb
                     ingediend over het uitbreiden van de regeling ten aanzien van toevoegingen. Wat is
                     hier de stand van zaken? In hoeverre wordt de uitvoering van de motie opgepakt?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Keurig binnen de tijd. Mevrouw Kat.
Mevrouw Kat (D66):
Ik heb een vraag. Ik wil een reflectie van de ChristenUnie op de vraag of het misschien
                     juist een goed idee is om de vrijwillige hulp in te schakelen nadat de schuldenproblematiek
                     is opgelost. Dat houdt dus een verschuiving in van het aanbod van vrijwilligersorganisaties,
                     zodat die dus niet aan het begin maar aan het eind worden ingeschakeld, als de schuldenproblematiek
                     is opgelost. Die vrijwilligersorganisaties richten zich dan dus juist op de nazorg
                     en de begeleiding vanuit de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vind dat een interessant voorstel, alleen doen veel organisaties dat al. Die bieden
                     zowel tijdens als na het traject nazorg. Ik denk dat je dit kan bestendigen en zelfs
                     kan verstevigen. Voor mensen die uit de schulden komen is het namelijk belangrijk
                     dat ze nog een tijdje kunnen meelopen met iemand. Daar ben ik het helemaal mee eens,
                     maar vrijwilligersorganisaties hebben wat mij betreft een unieke rol ten opzichte
                     van de professionele schuldhulpverleners. Ik merk in de praktijk dat vrijwilligersorganisaties
                     bij mensen komen die niet gezien willen worden door de overheid. Ongeacht alle goede
                     bedoelingen wordt een schuldhulporganisatie nog steeds gezien als een verlengstuk
                     van de overheid. Ik merk in de praktijk dat SchuldHulpMaatje, maar ook andere organisaties
                     zoals Humanitas de mensen bereiken die de overheid niet kan bereiken. Dit is daarom
                     een waardevolle, aanvullende systematiek. Naar mijn mening moeten die organisaties
                     goed naast elkaar bestaan. Maar als u een idee heeft om de nazorg te bestendigen,
                     denk ik daar graag met u over mee.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Daar heb ik dan inderdaad misschien wel een goed voorstel voor. Een ander punt in
                     uw voorstel gaat over aan de voorkant zorgen dat er vanuit de vrijwilligersorganisatie
                     sneller wordt doorgeschakeld naar de professionele organisatie. Dit gaat dus om sneller
                     doorverwijzen en goed zorgen voor een warme overdracht. Heeft de ChristenUnie op dat
                     vlak nog een idee?
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
De verbetering tussen de communicatie en verwijzing kan altijd beter. Daarom denk
                     ik dat als we deze groepen beter gaan borgen, er ook veel meer contact gelegd kan
                     worden tussen de gemeentelijke schuldhulpverlening en die organisaties. Die zijn nu
                     uit enthousiasme begonnen en een vrij grote organisaties geworden, maar je mist nog
                     een brug die de overdracht misschien ook wat makkelijker zou maken. Vandaar mijn vraag
                     of we ook landelijk iets kunnen betekenen voor al die organisaties die er zijn. Ik
                     denk dat daardoor de brug naar lokale schuldhulpverlening ook makkelijker wordt. Ik
                     hoor graag het antwoord van de Minister, maar ik overweeg ook om daar voorstellen
                     voor te doen. Als ik mevrouw Kat aan mij zijde kan vinden: heel graag.
                  
De voorzitter:
Dank, de heer Ceder. We gaan luisteren naar de heer Bisschop van de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank. Ik heb het genoegen om mijn collega Stoffer te mogen vervangen,
                     die in verband met verplichtingen dit overleg niet kan bijwonen.
                  
Voorzitter. «Hoe ziet onze toekomst eruit? Naar mijn idee zwart. We merken dat alles
                     duurder wordt. Gaten worden steeds groter. Hoe moet dit verder?» Dit is een citaat,
                     een noodkreet, van iemand die reageerde op de SGP-brievenactie Dure tijden. Dit is
                     slechts één citaat, maar het zou met talloze uit te breiden zijn. Het blijkt dat vooral
                     grotere gezinnen, uitkeringsgerechtigden en eenverdieners gedupeerd zijn door het
                     huidige beleid. Ze schreven veel over hun geldzorgen. Dit laat zien dat het heel veel
                     mensen direct raakt.
                  
Het sociaal minimum moet omhoog, concludeerde de Commissie sociaal minimum. Huishoudens
                     verdienen inderdaad betere ondersteuning. Mijn vraag aan het kabinet is: hoe gaat
                     het kabinet gehoor geven aan dit advies? Daar heb ik vragenderwijs een suggestie bij:
                     wordt daarbij bijvoorbeeld ook serieus gekeken naar de verlaging van de eerste belastingschijf?
                     Voordat de Minister nu zegt «hoho, wacht even, dit zijn grensoverschrijdende teksten»:
                     de Minister heeft gelijk, maar de verkokering is juist een van de ellendige punten
                     van het huidige beleid. Dit gaat over de fiscaliteit. Daar heb je dan als Minister
                     van Sociale Zaken niks over te zeggen. Als je het niet integraal aanpakt, kom je dus
                     geen stap verder en mis je kansen ten behoeve van mensen die dat hard nodig hebben.
                     De verhoging van de arbeidskorting raakt uitkeringsgerechtigden en eenverdieners hard.
                     Dit jaar laat het kabinet deze maatregel buiten het Belastingplan, neem ik aan. Inderdaad
                     graag een bevestiging van de Minister, ook al is ook dit grensoverschrijdend.
                  
Gezinnen komen steeds moeilijker rond. Is de Minister het met de SGP eens dat de ambitie
                     om kinderarmoede te halveren ook betekent dat de kindregelingen omhoog moeten? Ook
                     de Commissie sociaal minimum adviseert dat immers. Zeker bij gezinnen met drie of
                     meer kinderen is het inkomen vaak structureel te laag. Ook uit onze brievenactie blijkt
                     dat juist grotere gezinnen het zwaar hebben.
                  
De voorzitter:
Kunnen we een korte pauze inlassen? U heeft namelijk iets gezegd wat uw collega's
                     heeft getriggerd.
                  
De heer Bisschop (SGP):
Zal ik dit even afronden? Dan heb ik daarna een ander themaatje.
De voorzitter:
Dan wachten we dat stuk af. Dat is prima.
De heer Bisschop (SGP):
De grote gezinnen hebben het dus zwaar. Dat was ook nog voor de verlaging van de kinderbijslag.
                     Mijn concrete vraag is: hoe kijkt de Minister aan tegen financiële ondersteuning van
                     grotere gezinnen? Is het beleid daar in haar ogen voldoende op afgestemd?
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij zegt de heer Bisschop hele verstandige dingen. In het debat lijkt de SGP-lijn
                     soms op de VVD-lijn als het gaat om de minima. U heeft ook gelezen wat de VVD vandaag
                     gezegd heeft. Ik vraag me af of dit wel een punt is waarvan de SGP zegt: nee, hier
                     nemen wij afstand van; wij zeggen dat het rapport van de Commissie sociaal minimum
                     uitgevoerd moet worden op alle zeven punten. Hij heeft er een aantal genoemd. Ik hoor
                     graag of de SGP ook afstand neemt van de visie van de VVD op het verhogen van het
                     minimum.
                  
De heer Bisschop (SGP):
Met uw welnemen, wij voegen er straks nog een aantal punten aan toe, dus dan gaat
                     collega Ceder rijker van hier dan hij gekomen is. Laat ik duidelijk zijn: ik vind
                     het rapport een goed rapport. Ik heb het niet tot in detail door kunnen nemen in het
                     kader van de voorbereiding; dat zal duidelijk zijn. Het geeft inzicht en het benoemt
                     ook oplossingsrichtingen. Wat mij betreft had het eerste punt, waar het rapport wel
                     op ingaat, breder uitgewerkt mogen worden: verhoog het besteedbaar inkomen. Wacht
                     even, wat bedoelen we dan precies met «besteedbaar inkomen»? Is dat inkomen uit arbeid,
                     waardoor de economie in feite de ruimere besteding genereert, of is dat vergrote inkomen
                     vooral door extra ondersteuning of extra hulp via premies en alles wat daarmee samenhangt,
                     zoals toeslagen? Ik vind dat een wezenlijk verschil. Dan wat betreft de lijn die wij
                     volgen. Ik zou niet de bewoording van de VVD kiezen, al steun ik het idee van harte
                     dat werken moet lonen en dat werken de beste manier is om tot een goed, gezond inkomen
                     te komen. Richting de SP zeg ik: ik kan mij heel veel voorstellen bij het pleidooi
                     dat het minimuminkomen omhoog moet.
                  
De voorzitter:
U moet nu niet de SP uitlokken om tot een interruptie te komen, want de SP heeft u
                     geen vraag gesteld.
                  
De heer Bisschop (SGP):
Nee, maar ik mag wel even aansluiting zoeken, verbinding leggen, zal ik maar zeggen.
De voorzitter:
Natuurlijk mag dat.
De heer Bisschop (SGP):
Dat gebeurt in de politiek al veel vaker. Ik vind het mooi dat ik zowel de VVD als
                     de SP in één adem kan noemen en kan aangeven hoe daar verbindingen liggen.
                  
De voorzitter:
U bent de Koning in bemiddelen.
De heer Bisschop (SGP):
Ik zou het anders formuleren, want ik denk niet dat het altijd onwil is. Er zijn in
                     ons systeem ook hindernissen die voorkomen dat mensen gestimuleerd worden om daadwerkelijk
                     aan de slag te gaan, omdat als je dat doet, je dít verliest en dát verliest en je
                     per saldo met minder toe moet. Dat je dat niet doet, snap ik ook. Ik zou met name
                     kijken naar het aspect van hoe het verhogen van de verdiensten, dus daadwerkelijk
                     het inkomen uit arbeid, beter gestalte kan krijgen. Dat de minimumlonen omhoog moeten,
                     zal een onmisbaar onderdeel zijn.
                  
De voorzitter:
De laatste vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben het in grote lijnen eens met de SGP. De vraag die in de lucht hangt, is of
                     uw redenatie ook geldt qua verhoging voor de bijstand.
                  
De heer Bisschop (SGP):
Als het dan gaat over het sociaal minimum, een gierende inflatie en allerlei andere
                     ontwikkelingen, dan kan het niet anders – ik heb geen beeld van hoe je dat zou moeten
                     doen – dan dat er enige verbinding zou moeten zijn tussen het minimuminkomen uit arbeid
                     en bijstand als het gaat om het sociaal minimum. Sociaal minimum betekent voor mij
                     het minste wat je nodig hebt om als individu of als gezin rond te kunnen komen. Daarbij
                     moet werken dus lonen, dus iets meer opleveren.
                  
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Kat.
Mevrouw Kat (D66):
Ik zou graag van de SGP willen weten welke afwegingen er worden gemaakt als het gaat
                     om het kindgebonden budget, dat misschien gerichter is en misschien ook wat oudere
                     kinderen in het gezin zouden kunnen ondersteunen, maar wel natuurlijk een inkomensafhankelijk
                     afbouwpad, ten opzichte van de kinderbijslag. Ik ben benieuwd of en hoe die keuze
                     daarin vanuit SGP-oogpunt zou kunnen worden gemaakt.
                  
De heer Bisschop (SGP):
Ik moet eerlijk bekennen dat ik mij op dit punt niet voorbereid heb en dat u mij op
                     dit punt overvraagt. Ik kan wel wat roepen, maar daar heb ik meer inzicht voor nodig
                     dan waar ik op dit moment als vervanger over beschik. Maar dank voor de vraag; dat
                     waardeer ik zeer.
                  
De voorzitter:
U kunt doorgaan met uw bijdrage.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Dan even over de rol van de samenleving. Een fundamenteel Bijbels uitgangspunt
                     is: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Dat is een opdracht aan ieder
                     mens. De SGP zet zich daarom met overtuiging in voor een samenleving waarin we omzien
                     naar elkaar. Ik ben blij dat ook dit tussen verschillende politieke groepen, vanuit
                     verschillende levensbeschouwelijke uitgangspunten, een verbinding kan geven. Het is
                     ook iets wat de overheid kan stimuleren en faciliteren. Juist bij het bestrijden van
                     armoede en schulden is dat meer dan nodig.
                  
Om de rol van de samenleving hierbij te vergroten, presenteert de SGP vandaag een
                     tienpuntenplan. Dat is deels aanvullend op de adviezen van de Commissie sociaal minimum.
                     Wij hebben daarbij als ondertitel genoteerd: het versterken van maatschappelijk initiatief
                     rondom armoede en schulden. Ik zie u allemaal al met belangstelling kijken. Dat had
                     ik voorzien. Ik heb voldoende exemplaren bij me om straks de bode te vragen die aan
                     u allen uit te reiken. Ik zal eerst mijn punt afmaken; dat is misschien wel zo handig.
                  
Ik noem een aantal punten. Allereerst: benut de kracht van kerken. Zij staken in drie
                     jaar tijd 2,3 miljoen uur en meer dan 40 miljoen euro in het bijstaan van mensen met
                     geldzorgen. Veel mensen weten niet van dit waardevolle aanbod. Eerlijk gezegd zijn
                     overheden soms ook terughoudend met het inzetten van religieuze instanties als kerken,
                     want «we hebben toch scheiding van kerk en staat?» Natuurlijk, dat klopt allemaal,
                     maar dat hoeft een goede samenwerking toch niet in de weg te staan? Je kunt elkaar
                     toch gewoon proberen te vinden? Als kerken maatschappelijk gezien iets kunnen betekenen,
                     zou je dat als overheid dankbaar kunnen omarmen en daar de samenwerking zoeken, zou
                     ik zeggen. Ik ben het er helemaal mee eens dat dat niet bedoeld is voor evangelisatie
                     en/of gezin. Mijn vraag is dus: gaat de Minister de rol van kerken onvoorwaardelijk
                     steunen en stimuleren?
                  
De voorzitter:
U bent door uw tijd heen.
De heer Bisschop (SGP):
Heb ik een interruptie?
De voorzitter:
Nee, u bent door uw tijd heen.
De heer Bisschop (SGP):
Ik ben door mijn tijd heen.
De voorzitter:
U was zo gloedvol bezig, maar ik schat in dat we niet gaan toekomen aan die negen
                     punten.
                  
De heer Bisschop (SGP):
Dat had ik eerlijk gezegd wel een beetje verwacht. Hier staan de tien punten op. Ik
                     vraag of de bode deze kan uitreiken. Dan sluit ik af met de vraag om een schriftelijke
                     reactie op dit plan, dat ik dus nu aan de Minister en de Kamerleden overhandig.
                  
De voorzitter:
Heel erg bedankt, meneer Bisschop. Mevrouw Palland.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter. Ik ben zeer benieuwd naar de overige punten. Ik ga ze straks allemaal
                     tot me nemen, meneer Bisschop.
                  
De overheid heeft de taak om mensen in het land bestaanszekerheid te bieden. De overheid
                     werkt voor mensen en moet dus laagdrempelig, eenvoudig en mensgericht werken, zodat
                     zij ook benaderbaar is. Dat zijn zinnen waar ik helemaal achter sta en die uit de
                     mond van de Minister komen in de kabinetsreactie op het rapport Spiegel Bestaanszekerheid.
                     Het rapport benoemt dat bestaanszekerheid onvoldoende geborgd wordt bij het huidige
                     bijstandsniveau.
                  
Voorzitter. Het CDA heeft in zijn verkiezingsprogramma gepleit voor een periodieke
                     herijking van het sociaal minimum. Dat is ook opgenomen in het regeerakkoord. Dat
                     dat nodig is, blijkt uit het eerste deel van het rapport van de speciaal daartoe opgerichte
                     commissie, dat onlangs is gepresenteerd. Deel 2 wordt verwacht na de zomervakantie.
                     Ook daar zijn we zeer benieuwd naar. In het eerste deel van het rapport wijst de commissie
                     erop dat zij een paradigmaverschuiving voorstaat naar een norm op basis van minimaal
                     noodzakelijke uitgaven en een flexbudget, in plaats van op basis van inkomensniveau.
                     We moeten natuurlijk nog wachten op deel 2. Daarna zal de Minister met een kabinetsreactie
                     komen. Maar ik ben benieuwd of zij alvast een eerste bespiegeling wil geven op het
                     verschuiven van het denken.
                  
Wat ons met name is opgevallen in het rapport is het niet bereiken van kinderen dan
                     wel het pleidooi voor een zelfstandige positie van kinderen. Eerder hebben we als
                     Kamer een motie aangenomen van mijzelf met collega Stoffer om bij jaarlijkse koopkrachtplaatjes
                     ook de gevolgen voor kinderen specifiek en afzonderlijk in beeld te brengen. Ik neem
                     aan dat de Minister daar ook invulling aan zal geven, c.q. dat de Minister kan toezeggen
                     dat dit bij het opstellen van de eerstvolgende begroting daadwerkelijk gaat gebeuren.
                  
Voorzitter. Dan het helpen van mensen in schulden. Ik vond het een mooi pleidooi van
                     de heer Bisschop om het maatschappelijk middenveld er ook bij te betrekken, zoals
                     de kerken, maar ook de moskeeën en de tempels. In allerlei maatschappelijke initiatieven
                     en bij religieuze instellingen gebeurt mooi werk. Maar wat het helpen van mensen in
                     schulden via de meer gemeentelijke route betreft: er loopt reeds een pilot naar aanleiding
                     van de motie-Bruins en vervolgens ook van collega Ceder rondom de toevoeging Wsnp.
                     Ik begrijp dat die pilot goed, succesvol, verloopt. Mensen krijgen veel meer zicht
                     op een schuldenvrije toekomst. Dat is ook nodig. Het sociaal domein staat onder druk.
                     Eigenlijk is het alle hens aan dek. Er melden zich nieuwe groepen met problematische
                     schulden. Nu is ook mijn motie aangenomen, over de rol van de gerechtsdeurwaarder
                     2.0 en het sociaal tarief. Uit het veld begrijp ik dat het goed zou zijn om daar ook
                     een link tussen te leggen en te kijken of vanuit de rol van de gerechtsdeurwaarder
                     vervolgens ook de verschillende routes daarna gemonitord kunnen worden, ofwel via
                     het gemeentelijke traject, ofwel via de Wsnp. Ik ben benieuwd of de Minister er een
                     reactie op wil geven en of ernaar gekeken kan worden.
                  
Er zijn wel zorgen over de uitvoering met betrekking tot begeleiding en nazorg. De
                     NVVK vraagt om een landelijke afsprakenset om dit jaar nog samen met schuldhulpverleners,
                     schuldeisers en gemeenten een ondergrens voor de dienstverlening aan mensen met schulden
                     vast te stellen. Is de Minister daartoe bereid? Ik hoorde collega Kat daar ook over.
                  
Voorzitter. Uit de in opdracht van deze commissie door de Hogeschool Utrecht uitgevoerde
                     literatuurstudie Rondkomen blijkt dat onder anderen zzp'ers een kwetsbare groep werkenden
                     zijn, die een groot risico hebben op niet kunnen rondkomen. In het rapport zijn ook
                     aanbevelingen opgenomen om bijvoorbeeld specifieke voorlichting via passende kanalen
                     te richten op zzp'ers of zmp'ers, en om deskundigheid bij gemeenten over deze groepen
                     te vergroten, om ze op gelijke wijze te kunnen helpen, zodat er niet te veel verschil
                     is tussen gemeenten. Is de Minister bereid om naar deze aanbevelingen te kijken? Wellicht
                     moeten we het rapport eerst officieel aan u aanbieden, want volgens mij ligt het nog
                     bij onze commissie. Maar ik denk dat we dat als commissie zouden moeten doen.
                  
Voorzitter. Ik heb nog een specifieke vraag. Ik hoor van gemeenteambtenaren dat zij
                     soms vastlopen in hun hulpverlening aan mensen, bijvoorbeeld bij de vraag welke kosten
                     zij mogen meenemen als zij kijken of iemand in aanmerking komt voor bijvoorbeeld kwijtschelding
                     van belastingen en dergelijke. Bij het bezien of mensen voor hulp of kwijtschelding
                     in aanmerking komen, kunnen energiekosten niet altijd worden meegeteld bij de maandelijkse
                     kosten. Het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990, artikel 15, schrijft die uitgavenposten
                     limitatief voor. Ik kreeg dit signaal. Ik weet eigenlijk niet hoe breed dit is, maar
                     aangezien dit signaal uit de praktijk komt, is het misschien goed om hier eens nader
                     naar te kijken.
                  
Voorzitter, tot slot. We zijn blij met de informatie over de uitwerking die de Minister
                     heeft gegeven aan de inzet van Europees geld voor voedselhulp in Nederland. We hebben
                     lang geld in Brussel laten liggen. Ik ben heel blij dat naar aanleiding van een initiatief
                     van het CDA en de CU dit geld wordt ingezet en dat de aanvullende middelen die het
                     afgelopen begrotingsjaar via het amendement zijn toegevoegd, goed worden besteed.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Palland. De heer De Kort, VVD.
De heer De Kort (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Werk moet de oplossing zijn ...
De voorzitter:
U heeft direct al een vraag van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Voordat de heer De Kort aan zijn bijdrage begint, vind ik dat we op basis van zijn
                     uitspraken bij BNR heel duidelijk moeten hebben waar de VVD staat. De heer De Kort
                     heeft daar best wel wat ferme uitspraken gedaan, namelijk dat er niks bij komt. En
                     dat terwijl het onderzoek van de Commissie sociaal minimum constateert dat mensen
                     honderden euro's tekortkomen en dat het aantal mensen in armoede, als we niks doen,
                     stijgt tot 1 miljoen. Zegt de VVD werkelijk waar dat die mensen die honderden euro's
                     tekortkomen, er niks bij krijgen? Is dat echt het standpunt van de VVD?
                  
