Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over de strategische autonomie van Nederland op het gebied van de energietransitie
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Klimaat en Energie over de strategische autonomie van Nederland op het gebied van de energietransitie (ingezonden 23 mei 2023).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) mede namens de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister voor Klimaat
en Energie (ontvangen 14 juli 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 2828.
Vraag 1
Hoe definieert u strategische autonomie op het gebied van de energietransitie? Welke
technieken en welke grondstoffen vallen daar volgens u in ieder geval onder?
Vraag 2
Deelt u de mening dat het van belang is om onze strategische autonomie op het gebied
van de energietransitie te versterken? Wanneer zou volgens u de strategische autonomie
van Nederland op het gebied van de energietransitie in gevaar zijn? Welke kwantitatieve
en kwalitatieve parameters gebruikt u daarbij?
Antwoord 2
Ja. Het kabinet wil dat Nederland en de EU eigen keuzes kunnen maken bij het borgen
van onze publieke belangen. De energietransitie is één van de centrale opgaven waar
Nederland en de EU voor staan. De publieke belangen op het terrein van leveringszekerheid
en betaalbaarheid van het energiesysteem dienen te worden geborgd. Keuzes over de
wijze waarop deze transitie wordt vormgegeven moeten zonder beïnvloeding van buitenaf
kunnen worden gemaakt.
Het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden is één van de prioriteiten
van het kabinet en de EU. Afhankelijkheden zijn niet per definitie problematisch:
wederzijdse afhankelijkheden vormen de hoeksteen van het mondiale handelssysteem,
waardoor specialisatie kan optreden, innovatie wordt gestimuleerd, producten toegankelijk
blijven, wetenschappelijke kennis circuleert en onze welvaart en koopkracht toeneemt.
Zodra er echter sprake is van risicovolle strategische afhankelijkheden, kan mitigatie
daarvan wenselijk zijn. Bedrijven dragen zelf verantwoordelijkheid voor hun waardeketens
en hebben zelf baat bij het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden.
De overheid heeft een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat publieke belangen
gewaarborgd zijn. Waar een publiek belang onder disproportionele druk komt te staan,
en de markt en het bedrijfsleven dit risico onvoldoende adresseren of hiertoe niet
in staat zijn, ligt een rol voor de overheid voor de hand. De afgelopen periode zijn
er verschillende kwantitatieve onderzoeken uitgevoerd naar afhankelijkheden van Nederland
en de EU, zoals onder andere de geo-economische monitor1, 2 en het onderzoeksproject «EU strategic dependencies and capacities»3 van de Europese Commissie. Daarnaast lopen er nog verschillende andere onderzoeksprojecten.
Zo doet TNO onderzoek naar een effectieve methodiek om productgroepen aan elkaar te
koppelen en daarmee waardeketens en hun kwetsbaarheden op meer detailniveau inzichtelijk
te maken. Dit onderzoek wordt naar verwachting eind oktober 2023 met uw Kamer gedeeld.
Door middel van een vrijwillige Nederlandse bijdrage onderzoekt de OESO de wederzijdse
economische impact van handelsbeperkingen tussen landen(groepen). Dit onderzoek is
naar verwachting einde 2023 afgerond. The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) onderzoekt de rol van Nederlandse bedrijven in wereldwijde grondstoffenketens.
Kwantitatieve onderzoeken naar strategische afhankelijkheden vinden veelal plaats
op basis van door de douane verzamelde handelsdata en geven daarmee op geaggregeerd
niveau een overzicht van afhankelijkheden die mogelijk een probleem kunnen vormen
voor Nederland en de EU. Door onder andere de complexiteit van waardeketens, de veranderlijke
aard van afhankelijkheden en gebrekkige data is het lastig en onwenselijk om op basis
van kwantitatieve data alleen te bepalen waar de risico’s van strategische afhankelijkheden
zich bevinden. Daarom is aanvullende kwalitatieve analyse nodig. In de Kamerbrief
Strategische Afhankelijkheden van 12 mei jl. is toegelicht welke kwalitatieve vragen
gesteld kunnen worden bij het uitvoeren van deze analyse. In deze brief is verder
aangegeven dat een dialoog met de private sector van belang is bij deze analyse en
het vervolgtraject.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA) China
op dit moment de grootste producent is van alle grote schone technologieën en ook
de gehele productieketens hiervan domineert? Hoe apprecieert u dit? Welke risico’s
brengt dit met zich mee voor de strategische autonomie van Nederland?