De heer De Kort (VVD):
Dat is toevallig ook waar ik mijn bijdrage mee wilde beginnen, maar niet zoals de
                     heer Van Baarle het stelt. Ook de VVD wil niet dat mensen door het ijs zakken. Ik
                     heb aangegeven dat werk de oplossing is om duurzaam uit de armoede te komen. Daar
                     ben ik heilig van overtuigd. Compensatiemaatregelen, waardoor mensen te afhankelijk
                     worden van de overheid, zijn niet de oplossing. Daar geloof ik niet in, behalve dan
                     voor groepen die bijvoorbeeld chronisch ziek zijn en echt niet mee kunnen komen. Maar
                     ik ben ervan overtuigd dat iedereen, hoe groot of hoe klein ook, een steentje kan
                     bijdragen en dat we hen naar werk moeten begeleiden. Dat zou de oplossing moeten zijn.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Dan interpreteer ik dit antwoord gewoon maar als een ja. Dus de VVD zegt tegen al
                     die mensen waarover de Commissie sociaal minimum zegt dat ze honderden euro's per
                     maand tekortkomen, dat ze er gewoon niks bij krijgen. Dat zijn overigens ook een hoop
                     werkenden, die gewoon niet kunnen rondkomen. Daar zegt de VVD dus tegen: laat iedereen
                     in Nederland het maar even weten dat het onze inzet is dat mensen er niks bij krijgen,
                     dat ze met honderden euro's tekort in de maand maar gewoon even lekker mogen creperen.
                     Dat is wat de VVD hier in de praktijk zegt. En mijn vraag aan de heer De Kort is dan:
                     waar haalt u deze schaamteloze kilheid vandaan om mensen niet te helpen? Dat is toch
                     onvoorstelbaar?
                  
De heer De Kort (VVD):
Ik hoop dat de heer Van Baarle ook de moeite wil nemen om naar mijn gehele bijdrage
                     te luisteren voordat hij de kwalificatie «schaamteloze kilheid» gebruikt. De VVD geeft
                     aan dat niet het verhogen van uitkeringen maar werk de duurzame oplossing zou moeten
                     zijn om uit de armoede te komen. Ik ben het ook met de heer Van Baarle eens dat er
                     te veel werkende armen zijn. Want als we het hebben over armoede, gaat het niet alleen
                     om het inkomen, maar ook om vermogen, om schulden en de kosten die je hebt. Dat is
                     een breder aspect. Dus je hebt helaas ook nog werkende armen. Daarvoor hebben we ook
                     altijd voorstellen ingediend. We hebben de afgelopen tijd ook een heel koopkrachtpakket
                     gehad. De heer Ceder had het daar ook al even over. Dat was een ongekend koopkrachtpakket
                     van 17,2 miljard.
                  
Nogmaals, het punt dat ik hier vooral wil maken, is dat ik er oprecht van overtuigd
                     ben dat we mensen daar waar het kan naar werk moeten begeleiden. We hebben een heel
                     krappe arbeidsmarkt, maar ondanks die krappe arbeidsmarkt zitten er nog 410.000 mensen
                     in de bijstand. We worden dagelijks allemaal geconfronteerd met de pijnlijke gevolgen
                     van die krapte op de arbeidsmarkt, zoals treinen die niet meer rijden, horecazaken
                     die de deuren eerder sluiten en zorg die wordt uitgesteld. We hebben juist nu iedereen
                     keihard nodig. Ik hoop ook dat iedereen een bijdrage kan leveren. Ik geloof ook echt
                     dat een baan veel meer dan een baan is. Een baan draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling
                     en aan sociale contacten. Je maakt uiteindelijk ook een loonontwikkeling door. Daar
                     is mijn inzet op gericht.
                  
De voorzitter:
Mijnheer De Kort, u heeft straks ook nog ruimte voor uw bijdrage.
De heer De Kort (VVD):
Dit is al een aanvulling op mijn bijdrage en deels een antwoord op de heer Van Baarle.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik heb ook een vraag, want de heer Van Baarle heeft gelijk: de belangrijkste bijdrage
                     voor dit debat heeft de VVD vandaag bij BNR gedaan. Het is daarom wel handig om wat
                     dingen helder te krijgen. Een VVD-kabinet vraagt om een rapport waar niet de minsten
                     aan hebben gewerkt. Vervolgens zijn de conclusies: het sociaal minimum moet omhoog,
                     want mensen zakken door het ijs en de overheid voldoet gewoon niet aan haar grondwettelijke
                     taak om bestaanszekerheid te garanderen. Dan zegt de VVD: niet het nogmaals verhogen
                     van uitkeringen, maar het vergroten van de kans op werk is de oplossing. Hoe verhoudt
                     zich dat tot de conclusies van het rapport? Daarin staat: als je het sociaal minimum
                     verhoogt, krijg je waarschijnlijk ook meer mensen aan het werk. Mensen hebben nu namelijk
                     letterlijk niet de financiële ruimte om goed naar die baan te gaan.
                  
De heer De Kort (VVD):
Ik heb inderdaad aangegeven dat ik niet de oplossing zie in het verhogen van uitkeringen,
                     maar in werk. Dat betekent niet dat ik afstand neem van het hele rapport, want er
                     staan ook goede dingen in. Om een voorbeeld te noemen: het niet-gebruik van regelingen
                     is groot. We moeten er veel meer op inzetten dat mensen aanspraak maken op de regelingen
                     die er zijn. Het is een deelrapport. Er komt nog een tweede rapport. Gisteren heb
                     ik bij de procedurevergadering gesteund dat er een technische briefing komt. Ik wil
                     nog vragen aan de commissie stellen, omdat ik ook nog mijn vragen heb bij een aantal
                     zaken. Maar bij een aantal zaken vind ik dat wel goed, zoals ik net al aangaf.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kathmann, u bent door uw vragen heen. De heer De Kort hervat zijn bijdrage.
                     Hij moet eigenlijk nog aan zijn bijdrage beginnen.
                  
De heer De Kort (VVD):
Ik heb een deel van mijn inbreng al gehouden in de antwoorden op de vragen die de
                     heer Van Baarle heeft gesteld. Ik geloof oprecht dat iedereen een bijdrage kan leveren
                     en dat dit, juist door de krapte op de arbeidsmarkt, het momentum is om mensen naar
                     vermogen naar werk te begeleiden. Toch bereiken ons te vaak signalen dat gemeenten
                     onvoldoende in staat zijn om de competenties van mensen die in de bijstand zitten
                     voldoende in kaart te brengen. Kan de Minister aangeven wat haar inzet gaat zijn om
                     mensen nog meer naar werk te begeleiden en ze ook duurzaam naar werk te begeleiden?
                     Als het gaat om de herziening van de Participatiewet: ik geloof ook dat het verruimen
                     van de bijverdiengrenzen in de bijstand kan helpen om de stap naar werk eerder mogelijk
                     te maken. Van iemand die langdurig in de bijstand zit, kun je namelijk niet verwachten
                     dat die van het ene op het andere moment in een keer fulltime gaat werken. De VVD
                     heeft daarom een verschuiving gemaakt in denkrichting. Het is namelijk noodzakelijk
                     om die tussenstap te zetten, om vervolgens uiteindelijk hopelijk onafhankelijk van
                     die uitkering te worden en de stap naar werk te maken.
                  
Ik heb nog twee andere punten waar ik bij stil wil staan. De heer Ceder gaf al aan
                     dat we goed kunnen samenwerken als het gaat om vroegsignalering. Problematische schulden
                     moeten we zo veel mogelijk voorkomen. Vroegsignalering is daarbij van cruciaal belang.
                     Juist de werkgever kan daarin een hele grote rol spelen. Die ziet immers wanneer er
                     loonbeslag plaatsvindt, maar die ziet het ook als het nog niet zover is gekomen. Als
                     een werknemer naar zijn baas loopt om te vragen of het loon eerder uitbetaald kan
                     worden, is dat juist het moment waarop we mensen moeten helpen. De grote bedrijven
                     hebben daar vaak goede afspraken over. Die verwijzen door naar stichtingen zoals SchuldHulpMaatje
                     of naar de gemeente. Ik vind het juist belangrijk dat ook die mkb'er – die staat heel
                     dicht bij het personeel – nog meer in positie brengen. De heer Ceder en ik zullen
                     daar na vanavond een voorstel voor indienen.
                  
Er is 100 miljoen uitgetrokken voor schoolmaaltijden, ook met steun van de VVD. Maar
                     we denken dat we dat nog slimmer kunnen inrichten. Als het gaat om die 100 miljoen,
                     horen we dat er te weinig samenwerking wordt gezocht met de plaatselijke supermarkt
                     of andere commerciële partijen die wellicht een bijdrage willen leveren in hun stad
                     of dorp. Zo kunnen we van iedere euro die wordt uitgegeven in die kwetsbare wijken
                     € 2 maken. Zo kunnen we nog meer kinderen bereiken op scholen met die schoolmaaltijden.
                     Hoe kijkt de Minister daarnaar?
                  
Tot zover mijn bijdrage.
De voorzitter:
De heer Van Kent was een enkele tiende van een seconde eerder.
De heer Van Kent (SP):
Het is duidelijk dat de VVD niet de bondgenoot is van mensen met lage inkomens of
                     uitkeringen. Mij valt één ding op. De heer De Kort spreekt erover dat uitkeringen
                     niet omhoog zouden mogen gaan, maar ik hoorde dat u bij BNR zei dat het minimumloon
                     niet omhoog mag gaan. Ik hoor u de hele tijd heel bewust zeggen dat het om uitkeringen
                     gaat. Mijn vraag is: is het punt van de VVD dat het minimumloon losgekoppeld moet
                     worden van de uitkeringen? Met andere woorden: is het voor de VVD wel acceptabel dat
                     het minimumloon stijgt, maar niet dat de uitkeringen die daaraan gekoppeld zijn mee
                     stijgen? Ik wil de VVD vragen of het alleen gaat om de bijstand, of bijvoorbeeld ook
                     om de AOW. Wat bepleit de VVD hier nu precies?
                  
De heer De Kort (VVD):
De heer Van Kent weet heel goed dat er in augustus belangrijke besluitvorming gaat
                     plaatsvinden. Dan maakt het CBP de macro-economische prognose. Dan zullen dat soort
                     vragen beantwoord worden. Als u naar ons verkiezingsprogramma kijkt, dan kunt u inderdaad
                     lezen dat wij die koppeling tussen de bijstand en het wml niet verstandig vinden.
                     Daardoor wordt de stap naar werk namelijk minder aantrekkelijk.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Kent, uw laatste vraag.
De heer Van Kent (SP):
Dan heb ik dat goed gehoord. Dat houdt in dat de VVD als grootste regeringspartij
                     stelt dat in de onderhandelingen over de Prinsjesdagvoorstellen van het kabinet wat
                     de VVD betreft de oorlog verklaard moet worden aan alle mensen met een uitkering en
                     met een AOW. Het is echt een kwestie van fatsoen in een land dat de uitkeringen meestijgen
                     als de lonen stijgen. Wat de VVD betreft, wordt die koppeling bij het grofvuil gezet.
                     Dat is zeer zorgelijk, zeker omdat het aantal mensen dat in armoede leeft met een
                     uitkering gigantisch is. Dat is het ook omdat de pensioenen al heel lang niet meestijgen
                     met de prijzen en de AOW een belangrijk inkomensdeel is van gepensioneerden. Mag ik
                     de VVD zo begrijpen dat ze inderdaad stellen: we moeten zo snel mogelijk van die koppeling
                     af?
                  
De heer De Kort (VVD):
De heer Van Kent stelt hier dat wij de strijd aan willen gaan met mensen die in een
                     lastige situatie zitten.
                  
De heer Van Kent (SP):
Dat zei ik niet. Ik zei dat u ze de oorlog verklaart.
De heer De Kort (VVD):
Dat ik ze de oorlog verklaar, zegt de heer Van Kent.
De voorzitter:
Meneer Van Kent, niet meer doen.
De heer De Kort (VVD):
Mensen die mij hier de afgelopen twee jaar in de Kamer gevolgd hebben, weten heel
                     goed dat ik me juist inzet voor mensen die het moeilijk hebben. Dat is voor mij ook
                     de reden dat ik de politiek in ben gegaan. Alleen, ik geloof dat mensen naar werk
                     begeleid moeten worden daar waar ze dat kunnen. Dat is waar ik voor sta. De VVD heeft
                     het hele grote koopkrachtpakket van 17,2 miljard gesteund, waarvan juist het overgrote
                     deel bij minima terecht kwam, en de energietoeslag van € 1.300. Per 1 januari zijn
                     de uitkeringen met 10% verhoogd, net als het wml waar de heer Van Kent het de hele
                     tijd over heeft. We hebben juist laten zien dat ook wij als VVD mensen niet door het
                     ijs willen laten zakken. Alleen, als het gaat om duurzamer uit armoede komen, verschillen
                     we van mening. Nou, dat mag. Gelukkig leven we in een democratie waarin we van mening
                     kunnen verschillen.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind dat de VVD, de heer De Kort, een valse tegenstelling schetst. Iedereen hier
                     is ervoor dat mensen naar werk begeleid worden. Iedereen ziet hier het belang in van
                     vroegsignalering. Iedereen is ervoor dat het niet-gebruik van regelingen moet worden
                     tegengegaan. Daar is helemaal geen verschil van mening over. Tegelijkertijd zien we
                     dat sinds 2013 niet zo weinig mensen een bijstandsuitkering hebben, dat de arbeidsmarkt
                     de norm aantrekt en dat iedereen die wil werken steeds meer kans heeft op een baan.
                     We zien alleen dat er flink wat belemmeringen zijn voor sommige mensen. Daar gaat
                     dit rapport over. Mijn vraag aan de heer De Kort is de volgende. Hij gelooft dat er
                     nog meer mensen moeten werken. Hoe kan hij, een paar dagen nadat zo'n omvangrijk rapport
                     uitkomt waar wetenschappers aan hebben meegewerkt, die in meer dan 140 pagina's een
                     enorm doorwrochte analyse maken, een paar dagen daarna zeggen: «Ik geloof daar niet
                     zo in. Er moeten gewoon nog meer mensen naar werk begeleid worden.» Waar leidt hij
                     dat uit af?
                  
De heer De Kort (VVD):
Ik ken mevrouw Westerveld als iemand die samen met mij heel erg strijdt voor mensen
                     die een beperking hebben. Zij stelt dat wij iedereen die dat kan zo veel mogelijk
                     naar werk hebben begeleid. Ik stoor me er als het gaat om arbeidsparticipatie aan
                     – ik weet dat mevrouw Westerveld zich daar ook aan stoort – dat met name de groep
                     mensen met een beperking, waarvan ook een deel in de bijstand zit, de stap naar werk
                     te vaak niet durft te maken. Dat durven ze niet omdat ze bijvoorbeeld ook bang zijn
                     om gekort te worden op toeslagen. Er moet zeker nog wat gebeuren. Ik zeg niet dat
                     het hele rapport niet goed is. Ik heb nog vragen. Die ga ik aan de commissie stellen
                     in de technische briefing. Ik geef alleen aan dat ik de oplossing zie in werk. De
                     commissie kijkt anders naar een deel van de conclusies.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik geef in mijn bijdrage aan dat sinds 2013 niet zo weinig mensen een uitkering hebben
                     en dat bijvoorbeeld mensen met een arbeidsbeperking wel graag aan de slag willen gaan,
                     maar door allerlei zaken worden tegengehouden. Ik hoor de heer De Kort zeggen: die
                     mensen moeten maar gaan werken. Maar hij weet heel goed dat er een flink aantal belemmeringen
                     zijn die niet bij die mensen zitten, maar wel op de arbeidsmarkt, bij werkgevers enzovoort.
                     Hij gaf ook heel duidelijk aan dat de uitkeringen vooral niet verhoogd moeten worden,
                     om een voorbeeld te noemen. Hoe rijmt hij dat dan met elkaar?
                  
De heer De Kort (VVD):
Ook ik zie de belemmeringen die mevrouw Westerveld benoemt. Ik zie ook dat die voor
                     een deel bij werkgevers liggen, die te vaak koudwatervrees hebben. Daar spreek ik
                     mij vaak tegen uit. Maar ze liggen ook voor een deel bij ons, door wetgeving die we
                     gemaakt hebben. Ook de VVD heeft daarin niet altijd het juiste gedaan. Daarom vind
                     ik het goed dat er bijvoorbeeld een bufferbudget komt in de herziening van de Participatiewet.
                     Daarom vind ik het goed dat we meer naar de mogelijkheden kijken – ik heb het over
                     een talentindicatie; daar heb ik het eerder over gehad – bij het UWV. Daarin kunnen
                     GroenLinks en de VVD elkaar echt wel vinden.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dit was gewoon niet mijn vraag.
De voorzitter:
Kunt u het heel kort doen? Zullen we het als volgt doen? U heeft de vraag gesteld.
                     Wil de heer De Kort antwoord geven op de vraag van mevrouw Westerveld?
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mijn vraag was als volgt. Als de heer De Kort ook signaleert dat die problemen heel
                     erg vaak niet liggen bij de mensen zelf, hoe rijmt hij dat dan met zijn uitspraak
                     dat de uitkering van mensen in ieder geval niet omhoog moet gaan? Daar zit gewoon
                     een tegenstrijdigheid in.
                  
De heer De Kort (VVD):
Omdat er al veel gebeurd is, juist voor de minima. Denk aan de energietoeslag van
                     € 1.300 en de verhoging van de zorgtoeslag en de huurtoeslag. Zo kan ik nog wel een
                     tijdje doorgaan. Denk ook aan de uitkeringen die per 1 januari met 10% verhoogd zijn.
                     Dat is wat ik daarop te zeggen heb.
                  
De voorzitter:
Oké. De heer Léon de Jong en de heer Van Baarle stemmen ermee in dat de heer Omtzigt
                     nu zijn bijdrage doet, want hij heeft hierna andere verplichtingen.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank. Veel dank aan de collega's. Ik was enigszins verrast dat het rapport verscheen
                     en dat we er onmiddellijk over debatteren, nog voordat we een reactie van de regering
                     hebben. Ik zie de Minister daar ook enige verbazing over uiten. De Minister zegt dat
                     we alles mogen zeggen. De Minister kent deze Kamer maar al te goed!
                  
Voorzitter. Het is een bijzonder belangrijk rapport. Ik ben ontzettend blij dat we
                     hier wat fundamenteler praten over de tekortkomingen in het vangnet in de sociale
                     zekerheid dan we hier normaal doen. Daarom zie ik met veel belangstelling uit naar
                     het tweede deel van dit rapport, waar ze nog een slag dieper in gaan. Dat gezegd hebbende,
                     zit ik wel met een aantal dilemma's. Die dilemma's heb ik net in de vraag aan mevrouw
                     Kat al een stukje laten doorklinken. Dit rapport gaat enkel over mensen op bijstandsniveau.
                     Het is er helemaal aan toegeschreven dat je in een huurwoning zit en op bijstandsniveau.
                     De oorspronkelijke motietekst vroeg zeer expliciet naar woonkosten, reiskosten voor
                     woon-werkverkeer, excessieve zorgkosten en niet alleen naar huishoudens, maar ook
                     naar studenten en mensen in een Wlz-instelling. Ik voeg daar ook even aan toe: mensen
                     tussen de 18 en 21, voor wie het wettelijk minimumloon en de bijstandsnorm nog een
                     heel stuk lager is en van wie het Nibud al heel lang aangeeft dat die beneden het
                     bestaansminimum zitten.
                  
Ik stel deze vraag zo indringend omdat je op dit moment geacht wordt € 679 huur te
                     betalen en dan krijg je € 374 huurtoeslag. Dan betaal je effectief € 300 huur, als
                     je een gezin met kinderen hebt. Als je de huurtoeslag verhoogt, zit je straks met
                     een huur van rond de € 200 netto. Maar als je geen betaalbare huurwoning hebt, bijvoorbeeld
                     omdat je in de private sector moet huren of omdat je in een koopwoning zit waar je
                     niet uit weg kunt, dan woon je niet voor € 200. Dan heb je in je koopkrachtplaatje
                     € 500 of € 600 nodig, of wel meer. Dan kom je € 400 à € 500 tekort. Die groep zakt
                     volledig door het ijs. Dat zie ik ook bij mensen die reiskosten hebben. De reiskosten
                     voor op het minimumniveau zijn een paar tientjes per maand. Daar kun je geen woon-werkverkeer
                     van betalen als je niet naast je deur werkt of als je niet naar je werk kunt lopen,
                     terwijl je wel geacht wordt werk aan te nemen op anderhalf uur reistijd. Ik vraag
                     dus nadrukkelijk om behalve de inkomstenkant ook de uitgavenkant mee te nemen. Wat
                     gebeurt er als je onvermijdbare kosten hebt? Hoe brengen we dat in beeld? En anders
                     moeten we die plaatjes alsnog maken.
                  
Voorzitter. Dan wil ik graag weten hoe de plannen tot stand gekomen zijn. Ik ga nu
                     naar een ander onderwerp, dus als de heer De Kort een interruptie heeft ...
                  