Antwoord 3
Ja. Het IEA analyseert dat in het rapport uit 20224. Het rapport gaat in op de complexe relatie tussen grondstoffen en de vooruitzichten
voor een veilige en snelle energietransitie. Naast vooruitzichten van de vraag naar
grondstoffen onder verschillende technologische en beleidsscenario's, onderzoekt het
rapport of de huidige investeringen in grondstoffen voldoen aan de behoeften van een
snel veranderende energiesector. Het rapport benadrukt de hoge geografische concentratie
van productie, inclusief de hoge concentratie van verwerkingsactiviteiten, in China
als een belangrijke kwetsbaarheid voor de energietransitie. Deze kwetsbaarheid knelt
zodra mochten investeringen in productiecapaciteit niet aan de vraag voldoen, of in
geval van potentiële geopolitieke risico's binnen of tussen producerende landen. Het
rapport geeft aanbevelingen voor een nieuwe, allesomvattende benadering voor het veiligstellen
van kritieke grondstoffen. Deze aanbevelingen zijn: zorgen voor adequate investeringen
in gediversifieerde bronnen van toeleveringsketens; bevorderen van technologische
innovatie in alle segmenten van de waardeketen; opschalen van recycling; versterken
veerkracht van toeleveringsketen en markttransparantie; integreren van hogere normen
op het gebied van milieu, sociaal beleid en bestuur en versterken van internationale
samenwerking tussen producenten en consumenten.
China vormt een onmisbare schakel voor een spoedige energietransitie. Zonder de significante
Chinese productie- en technologische capaciteiten zijn Nederland en onze Europese
partners niet in staat om de energietransitie in het voorziene tempo te realiseren,
mede vanwege het gebrek aan substitutiemogelijkheden. Zoals reeds aangegeven in de
Kamerbrief over ontwikkelingen in het Chinabeleid5 acht het kabinet een dergelijke stapeling van afhankelijkheden problematisch, mede
omdat China eerder aangetoond heeft bereid te zijn om grondstofafhankelijkheden geopolitiek
in te zetten. In de Kamerbrief Strategische Afhankelijkheden is toegelicht welke mitigatieopties
het kabinet identificeert in geval van risicovolle strategische afhankelijkheden.
Vraag 4
Kunt u aangeven wat de huidige en wat de voorspelde afhankelijkheid van China en andere
niet-Europese landen is op het vlak van de eindproducten die noodzakelijk zijn voor
de energietransitie? Kunt u daarbij in ieder geval ingaan op zon-pv, wind, elektrolyse,
batterijtechniek, warmtepompen, en kabels voor netinfrastructuur?
Antwoord 4
De huidige en de voorspelde afhankelijkheid van China en andere niet-Europese landen
voor de energietransitie is groot. In de Kamerbrief over Strategische Afhankelijkheden
staat beschreven wat de aanpak van het kabinet is om inzicht te krijgen in deze afhankelijkheden6. Onderdeel van deze aanpak is ook een inventarisatie van alternatieven voor de substitutiemogelijkheden.
De Taskforce Strategische Afhankelijkheden (TFSA) is van start gegaan. Deze TFSA heeft
als taak om het inzicht te vergroten in risicovolle strategische afhankelijkheden
en de identificatie en prioritering van risicovolle strategische afhankelijkheden
door departementen aan te jagen. In bovengenoemde Kamerbrief is o.a. het energieterrein
als prioritair gebied aangemerkt. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
heeft hierbinnen zon-pv, windenergie, de waterstofketen, batterijtechniek, warmtepompen
en kabels voor netinfrastructuur aangemerkt als ketens die nu eerst worden beoordeeld.
Over de voortgang zal uw Kamer eind 2023 worden geïnformeerd.
Vraag 5
Kunt u per kritieke grondstof aangeven wat onze afhankelijkheid is? Welk aandeel komt
daarvan uit China en welk aandeel is direct of indirect in handen van China in andere
landen?
Antwoord 5
Er is voor Nederland geen specifieke analyse. Voor inzicht in onze afhankelijkheden
van kritieke grondstoffen maakt het kabinet gebruik van de analyse van de Europese
Commissie voor «kritikaliteit van grondstoffen»7. Kritieke grondstoffen zijn onmisbaar voor de productie van hernieuwbare energietechnologie
voor de energietransitie en zijn ook nodig voor digitale technologieën, voor technologieën
in de zorg en in defensiematerieel. Als gevolg van de groeiende wereldbevolking neemt
de druk op kritieke grondstoffen toe. De Europese Commissie definieert kritieke grondstoffen
als metalen en mineralen van significante economische waarde en waarvoor potentieel
een leveringsrisico bestaat. Op deze lijst staan 34 kritieke grondstoffen. In de kritikaliteitsanalyse
van de Europese Commissie zijn verschillende factoren meegenomen. Er wordt onder meer
gebruik gemaakt van een substitutie-index voor de landen waar de EU de grondstof voornamelijk
uit importeert. In de studie van de Europese Commissie wordt onder meer ingegaan op
de kritikaliteitsanalyse voor windturbines op zee en zonnepanelen. Zo is China de
belangrijkste producent op wereldniveau (winning en raffinage) voor de grondstoffen
die gebruikt worden in windturbines op zee en zonnepanelen. Als onderdeel van de Nederlandse
grondstoffenstrategie wordt geanalyseerd welke kritieke grondstoffen van deze lijst
met name voor Nederland van belang zijn8 en welke grondstoffen die niet op de Europese lijst staan mogelijk ook nog aandacht
behoeven, inclusief benodigd nationaal beleid.
Vraag 6
Wat is volgens u het gewenste Nederlandse aandeel in de raffinage en bewerking van
deze kritieke grondstoffen die noodzakelijk zijn voor de energietransitie? Wat is
hierin het Europese aandeel? Wat is het aandeel van China?
Antwoord 6
Het kabinet vindt het onwenselijk om kwantitatieve productiedoelen vast te stellen
gegeven de complexiteit en veranderlijkheid van waardeketens. Bedrijven zijn in de
eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun waardeketens. Waar
publieke belangen in het geding komen, en de markt en het bedrijfsleven dit onvoldoende
adresseren of hiertoe niet in staat zijn, ligt overheidsingrijpen voor de hand. Dit
kan verschillende vormen aannemen.
Voor Nederland is het van belang dat we de voordelen van onze open economie blijven
benutten. Het kabinet is een verkenning gestart naar kansen en mogelijkheden van het
stimuleren van eigen raffinagecapaciteit voor grote (Europese) industrieën9. Over de uitkomsten van deze verkenning wordt u eind 2023 geïnformeerd. Over het
algemeen streeft Nederland ernaar om een zekere mate van Europese zelfvoorzienendheid
te hebben in de verwerking van kritieke grondstoffen, omdat dit de Europese afhankelijkheid
vermindert en meer controle biedt over de toeleveringsketens.
China domineert de raffinage van kritieke grondstoffen. Zo heeft het land het grootste
aandeel in raffinage van 26 zogenaamde Critical Raw Materials (CRMs)10. Europa domineert met de raffinage van hafnium in Frankrijk één CRM.11 Met de CRMA heeft de CIE voorstellen gedaan om de capaciteit voor winning, verwerking
en recycling van kritieke grondstoffen in de EU te vergroten en diversificatie van
waardeketens te bevorderen12.
Vraag 7
Kunt u uiteenzetten welke eindproducten en productieprocessen u cruciaal acht voor
de Nederlandse strategische autonomie op het gebied van de energietransitie? Hoe zorgt
u ervoor dat deze sectoren en processen in Nederland worden behouden dan wel worden
aangetrokken? Welk beleid is er al?
Antwoord 7
Energie is een van de vier prioritaire aandachtsgebieden uit de Kamerbrief kabinetsaanpak
Strategische Afhankelijkheden. Op het terrein van de energietransitie geeft het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat prioriteit aan de beoordeling van de productieketens
voor zon-pv, windenergie en de waterstofketen op (potentiële) risicovolle strategische
afhankelijkheden. Over de voortgang zal uw Kamer eind 2023 worden geïnformeerd.
Specifiek voor kritieke grondstoffen heeft het kabinet de Nationale Grondstoffenstrategie
opgesteld die is gericht op het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.
Grotere leveringszekerheid van kritieke grondstoffen en afbouwen van risicovolle strategische
afhankelijkheden gaan hand in hand.
Vraag 8
Welke rol speelt volgens u de Europese Unie in de strategische autonomie van Nederland?
Is het bijvoorbeeld volgens u acceptabel als Nederland compleet afhankelijk is van
technieken of grondstoffen van andere EU-landen?
Antwoord 8
Dankzij de EU als geheel zijn we beter in staat de Europese en Nederlandse belangen
te borgen dan als we dat als Nederland alleen zouden doen. Ook borgt een dergelijke
aanpak het gelijk speelveld tussen lidstaten. Het kabinet kiest bewust voor nadruk
op een Europees handelingsperspectief. Daarom steunt het kabinet de CRMA en de Net-Zero
Industry Act (NZIA). Het grensoverschrijdende karakter van de uitdagingen, de verwevenheid
van de interne markt en de slagkracht van de EU als geheel maken een Europees perspectief
noodzakelijk. Het kabinet accepteert een grote mate van afhankelijkheid van andere
landen in de EU.