De heer De Kort (VVD):
De heer Omtzigt geeft aan dat het rapport is gericht op mensen in de bijstand die
                     huren. Ik gaf net al even in een interruptie richting de heer Van Baarle aan dat als
                     je kijkt naar armoede, je eigenlijk moet kijken naar meerdere aspecten: inkomsten,
                     uitgaven, schulden en vermogen. Deelt u die opvatting? Zou daar aandacht voor moeten
                     komen in het tweede rapport, dat nog moet komen? Hoe ziet u dat?
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Er dient inderdaad aandacht voor te komen in het tweede rapport, dat nog moet komen.
                     Maar ik merk op dat het risico slechts één kant op gaat, namelijk dat de uitgaven
                     hoger zijn. Dat verhoudt zich slecht tot de uitlatingen van een niet nader te noemen
                     Kamerlid bij BNR vanmorgen. Want als je nu al onder het bestaansminimum zit, met de
                     huidige uitkeringen, en je hebt bepaalde onvermijdbare uitgaven, dan is er echt een
                     probleem. Dat probleem moeten we wel onder ogen zien. Helaas merken we op dit moment
                     dat er een tekort aan betaalbare huurwoningen is. Je hebt dus niet onmiddellijk een
                     betaalbare, goed geïsoleerde huurwoning. Voor sommige mensen geldt inderdaad weinig
                     woon-werkverkeer, maar als je het wel hebt, ben je echt in de aap gelogeerd met deze
                     koopkrachtplaatjes. Daar kom je niet mee rond.
                  
Een derde punt waarover ik mij verbaasd heb – dat is waarom ik nu even verderga met
                     mijn betoog – is wie de oplossingen heeft verzonnen.
                  
De voorzitter:
Voordat u dat doet, meneer Omtzigt, vraag ik mij af of de heer De Kort een vervolgvraag
                     heeft.
                  
De heer De Kort (VVD):
Ja. Even los van een niet nader te noemen Kamerlid: ik probeer gewoon scherp te krijgen
                     wat de vraag van de heer Omtzigt is. Vindt u dat de opdracht verbreed moet worden?
                     Wat is uw vraag richting de commissie? Dat probeer ik gewoon scherp te krijgen.
                  
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voer de motie uit. De motie zegt expliciet: een aantal huishoudens. Onder de huishoudens
                     die in de motie genoemd staan, vallen ook studentenhuishoudens en Wlz-huishoudens.
                     Ik voeg daar nu ook 18- tot 21-jarigen aan toe – die staan niet in de motie – omdat
                     voor die groep andere wettelijke minimumjeugdnormen en andere bijstandsnormen gelden.
                     Als je geen oudere hebt die je helpt, beland je vanzelf in de schuldsanering. En ik
                     voeg daaraan toe dat er drie categorieën uitgaven genoemd zijn in de motie. Dat is
                     allereerst de categorie uitgaven over de excessieve zorgkosten. Daarvan moet ik zeggen
                     dat de commissie er wel een stukje in meegaat. Die zegt: dat flexbudget is er expliciet
                     voor bedoeld dat niet bij de eerste € 10 die je extra uitgeeft, gemeentelijke regelingen
                     gelden. Dat vind ik op zich een goed principe. Maar toch zeg ik: zorgkosten kunnen
                     heel hoog worden als je alles opmaakt uit zowel de Wlz, de eigen bijdrage en het eigen
                     risico. Dan zitten daar extra woonkosten bij, dus geen betaalbare huurwoningen. Dat
                     betekent: huren in het middensegment of een koopwoning. Dan krijg je geen huurtoeslag.
                     Dus ook al heb je een vrij goedkope woning, loop je helemaal vast. Het gaat dus om
                     zorg, huur en woon-werkverkeer. Het leuke is dat het woon-werkverkeer in Nederland
                     altijd wordt vergoed voor mensen met een bovenmodaal inkomen. Voor wie wordt het niet
                     vergoed? Voor mensen tussen het minimum- en modaalinkomen. Daar klemt het. Daar moeten
                     we even goed naar kijken.
                  
Daarom vraag ik mij het volgende af. Als je het rapport leest, vraag ik mij af hoe
                     de oplossingen erop passen.
                  
De voorzitter:
Gaat u nu door met uw bijdrage?
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja. In het rapport staat dat het voor een alleenstaande ouder met één kind voldoende
                     is, omdat de alleenstaandeouderkop best groot is, met dik € 300. Als je het doorrekent,
                     zie je dat de nettonorm voor een alleenstaande ouder met één kind hoger wordt dan
                     de norm voor twee volwassenen. Daar moet je nog wel even de zorgpremie van aftrekken.
                     Maar dat is heel raar. Want een alleenstaande ouder met één kind heeft straks meer
                     dan € 300 over, boven op het flexbudget, terwijl het echtpaar of het echtpaar met
                     AOW vlak boven de norm zit. Als je dat vergelijkt, denk je: «Huh? Sinds wanneer heeft
                     een alleenstaande ouder met één kind een hoger budget nodig, na aftrek van de zorgpremie
                     – die hoeft namelijk maar één keer zorgpremie te betalen en het echtpaar twee keer
                     – en het eigen risico, dan het echtpaar?» Het rapport zegt eerst: de alleenstaande
                     ouder zit erboven. De AOW'ers zitten er vlak boven. Vooral de ouders met meer kinderen
                     zitten er ver onder. Dan moet je in feite het kindgebonden budget wat opplussen. Maar
                     dan moet je de alleenstaandeouderkop een klein stukje naar beneden doen. Dat is dan
                     de beleidsimplicatie. Het is wel zo dat alle alleenstaande ouders er netto op vooruitgaan,
                     maar daarvoor kun je het een stukje naar beneden doen. Maar voor die beleidsimplicatie
                     wordt niet gekozen.
                  
De onevenwichtigheid aan het eind van het pakket is ongeveer net zo groot als de onevenwichtigheid
                     aan het begin, behalve dat iedereen er een stukje op vooruitgegaan is. Hoe zijn we
                     daar terechtgekomen? Dat vind ik best wel bijzonder, als ik de voorstellen zie. Graag
                     hoor ik wie bedacht heeft dat dit het pakket is dat de oplossingen heeft die op de
                     probleemdefinitie passen, want ze passen niet. Ik heb dus twee punten. Eén. Waarom
                     doen we de alo niet een klein stukje naar beneden en doen we het kindgebonden budget
                     niet omhoog? Twee. Hoe zorgen we ervoor dat werkende armen ook meegenomen worden in
                     deze plaatjes? Want die hebben soms een nog veel groter tekort dan de mensen in de
                     bijstand, vanwege de niet-vermijdbare kosten. Dan heb ik het vooral over echtparen
                     met één inkomen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Omtzigt. We gaan luisteren naar de heer Léon de Jong van de PVV.
De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank. Armoede en schulden. Zo veel debatten, zo veel rapporten
                     geven aan dat het niet goed gaat met de financiële positie van Nederlandse gezinnen,
                     dat ze het financieel niet meer redden, dat de onbetaalbare vaste lasten hen nekken.
                     Dat is iets waar je trouwens helemaal geen rapporten voor nodig hebt. Als je gewoon
                     om je heen kijkt in de samenleving, zie je dat dat zo is. Ontelbare keren geeft de
                     politiek dan ook aan dat het anders moet, dat we meer oog moeten hebben voor de geldzorgen
                     van mensen, dat we bestaanszekerheid moeten garanderen, zoals de Grondwet ons voorschrijft,
                     dat we armoede moeten voorkomen en bestrijden. Maar de praktijk is keer op keer anders.
                     Keer op keer zien we dat de politiek het nalaat om echte stappen te zetten en de mensen
                     liever opzadelt met hoge brandstofprijzen of zo'n belachelijke en onzinnige linkse
                     plastictaks, waardoor ze alleen nog maar alles duurder zien worden.
                  
Voorzitter. Ook vandaag zal de Minister geen enkele echte fundamentele koopkrachtbelofte
                     doen. Ze zal geen enkel fundamenteel verschilmakend geldbedrag toezeggen. Vandaag
                     krijgen we weer te horen dat het rapport van de Commissie sociaal minimum heel waardevol
                     is en dat het zal worden meegenomen in de augustusonderhandelingen, zonder concreet
                     te worden, zonder dat de mensen thuis weten waar ze aan toe zijn. Dat is zo frustrerend.
                     De mensen thuis redden het namelijk echt niet meer. Die kunnen vaak niet meer wachten.
                     Die zitten nu in de problemen en hebben direct perspectief nodig. Dat is echt keihard
                     nodig. Volgens het Nibud konden in 2022 zes op de tien huishoudens niet of moeilijk
                     rondkomen. Volgens het CPB leven nu 815.000 mensen onder het bestaansminimum. Het
                     CPB waarschuwt ervoor dat het er straks 1 miljoen kunnen worden, waaronder 230.000
                     kinderen. Dat kan toch niet in een land als Nederland? Er is echt actie nodig. En
                     dat kan ook gewoon, als de politiek het maar wil.
                  
We zien allemaal dat Nederlanders geld tekortkomen. Het rapport van de Commissie sociaal
                     minimum komt met oplossingen om uitkeringen en toeslagen te verhogen. Dat is een politieke
                     keuze, waar vooral lage inkomensgroepen van profiteren. Maar we zouden ook kunnen
                     kijken naar de kosten van alle Nederlanders, en met name van de middenklasse, de mensen
                     die zich het snot uit de ogen werken en zien dat het niet loont. We zouden deze mensen
                     ook eens tegemoet moeten komen. Het zijn de groepen die te veel verdienen om van de
                     sociale zekerheid gebruik te mogen maken, maar te weinig om rond te komen. Deze groep
                     is altijd de dupe, valt altijd buiten de boot. Deze zouden we bijvoorbeeld direct
                     kunnen helpen door de btw op boodschappen te verlagen, zodat zij minder financiële
                     stress ervaren als ze door de supermarkt lopen. We kunnen de brandstofprijsverhoging
                     aan de pomp terugdraaien, zodat mensen zonder brandstofstress naar hun werk kunnen
                     rijden. Ja, daar profiteren inderdaad alle Nederlanders van. Dat krijg ik iedere keer
                     weer te horen: «Meneer De Jong, van uw plannen om de energieprijzen te verlagen, om
                     de huren te verlagen, om de boodschappenprijzen te verlagen en het eigen risico af
                     te schaffen, profiteert iedereen.» Dat klopt. Maar alle Nederlanders hebben last van
                     het desastreuze beleid van dit kabinet, en de middenklasse in het bijzonder, die het
                     meest aan deze maatregelen behoefte heeft. Het kan toch niet zo zijn dat, omdat iedereen
                     ervan kan profiteren, we dan maar helemaal niets doen? Dus kom op, zeg ik tegen de
                     Minister, kom met een echt koopkrachtherstelpakket.
                  
Voorzitter. Ik vraag de Minister natuurlijk ook om rekening te houden met het feit
                     dat werken moet blijven lonen. Ik spreek namelijk ook veel hardwerkende Nederlanders
                     die zeer gedemotiveerd raken als ze zien dat gezinnen in sommige uitkeringssituaties
                     in verhouding meer overhouden dan mensen die keihard werken. Wat gaat de Minister
                     doen om de balans terug te krijgen en de armoedeval te voorkomen?
                  
Daarnaast wil ik een toezegging van deze Minister dat AOW'ers straks niet de dupe
                     mogen worden van eventuele maatregelen. Het rapport Sociaal minimum suggereert dat
                     onze ouderen het financieel allemaal prima hebben, simpelweg omdat deze groep volgens
                     het rapport aan de eind van de maand wat euro's overhoudt. Dit is een hele kromme
                     gedachte en doet echt geen recht aan al die ouderen die het zwaar hebben, bijvoorbeeld
                     door het jarenlang uitblijven van pensioenindexatie. Er zijn heel veel mensen, heel
                     veel ouderen die het niet redden. Ik wil de toezegging dat er niet wordt beknibbeld,
                     niet wordt bezuinigd op bijvoorbeeld de AOW. Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Ik had eigenlijk nog een ander punt. Het ergert mij mateloos dat een partij
                     als de VVD in de media roept: we gaan helemaal niks doen met het rapport. Daar komt
                     het gewoon op neer. De VVD zegt: de mensen moeten maar meer gaan werken; werken is
                     het recept. Ik vind ook dat meer mensen zouden mogen werken. Maar aan het einde van
                     de rit zie je, met 1 miljoen mensen aan onbenut arbeidspotentieel, dat ze dat niet
                     doen omdat het niet loont. Het loont niet om te werken. Dan heb ik een aangenomen
                     motie met daarin het verzoek om iets te doen aan de marginale druk, om ervoor te zorgen
                     dat werken weer lonend is, en dan komt de VVD vervolgens met helemaal niks. De VVD
                     zegt in de media: mensen moeten meer gaan werken. De mensen willen weer meer werken,
                     maar als ze aan het einde van de rit hun toeslagen verliezen of minder geld te besteden
                     hebben omdat ze zijn gaan werken, dan zijn we toch helemaal nergens? Ik zou graag
                     willen dat, als een partij als de VVD in de media roept «dit is allemaal helemaal
                     niks; die Nederlanders moeten wat meer werken», ze met oplossingen komen om ervoor
                     te zorgen dat werken echt gaat lonen.
                  
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Léon de Jong. De heer Van Baarle namens DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Onder de kabinetten-Rutte wordt het leven onbetaalbaar. Alles, maar dan
                     ook alles, wordt duurder. De mensen in het land worden keihard gepakt. De boodschappen
                     zijn totaal niet meer te betalen. Normale producten, zoals zonnebloemolie, boter of
                     vlees, worden met het moment duurder. Mensen lopen aan tegen uitgaven als een torenhoog
                     eigen risico, de schandalig hoge verzekeringspremies en de torenhoge huren. Maar in
                     plaats van mensen tegemoet te komen, maakt het kabinet het probleem nog erger. Hoe
                     haal je het in je hoofd om bijvoorbeeld de belasting op benzine en diesel te verhogen?
                     Mensen die nu al niet rond kunnen komen, betalen sinds kort ongeveer € 0,20 per liter
                     extra aan de pomp. Dat is toch van de zotte?
                  
Maar nog gekker is het dat mensen van D66 en andere partijen hier gewoon voor staan
                     te klappen. Dan wil D66-mastodont Koolmees, die inmiddels een NS-baantje heeft, ook
                     de prijzen voor treinkaartjes duurder maken, terwijl het openbaar vervoer al zo duur
                     is. Mensen worden in een isolement gestort, in vervoersarmoede. Dat kan toch niet
                     de bedoeling zijn, zo vraag ik de Minister voor Armoedebestrijding. Vanuit een soort
                     wereldvreemde ivoren klimaattoren wordt neergekeken op de gewone man en vrouw. Mensen
                     moeten allemaal gekke bedragen betalen voor bijvoorbeeld plastic bekertjes en bakjes
                     als ze eten halen. Dit is gewoon een boete van fanatici die de gewone man en vrouw
                     moet ophoesten.
                  
We zien voorbeelden van een milieubijdrage – ik heb het vandaag nog gezien – van € 1,50
                     voor een plastic bekertje waarin een drankje zit. € 1,50! Dit is gewoon beleid om
                     mensen financieel te pesten, vanuit een elitaire houding bij wereldvreemde drampolitici.
                     Vindt de Minister het dan gek dat mensen in de armoede raken als ze van D66-politici
                     allemaal gekke bedragen moeten aftikken?
                  
Voorzitter. We hebben inmiddels ook het langverwachte eerste deelrapport van de Commissie
                     sociaal minimum gekregen. De uitkomsten van dat rapport zijn geen verrassing. Het
                     laat zien dat alleenstaanden in de bijstand volgend jaar bijna € 100 per maand tekortkomen.
                     Maar nog schrijnender is de situatie van bijvoorbeeld stellen met kinderen. Ze hebben
                     elke maand € 200 tot € 500 te weinig om fatsoenlijk rond te kunnen komen. Dat zijn
                     niet zomaar cijfers, dat zijn mensenlevens die geraakt worden door gebrek aan structureel
                     beleid.
                  
Voorzitter. Dan hebben we de VVD, die schaamteloos zegt dat we met deze uitkomsten
                     in het hoofd niks extra's gaan doen om deze mensen tegemoet te komen. Het is een soort
                     elitaire krenterigheid op basis waarvan mensen geen euro extra krijgen, terwijl ze
                     niet rond kunnen komen. Dan is het verhaal van de VVD: ze moeten maar gaan werken.
                     Maar we weten ook dat we in Nederland ontzettend veel werkende armen hebben. Ik vraag
                     de Minister dan ook om het advies van de Commissie sociaal minimum niet als een soort
                     suggestie te zien, maar dat er ook echt snel betekenisvolle stappen genomen worden
                     om mensen tegemoet te komen in hun bestaan, met een hoger minimumloon, met een hogere
                     bijstand en de andere suggesties die in het rapport genoemd worden.
                  
Voorzitter. Het tekortschieten van de overheid geldt ook voor de student. Recentelijk
                     kwam naar voren dat, ondanks dat de toewijzing van 35 miljoen euro voor studenten
                     vanuit het kabinet is gekomen, studenten geconfronteerd werden met te strenge voorwaarden,
                     die ertoe leidden dat ze systematisch werden uitgesloten van deze hulp. DENK heeft
                     dit destijds herhaaldelijk benoemd in de Kamer. Mijn vraag aan de Minister is of dit
                     beeld klopt. Wat gaat zij eraan doen als dit in de praktijk zo blijkt te zijn?
                  
Voorzitter. Tot slot een punt over mijn aangenomen motie over mensen met een migratieachtergrond
                     die in armoede leven. We hebben in het rapport van de Commissie sociaal minimum kunnen
                     lezen dat de helft – ik benadruk het nog maar eens even – van de armen in Nederland,
                     mensen met een migratieachtergrond zijn. Dus het feit dat mensen problemen hebben
                     om rond te komen aan het einde van de maand, is ook nog eens langs de lijnen van afkomst
                     ingekleurd. DENK heeft hier herhaaldelijk aandacht voor gevraagd in de richting van
                     deze Minister. De Minister geeft altijd aan: ik wil in mijn armoedeplannen alleen
                     generiek beleid; ik wil er geen rekening mee houden dat langs deze lijnen, namelijk
                     lijnen van afkomst, armoede ook gewoon een ongelijke weerslag heeft op de samenleving.
                     Ik noemde het net: de helft van de mensen in armoede heeft een migratieachtergrond.
                     En dan hebben wij de Minister gevraagd om dieper onderzoek te doen naar de oorzaken
                     van de oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond. Met alle respect,
                     maar dan krijgen we niet meer dan een stuk – ik bedank de mensen die het opgesteld
                     hebben, want het is heel zinvol – van al bestaand onderzoek. Ik vraag echt aan de
                     Minister: als we deze schandalige statistiek zien, namelijk dat de helft van de mensen
                     in armoede leeft, moeten we dat dan niet beter onderzoeken met elkaar? Dat is één.
                     Twee. Moet deze Minister hier dan niet gewoon specifiek aandacht aan gaan geven in
                     haar generieke plan om armoede te bestrijden?
                  
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Baarle. We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn
                     van de Kamer. Er zijn heel veel vragen gesteld. De Minister wil de beantwoording om
                     16.10 uur hervatten. Ik stel voor dat we tot 16.10 uur schorsen en dan ook echt om
                     16.10 uur beginnen.
                  
De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.12 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Wij zijn aangekomen bij de beantwoording in eerste termijn door de Minister
                     van de vragen van de commissieleden. Ik stel voor dat we de Minister vier vragen kunnen
                     stellen, maar houdt u het alstublieft kort en bondig, want we moeten echt voor 18.00
                     uur afronden. De Minister.
                  
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. En ook dank dat in de drukke week die we aan het eind hebben,
                     toch nog zo veel leden hun inbreng willen leveren bij dit debat. Dat toont volgens
                     mij de grote betrokkenheid aan van de Kamer bij het onderwerp van armoede en schulden.
                     En terecht, want het is echt een vraagstuk dat de hele samenleving aangaat en dat
                     wat mij betreft ook de hele Kamer en zeker mij aangaat. Vandaar dat wij vandaag een
                     aantal onderwerpen doorspreken die geagendeerd staan en ook een aantal onderwerpen
                     die nog niet geagendeerd stonden, maar wel veelvuldig door de leden bij dit debat
                     betrokken zijn. Het gaat dan met name om het rapport van de Commissie sociaal minimum.
                  
Voorzitter. Ik heb wat blokjes voor dit debat. Ik probeer het echt sharp in de tijd
                     te doen en ik probeer zo veel mogelijk vragen van mensen te beantwoorden. Ik ga dus
                     gauw even over tot de blokjes. Het eerste blokje gaat in op alle vragen over de Commissie
                     sociaal minimum. Dan kom ik meer op de vragen over armoede breed. Daarna ga ik uiteraard
                     in op schulden en dan zijn er nog een paar overige vragen die ik nergens goed kwijt
                     kon. Die zitten dus in het laatste blokje.
                  
Het thema dat hier de meeste vragen heeft opgeroepen, is eigenlijk het rapport van
                     de Commissie sociaal minimum. Ik wil allereerst gewoon mijn erkenning uitspreken voor
                     de leden van de commissie die hard bezig zijn geweest om meer inzicht te geven in
                     de hoogte van het sociaal minimum, zeker in relatie tot de uitgaven die door mensen
                     gedaan worden. Verschillende leden hebben daar opmerkingen over gemaakt. Zij zeiden:
                     eigenlijk moet je het niet alleen maar geïsoleerd bekijken en vragen hoe hoog een
                     uitkering moet zijn, maar moet je ook kijken naar de relatie tot de kosten en hoe
                     je daar precies mee omgaat. Uiteraard heeft de Kamer de motie die de heer Omtzigt
                     heeft ingediend om zo'n commissie in te stellen, breed gesteund. Het kabinet heeft
                     ook besloten om die commissie aan het werk te zetten.
                  
Ik doe het een beetje in een willekeurige volgorde, maar dat helpt mij iets meer bij
                     de beantwoording van de vragen. De heer Omtzigt is er zelf niet meer. Hij zei dat
                     de opdrachtbeschrijving eigenlijk iets breder was dan de commissie zelf heeft opgevat.
                     Zo hoorde ik zijn woorden, geparafraseerd. Allereerst heeft u allen de opdrachtverlening
                     gezien en ook gezien welke leden we hebben aangezocht voor een brede deskundigheid.
                     In de opdrachtverlening is de opdracht breder neergezet. De commissie is in principe
                     natuurlijk zelfstandig om daar gewoon invulling aan te geven. Er heeft écht een Chinese
                     Muur tussen mij en de commissie gestaan, omdat ik gewoon niet wilde dat ik enige inmenging
                     zou hebben in de conclusies die de commissie zelf zou gaan opleveren.
                  
Op een aantal punten wijs ik misschien toch nog even naar de bijlagen bij het rapport,
                     want het is niet zo dat de commissie niet naar de hoogte van de kosten heeft gekeken
                     die met de koop van een koopwoning samenhangen. In de Nibud-berekeningen is ook geprobeerd
                     om daarnaar te kijken, maar eigenlijk is daar de conclusie getrokken dat er een te
                     grote spreiding is om een zinnig antwoord te geven op de vraag hoe hoog de woonkosten
                     bij een koopwoning zijn en hoe je daaraan tegemoet kunt komen als de kosten te hoog
                     zijn. Eigenlijk zegt de commissie dat de spreiding zo groot is dat ze daar geen heel
                     zinnige bijdrage over kan leveren.
                  
Dat geldt ook voor het punt van de reiskosten. Daar is ook naar gekeken. Ook daar
                     ziet men eigenlijk dat er gewoon verschillen zijn op basis van wat voor werk je doet,
                     wat er in de cao is afgesproken en hoever je eigenlijk van je werk af woont. Ze konden
                     daar geen bepaalde norm op zetten. Ik wil de conclusie van de heer Omtzigt dat daar
                     niet naar gekeken is, dus toch ietsjes nuanceren. Hij heeft wel gelijk dat de commissie
                     heeft gesteld dat ze daar eigenlijk geen zinnige uitspraak over kan doen, omdat de
                     spreiding zo groot is. Hoe ze daarmee is omgegaan, is uiteindelijk de keuze van de
                     commissie zelf geweest. Daar heb ik geen enkele invloed op gehad.
                  
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Het antwoord van de Minister is helder, maar de vragen van de heer Omtzigt zijn wel
                     relevant, ook in het licht van het rapport over werkende armen van de Hogeschool Utrecht,
                     dat we onlangs hebben gekregen. Tijdens de technische briefing werd verteld dat je,
                     als je naar de kostenplaatjes kijkt, eigenlijk veel meer naar het besteedbaar inkomen
                     van mensen zou moeten kijken. Eigenlijk werd gezegd: wij zijn door jullie een beetje
                     het bos in gestuurd, maar we kunnen jullie het bos ook niet laten zien, omdat wij
                     door de bomen het bos eigenlijk ook niet zien, want de informatie over besteedbaar
                     inkomen is gewoon heel summier. Ze hadden ook een paar suggesties voor vervolgonderzoeken.
                     Ziet de Minister misschien een kans om die een beetje samen te pakken, om te kijken
                     of er een soort vervolgonderzoek gedaan kan worden en er meer gekeken kan worden naar
                     besteedbaar inkomen?
                  
De voorzitter:
Het is overigens zo dat het rapport waar u op doelt, in het kader van het kennisthema
                     van de Kamer zelf is gemaakt. Ik weet niet of dat bekend is bij de Minister. Houd
                     u daar rekening mee.
                  
Minister Schouten:
Ik zat net al een beetje moeilijk te kijken, omdat ik me zat af te vragen welk rapport
                     ik gemist heb. Dit is waarschijnlijk iets waar u zelf naar heeft gevraagd en waar
                     u zelf een gesprek over heeft gevoerd. Ik ken dit niet. Ik weet dus ook niet zo goed
                     waar die onderzoekers op doelen. Ik zeg dit niet om even te dimdammen, maar ik zou
                     procedureel dan toch even willen vragen of wij kennis kunnen nemen van het rapport
                     en ook dat u zelf even nadenkt welke vragen u zelf nog heeft richting degenen die
                     u gevraagd heeft om dat te onderzoeken. Ik denk dat de Commissie sociaal minimum expliciet
                     naar deze punten heeft gekeken, maar eigenlijk stelt die dat de spreiding gewoon te
                     groot is en dat daar dus moeilijk wat over te zeggen is, omdat de situaties zo verschillen.
                     Je kunt dan hooguit casuïstiek beschrijven, maar dat is natuurlijk nog niet gelijk
                     een norm waar je wat mee kunt doen. Als wij de Commissie sociaal minimum dit zouden
                     vragen, weet ik niet of zij tot een ander oordeel zou kunnen komen. Ik geef de Kamer
                     wel terug dat er ook best wel veel vragen onder zitten: hoe heeft de commissie dit
                     of dat gewogen? Hoewel ik niet helemaal in de positie daartoe ben, zou ik de suggestie
                     willen doen om ook een technische briefing of een hoorzitting met de commissie te
                     houden. Ik hoor dat dat al afgesproken is. Oké.
                  
De voorzitter:
Er volgt inderdaad een technische briefing voor Prinsjesdag. Dat is al afgesproken.
Minister Schouten:
Dat lijkt me heel zinvol, want zij kunnen u dan helemaal tot in detail meegeven hoe
                     zij tot bepaalde afwegingen, inzichten et cetera zijn gekomen. Anders ga ik nu toch
                     even op de stoel zitten van die commissie, terwijl ik de commissie de vrijheid wil
                     geven om zelf die antwoorden te geven. Anders zit ik iets in te kleuren waarvan zij
                     denkt: zo is het helemaal niet gegaan. Ik ben er immers niet bij geweest. Ik denk
                     dat het soort vragen zoals hoe het zich verhoudt tot het rapport, dan meegenomen kunnen
                     worden. Ik ben geïnteresseerd in het rapport, dus als de commissie het zou willen
                     doorgeleiden, dan zou ik daar heel blij van worden.
                  
De voorzitter:
Laten we in ieder geval de afspraak maken dat de commissie het rapport van de Hogeschool
                     Utrecht richting het departement zal sturen.
                  
Minister Schouten:
Hartelijk dank, voorzitter, ook voor het feit dat u het zelf al zo actief heeft opgepakt.
Enkele leden, mevrouw Westerveld en eigenlijk ook de heer Van Kent en mevrouw Kathmann,
                     vroegen hoe ik het rapport van de Commissie sociaal minimum lees en wat mijn afdronk
                     is. Dat is eigenlijk een beetje de «hoog over»-vraag. Ten eerste gaat het hier echt
                     over fundamentele kwesties. Is het minimum dat wij hebben vastgesteld, ook echt het
                     minimum om nog van rond te kunnen komen? Eigenlijk is de vraag: is de bestaanszekerheid
                     van mensen voldoende geborgd? Daar geeft de commissie enkele inzichten in, namelijk
                     dat het in bepaalde situaties echt heel ingewikkeld is. Op sommige plekken is het
                     minimum niet voldoende. Het is niet zoiets waarvan je opeens denkt: wat gebeurt hier?
                     Dat zeiden een aantal leden ook. We weten namelijk ook dat het de afgelopen periode
                     veel zichtbaarder is geworden dat met name bijvoorbeeld de sterk stijgende energieprijzen
                     en ook de duurdere boodschappen veel impact hebben gehad. Maar ik denk dat het wel
                     goed is dat we nu wat meer kwantitatief inzicht hebben in wat dat is. In welke situaties
                     is dat zo? Ook heeft de commissie zelf gekeken welke interventies mogelijk wel effect
                     hebben, dus welke interventies ervoor zorgen dat je daar meer handen en voeten aan
                     gaat geven. Het vraagstuk is overigens niet van gisteren, want het SCP heeft in 2021,
                     meen ik, ook al aangegeven dat dit vraagstuk speelde. Dat was een van de redenen om
                     destijds deze commissie te vragen om daar meer inzicht in te geven.
                  
Dit ging even over de hoogte van het minimum, maar er zitten nog wat andere zaken
                     in het rapport die ook van belang zijn om te benoemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om
                     de onderliggende oorzaken, de redenen waarom het minimum soms niet gehaald wordt.
                     Dat heeft bijvoorbeeld ook te maken met de manier waarop onze arbeidsmarkt functioneert,
                     met de hoeveelheid flexcontracten en de onzekerheid in het inkomen vanwege de onregelmatige
                     tijden, dus omdat je niet precies weet hoeveel uren je eigenlijk per maand gaat maken.
                     Mensen moeten dan dus rondkomen in onzekerheid; zo noem ik dat altijd maar. Maar ik
                     noem ook bijvoorbeeld de onzekerheid rondom terugvorderingen. Daar liggen ook grote
                     vraagstukken. Dat heeft dan niet altijd per se direct te maken met de hoogte van het
                     minimum, maar juist met de onzekerheid die daaruit voortkomt. Er zitten voor mij dus
                     wat meer lagen in dit rapport dan alleen maar de vraag hoeveel geld er wel of niet
                     bij moet. Het gaat echt om vraagstukken zoals: hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen
                     meer zekerheid in hun inkomen krijgen en minder onzekerheid ervaren bij bijvoorbeeld
                     het aannemen van werk? De heer De Kort en de heer De Jong doelden daar ook al even
                     op. Als je bijvoorbeeld toeslagen of andere tegemoetkomingen krijgt, dan moet je weten
                     wat daar nou het effect van is op je inkomen, zodat daar niet allerlei verrassingen
                     uit voortvloeien die direct weer consequenties hebben voor de kosten die mensen moeten
                     maken. Ik zie het rapport dus ook wel als een wat bredere oproep om al die punten
                     aan te pakken.
                  
Daar zijn we natuurlijk al mee bezig. Collega Van Gennip is bezig met de arbeidsmarkthervorming.
                     Op verschillende onderdelen wordt er gekeken naar de toeslagen, naar het stelsel als
                     zodanig. Ook wordt gekeken hoe je er daarbinnen voor kunt zorgen dat er minder onzekerheid
                     komt rondom terugvorderingen. Ik voel het in ieder geval als een opdracht om het op
                     al die punten aan te pakken, omdat we anders maar op één punt aan het schieten zijn.
                     De heer De Kort – laat ik de leden gewoon maar bij naam noemen – heeft vanochtend
                     al een uitspraak gedaan over hoe hij vindt dat er met het rapport moet worden omgegaan.
                     Laat ik één ding zeggen: ik vind het een beetje jammer als deze hele discussie verengd
                     wordt naar «ben je voor of tegen?». Er zijn leden die hier zeggen dat we echt goed
                     naar de hoogte van het sociaal minimum moeten kijken. Dat ben ik met hen eens. Maar
                     ik ben het ook eens met de heer De Kort, in die zin dat we ook moeten bekijken hoe
                     we ervoor zorgen dat mensen de stap naar de arbeidsmarkt beter kunnen maken. Laten
                     we het alsjeblieft niet tot een of-ofdiscussie maken. Ik zou zeggen: maak er een en-endiscussie
                     van!
                  
Het is daarbij echt belangrijk dat we mensen zo veel mogelijk helpen om de stap naar
                     werk te maken, maar laten we er dan ook voor zorgen dat ze een baan kunnen krijgen
                     waarbij ze niet de ene maand 10 uur werken en de volgende maand 30 uur, omdat ze dan
                     ook niet meer weten wat ze moeten doen. Laten we ervoor zorgen dat er bij de stap
                     van uitkering naar werk meer mogelijkheden komen om de onzekerheid weg te nemen die
                     dat met zich meebrengt. We doen dat straks bijvoorbeeld met een bufferbudget. In het
                     kader van de Participatiewet zijn we daarmee bezig. En het gaat ook om het vergroten
                     van het bijverdienen. Die drempels moeten ook worden weggenomen. Laten we bovendien
                     veel meer doen voor mensen die heel graag willen werken, maar echt bijna geen kans
                     krijgen op de arbeidsmarkt, omdat zij bijvoorbeeld een arbeidsbeperking hebben. Afgelopen
                     1 juli is ook het wetsvoorstel Breed offensief ingegaan. Dat is min of meer onder
                     de radar gebeurd. Daar zitten allemaal maatregelen in om ervoor te zorgen dat mensen
                     met een arbeidsbeperking wel degelijk meer mogelijkheden hebben om de stap naar de
                     arbeidsmarkt te maken.
                  
Mijn oproep zou dus in ieder geval zijn: laten we het niet verengen tot het een of
                     het ander, want we hebben een opdracht voor al die terreinen.
                  
De voorzitter:
Dank, Minister. Mevrouw Kathmann.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik vind toch dat de Minister zich hier iets te makkelijk van afmaakt. Ik snap de oproep:
                     geen of-of, maar en-en. Maar dat is echt te makkelijk. Deze Minister zit in een VVD-kabinet
                     en de grootste partij van het kabinet, de VVD, zegt: we gaan het sociaal minimum helemaal
                     niet verhogen; nee, we slaan gewoon iedereen alleen maar met een stok naar werk. Mijn
                     collega van GroenLinks zei net al dat niemand hier het ermee oneens is dat mensen
                     moeten werken. Volgens mij is werk de beste zorg, als mensen dat kunnen. Er zijn maximaal
                     veel mensen aan het werk. Het is hier dus wel heel erg de vraag of de Minister de
                     mening van de grootste partij van dit kabinet deelt dat het sociaal minimum niet verhoogd
                     gaat worden. Of deelt de Minister die mening niet?
                  
Minister Schouten:
Ik hoor allerlei suggesties uit deze commissie, niet alleen van mevrouw Kathmann,
                     maar ook van de heer De Kort en mevrouw Westerveld. Iedereen hier doet suggesties
                     voor hoe met dit rapport om te gaan. Ik heb dit rapport sinds vrijdag. Ik heb nog
                     niet eens een fatsoenlijke reactie kunnen opstellen over hoe ik hiermee omga, maar
                     die gaat u wel krijgen. Als de vraag is of ik ga wachten met actie totdat we die reactie
                     hebben et cetera, dan zeg ik: nee, wij voelen echt dat er een opdracht ligt om de
                     armoede en zeker de kinderarmoede – daar hebben we duidelijke doelstellingen voor
                     geformuleerd – te verminderen. We moeten echt een pad lopen om dat te realiseren.
                     Wat dat dan betekent voor alle concrete maatregelen, ga ik u hier vandaag niet zeggen.
                     Dat heeft u ook al voorspeld, maar dit is echt de discussie die wij ook bij augustus
                     gaan doen; de heer De Jong had een voorspellende blik. Ik hoor uw oproepen wel. Ik
                     vind het in die zin ook zinvol om dit debat te voeren op dit moment. Maar ik ga niet
                     nu de ene of de andere conclusie trekken over de knoppen waaraan we mogelijk gaan
                     draaien of wat dat betekent voor de hoogte van deze uitkering of die toeslag. Ik zie
                     in dit rapport wel waardevolle aanknopingspunten waarmee je een aantal zaken kunt
                     oppakken.
                  
Ik kreeg ook de vraag welke van de zeven maatregelen uit het rapport ik ga overnemen,
                     of ik ze allemaal ga overnemen. Ik hoef u niet te vertellen hoe je dit rapport moet
                     lezen, maar die zeven maatregelen zijn door de commissie geïdentificeerd en daarna
                     is aan het CPB gevraagd om die door te rekenen, om te kijken welke het beste zijn
                     om het sociaal minimum aan te pakken. Daar zijn twee voorstellen uit voortgekomen.
                     Het is niet zo dat de commissie zegt: doe alle zeven. Zij heeft deze als input aan
                     het CPB meegegeven om door te rekenen, om te kijken wat effectieve maatregelen zijn.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Kathmann en daarna de heer Van Baarle.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dat was mijn vraag niet. Mijn vraag ging niet over de concrete maatregelen en wat
                     we gaan doen met toeslagen of uitkeringen. Ik zei alleen: we zitten in de situatie
                     dat de overheid niet voldoet aan de wettelijke taak om bestaanszekerheid te garanderen,
                     omdat het sociaal minimum te laag is. Dat zijn keiharde conclusies in een rapport
                     dat het kabinet zelf heeft uitgevraagd. Het is hom of kuit: het sociaal minimum omhoog,
                     ja of nee. De grootste partij in het kabinet zegt nee. Zegt de Minister ook nee? Als
                     dat zo is, dan staat of valt het met onze oproep vorige week om 3,4 miljard alvast
                     in een armoede-envelop te stoppen. Toen moesten we ineens het kabinet op de blauwe
                     ogen geloven dat het allemaal wel goed zou komen bij de augustusbesluitvorming. Voor
                     mij wordt het eerder onzekerder dan zekerder of dat gaat gebeuren.
                  
Minister Schouten:
Volgens mij heb ik net ook een uitspraak gedaan dat we zien dat er echt nog wat stappen
                     nodig zijn, zeker op het terrein van de kinderarmoede, om de doelstellingen te halen
                     die we onszelf hebben opgelegd. Dat wegen we ook mee richting augustus; dat heb ik
                     vorige week in het debat ook al gezegd. Ik heb toen ook gezegd dat ik blij en dankbaar
                     ben dat mevrouw Kathmann meedenkt om onze begroting te plussen, maar dat er bij het
                     amendement dat voorlag, geen dekking tegenover stond voor wat er moest gebeuren; die
                     discussie hebben we ook gehad. Dat is ook een oprechte vraag in augustus. Wij moeten
                     ook met elkaar overeenkomen welke dekking er wordt voorzien bij wat je doet. Dus ja,
                     natuurlijk is het een politiek gesprek dat we gaan hebben in augustus, dat ontken
                     ik ook niet. Ik voel het als een ambitie en ook als mijn opdracht om de kinderarmoede
                     in 2025 zeker te halveren ten opzichte van 2015. Dat voel ik zeer. Dat is voor mij
                     ook zeker een leidraad in de gesprekken die we voor augustus gaan voeren.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Over de doelstellingen van deze Minister – doelstellingen die overigens prijzenswaardig
                     zijn – zegt het rapport van de Commissie sociaal minimum: als we niks doen, gaan we
                     die doelstellingen bij lange na niet halen. Dat wetende vraag ik toch aan de Minister
                     om de mensen in het land meer zekerheid te geven. Dan gaat het niet om de vraag hoe
                     we dat gaan doen, aan welke knop we gaan draaien, maar wel om de uiting van de Minister
                     dat het niet zo kan zijn dat er niks bij komt. Dat er iets bij moet komen en dat er
                     in ieder geval extra middelen gereserveerd gaan worden, kan de Minister op z'n minst
                     die zekerheid geven?
                  
Minister Schouten:
Ik proef bij allemaal de wil om hier nu allerlei toezeggingen te gaan doen. Ik heb
                     hier gezegd dat ik een opdracht heb meegekregen uit het regeerakkoord over de halvering
                     van de kinderarmoede en dat ik ook heel erg voel dat dat een opdracht is. Wij hebben
                     altijd de vaste momenten waarop we dat doen. Dat is bijvoorbeeld in augustus, omdat
                     je dan weet wat de laatste cijfers zijn, bijvoorbeeld over de inflatie. Ik kan hier
                     nu allerlei dingen gaan roepen, maar die zijn straks misschien helemaal achterhaald,
                     omdat er dan weer een andere situatie is, zodat het dan weer tekortschiet of juist
                     helemaal niet bij de goede groep terechtkomt. In het rapport wordt ook gezegd: probeer
                     het zo goed mogelijk te richten. Zij maken daar een aantal keuzes in, bijvoorbeeld
                     over de ontkoppeling van de AOW. Dat is ook een voorstel dat in dit rapport staat.
                     Jawel, dat staat er letterlijk. Er staat letterlijk in dat de AOW niet verhoogd hoeft
                     te worden, omdat de uitkering op hoogte is, in de woorden van de commissie. Dus hier
                     zitten allerlei dingen in waarvan ik denk dat sommigen er ook wat van vinden, zeg
                     maar. U mag mij houden aan de opdracht die ik heb uit het regeerakkoord, namelijk
                     de halvering van de kinderarmoede in 2025. Wat daarvoor nog meer nodig is dan wat
                     we al hebben gedaan, dat moeten we in augustus ook weer precies gaan wegen.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
We weten hoe er met de afspraken in het kabinet is omgegaan. Het CDA heeft laten zien
                     hoe er wordt omgegaan met de doelstellingen van het kabinet in het coalitieakkoord,
                     als het het CDA niet uitkomt. Waar zien we nou de zekerheid dat op het moment dat
                     we een doelstelling hebben om de armoede te reduceren, de VVD daar niet een loopje
                     mee neemt en zegt dat ze die doelstelling helemaal niet zo belangrijk vindt? De heer
                     De Kort geeft al aan dat er wat de VVD betreft geen euro extra bij moet. Dan wordt
                     dat ook zo'n punt zoals wat het CDA heeft gedaan bij stikstof. Dan zegt de VVD: die
                     arme mensen interesseren ons niet zo, we gaan dat allemaal voor ons uit schuiven,
                     er komt geen cent extra bij, we willen alleen mensen naar werk begeleiden. Dan doen
                     we onvoldoende met elkaar. Ik wil zekerheid, dus ik wil echt weten dat we erop koersen
                     dat er in ieder geval geld bij komt om mensen te helpen. Dat is wat ik wil horen.
                  
Minister Schouten:
Op het gevaar af dat ik de woorden van de heer De Kort moet gaan interpreteren – want
                     dat is altijd ingewikkeld – heb ik niet van hem gehoord dat er geen geld bij moet.
                     Hij heeft bepaalde opvattingen over wat hij vindt dat er moet gebeuren. Ik heb hier
                     meer opvattingen gehoord vandaag en daar neem ik allemaal kennis van. Ik heb gewoon
                     een opdracht uit het coalitieakkoord en die staat. Daar kunt u mij aan houden.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Palland, een persoonlijk feit?
Mevrouw Palland (CDA):
Een persoonlijk feit, want de vrije interpretatie van de heer Van Baarle over de positie
                     van het CDA zou ik toch enigszins willen nuanceren. Het gaat ons erom dat we de doelen
                     met elkaar bereiken. Daar staat onze handtekening ook voor. Dan moet je alle maatregelen
                     uit het regeerakkoord daarvoor in aanmerking nemen.
                  
Even terug naar het onderwerp. Dat we het sociaal minimum zouden gaan herijken, staat
                     niet alleen in de motie van de heer Omtzigt, maar ook in het regeerakkoord. Ik ben
                     heel blij dat dit eerste deelrapport er ligt. De commissie zegt ook specifiek om iets
                     te doen aan de kinderarmoede, en dat is ook de opdracht van deze Minister. De commissie
                     zegt ook specifiek iets over een zelfstandige positie van kinderen. De Kamer heeft
                     daarover een motie aangenomen. Ik ben benieuwd of de Minister daar ook een vervolg
                     aan geeft bij de plannen rond september.
                  
De voorzitter:
U bent wel voorgedrongen, want de heer Léon de Jong was eerder, maar goed, dat vindt
                     hij prima. De Minister.
                  
Minister Schouten:
Ik moet deze even opzoeken, want deze motie is volgens mij door mijn collega Van Gennip
                     afgedaan. Ik heb die ergens, maar ik moet even zoeken in mijn setje, als u het niet
                     erg vindt. Ik kom er zo op terug.
                  
De voorzitter:
Dan de heer Léon de Jong.
De heer Léon de Jong (PVV):
Inhakend op wat het CDA zojuist naar voren bracht over het regeerakkoord, even voor
                     de duidelijkheid richting de commissie, Minister: is de bedoeling van de gesprekken
                     die worden gevoerd in augustus, om het sociaal minimum zo in te richten dat het toereikend
                     gaat zijn? Dan heb ik het niet over welke maatregelen daar wel of niet bij horen.
                     Ik heb het zelfs niet eens over budgettaire kaders. Het gaat mij erom – dat lijkt
                     me logisch, maar even los daarvan – of het de bedoeling is van de Minister dat zodra
                     ze uit die gesprekken wegloopt, met een akkoord of wat dan ook, de conclusie is dat
                     het sociaal minimum voldoende gaat zijn voor mensen en dat het anders ingericht zal
                     zijn dan hoe het nu is.
                  
Minister Schouten:
Het belangrijkste is dat mensen uit de armoede komen. Wij hebben net al een discussie
                     gehad over werkende armen. De heer De Jong vroeg zelf ook hoe je kan voorkomen dat
                     er bijvoorbeeld weer een armoedeval gaat ontstaan. Er zijn dus meer elementen bij
                     deze discussie dan alleen: wat is de hoogte van het sociaal minimum? Het kabinet heeft
                     zich te verhouden tot een coalitieakkoord. Ik heb mij te verhouden tot het coalitieakkoord,
                     waarin we die doelen hebben opgenomen. Maar er zijn meerdere manieren om bepaalde
                     doelen te realiseren. We hebben al een aantal structurele maatregelen genomen. Maar
                     er zitten ook een aantal incidentele maatregelen in het huidige pakket. De commissie
                     heeft ermee gerekend dat die niet doorlopen. Het CPB heeft dat ook gedaan. Maar goed,
                     dat zijn allemaal afwegingen die gemaakt moeten worden en die dan invloed hebben op
                     bijvoorbeeld de hoogte van het sociaal minimum.
                  
De volgorde is dat we, met de laatste armoedecijfers in de hand, kijken wat er nodig
                     is om door te gaan op de paden die we in het coalitieakkoord hebben afgesproken over
                     het overwinnen van de armoede in het algemeen in 2030 en van de kinderarmoede in 2025.
                     De Commissie sociaal minimum heeft daarvoor een aantal handvatten gegeven. Maar het
                     is niet zo dat die handvatten dan gelijk het beleid moeten gaan worden. Wij gebruiken
                     die ook gewoon bij de discussie die we moeten voeren in augustus.
                  
De heer Léon de Jong (PVV):
Dank aan de Minister voor het antwoord, maar ik verpest met deze vraag eigenlijk mijn
                     tweede interruptie. In het regeerakkoord staat, als ik het goed gelezen heb, dat we
                     elke vier jaar gaan kijken of het sociaal minimum voldoende is. Toch? Herijking betekent:
                     is het voldoende? Dat hebben we nu gedaan en daaruit blijkt dat het niet voldoende
                     is. Dan is mijn vraag: als de Minister zo meteen, in augustus, uit de gesprekken komt,
                     is dan het resultaat dat het sociaal minimum ook daadwerkelijk is herijkt en dat het
                     er dus anders uitziet dan nu, in hoe de Minister het omschrijft en de bedragen die
                     erbij horen? Dat is de essentie van de vraag. Als de Minister zegt dat zij daar geen
                     antwoord op kan geven, dan weet ik niet hoe ik het regeerakkoord had moeten lezen,
                     maar dan weten we wel welke richting het op zou kunnen gaan. Misschien kan de Minister
                     daarover wat meer duidelijkheid geven.
                  
Ik rond af, voorzitter. Het zijn twee verschillende dingen. De Minister heeft een
                     doelstelling rondom kinderarmoede in het regeerakkoord staan, maar dat is een andere
                     doelstelling dan de doelstelling om het sociaal minimum te herijken. Dat moeten we
                     in het antwoord niet bij elkaar nemen; we moeten dat apart van elkaar zien. Kunt u
                     daar dan antwoord op geven?
                  
Minister Schouten:
In het coalitieakkoord is opgenomen dat het sociaal minimum een keer in de vier jaar
                     herijkt wordt, vanaf het moment van afspreken van het coalitieakkoord. Dat is dus
                     niet per definitie al dit jaar; dat hoeft niet, maar het kan wel. Dat is precies de
                     politieke discussie die we met elkaar voeren: wat is er nodig om die armoedereductiecijfers
                     te halen? Daar betrek je natuurlijk wel het rapport bij van de Commissie sociaal minimum.
                     In het coalitieakkoord staat niet dat in 2022 het sociaal minimum herijkt moet zijn,
                     of in 2023; sorry, we zitten al in 2023. Dat staat er niet in, wel dat het een keer
                     in de vier jaar herijkt gaat worden.
                  
De heer Léon de Jong (PVV):
Maar nu komt voor mij toch een beetje de aap uit de mouw. Wij hebben maandenlang gesproken
                     over koopkrachtmaatregelen, dat er veranderingen moeten plaatsvinden, dat de mensen
                     in het land moeten worden geholpen. De Minister heeft herhaaldelijk aangegeven: jongens,
                     wacht nou even tot het rapport over het sociaal minimum er is; dan weten we waar we
                     aan toe zijn en dan kunnen we daarop handelen. Wij lezen in het regeerakkoord dat
                     het iedere vier jaar wordt herijkt. Het kabinet heeft ervoor gekozen om het zo te
                     plannen dat dat nu is, want het rapport is nu. Met alle respect voor de Minister,
                     nu wordt de commissie toch een beetje in het ootje genomen, want het kan ook over
                     twee of drie jaar zijn dat het een keer wordt geregeld, of aan het einde van de kabinetsperiode.
                     Dit is dus heel vervelend. Iedereen had verwacht dat dit rapport wordt meegenomen
                     bij de augustusbesprekingen. Dan gaan wij bij de augustusbesprekingen het sociaal
                     minimum herijken, want er ligt een rapport dat aangeeft dat het niet voldoende is.
                     En nu zegt de Minister: nee, dat hoeft helemaal niet, want zo hebben we het niet afgesproken.
                     Maar zo heeft iedereen dat wel gelezen. Hoe komen we hieruit, Minister? Ik denk dat
                     u het beste eruit zou kunnen komen als u toch tegen de commissie die hier zit, zegt:
                     ja, u heeft gelijk, het is zo geformuleerd dat het zo zou kunnen worden geïnterpreteerd
                     dat het bij het verschijnen van dat rapport zou gebeuren; ik ga u niet nog twee jaar
                     in onzekerheid laten zitten en we gaan nu met maatregelen komen. Kan de Minister dat
                     toezeggen?
                  
Minister Schouten:
Even voor de helderheid: ik heb die commissie juist zo snel mogelijk aan het werk
                     gezet, omdat ik zo snel mogelijk die informatie wilde hebben. Maar ik heb nooit gezegd
                     dat het gelijk overgenomen zou worden, want ik wist helemaal niet wat eruit zou komen,
                     en ook niet dat de herijking gelijk samen zou vallen met het opleveren van het rapport.
                     Ik zeg wel dat dit rapport een aantal belangrijke inzichten levert die ik graag wil
                     betrekken bij de augustusbesluitvorming, omdat we dan ook wel een aantal keuzes moeten
                     maken.
                  
Even voor de goede orde: toen ik de commissie vorig jaar instelde, was er al sprake
                     van een stijgende inflatie, maar toen wisten we nog helemaal niet hoe die vervolgens
                     zou gaan uitwerken. Ik heb nooit gezegd: wat er ook uitkomt, ik ga dat overnemen.
                     Wij zouden gaan kijken wat er nodig is om een voldoende sociaal minimum te hebben.
                     Wij hebben die inzichten nu. Wij hebben ook gezien wat effectieve knoppen zijn. Er
                     loopt nog een discussie over wat er bijvoorbeeld moet gebeuren met mensen die geen
                     uitkering hebben en die ook in de problemen komen. Dat zijn ook allemaal zaken die
                     we moeten meenemen, ook van de heer De Jong, heb ik gehoord, en terecht. Dat zijn
                     allemaal onderdelen die wij juist wel willen betrekken bij augustus, maar het is niet
                     zo dat ik heb gezegd: wacht nou, want de herijking vindt plaats op het moment dat
                     het rapport hier ligt. Het geeft wel belangrijke inzichten voor de stappen die wij
                     nog moeten zetten.
                  
De voorzitter:
Uw laatste vraag.
De heer Léon de Jong (PVV):
Dit is mijn laatste vraag; doodzonde, maar het is niet anders. We hebben hier heel
                     veel gesproken over koopkracht en over hoe moeilijk mensen het hebben die in een armoedesituatie
                     zaten. Ik voel me toch keihard in de maling genomen, om het maar te zeggen zoals het
                     is. De Minister heeft verschillende keren gezegd: we weten nog niet wat we kunnen
                     doen, want het moet stap voor stap, allemaal in volgorde en we willen eerst even het
                     rapport van de Commissie sociaal minimum afwachten. Ik heb niet aan de Minister gevraagd
                     om alles wat in dat rapport staat, zomaar over te nemen. Ik snap ook wel dat daar
                     misschien een ander politiek zicht op is. Maar ik verwacht wel het volgende, als dat
                     beeld wordt opgewekt. In het regeerakkoord staat dat het sociaal minimum wordt herijkt
                     en dan komt de commissie, die nota bene door de Minister aan het werk is gezet, met
                     een rapport dat zegt dat het sociaal minimum niet voldoende is. Dan vraag ik aan de
                     Minister of zij daarop gaat handelen en er in augustus uitkomt en er dan voor heeft
                     gezorgd dat het sociaal minimum is herijkt. En als u dan nee zegt, dan is dat een
                     klap in het gezicht van niet alleen de commissie – wij kunnen dat wel aan, hoor –
                     maar ook van de mensen thuis, die hebben gewacht op dit moment. Daarom is er ook veel
                     media-aandacht voor. Daarom zijn hier ook zoveel partijen aanwezig: omdat wij dachten
                     dat augustus het moment zou zijn dat het sociaal minimum zou worden herijkt. En dat
                     gebeurt nu niet. De Minister zegt: wij nemen een aantal aanbevelingen mee, maar dat
                     betekent niet dat wij het sociaal minimum gaan herijken. U heeft hiermee wel duidelijkheid
                     gegeven aan de commissie, maar weet dan in ieder geval wel dat een deel van de commissie
                     – en dan kijk ik of u aan deze kant dat ook zo voelt – zich in de maling, in de zeik
                     genomen voelt door deze Minister. En dat verdienen wij niet, omdat we al die kostbare
                     momenten van debatten hebben gevoerd met het oog op dit ene debat van vandaag. Ik
                     hoop dat de Minister er in ieder geval rekening mee kan houden dat zij in het vervolg
                     van de komende debatten niet met rapporten moet zwaaien om ons een beetje aan het
                     lijntje te houden en vervolgens met niks te komen.
                  
Minister Schouten:
Die kwalificaties laat ik echt aan de heer De Jong. Even voor de goede orde: dit rapport
                     stond nog niet eens gepland voor dit debat. Ik heb tegen de commissie gezegd dat het
                     voor ons ingewikkeld wordt om het hele rapport in één keer te presenteren. Toen heb
                     ik gevraagd om alsjeblieft te kijken wat er wel kan rond de inzichten in het sociaal
                     minimum, want dan heb ik dat op tijd voor de augustusbesluitvorming. Dit is niet een
                     diskwalificatie van de commissie – laat dat helder zijn – maar zij heeft daarom gezegd:
                     dan knippen we het in tweeën. Zij zagen ook het belang om dat op tijd op te leveren.
                     Dus de heer De Jong kan mij niet verwijten dat ik hier allerlei dingen wegduw of wat
                     dan ook. Helemaal niet. Ik wil die informatie juist heel graag hebben, zodat ik dat
                     gesprek ook goed kan voeren. Ik heb nooit gezegd dat dit het moment is waarop we de
                     herijking van het sociaal minimum zullen doen. Ik heb wel gezegd dat ik een hele dure
                     verantwoordelijkheid voel om stappen te zetten richting dat sociaal minimum, want
                     ik vind ook dat we dat moeten hanteren met elkaar. En ja, daar gaan we dan ook nog
                     een politieke discussie over voeren.
                  
In dit rapport wordt ook gezegd: ga de AOW anders behandelen dan de andere uitkeringen.
                     Dat noem ik nog maar een keer. Daarover zijn ook allerlei meningen in deze commissie.
                     Dat is al een punt waarop je met elkaar de politieke discussie gaat voeren. Ja, het
                     rapport geeft handvatten daarvoor, maar uiteindelijk is de politieke besluitvorming
                     altijd nog hier. Zo hoort het ook.
                  
De voorzitter:
Als de heer Van Kent een vraag heeft, steekt hij netjes zijn hand op en dan krijgt
                     hij de mogelijkheid om een interruptie te plegen, net zoals mevrouw Westerveld dat
                     heeft gedaan. Het woord is aan mevrouw Westerveld.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik snap het ongeduld of misschien wel de frustratie van een groot deel van deze commissie.
                     Ik zat de afgelopen jaren niet in deze commissie, maar ik heb wel een heel aantal
                     debatten teruggekeken en dan merk je inderdaad dat er voortdurend naar voren wordt
                     gewezen naar dit rapport. En nou is het rapport er en horen we van de grootste coalitiepartij
                     dat zij er niets mee wil doen en horen we de Minister ons niet helemaal geruststellen.
                     De Minister wijst naar de besluitvorming die nog moet plaatsvinden en zegt ook dat
                     wij erop kunnen rekenen dat zij er van alles aan doet om zich aan de kabinetsdoelstellingen
                     te houden. Als ik kijk naar kinderarmoede, dan is de kabinetsdoelstelling, die de
                     Minister net ook aanhaalde, maximaal 4,6% van de kinderen in armoede in 2025. In de
                     meest recente raming wordt dit percentage door het CPB letterlijk geraamd op 6,1%
                     in 2023 en 7,8% in 2025. De kabinetsdoelstelling wordt dus niet gehaald. Datzelfde
                     geldt voor het aantal mensen in armoede. Dit zijn natuurlijk allemaal verschillende
                     onderwerpen die er wel mee te maken hebben dat deze commissie zich afvraagt wat er
                     nou gaat gebeuren met al die rapporten, die zo duidelijk laten zien dat er echt wat
                     gedaan moet worden op het gebied van kinderarmoede, sociaal minimum en armoede in
                     het algemeen, ondanks dat de grootste coalitiepartij dat eigenlijk niet zou willen.
                  
Minister Schouten:
Wat de grootste coalitiepartij wil, heb ik aangehoord. Dit is kabinetsbesluitvorming.
                     Het klopt wat mevrouw Westerveld zegt over wat het CPB heeft gezegd over als wij het
                     beleid niet aanpassen. Dat komt met name omdat er een aantal incidentele maatregelen
                     in het pakket zaten die aan het eind van het jaar aflopen. Wij kijken in augustus
                     wat de laatste cijfers zijn van de cMEV, de concept-Macro-Economische Verkenning,
                     zodat we weten wat ons te doen staat. Het klopt dat er over een aantal maatregelen
                     nog geen keuzes gemaakt zijn, en dat heb ik ook nooit ontkend. Het CPB kan daar dus
                     ook niet mee rekenen. En dan ga je die doelstelling zo niet halen. Dat maakt het nog
                     belangrijker om te zorgen dat we daar wel een aantal keuzes over gaan maken. Mevrouw
                     Westerveld weet ook dat dat altijd op basis van de laatste cijfers is, in augustus,
                     zodat we dan de keuzes kunnen gaan maken over welke maatregelen het meeste effect
                     hebben.
                  
We hebben vorig jaar een groot pakket vastgesteld van zo'n 17 miljard. Toen hebben
                     het CPB, De Nederlandsche Bank, maar ook het kabinet zelf gezegd dat we een veel gerichter
                     pakket moeten gaan maken als je dat wil gaan doen. Anders krijg je ook weer heel veel
                     geld in de economie, waardoor de inflatie weer hoger gaat worden. Dan komen we eigenlijk
                     in een soort spiraal naar beneden. Dat geeft nog meer het belang aan om echt goed
                     te kijken welke maatregelen het meest effectief zijn, juist voor de mensen die deze
                     het hardste nodig hebben.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Volgens mij moet er niet alleen goed worden gekeken, maar moet er vooral ook aan de
                     slag worden gegaan. Ik begrijp wel dat de Minister niet zo blij is met dit soort woorden,
                     maar volgens de laatste raming van het CPB zit 6,4% van de mensen in armoede in 2030
                     en de kabinetsdoelstelling is de helft. Dan zitten we niet alleen niet op koers, maar
                     zijn we er ver vanaf. Verschillende mensen in deze commissie vragen wat er gaat gebeuren
                     en of de Minister ons enige zekerheid kan geven. En dan wordt voortdurend naar voren
                     gewezen en verwezen naar besluitvorming die nog moet komen, terwijl we de weerstand
                     hier horen van de grootste coalitiepartij. Dan is het toch niet zo gek dat een groot
                     deel van deze commissie daar niet gerust op is en dat we bang zijn dat die kabinetsdoelstellingen
                     inderdaad niet gehaald worden, omdat alles naar voren wordt geschoven? Dat is mijn
                     vraag aan de Minister.
                  
Minister Schouten:
Ik heb deze vraag denk ik al vier of vijf keer beantwoord. Ik neem kennis van alle
                     opvattingen, ook die van de VVD. Ik weet alleen dat ik een opdracht heb in het coalitieakkoord.
                     Dat is hetgeen wat mij leidt en dat is ook hetgeen wat mij in augustus zeker zal drijven
                     bij de discussie die dan gevoerd gaat worden.
                  
De heer Van Kent (SP):
En dan begint de Minister de hele tijd over de armoede onder kinderen, maar er is
                     ook armoede onder werknemers, onder uitkeringsgerechtigden, onder AOW'ers. De VVD
                     heeft vandaag gezegd dat zij vindt dat de uitkeringen en de AOW ontkoppeld moeten
                     worden. Als het minimumloon stijgt, moeten die niet meestijgen. Wat vindt de Minister
                     daarvan? Wil de Minister al die mensen geruststellen die dit debat volgen, die een
                     WAO- of een WIA-uitkering hebben die gerelateerd is aan het minimumloon, of een Wajong-uitkering
                     of AOW of de bijstand, nu wij de zomer ingaan, en zeggen: nee, het blijft zoals het
                     in Nederland gebruikelijk is; als het minimumloon stijgt, stijgen de uitkeringen,
                     inclusief AOW, mee? Wil de Minister deze mensen nu geruststellen?
                  
De voorzitter:
Het laatste element is een nieuwe vraag, maar hetgeen daarvoor is gezegd is herhaling,
                     dus ik verzoek de Minister om daar heel kort over te zijn en wel op het laatste punt
                     in te gaan.
                  
Minister Schouten:
Het is allemaal wel heel veel eer voor de VVD dat ik alleen maar op de VVD hoef te
                     reageren. We hebben volgens mij elf inbrengen gehad van mensen. Het kabinet heeft
                     een eigenstandige positie en het kabinet neemt zelf beslissingen. Wij krijgen hier
                     wel vaker moties van de Kamer, ook van coalitiefracties, en ik denk dat zij vaker
                     hun beklag doen, omdat wij dan zeggen: wij gaan daar niet in mee, wij maken een andere
                     afweging, of wat dan ook. Ik hoor hier allemaal opvattingen en suggesties, waarvoor
                     dank. Maar wij gaan zelf die afwegingen maken in augustus. Dat is wat ik eigenlijk
                     steeds blijf herhalen, dus ondanks of mede dankzij de inbreng van al uw leden.
                  
De voorzitter:
En datzelfde geldt ook voor de ontkoppeling?
Minister Schouten:
Die discussie hebben wij vorige week ook al gevoerd. Ik ga gewoon nergens op vooruitlopen.
                     Dat weet de heer Van Kent. We hebben dit debatje vorige week ook al gevoerd. Alle
                     keuzes die wij maken, maken we in augustus. Dat doen we in z'n totaliteit, integraal,
                     en dan wegen we alles. Ik ga hier dus niet een enerzijds of anderzijds zeggen.
                  
De heer Van Kent (SP):
Ik heb de Minister inderdaad eerder gevraagd of zij kan uitsluiten dat het kabinet
                     gaat kiezen voor die loskoppeling van het minimumloon van de uitkeringen en de AOW.
                     Maar inmiddels is de situatie wel gewijzigd. U maakt onderdeel uit van een VVD-kabinet.
                     De VVD heeft vanmorgen gezegd dat die ontkoppeling plaats moet gaan vinden. Dan is
                     het logisch dat heel veel mensen in het land zich zorgen maken. Als de grootste partij
                     zegt dat de uitkeringen en de AOW losgekoppeld moeten worden van het minimumloon,
                     dan is het toch heel erg logisch dat we de Minister vragen om al die mensen die zich
                     daar zorgen over maken, gerust te stellen en te zeggen: nee, in Nederland blijft het
                     een kwestie van fatsoen dat de uitkeringen en de AOW mee stijgen als de lonen stijgen?
                     Wil de Minister al deze mensen geruststellen, ja of nee?
                  
De voorzitter:
Voordat we gaan luisteren naar het antwoord van de Minister: doe de collega's van
                     D66, CDA en ChristenUnie niet tekort, want zij zijn ook onderdeel van dit kabinet.
                     De heer De Kort heeft een persoonlijk feit volgens mij.
                  
De heer De Kort (VVD):
Jazeker, want ik raad de collega's aan om het interview nog een keer goed terug te
                     luisteren. Ik heb helemaal niet gezegd dat dat niet gaat gebeuren. Ik heb gezegd dat
                     ik de oplossing zie in werk. Dat is wat ik gezegd heb. In eerste termijn ging het
                     inderdaad over de bijstand. Daar heb ik het over gehad. Ik heb gezegd wat er in ons
                     verkiezingsprogramma staat.
                  
De voorzitter:
Waarvan akte. Daar gaan we geen debat over voeren. De Minister geeft antwoord op de
                     vraag.
                  
Minister Schouten:
Het wordt geen ander antwoord dan ik steeds heb gegeven. Dit antwoord heb ik al gegeven.
De voorzitter:
Goed. Dan gaan we luisteren naar de ... Nou, nee.
De heer Van Kent (SP):
Er wordt hier van alles beweerd wat gewoon niet klopt. De VVD heeft het over uitkeringen
                     ...
                  
De voorzitter:
Maar u heeft net al een debat met de heer De Kort gehad.
De heer Van Kent (SP):
Er wordt gesuggereerd dat er iets rechtgezet moet worden.
De voorzitter:
Meneer Van Kent ...
De heer Van Kent (SP):
En de Minister negeert dat heel veel mensen zich zorgen maken.
De voorzitter:
Meneer Van Kent, mag ik even? Dank u heel erg vriendelijk. Als u een persoonlijk feit
                     wilt maken, dan kan dat natuurlijk altijd. Maar ik merk dat u het niet eens gaat worden
                     met de heer De Kort en dat de heer De Kort het niet eens gaat worden met u. Dat is
                     volstrekt normaal als ik kijk naar uw politieke standpunten en uw ideologie. Ik kijk
                     er in ieder geval niet van op. Iemand anders wel?
                  
De heer Van Kent (SP):
Een persoonlijk feit dan. De VVD wil hier iets rechtzetten, terwijl ze zelf overal
                     uitdraagt dat de uitkeringen en het sociaal minimum niet verhoogd moeten worden. De
                     manier waarop de heer De Kort dat hier recht wilde zetten, is onjuist en in tegenspraak
                     met tweets en eerdere uitingen van de heer De Kort, online, maar ook hier in het debat.
                     Ik heb de heer De Kort gevraagd of hij vindt dat die ontkoppeling plaats moet vinden
                     en toen verwees de heer De Kort naar het verkiezingsprogramma. Ik wil van de Minister
                     horen dat zij de mensen in Nederland geruststelt en zegt: nee, wat de VVD wil, gaat
                     niet gebeuren; het minimumloon en de uitkeringen blijven gekoppeld.
                  
De voorzitter:
En ik stel vast dat de Minister daar voldoende over heeft gezegd. Ik denk niet dat
                     het antwoord van de Minister gaat veranderen. Ik denk dat we dat voor kennisgeving
                     moeten aannemen. Na het zomerreces zullen er vast en zeker nog veel meer debatten
                     volgen waarin de heer De Kort en de heer Van Kent de degens kunnen kruisen. Ik kijk
                     ernaar uit om dat in goede banen te leiden. Ik stel voor dat de Minister de overige
                     antwoorden gaat geven.
                  
Minister Schouten:
Jazeker. Er zijn nog een aantal vragen die meer in het verlengde van de commissie
                     liggen. De heer Bisschop vroeg: wordt er ook gekeken naar de verlaging van de eerste
                     belastingschijf? Hij zei dat hij vindt dat het veel te verkokerd wordt bekeken en
                     dat de fiscaliteit invloed heeft op de hoogte van inkomens van mensen en vice versa.
                     Dat ben ik met hem eens. Dat is ook precies de reden waarom we dat allemaal in augustus
                     tegelijkertijd bekijken omdat dan ook de fiscale keuzes worden gemaakt. Dan heb je
                     een goed beeld van de impact. Ook bij de heer Bisschop ga ik niet vooruitlopen op
                     de vraag welke maatregelen daar wel of niet in meelopen.
                  
Mevrouw Kathmann vroeg welke quick wins ik nog kan doen naar aanleiding van het rapport.
                     Zij kwam op het afschaffen van de zoektermijn voor jongeren en de aanpak van hardheden
                     in de WIA. Ook dit debatje hebben we vorige week al gevoerd. Ik vermoed zomaar dat
                     mevrouw Kathmann daar vanavond wat moties over zal indienen. Ik heb een vooruitziende
                     blik. Die zoektermijn voor jongeren zit ook in de aanpassing van de Participatiewet;
                     daar gaat een kan-bepaling voor komen. De aanpak van de hardheden in de WIA is een
                     traject dat collega Van Gennip heeft lopen. Dit zijn dus weer dezelfde antwoorden
                     als vorige week, omdat ze onveranderd zijn.
                  
Mevrouw Kathmann vroeg ook nog: kunnen de maatschappelijke baten betrokken worden
                     bij de uitkomsten van de Commissie sociaal minimum? Maatschappelijke baten liggen
                     in het verlengde van de Commissie sociaal minimum. Mensen hebben bijvoorbeeld minder
                     stress als ze meer inkomenszekerheid hebben. Dat kan mogelijk ook leiden tot minder
                     zorggebruik. Dat zijn wel meer kwalitatieve aannames. Als mevrouw Kathmann vraagt
                     of ik dat kwantitatief kan onderbouwen of kan onderzoeken, dan is dat echt ingewikkelder.
                     Op deelaspecten zijn er natuurlijk wel rapporten geweest om dat allemaal inzichtelijk
                     te maken. Het is niet zo dat wij nu voornemens zijn om een onderzoek naar de maatschappelijke
                     baten te gaan doen. Ik denk dat we nu vooral moeten bekijken hoe we de zaken die we
                     nu moeten realiseren, kunnen gaan aanpakken. Maar dát er maatschappelijke baten zijn,
                     onderken ik met mevrouw Kathmann.
                  
Dit waren ongeveer de vragen die in het blokje over de Commissie sociaal minimum zaten.
Mevrouw Palland vroeg nog naar een motie die is ingediend over jaarlijkse koopkrachtplaatjes
                     rondom kinderen. Wij hebben die even opgezocht. Ik heb begrepen dat wij bezig zijn
                     met de uitwerking van de motie-Palland/Stoffer over het beter inzichtelijk maken van
                     de effecten van beleid op huishoudens met kinderen, en dat dat op Prinsjesdag meekomt.
                     Dan weet ze dat.
                  
Dan het blokje armoede. Mevrouw Kat heeft een vraag gesteld over het afsluiten van
                     water. Zij refereerde daarbij aan een oproep van de Kinderombudsman en stelt voor
                     om met een fonds te komen om dat tegen te gaan. Dit is een onderwerp dat ook op het
                     terrein van de collega's van IenW ligt, maar wij voelen ons er natuurlijk ook bij
                     betrokken omdat het over armoede gaat. Samen met IenW zijn de nieuwe elementen van
                     de Afsluitregeling energie – die hebben we inmiddels met EZK opgesteld – vergeleken
                     met de regelingen rondom de watervoorziening. Daaruit blijkt dat er bij de watervoorziening
                     al een aantal behoorlijk uitgebreide consumentenbeschermingsstappen aanwezig zijn.
                     Het is dus niet zo dat het water zomaar kan worden afgesloten. Op dit moment loopt
                     er een rechtszaak om kinderen als kwetsbare groep aan te merken bij de afsluitregeling
                     voor water. De uitspraak wordt in december verwacht. Ik ben bereid om vooruitlopend
                     op die uitspraak samen met EZK en IenW al te kijken wat er nodig is om kinderen beter
                     te beschermen tegen de afsluiting van water en om deze inzichten te benutten bij het
                     beleid dat we dan moeten gaan opstellen.
                  
Over het fonds ben ik iets terughoudender. Een van de lessen die we ook bij de Commissie
                     sociaal minimum zien, is dat er heel veel goedbedoelde initiatieven zijn op heel veel
                     niveaus – in september komt de commissie nog verder te spreken over de gemeentelijke
                     regelingen en over de structuur van onze inkomenstegemoetkomingen – en dat die ertoe
                     leiden dat er geen gebruik van wordt gemaakt omdat het er zo veel zijn dat mensen
                     niet zo goed meer weten waar ze moeten zijn. Het is dus maar de vraag of dat allemaal
                     wel effectief is. Ik zou dus niet nog een fonds willen gaan oprichten. Ik zou vooral
                     willen bekijken wat we kunnen doen om kinderen beter te beschermen tegen afsluiten.
                     Ik ben bereid om dat verder uit te werken met EZK en IenW.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Dank in ieder geval voor het meedenken over de vraag hoe we kinderen beter kunnen
                     beschermen. Ik denk dat ik bereid ben om ook op dat vlak mee te kijken en mee te denken;
                     ik moet nog aankondigen dat ik een tweeminutendebat wil, voorzitter. Over fondsen
                     gesproken: ik snap het van de Commissie sociaal minimum, de minimaregelingen en de
                     lokale regelingen, maar we kennen bijvoorbeeld ook het Waarborgfonds en de kredieten.
                     Het is dus helemaal niet zo gek om er op de achtergrond voor te zorgen dat er garant
                     gestaan wordt voor de drinkwaterbedrijven als ze eventueel risico's zouden lopen.
                     Ik voorzie overigens geen grote risico's omdat de kosten voor het aan- en afsluiten
                     voor drinkwaterbedrijven hoger zijn dan wat het maatschappelijk oplevert. Is de Minister
                     bereid om op dat vlak ook nog mee te denken en te bekijken op welke andere manieren
                     je dat onderzoek zou kunnen uitvoeren?
                  
Minister Schouten:
Even voor de helderheid: het Waarborgfonds heeft echt een andere insteek. Dat is er
                     als waarborg voor gemeenten die schulden overnemen. Blijft er nog een restschuld over,
                     bijvoorbeeld omdat iemand de schuld niet volledig aflost, dan heb je het Waarborgfonds
                     nog om dat risico «af te dekken». Zo noem ik het maar. Mensen kunnen dus niet zomaar
                     direct zelf bij het Waarborgfonds terecht om hun schulden of risico's af te dekken.
                     Dat loopt altijd via een traject dat er dan is. Nogmaals, ik ben bereid om na te gaan
                     wat we meer kunnen doen om kinderen op dit punt te beschermen. Maar nu al zeggen dat
                     daar ook een fonds bij hoort, vind ik een beetje prematuur. Dan krijg je ook weer
                     vragen: wie vult dat fonds dan, wie gaat uitkeren, op welk niveau, et cetera. Ik ben
                     hier toch wat terughoudend in.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Het voorbeeld van het Waarborgfonds saneringskredieten is natuurlijk alleen bedoeld
                     als vehikel om mee te geven. Je kunt er best over nadenken om drinkwaterbedrijven
                     – dat zijn uiteindelijk ook bedrijven – de verantwoordelijkheid te geven om achterstanden
                     met het betalen van rekeningen beter en vroeg te signaleren en ervoor te zorgen dat
                     ze de juiste ondersteuning krijgen via de gemeentelijke schuldhulpverlening, want
                     uiteindelijk komen die mensen ook daar terecht. Want laat wel duidelijk zijn: als
                     je uiteindelijk van het water moet worden afgesloten omdat je die rekening niet kunt
                     betalen, dan is er echt meer aan de hand. Dan heb je een complexe schuldenproblematiek
                     en dan is dit de laatste rekening die je niet betaalt. Als je die al niet kunt betalen,
                     dan heb je echt veel meer hulp nodig van de overheid. En dan moet de overheid er zijn
                     om die ouders en die kinderen te beschermen. Dat vraag ik van de Minister.
                  
Minister Schouten:
Met dat laatste ben ik het helemaal met mevrouw Kat eens. Daarom zetten we nu bijvoorbeeld
                     veel meer in op vroegsignalering en dat soort zaken. Ik heb nu 90 miljoen voor de
                     gemeenten vrijgemaakt om veel meer daarin te investeren, om te zorgen dat de schuldhulpverlening,
                     vroegsignalering en vroegtijdig ingrijpen in dit soort situaties veel sneller gaat
                     plaatsvinden. Want ik ben het helemaal met mevrouw Kat eens. Als je op het punt komt
                     dat je het water moet gaan afsluiten – dat zijn vaak echt wel de laatste zaken – dan
                     zijn al heel veel momenten gemist om mensen te helpen. Ik weet niet of je dat via
                     een fonds voor water moet doen. Dat moet je eigenlijk veel meer doen door al vooraf
                     in de hulpverlening een aantal zaken veel beter toegankelijk te maken. Dat doen we
                     bijvoorbeeld ook door middelen voor vroegsignalering beschikbaar te stellen voor gemeenten.
                  
De voorzitter:
De Minister gaat door met de beantwoording.
Minister Schouten:
Ja. De heer Van Kent zei: ga eens met de supermarkten een plan maken om de prijs van
                     100 basisproducten met 10% te verlagen. Daar zou dan ook toezicht op gehouden moeten
                     worden. Volgens mij is dit al eerder besproken met andere collega's, naar ik meen
                     met mijn collega van EZK of SZW. Mijn indruk is dat het daar meer aan de orde kwam
                     in de discussie over graaiflatie. Het is natuurlijk echt niet oké als ondernemers
                     misbruik maken van de situatie door via disproportionele prijsstijgingen hun winsten
                     te verhogen. Tegelijkertijd is nogal snel gesteld dat dit ook plaatsvindt. Je moet
                     echt wel een wat betere onderbouwing hebben om dat zo te kunnen stellen. We hebben
                     natuurlijk ook nog de ACM, die ingrijpt op het moment dat echt blijkt dat partijen
                     de situatie gewoon misbruiken om de prijs van bepaalde producten te verhogen. Het
                     is niet zo dat wij nu met de supermarkten afspraken gaan maken over het verlagen van
                     de prijs van de basisproducten. Het is wel zo dat de ACM haar rol kan vervullen als
                     zij ziet dat zaken echt niet eerlijk gaan. Aan die verantwoordelijkheidsverdeling
                     zou ik graag willen vasthouden.
                  
De heer Van Kent (SP):
Hoe lager je inkomen is, hoe groter het deel van je inkomen dat je in de supermarkt
                     aan boodschappen besteedt. We zien dat dit in landen om ons heen wel gebeurt en dat
                     bijvoorbeeld in Frankrijk wel gewoon afspraken worden gemaakt over de daling van de
                     prijs van basisproducten, zodat mensen meer boodschappen kunnen doen en meer kunnen
                     eten voor hetzelfde geld. Mijn vraag aan de Minister is of zij bereid is om ook naar
                     die buitenlandse voorbeelden te kijken en in Nederland iets soortgelijks te organiseren.
                     Is zij bijvoorbeeld bereid om met het CBL, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel,
                     een afspraak te maken over een daling van de prijs van minimaal 100 basisproducten
                     en daarover een bindend convenant te sluiten, zodat die prijzen verlaagd worden en
                     er een stok achter de deur is in de vorm van een strafwinstbelasting die je in die
                     sector zou kunnen toepassen? Maar mijn eerste vraag is of de Minister ook vindt dat
                     ingegrepen moet worden, zoals dat in de ons omringende landen is gedaan. Mijn tweede
                     vraag is of de Minister zich wil verdiepen in hoe dat in de ons omringende landen
                     is georganiseerd. Mijn derde vraag is of zij met een voorstel naar de Kamer wil komen
                     om dit ook in Nederland te organiseren.
                  
Minister Schouten:
We zien dat de prijzen gestegen zijn, en de prijzen van voedsel echt best wel fors.
                     We zien op onderdelen ook wel dat dit nu stagneert en dat de prijs van sommige producten
                     – ik zeg het met enige voorzichtigheid – ook wel weer daalt. Het is dus niet zo dat
                     het beeld over het geheel eenduidig is. Nogmaals, als de prijzen harder stijgen dan
                     met de prijsstijgingen in de keten kan worden verklaard en er dus echt te hoge marges
                     zijn, dan is dat echt geen goede zaak. Maar dan hebben we de geëigende partijen die
                     daar hun rol in spelen. Ik ben dus niet voornemens om dit nu te gaan doen, om bijvoorbeeld
                     met supermarkten afspraken te gaan maken. Ik heb ook geen wettelijke titel om dat
                     te gaan doen. Je zou hun hooguit kunnen vragen om dat te doen, maar we kunnen niet
                     afdwingen dat zij bepaalde producten goedkoper gaan aanbieden of iets dergelijks.
                     Ik heb daar geen wettelijke grondslag voor.
                  
De voorzitter:
De laatste vraag van de heer Van Kent.
De heer Van Kent (SP):
Ik ben daar wel verbaasd over, want in andere Europese landen zijn hierover wel succesvol
                     afspraken gemaakt. Daarom nogmaals de vraag of de Minister zich daarin wil verdiepen
                     en wil kijken of in Nederland soortgelijke afspraken mogelijk zijn. Want het helpt
                     natuurlijk enorm als juist de basisproducten goedkoper worden. Dat geldt zeker voor
                     gezinnen met veel kinderen, want de prijs in de supermarkt loopt enorm uit de hand.
                     Dus nogmaals de simpele vraag aan de Minister of zij in het buitenland wil gaan kijken,
                     of zij wil nagaan of dat in Nederland ook mogelijk is en of zij dat de Kamer wil laten
                     weten.
                  
Minister Schouten:
Naar mijn weten is het alleen in Frankrijk zo. Ik hoor de heer Van Kent nu ook België
                     en Griekenland noemen, maar goed. Het is niet zo dat het kabinet dat nu voornemens
                     is, dus ik ga dat nu ook niet overal onderzoeken.
                  
De voorzitter:
U heeft een antwoord, meneer Van Kent. U kunt straks altijd nog een motie indienen.
                     De Minister vervolgt de beantwoording.
                  
Minister Schouten:
Ja, dank u wel. Mevrouw Westerveld vraagt specifiek aandacht voor mensen met een lage
                     sociaaleconomische positie en de kosten voor zorg, dus eigenlijk voor de combinatie
                     daarvan. De Commissie sociaal minimum heeft daar overigens ook aandacht voor in het
                     rapport. Zij laat dat dus eigenlijk ook zien, zowel op het individuele vlak als op
                     het maatschappelijk vlak. Dit onderdeel zal ik dus opnemen met de collega van VWS
                     in het kader van de reactie op het rapport van de Commissie sociaal minimum. Dan zullen
                     we dus ook kijken naar de zaken die daarover worden genoemd. Tegelijkertijd is het
                     natuurlijk een bredere problematiek, nog even los van de Commissie sociaal minimum.
                     Daarvoor hebben we ook een aantal zaken lopen. Er is bijvoorbeeld een onafhankelijke
                     commissie die nu specifiek naar de hardheden in de WIA kijkt. Dat soort trajecten
                     loopt sowieso naast het rapport van de Commissie sociaal minimum. Maar ik zal de collega
                     van VWS vragen of hij voor de kabinetsreactie heel specifiek op het gebied van de
                     zorgkosten mee wil kijken.
                  
Mevrouw Palland zei van gemeenteambtenaren te horen dat zij vastlopen in de hulpverlening
                     omdat ze niet precies weten welke kosten ze mogen meenemen bij de berekening voor
                     het kwijtschelden van, denk ik, bepaalde gemeentelijke belastingen.
                  
Mevrouw Palland (CDA):
Een kleine correctie. Ze weten het wel, want dat is precies voorgeschreven in de invoeringswet.
                     Die is alleen nogal limitatief. Zij zeggen dat zij zien dat de kosten toenemen, bijvoorbeeld
                     de energiekosten. Die kun je ook omslaan naar maandelijkse kosten, maar zij hebben
                     op grond van artikel 15 van die regeling niet de ruimte om die mee te wegen. Wij doen
                     van alles om mensen tegemoet te komen. Zo gaan bijvoorbeeld de toeslagen omhoog. Vervolgens
                     stijgt het besteedbaar inkomen, maar bepaalde kosten die ook stijgen, mogen niet worden
                     meegenomen. Het inkomen is dan hoger, maar daardoor komen mensen niet in aanmerking
                     voor kwijtschelding et cetera.
                  
Minister Schouten:
Ik weet het vooral van mijn eigen regeling. Daar weet ik het wel van. Daarbij kan
                     bijvoorbeeld de energietoeslag wel buiten die vaststelling gehouden worden. De andere
                     onderdelen zitten volgens mij meer specifiek bij de collega's van Financiën, want
                     onder hen vallen andere toeslagen. Dus dat weet ik niet uit mijn hoofd, zeg ik even
                     eerlijk. Maar over de energietoeslag kan ik wel duidelijkheid geven: die hoeft daar
                     niet bij opgeteld te worden.
                  
Mevrouw Palland (CDA):
Helder. Dat van de energietoeslag was mij bekend. Het ging mij inderdaad om energiekosten.
                     Ik denk dat dit onderwerp zich wellicht beter leent voor schriftelijke vragen, maar
                     dank.
                  
De voorzitter:
Die zien we tegemoet. Dank u wel, mevrouw Palland. De Minister vervolgt de beantwoording.
Minister Schouten:
Als ik een suggestie moet doen: betrek daar ook de collega's van BZK en van Financiën
                     bij, want dit bestrijkt meer terreinen dan ik alleen kan overzien. Het is niet dat
                     ik de antwoorden niet wil geven.
                  
De heer Van Baarle begon nog over de vervoersarmoede. Hij vroeg of we daar nog wat
                     aan gaan doen. Nou, dit is eigenlijk precies een beetje de discussie die we hier steeds
                     hebben: het zijn allemaal verschillende elementen waarbij mensen te maken krijgen
                     met kostenstijgingen. Dat is eigenlijk de grotere discussie die we steeds met elkaar
                     hebben: hoe verhouden de inkomens aan de ene kant zich tot de kosten aan de andere
                     kant? Nogmaals, ik ben het met de commissie eens dat alleen maar naar de inkomens
                     kijken best ingewikkeld is, omdat je ook altijd naar de kosten moet kijken. Dat geldt
                     omgekeerd ook. Je hoeft niet per se altijd alleen maar iets aan de inkomenskant te
                     doen als je ook iets aan de kostenkant kan doen. Ik noem de huren maar even als voorbeeld.
                     Sinds afgelopen vrijdag, 1 juli, is een huurverlaging van toepassing, ook voor de
                     laagste inkomens. Dat heeft het kabinet heel specifiek gedaan. Dan hoef je bijvoorbeeld
                     niet alleen maar toeslagen te verhogen of wat dan ook. Je kunt ook gericht maatregelen
                     nemen aan de kostenkant. Dat is daar bijvoorbeeld ook gedaan.
                  
Dan ten aanzien van het vervoer. Wij wisten dat het verlagen van de accijnzen op benzine
                     een tijdelijke maatregel was. Dat gebeurde ook met het oog op de hoge inflatie in
                     de afgelopen periode. We hebben steeds gezegd dat het niet een doorlopend beleid wordt
                     van het kabinet om de accijnzen lager te houden. Daar komt natuurlijk ook weer een
                     hele discussie over reiskosten achter weg. Dat zijn natuurlijk discussies die op cao-niveau
                     opnieuw moeten plaatsvinden. Daar moet worden bekeken wat je nou eigenlijk doet met
                     de reiskosten voor woon-werkverkeer. Het is dus niet zo dat het kabinet alle kostenstijgingen
                     maar op allerlei manieren gaat dempen. Wij kunnen wel bekijken hoe je ervoor zorgt
                     dat de inkomens in verhouding staan tot de kosten die er zijn. Maar met deze inflatiecijfers
                     is dat gewoon echt wel ingewikkeld. Dat is ook het eerlijke verhaal.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Is dit überhaupt een onderdeel dat de Minister als coördinator op het thema armoedebestrijding
                     wel goed genoeg meeweegt? De prijzen in het openbaar vervoer en nu ook van het autogebruik
                     leiden er eerder toe dat mensen geïsoleerd blijven dan dat zij een stap uit een sociaal
                     isolement kunnen zetten. Weegt de Minister dit dus wel goed genoeg mee als iets wat
                     in de bredere agenda van armoedebestrijding gewoon een groot effect heeft?
                  
Minister Schouten:
We gaan tegenwoordig allerlei soorten armoede hebben. We hadden al de menstruatiearmoede
                     en we hebben nu de vervoersarmoede en de energiearmoede. Het is niet zo dat ik over
                     alle kostenstijgingen ga die op alle domeinen plaatsvinden omdat ik nu eenmaal over
                     armoede ga. Ik probeer wel de collega's steeds bewust te maken van de keuzes die aan
                     de ene kant worden gemaakt, omdat die natuurlijk ook weer een effect hebben aan de
                     andere kant. Maar deze maatregel was echt heel duidelijk een crisismaatregel. Die
                     hebben we ook gecommuniceerd als een tijdelijke maatregel, en die is zelfs nog voor
                     een periode verlengd omdat op dat moment de prijzen van benzine en diesel echt enorm
                     omhooggingen. Die prijzen zijn weer wat «genormaliseerd», zo zeg ik met enige terughoudendheid.
                     De energieprijzen zijn niet meer helemaal normaal geworden, maar het gaat ook wel
                     weer een beetje ver om mij verantwoordelijk te maken voor alle kosten die er zijn
                     op alle domeinen. Daarmee zou ik ook weer terughoudend willen zijn. Juist bij vervoer
                     zien we dat er op lokaal niveau echt vaak regelingen zijn, met name voor de laagste
                     inkomens, voor minima of voor oudere mensen, zodat zij echt nog wel mee kunnen doen
                     aan maatschappelijke activiteiten, want ook op lokaal niveau is er een voorziening
                     voor reiskosten, en dan met name voor het ov.
                  
De voorzitter:
Ik heb de indruk dat de heer Van Baarle hierop wil reageren.
De heer Van Baarle (DENK):
In tegenstelling tot de indruk die ik wellicht op sommige momenten in de Tweede Kamer
                     wek met mijn betogen, wil ik deze Minister niet verantwoordelijk stellen voor al het
                     leed in de wereld en alle kostenstijgingen. Dat is niet mijn bedoeling, hoor. Laat
                     ik dat dan maar even wegnemen. Maar dit licht ik er wel even uit, want als het mensen
                     door kostenstijgingen in het openbaar vervoer in toenemende mate moeilijk wordt gemaakt
                     om te participeren, kunnen zij minder makkelijk gebruikmaken van hun sociale netwerk
                     voor steun en kunnen zij minder makkelijk gebruikmaken van hun sociale netwerk om
                     bijvoorbeeld de kansenladder te bewandelen. Dit is dus uiterst relevant voor het thema
                     van deze Minister, namelijk het bestrijden van armoede. Ik vraag de Minister dus toch
                     om wat specifieker in te gaan op het thema «vervoer» als mogelijkheid om sociaal actief
                     te zijn en uit de armoede te komen, en niet als reactie te geven: ik kan niet overal
                     iets aan doen; u kunt mij niet overal verantwoordelijk voor stellen. Want participeren
                     is echt een-op-een te relateren aan het beleidsterrein van de Minister.
                  
Minister Schouten:
Ik heb net al aangegeven dat daarvoor vaak juist op lokaal niveau arrangementen zijn
                     of voorzieningen worden getroffen. Ik weet dat je in Rotterdam – u woont ook in Rotterdam
                     – sowieso tegen een zeer gereduceerd tarief met het ov mee kunt als je de pensioengerechtigde
                     leeftijd hebt bereikt. Er zijn ook mogelijkheden om goedkoper abonnementen af te sluiten.
                     Ik zou dat domein nu echt even daar laten, want als ik dat ook nog eens op mijn nek
                     haal, dan wordt het wel heel veel. Tegelijkertijd roept de Kamer er ook toe op ervoor
                     te zorgen dat de basis wat meer op orde komt, zodat we niet aan die kant weer allemaal
                     maatregelen moeten treffen. Daar zou ik mij dan ook wel weer wat meer bij aansluiten.
                  
Voorzitter. De heer De Kort vraagt of we de lokale supermarkten niet meer kunnen gaan
                     betrekken bij de schoolmaaltijden. Deze subsidie komt uiteraard van OCW. Op dit moment
                     worden verschillende scenario's uitgewerkt voor een mogelijke continuering van de
                     schoolmaaltijden. Ik heb begrepen dat de rol van private partijen daarbij betrokken
                     zal worden. Of dat in dit geval ook de lokale supermarkt is, kan ik nog niet voorspellen.
                     Maar dit ligt echt even bij OCW, dus al het fijne weet ik daar nog niet van. Het is
                     fijn dat ik over alle domeinen ga, maar het is niet zo dat ik dan gelijk alle antwoorden
                     linea recta paraat heb. Maar ik heb begrepen dat private partijen betrokken zullen
                     worden bij een eventuele continuering van de programma's. Of, betrokken ... Ik heb
                     begrepen dat daar ook naar gekeken wordt.
                  
De heer De Kort (VVD):
Ik begrijp dat een deel bij OCW ligt, maar als ik het goed onthouden heb, is ook door
                     SZW 5 miljoen vrijgemaakt. Laat ik het dan als volgt vragen. Deelt de Minister met
                     de VVD dat het goed zou zijn als we in ieder geval voor die 5 miljoen – maar het liefst
                     breder – private bedrijven erbij betrekken, ook omdat bedrijven steeds meer maatschappelijke
                     impact willen maken? Zij willen misschien niet alleen de plaatselijke voetbalclub
                     sponseren, maar ook hieraan een bijdrage leveren. Deelt de Minister dat?
                  
Minister Schouten:
Het is sowieso altijd mooi als private partijen zich betrokken voelen bij een onderwerp
                     en daaraan willen bijdragen. Maar even voor de helderheid: die 5 miljoen is iets van
                     de vorige winter. In het najaar, nu bijna een jaar geleden, deed zich de situatie
                     zich voor dat een jongere op school flauwviel omdat hij te weinig had gegeten. Toen
                     hebben wij heel snel geld vrijgemaakt om al de eerste stappen te kunnen zetten om
                     jongeren in kwetsbare posities van een ontbijt te voorzien. Dat hebben we toen vanuit
                     het Jeugdeducatiefonds gedaan. Daarna is er vanuit OCW, mede door een motie van uw
                     Kamer die bij de Politieke Beschouwingen werd ingediend, een groter traject gekomen.
                     Die 5 miljoen is dus al op, zeg ik maar eventjes, want dat hebben we via het Jeugdeducatiefonds
                     gedaan. Daarna is dat dus door OCW doorgezet, maar ik ben het eens met de algemene
                     opmerking van de heer De Kort dat het mooi en waardevol is als ook andere partijen
                     zich betrokken voelen bij dit onderwerp.
                  
De heer Van Baarle vraagt specifiek of wij armoede onder mensen met een migratieachtergrond
                     beter kunnen onderzoeken. Deze discussie hebben wij inderdaad al vaker gehad, omdat
                     ik zeg dat ik niet vind dat armoede aan een bepaalde achtergrond is gerelateerd of
                     wat dan ook. We zien dat het in sommige groepen meer voorkomt. Dat is waar. Er zijn
                     wel al specifieke onderzoeken naar gedaan, maar het is niet zo dat ik nu echt heel
                     specifiek beleid op bepaalde groepen ga voeren. Ik vind dat het beleid dat we maken,
                     van toepassing zou moeten zijn op iedereen in armoede, ongeacht de afkomst.
                  
Hij vroeg ook of ik de rol van andere religieuze instellingen ... Even kijken wat
                     precies de vraag van de heer Van Baarle was. Hij vroeg of via hen meer mensen bereikt
                     zouden kunnen worden met een migratieachtergrond. Ik heb pas wel een gesprek met religieuze
                     instellingen gehad en daarbij heb ik hun ook gevraagd mij te helpen om mensen te bereiken
                     die mogelijk geen weet hebben van bepaalde voorzieningen waar zij mogelijk recht op
                     hebben of terughoudend zijn om daarvan gebruik te maken, zodat wij echt mensen bereiken
                     die dat nodig hebben. Ik vraag die instanties dus eigenlijk gewoon om hulp om mensen
                     te bereiken. Die hebben ze mij gelukkig toegezegd en daar ben ik ze ook heel dankbaar
                     voor. We hopen op die manier mensen te bereiken die misschien niet per se gelijk via
                     ons generieke beleid op de hoogte zijn van de generieke hulp die er is voor iedereen.
                  
Voorzitter. Dan kom ik bij de schulden. Mevrouw Kat heeft gevraagd naar de kwaliteitseisen.
                     Volgens mij heeft zij op dat punt een aangehouden motie. De NVVK heeft daar nu een
                     brief over gestuurd, maar ik was daar enigszins verbaasd over, want wij voeren dat
                     gesprek nu met de NVVK, de VNG en Divosa. Ik heb toen al gezegd – en dat zeg ik nog
                     steeds – dat ik die gesprekken juist graag wil afronden zodat we daar, hopelijk, in
                     het najaar met elkaar voorstellen voor kunnen presenteren. De vraag of de brief van
                     de NVVK zie ik dan maar gewoon als een aanmoediging om dat netjes door te zetten,
                     zoals we dat al aan het doen zijn.
                  
Mevrouw Palland vroeg, ook naar aanleiding van een oproep van de NVVK, naar begeleiding
                     en nazorg. Ik verwijs hierbij naar wat ik net heb gezegd tegen mevrouw Kat. We zijn
                     er juist mee bezig om dat vorm te geven, dus geef ons even de tijd. De NVVK zit daar
                     aan tafel, dus dat weten ze ook. We gaan dat verder brengen en in het najaar krijgt
                     u daar de resultaten van.
                  
Mevrouw Kat had een specifieke vraag over mensen in detentie die schuldhulpverlening
                     nodig hebben. Voor de goede orde: er kan al worden gestart met schuldhulpverlening
                     tijdens detentie. Het is niet zo dat je die pas mag krijgen als je uit detentie bent.
                     De DJI en de reclassering hebben daarbij ook een rol richting de gedetineerde. De
                     gemeente heeft de regie en adviseert de p.i. bij de voorbereiding van een oplossing
                     van de schuldenproblematiek na detentie. Er lopen nu ook pilots, bijvoorbeeld die
                     van Schuldenlab070, waarbij wordt bekeken hoe je die schuldhulpverlening effectiever
                     kunt vormgeven. Die pilots lopen nog. JenV heeft daar dus nog niet de definitieve
                     uitkomst van. Ik denk dat het goed is om die even af te wachten, zodat we zien wat
                     goed werkt en wat daarvoor nodig is. Deze moet ik ook echt even naar JenV doorverwijzen,
                     want ik ga niet over de penitentiaire inrichtingen of over de reclassering, en zij
                     hebben daar natuurlijk wel een belangrijke rol in. Ik hoop dat die pilots daar wat
                     meer informatie over geven.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Hoor ik de Minister nu zeggen dat zij van het werkveld geen signalen ontvangt dat
                     die schuldhulpverlening niet goed loopt?
                  
Minister Schouten:
Ik kijk eventjes naar rechts. Er lopen niet voor niets pilots om te zien hoe je iets
                     kunt verbeteren, wat effectief is, wat werkt. In die zin wordt dus al echt gekeken
                     wat mogelijk beter kan. Het is niet zo dat ik persoonlijk nu heel veel klachten krijg
                     over de schuldhulpverlening in een penitentiaire inrichting, maar nogmaals, dat kan
                     ook zo zijn omdat ik niet verantwoordelijk ben voor de p.i.'s.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Maar dan hoor ik toch een beetje een contradictie. Aan de ene kant zegt de Minister
                     dat de gemeente regisseur is en verantwoordelijk is voor de gemeentelijke schuldhulpverlening,
                     ook als het gaat om gedetineerden in de p.i.'s. Maar dan hoor ik de Minister zeggen:
                     ja, maar ik ga daar niet over; dat moet echt de Minister van Justitie en Veiligheid
                     doen. Ik denk dat de Minister van armoede, van schulden en van bestrijding en zo misschien
                     gewoon de regie zou kunnen oppakken en op dat vlak net even een stapje verder moet
                     zetten.
                  
Minister Schouten:
Ik geloof dat ik hier ongeveer Minister-President begin te worden, want ik ga overal
                     over. Ik ga over de p.i.'s, over vervoer, over supermarkten en over ... Ik ga overal
                     over!
                  
De voorzitter:
De Minister-President van armoede.
Minister Schouten:
Nee, even voor de helderheid: de gemeente heeft de regie als er stappen gezet moeten
                     worden voor schuldhulpverlening ná detentie. Nu gaat men in de pilots na of je al
                     tijdens de detentie kunt kijken wat er gebeurt. Tijdens de detentie: dat is echt een
                     verantwoordelijkheid van JenV. Ik kan dat niet zo heel veel mooier maken dan het is.
                     Dat zij al met de gemeente kijken hoe je die warme overdracht goed kunt doen, vind
                     ik heel erg prijzenswaardig. Maar de rol van de reclassering en wat er in zo'n p.i.
                     gebeurt, die zou ik echt even daar willen laten. Hopelijk kunnen we wel zien wat er
                     bij de warme overdracht misschien beter kan en wat daarvoor onder allebei de verantwoordelijkheden
                     nog nodig is.
                  
Dan de vraag van mevrouw Kat. Nee, het was eigenlijk geen vraag. Zij doet een vooraankondiging
                     van een initiatiefnota over schuldenbewind. Ik begreep dat ze zei: het afschaffen
                     van het schuldenbewind en beschermen tegen malafide bewindvoerders. Daar ga ik met
                     belangstelling naar kijken. Het is echt niet om dit af te schuiven, maar ook bewindvoering
                     ligt bij JenV. Bij deze initiatiefnota is het dus echt van belang dat JenV de geadresseerde
                     is, maar ik pak natuurlijk graag mijn rol waar dat nodig is. Dat zeg ik hierbij wel
                     toe.
                  
De heer Van Kent vroeg hoe het toezicht op de bewindvoering aangescherpt kan worden.
                     Hij verwees naar de mensen die hier zijn geweest en hun verhaal hebben gedaan, hun
                     vreselijke persoonlijke verhaal over de situatie waarin zij terechtkwamen doordat
                     een bewindvoerder zijn werk gewoon niet deed. Het is sowieso belangrijk dat de samenwerking
                     tussen gemeente en bewindvoerders verbeterd gaat worden. Er loopt nu een onderzoek
                     en dit najaar doen wij nog een onderzoek – ik doe het even uit mijn hoofd – naar de
                     financiering en de effectiviteit van heel specifiek schuldenbewind en bewindvoering
                     totaal. Ik heb het antwoord hier niet, dus ik zit het nu even uit mijn hoofd te doen.
                     Maar dat onderzoek gaan we dus vormgeven.
                  
De heer Van Kent vraagt nog of ik kan kijken naar waar men de bewindvoering publiek
                     heeft vormgegeven. Ik weet dat ze het in Dordrecht op die manier hebben gedaan. Ik
                     weet eigenlijk niet of dat wel of niet effectiever is. Ik ben eigenlijk wel benieuwd.
                     Maar goed, ik moet ook even met de collega van JenV overleggen of we niet kunnen achterhalen
                     wat daar de ervaringen zijn met, zeg maar, het in huis halen van bewindvoering en
                     of meer inzicht te geven is in hoe dat is vormgegeven. Ik ga de collega van JenV voorstellen
                     om dat specifieke element nog mee te nemen in het onderzoek naar de financiering en
                     effectiviteit. Sorry? Meneer Van Kent? Ik denk dat hij een toelichting wil geven die
                     ik misschien nodig heb om de vraag te beantwoorden, voorzitter.
                  
De voorzitter:
Nou, de heer Van Kent suggereert met lichaamstaal dat dit meegenomen kan worden in
                     het onderzoek. Dat kan volgens mij rekenen op uw instemming.
                  
Minister Schouten:
Nou, dat is even wat ik ga vragen aan de collega van JenV, want dat onderzoek valt
                     onder JenV. Dus ik vind het wel zo netjes om het aan haar voor te leggen, maar ik
                     vind het zelf ook wel interessant om te weten wat de ervaringen zijn met «bewindvoering
                     in huis», zoals ik het maar even noem, en of we dat kunnen meenemen in dat onderzoek.
                  
De voorzitter:
Ja.
Minister Schouten:
Oké.
De heer Ceder vraagt naar de wanbetalersregeling en of ik nog een poging wil doen
                     bij de Minister van VWS. Volgens mij heeft u al wat heen en weer gediscussieerd met
                     de collega van VWS. Ik constateer dat hij nu ook zegt dat hij de opslag niet wil verlagen
                     voordat er een goed inzicht is in de werking en de effecten van de opslag. Hij heeft
                     ook gezegd dat hier onderzoek naar wordt gedaan. Ik kan hem dat vragen, maar ik denk
                     dat hij aan mij dan hetzelfde antwoord geeft als aan u, want ik ken hem als een heel
                     consistent mens. Hij zal zeggen dat hij eerst het onderzoek wil hebben, eind 2023.
                     Dus daar verwijs ik toch maar even naar, omdat hij daar zelf ook naar verwezen heeft.
                  
De heer Ceder vraagt hoe het staat met de uitvoering van de motie waarin wordt gevraagd
                     om een uitbreiding van de regeling voor toevoegingen. De desbetreffende pilot loopt
                     nog tot medio volgend jaar. Dan kunnen we dus ook wat meer zeggen over de uitkomsten
                     daarvan en zien of dat iets is wat kansrijk is of niet. Ik verwijs hierbij ook naar
                     het punt dat mevrouw Palland op dit onderdeel maakte, namelijk over het afgeven van
                     de verklaring voor de Wsnp. Dat onderdeel zullen we ook meenemen in de reactie op
                     de uitkomsten van de pilot.
                  
De heer Ceder en de heer De Kort hebben elkaar gevonden wat betreft de rol van de
                     werkgever bij de schuldenvraagstukken: kan je de werkgever daar niet een belangrijke
                     rol in geven? Dat sluit ook wel aan bij de opvatting die ik heb en bij de oproep die
                     we samen met meerdere werkgevers hebben gedaan. Als je ziet dat er elke keer een loonbeslag
                     binnenkomt, dan kun je dat registeren en daaraan meewerken, maar je kan ook denken:
                     hé, wat betekent dat nou eigenlijk voor mijn medewerker en wat is er aan de hand?
                     We zien ook vaak dat werknemers met schuldenproblematiek veel stress hebben, vaker
                     uitval hebben. Het is dus ook in het belang van de werkgever om daar een rol in te
                     spelen. VNO-NCW en MKB-Nederland hebben al aanpakken gebundeld op hun website. We
                     hebben natuurlijk ook de Nationale Coalitie Financiële Gezondheid, waar nu 40 grote
                     bedrijven in deelnemen. Dat is ook samen met Schuldenlab en VNO-NCW. Het is niet zo
                     dat MKB-Nederland daar ook niet al zaken oppakt, alleen wordt de Nationale Coalitie
                     Financiële Gezondheid meer gedragen door de 40 grotere bedrijven. Er zijn ook echt
                     wel wat initiatieven die ook vanuit MKB-Nederland zelf komen. We hebben bijvoorbeeld
                     een subsidie verstrekt aan MKB-Nederland om branches aan te sluiten op Geldfit, om
                     webinars te organiseren en ook om gratis communicatiemiddelen beschikbaar te stellen.
                     Dat ondersteunen wij dus al richting MKB-Nederland, maar we kijken altijd of er nog
                     meer nodig is. Het denken daarin staat niet stil.
                  
Mevrouw Palland vraagt naar een literatuurstudie over zzp'ers. Ook dit is weer een
                     studie die jullie wel kennen en die ik niet ken. Dat is dezelfde studie, hoor ik mevrouw
                     Palland zeggen. Ah, oké. Met interesse, als ik ’m mag krijgen. Het is wel zo dat de
                     heer Tideman is aangesteld als aanjager problematische schuldenaanpak door het Ministerie
                     van EZK. Die kijkt specifiek naar ondernemers die door de coronacrisis met problematische
                     schulden te maken hebben en die bedenkt welke oplossingen daarvoor genomen kunnen
                     worden. Dat rapport verschijnt eind augustus. Dan worden ook de aanbevelingen geapprecieerd
                     door het kabinet. Ik denk dat dat meeloopt in de halfjaarlijkse rapportage over de
                     corona-afwikkeling, zeg maar. Dat zit dus voor een deel bij EZK. Wij doen daar ook
                     aan mee, dus ik denk dat dat ook naar uw commissie komt. Daarin zal denk ik nader
                     ingegaan worden op schuldenproblematiek onder zzp'ers.
                  
Mevrouw Palland (CDA):
Dank. Dat heeft natuurlijk ook de kwetsbaarheid blootgelegd van zzp'ers in de coronatijd,
                     hun positie. Als ik het zo beluister, dan heeft dat echt met de coronasteunpakketten,
                     de Tozo en dergelijke, te maken. Het punt – dat zal de Minister tot zich nemen op
                     het moment dat ze de studie van ons ter beschikking gesteld krijgt, de literatuurstudie
                     naar rondkomen – is dat zzp'ers eigenlijk een kwetsbare groep werkenden zijn. Ik denk
                     dat dat veel breder is, dat het raakt aan de Bbz-regelingen, hoe we deze mensen kunnen
                     bereiken, of we daar wel voldoende zicht op hebben, et cetera, et cetera. Dus even
                     los van de coronasteun.
                  
Minister Schouten:
Ik heb volgens mij twee weken geleden of een week geleden – nee, het was vorige week
                     – al aan mevrouw Kathmann toegezegd dat ik kijk naar de brief van Amsterdam, waarin
                     zij aangeven hoe bijvoorbeeld de Bbz beter geëquipeerd kan worden voor zzp'ers die
                     in een kwetsbare positie verkeren. De heer Tideman kijkt inderdaad naar de coronaschulden,
                     maar ik kan mij voorstellen dat de aanbevelingen die daaruit komen, wat breder van
                     toepassing kunnen zijn. Dat weet ik nog niet – ik heb ze namelijk nog niet gezien
                     – maar ik sluit het niet helemaal uit. Ik zal met interesse kennisnemen van het rapport
                     dat jullie hebben laten opstellen.
                  
Dan nog een paar kleine vragen, voorzitter. De heer De Jong vraagt nog wat ik ga doen
                     om de balans te herstellen om de armoedeval te voorkomen. Dit is precies een van de
                     kwesties die wij steeds moeten wegen bij koopkrachtmaatregelen: wat doen ze aan de
                     ene kant voor de inkomenszekerheid van mensen, maar ook aan de andere kant voor de
                     armoedeval? Dat is soms ook een dilemma. We hebben recent ook al vrij uitgebreid in
                     een heel uitgebreide brief over de marginale druk aan uw Kamer laten zien wat daar
                     de dilemma's zijn.
                  
De heer Ceder had nog een vraag over de vrijwilligers. Hij zei: het SchuldHulpMaatje
                     is ongelofelijk waardevol en er moet eigenlijk een structurele landelijke ondersteuning
                     zijn van vrijwilligersorganisaties. Ik deel met de heer Ceder dat de rol van vrijwilligers
                     echt niet vaak genoeg geprezen kan worden. Het is zo'n belangrijk werk dat zij doen
                     om mensen te bereiken en te helpen. Ik heb vorige week een gesprek gehad met de Alliantie
                     Vrijwillige Schuldhulp, waarin diverse vrijwilligersorganisaties verenigd zijn. Zij
                     werken aan zo'n landelijk netwerk. Zij hebben daarvoor ook al een subsidie ontvangen
                     van ons. We kijken nu met een constructieve grondhouding naar de mogelijkheden voor
                     een subsidie voor de komende jaren. Structurele subsidies geven wij niet snel, zeg
                     ik ook maar eventjes. Wij staan dus met een positieve houding tegenover een verzoek
                     voor een wat meer langjarige subsidie.
                  
Tot slot. De heer Bisschop heeft nog een tienpuntenplan opgesteld. Ik heb dat nog
                     niet kunnen lezen in de korte tijd die ik heb gehad. Hij vroeg mij om daar schriftelijk
                     op te reageren. Ik zou hem willen voorstellen dat wij dat meenemen in de eerstvolgende
                     rapportage over het plan voor de aanpak van geldzorgen, armoede en schulden, zodat
                     het daarin een natuurlijke plek krijgt zonder dat we weer allerlei losse brieven gaan
                     sturen op onderdelen. Ik zal het even goed gaan bestuderen.
                  
De voorzitter:
Dank. Dan houden we warempel nog tijd over om een tweede termijn te doen. Niet lang,
                     maar gewoon enkele zinnen als u dat echt nodig vindt. Ik begin bij mevrouw Kat.
                  
Mevrouw Kat (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik heb drie onderwerpen aangedragen.
                     Wat betreft de schuldhulpverlening richting gedetineerden snap ik dat de Minister
                     zegt: ik verwijs graag naar een andere Minister. Ik denk dat ik daar een goed voorstel
                     voor heb. Daarom wil ik op dat vlak een motie indienen. Daarom vraag ik een tweeminutendebat
                     aan, met als onderwerp betere schuldhulpverlening. Ik heb de toelichting gehoord op
                     het beter beschermen van kinderen bij het afsluiten van water. Ik ga eventjes kijken.
                     Daar wil ik ook een motie over indienen.
                  
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kat. U had afgelopen dinsdag al aangekondigd dat u waarschijnlijk een
                     tweeminutendebat zou aanvragen. Dat zal vanavond nog volgen, dus hou daar rekening
                     mee. Ja, Minister, dat was onder voorbehoud al ingepland. De heer Van Kent.
                  
De heer Van Kent (SP):
De SP heeft er nog minder vertrouwen in gekregen dat we in augustus een goed voorstel
                     krijgen van het kabinet om de armoede in Nederland aan te pakken. We vinden het zorgelijk
                     dat de wens van de VVD om uitkeringen los te koppelen van de stijging van het minimumloon
                     niet door de Minister wordt uitgesloten. We vinden het teleurstellend – daar zullen
                     we ook een motie over indienen – dat de Minister niet bereid is om überhaupt te gaan
                     kijken hoe het in omringende landen is geregeld met afspraken met supermarkten en
                     om in Nederland iets soortgelijks te gaan doen, dus daar zullen we een motie over
                     indienen.
                  
We vinden het hoopvol dat de Minister wil kijken naar ons idee om eens te kijken naar
                     de publieke uitvoering van bewind of in ieder geval bij de collega te kijken wat daarin
                     mogelijk is. We zullen eventueel ook – we zijn daar samen met D66 naar aan het kijken
                     – vanavond met een voorstel komen. Daar zullen we erop terugkomen.
                  
De voorzitter:
Dank, meneer Van Kent. Mevrouw Kathmann.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Voorzitter. Ik heb er al een paar keer aan gerefereerd dat we met een aantal andere
                     partijen om een armoede-envelop hebben gevraagd voor de augustusbesluitvorming, omdat
                     we buikpijn hebben van wat het kabinet gaat doen. Die buikpijn is inderdaad alleen
                     maar toegenomen. Ik ben heel erg bang dat er straks een tasje geld wordt uitgetrokken
                     voor kinderarmoede, met daarbij vooral een heel lange lijst aan voorzieningen, en
                     dat er verder aan het fundament, gewoon het sociaal minimum an sich, heel weinig gaat
                     gebeuren. Dat vind ik echt jammer.
                  
Uiteraard wil ik wel de Minister gewoon bedanken voor de beantwoording. Er zijn alleen
                     twee vragen echt blijven liggen. Wat wordt nou concreet het antwoord voor Prinsjesdag
                     op dit rapport? Komt er een pakket dat erop inspeelt en gaat het concreet in op de
                     zeven aanbevelingen, dus ook als het kabinet het niet gaat doen? Die vragen heb ik
                     gesteld en daar heb ik nog niet heel concreet een antwoord op gekregen.
                  
De voorzitter:
Nou, volgens mij heeft de Minister daar echt enkele keren antwoord op gegeven. Het
                     antwoord was dat het antwoord niet concreter kon zijn dan dat wat ze gaf. Maar goed,
                     dat komt zo wel weer. Mevrouw Westerveld.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik deel wel de zorgen van mijn twee voorgangers, juist omdat we de VVD
                     toch vrij helder hebben horen zeggen wat haar inzet wordt. Ik begrijp best dat de
                     Minister zegt «we moeten het er nog over hebben», maar tegelijkertijd stemt dat gewoon
                     niet hoopvol omdat het kabinet achterloopt met een aantal doelen. Ik zou dus heel
                     erg graag nog een poging willen doen om dadelijk in de beantwoording van de Minister
                     wat duidelijker te horen wat haar inzet nu wordt om echt al die kabinetsdoelstellingen
                     te halen. Ik wil daar nog graag één punt aan toevoegen en dat is het punt van de mensen
                     die bijvoorbeeld niet gaan trouwen omdat ze weten dat ze er dan op achteruit gaan
                     in inkomen. Ik vind het heel heftig dat dat gebeurt. Ik zou graag van de Minister
                     horen wat zij tegen deze mensen wil gaan zeggen.
                  
De voorzitter:
Dank, mevrouw Westerveld. De heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de collega's voor de discussie rondom het sociaal
                     minimum. Een warme aanmoediging aan de Minister om aan de slag te gaan met de aanbevelingen
                     van de commissie. Ik zal kijken of ik ten aanzien van de punten die ik heb opgemerkt
                     nog een motie zal indienen in het tweeminutendebat. Ik heb ook wat hoopvolle antwoorden
                     gehad van de Minister, dus misschien kan het beperkt worden.
                  
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Ceder. Mevrouw Palland.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank. Het is veel gegaan over het eerste deel van het rapport van de Commissie
                     sociaal minimum. Daar hebben we nog een technische briefing over én een feitelijke
                     vragenronde. Er komt ook nog een tweede deel van het rapport en nog de kabinetsreactie.
                     Dit waren een soort eerste beschietingen, maar volgens mij is het te vroeg om nu conclusies
                     te trekken. Het is belangrijk dat het er ligt. Het lijkt mij ook een belangrijke bouwsteen
                     om de discussie te vervolgen.
                  
Ik wil vanavond wellicht nog even terugkomen op de pilots die lopen op de schuldhulpverlening,
                     op het laten aansluiten van de trajecten daarin op de initiatieven van de motie-Bruins
                     en het vervolg daarop van Ceder over de gerechtsdeurwaarder. Daar kom ik vanavond
                     nog even op terug.
                  
De voorzitter:
Dank, mevrouw Palland. De heer De Kort.
De heer De Kort (VVD):
Dank, voorzitter. Ik dank ook het kabinet voor de beantwoording. Voor vanavond wil
                     ik wellicht met de heer Ceder – dat moet ik even met hem overleggen – terugkomen op
                     de rol van de mkb'er in de vroegsignalering bij problematische schulden.
                  
Dank.
De voorzitter:
Dank, meneer De Kort. De heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Het is 50% van de doelgroep van deze Minister, mensen met een migratieachtergrond.
                     De Minister gaf net in haar beantwoording aan – ik weet niet of ze dat zo direct bedoelde
                     – dat ze niet echt het verband tussen armoede en afkomst ziet. 50%! Kinderen die vier
                     jaar langer in een huishouden met een laag inkomen wonen: 13% kinderen met een migratieachtergrond,
                     1% kinderen zonder migratieachtergrond: 13%, 1%. Het is ook nog eens slechter geworden.
                     In 1995 zaten mensen met een migratieachtergrond een factor 3,2 vaker in een lager
                     inkomen. In 2019 was dat gestegen naar 4,4. Het is dus ook nog eens slechter geworden
                     volgens het meest recente rapport. Ik zou dus vooral als laatste een oproep willen
                     doen aan de Minister. Ik zal er weer een motie over indienen. We kunnen met elkaar
                     de mond vol hebben van kansengelijkheid, maar als we de elephant in the room niet
                     benoemen, namelijk dat afkomst hier gewoon wel degelijk een reden is en ook een scheidslijn
                     is die maakt dat er ongelijkheid is, dan kunnen we beleid maken wat we willen, maar
                     gaan we het niet oplossen.
                  
De voorzitter:
Dank, de heer Van Baarle. Ik kijk naar de Minister. Zij kan direct antwoorden.
Minister Schouten:
Dank voor het aankondigen van met welke moties u komt, want dan kan ik me daar een
                     beetje op voorbereiden voor vanavond.
                  
Ik heb van de heer Van Kent nu voor de rest geen inhoudelijke vragen gehoord.
Mevrouw Kathmann vraagt wat ik voor Prinsjesdag ga doen met de zeven maatregelen.
                     Ik heb net geprobeerd uit te leggen dat die zeven maatregelen niet maatregelen zijn
                     waarvan de Commissie sociaal minimum zegt: die moet je allemaal nemen. Die hebben
                     zij allemaal aan het CPB gegeven om door te rekenen wat voor effect ze zouden hebben.
                     Ik heb ook gezegd dat het niet zo is dat we al die zeven maatregelen dus gaan overnemen.
                     Wat we dan wel gaan doen, heb ik denk ik ook al een keer of tien gezegd. Dat hangt
                     uiteindelijk samen met de laatste cijfers van het CBP: waar zitten dan echt de opgaven
                     en wat zijn dan effectieve maatregelen? Het rapport biedt daarbij echt waardevolle
                     inzichten. Ik ga nu nog niet vooruitlopen op welke maatregelen ik dan wel of niet
                     ga nemen. Dat is onderdeel van de Prinsjesdagbesluitvorming.
                  
Mevrouw Westerveld vroeg nog wat mijn inzet wordt voor het halen van de kabinetsdoelstellingen.
                     Mijn antwoord is eigenlijk hetzelfde als bij mevrouw Kathmann: dat is juist onderdeel
                     van de discussie die we met elkaar gaan hebben.
                  
Dan het niet trouwen. Het is waar dat ik die vraag niet heb beantwoord, met excuses.
                     Ik denk dat waar mevrouw Westerveld op doelt, het aspect van het kostendelen is, dus
                     eigenlijk het met elkaar samen gaan wonen. Het is eigenlijk bij alle uitkeringen zo
                     dat op het moment dat er kosten gedeeld kunnen gaan worden, daar rekening mee wordt
                     gehouden in de hoogte van de uitkering. Bij de AOW-uitkering heb je bijvoorbeeld ook
                     een alleenstaandennorm en een gehuwdennorm. Die gehuwdennorm is anders dan als je
                     alleen woont. De veronderstelling is dat als je met elkaar samenleeft, je bijvoorbeeld
                     niet twee huizen aanhoudt en dat je bepaalde kosten eenmalig hebt die je anders twee
                     keer hebt. Dat is ook de reden waarom daar rekening mee wordt gehouden bij de hoogte
                     van een uitkering.
                  
De voorzitter:
Een korte verhelderende vraag, geen nieuw punt.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
En bijvoorbeeld de partnertoetsen. Waarom ik deze groep mensen met een beperking er
                     specifiek uithaal, is omdat zij dus helemaal, met vaak zorgkosten die opstapelen,
                     soms het einde van de maand niet halen. Daarom vind ik het des te schrijnender voor
                     deze groep mensen.
                  
Minister Schouten:
Daar is wel rekening mee gehouden. Zij krijgen dan een wat lagere uitkering, maar
                     zij kunnen gezamenlijk wel een aantal kosten delen met elkaar. Als je twee keer woonkosten
                     hebt in plaats van je dat één keer met elkaar hebt, tikt dat ook behoorlijk aan. Dat
                     is de reden waarom daar rekening mee wordt gehouden, niet alleen in deze uitkering,
                     maar eigenlijk ook in alle andere uitkeringen die we hebben. Twee keer een huis hebben
                     is toch vaak duurder dan als je een gezamenlijk huishouden kunt voeren.
                  
Mevrouw Palland kondigt een motie aan. Dat zie ik dan wel even. De heer Ceder overweegt
                     dat ook met de heer De Kort op een aantal onderdelen rondom de werkgevers, de mkb-rol
                     ook. Dat zie ik dan ook tegemoet.
                  
Bij de heer Van Baarle wil ik echt nog één ding rechtzetten. Ik heb niet gezegd dat
                     er geen verband is tussen migratieachtergrond en armoede. Ik heb wel gezegd dat elke
                     situatie van armoede mij even schrijnend is en dat ik daarom ook generiek beleid wil
                     hebben voor alle groepen, ongeacht hun afkomst of ongeacht de reden van de armoede.
                     Ik vind dat wat we doen voor iedereen goed beleid moet zijn.
                  
De voorzitter:
Kort, meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Als 50% van de mensen in armoede een migratieachtergrond heeft en de Minister onderkent
                     dat er een verband is tussen afkomst en armoede, waarom daar dan geen rekening mee
                     houden in het beleid? Dan mis je toch een overduidelijke oorzaak?
                  
Minister Schouten:
Nee. De heer Van Baarle suggereert dan dat migratie de enige reden is voor die armoede
                     en er zitten heel veel factoren aan armoede. Er zijn ook heel veel oorzaken, ook bij
                     mensen met een niet-migratieachtergrond en die gelden vaak ook voor mensen met een
                     migratieachtergrond. Het heeft bijvoorbeeld met onzekere banen te maken, met loon,
                     met soms ook de weg weten in de bureaucratie, met schaamte, met wantrouwen richting
                     de overheid, met wonen in een slechte woning waardoor de energiekosten hoog zijn.
                     Ik kan tal van factoren opnoemen die op heel veel mensen van toepassing zijn en die
                     niet per se gerelateerd zijn aan de achtergrond. Ik zie wel dat er bij mensen met
                     een migratieachtergrond een substantieel deel is dat in armoede leeft. Maar nogmaals,
                     dan vind ik het mijn opdracht dat ik beleid maak dat voor alle groepen werkt en niet
                     alleen voor specifieke groepen in het bijzonder.
                  
De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat. Ik heb eigenlijk één enkele
                     toezegging genoteerd.
                  
– De Minister zegt toe schriftelijk te reageren op het tienpuntenplan van de SGP, van
                           de heer Bisschop, in de volgende voortgangsrapportage over geldzorgen, armoede en
                           schulden in november 2023.
                        
Wij zeggen de Minister overigens ook één ding toe, namelijk dat we het literatuuronderzoek
                     over rondkomen aan het departement, de Minister, zullen doen toekomen. Er is een tweeminutendebat
                     aangevraagd, met als eerste spreker mevrouw Kat van D66.
                  
Dan rest mij de Minister en haar ondersteuning te bedanken voor alle antwoorden die
                     zij heeft gegeven. Uiteraard mag u nog iets zeggen, Minister.
                  
Minister Schouten:
Wij zien elkaar vanavond nog bij ik denk vier tweeminutendebatten, maar daar mag ik
                     volgens de heer Van Kent bijna niks zeggen omdat we in een kerstregime zitten. Ik
                     moet dat dus allemaal heel zakelijk doen. Mag ik u dan via deze weg bedanken voor
                     het parlementaire jaar dat we hebben gehad en de stevige doch inhoudelijke discussies
                     die we met elkaar voeren? Ik wens u een heel goed reces toe.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Dan wil ik natuurlijk ook de Kamerleden bedanken voor al hun
                     scherpzinnige inbrengen, want dit is ook het laatste commissiedebat van de commissie
                     SZW in dit politieke jaar. Ook de kijkers op de publieke tribune, die heel vaak hier
                     aanwezig zijn, heel erg bedankt en tot na het zomerreces wellicht. De commissie kan
                     ook teruggeroepen worden van reces. Het hoeft niet. We doen het niet. Nee, nee. Er
                     zijn genoeg andere problemen in het land dan op het terrein van SZW.
                  
De bodes uiteraard bedankt en dan niet alleen de bode die er vandaag zit, maar ook
                     al haar collega's. En uiteraard de ondersteuning, onze griffie. Zonder hen zijn we
                     natuurlijk nergens. Dank u ook daarvoor.
                  
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Ik sluit hierbij de vergadering, voor de laatste keer dit politieke seizoen.
Sluiting 17.53 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.