Vraag 9
Hoe gaat Nederlandhaar aandeel leveren aan de Europese ambities om die afhankelijkheid
van China omtrent de energietransitie te verminderen? Deelt u de mening dat Nederland
hier ook haar verantwoordelijkheid moet nemen, bijvoorbeeld als het gaat om lokale
productie van duurzame producten zoals elektrolyser, batterijen, windmolens die nodig
zijn voor de energietransitie?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 4. Ja, het kabinet deelt de mening dat Nederland zijn aandeel
moet leveren. In Europees verband neemt Nederland bijvoorbeeld deel aan deImportant Projects of Common European Interest (IPCEI’s) voor halfgeleiders, waterstof en cloud-infrastructuur. Daarnaast heeft
Nederland een actieve rol bij de beïnvloeding van Commissievoorstellen die onder de
EU Green Deal Industrial Plan vallen, met name de NZIA en de CRMA. Ook speelt Nederland
een actieve rol bij het concretiseren van de gezamenlijke mededeling voor een Europese
Economische Veiligheidsstrategie. Deze initiatieven dragen bij aan een weerbare EU,
waardoor ook de afhankelijkheid van China in risicovolle waardeketens afneemt.
Vraag 10
Hoe ziet u de mogelijke opbouw van mogelijke strategische reserves van kritieke grondstoffen
die nodig zijn voor de energietransitie in nationaal en in Europees verband?
Antwoord 10
Voor de mogelijke opbouw van strategische reserves kan worden gekeken naar zowel private
als publieke initiatieven. Opbouw van strategische reserves kan een waardevol instrument
zijn om risicovolle strategische afhankelijkheden te mitigeren. Mede op basis van
recente Commissievoorstellen bekijkt het kabinet of de opbouw van strategische reserves
opportuun is en zo ja, op welke wijze deze opgebouwd dienen te worden. Strategische
voorraden kunnen hoge kosten met zich meebrengen.
Een opslagsysteem vanuit de private sector kan een optie zijn. Dat biedt de mogelijkheden
voor de private sector om hun eigen waardeketens weerbaarder te maken13. De betrokkenheid van de private sector bij opbouw van de strategische reserves heeft
zowel voor- als nadelen. Voordelen zijn bescherming tegen tekorten en prijsstijgingen,
het afdekken van langetermijnplanning en het vermogen om te reageren op korte termijn
vraagpieken. Nadeel is extra lasten voor het bedrijfsleven.
Opslagbeleidsmaatregelen kunnen noodzakelijk zijn om aanbodfluctuaties te ondervangen
die bijvoorbeeld kunnen ontstaan door geopolitieke spanningen en een risico vormen
voor publieke belangen. Dergelijke maatregelen bieden steun aan Europese industrieën
en investeringen. In dit verband is het van belang dat er duidelijkheid komt van de
Commissie over het waarborgen van het vrij verkeer van goederen, om fragmentatie van
de interne markt en nieuwe belemmeringen voor ondernemers te voorkomen. Het kabinet
heeft hier vragen over gesteld binnen de Raadswerkgroep onderhandelingen van de CRMA14.
Vraag 11
Welke onderdelen zijn er volgens u binnen strategische autonomie, zolas mijnbouw,
recycling, raffinage, maakindustrie? Op welke van deze onderdelen van strategische
autonomie heeft u al beleid? Welk beleid is dat? Waar ziet u lacunes in het huidige
beleidsinstrumentarium om de strategische autonomie te vergroten?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 1 en 7. Met betrekking tot de in de vraag benoemde onderdelen
mijnbouw, raffinage en recycling (onder meer in de maakindustrie), geldt dat deze
ten aanzien van kritieke grondstoffen specifiek zijn geadresseerd in de Nationale
Grondstoffenstrategie15. Informatie over eventuele lacunes volgt in de volgende Kamerbrief over risicovolle
strategische afhankelijkheden.
Vraag 12
Welk bestaand financieel instrumentarium wordt gebruikt om de strategische autonomie
te versterken, zoals innovatiesubsidies of middelen om bedrijven aan te trekken? Zijn
er hiervoor voldoende financiële middelen? Waar zitten nog lacunes in het bestaande
financiële instrumentarium?
Antwoord 12
In het kader van versterking van de open strategische autonomie is een goed en aantrekkelijk
vestigings- en ondernemingsklimaat van belang, omdat dit de kracht en daarmee ook
de weerbaarheid van de Nederlandse economie en het bedrijfsleven bevordert. Voorbeelden
van financiële instrumenten die onder meer worden ingezet ten behoeve van versterking
van de open strategische autonomie van de EU zijn: fiscale regelingen ter bevordering
van Research en Development in het bedrijfsleven, het Nationaal Groeifonds en deelname
aan IPCEI. Ook instellingen zoals Invest-NL en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen
dragen bij aan het ontplooien, aantrekken en behouden van economische activiteiten.
Binnen Nederland wordt de grondstoffenstrategie geïntegreerd in het missie- gedreven
innovatiebeleid, met nadruk op circulariteit van grondstoffen.
In het kader van de nationale grondstoffenstrategie wordt geïnventariseerd welke ondersteuning
er vanuit Nederland, de EU en Internationale Financiële Instellingen is voor Nederlandse
partijen die internationaal actief zijn in ketens van kritieke grondstoffen gericht
op diversificatie en/of in de verduurzaming van internationale ketens.
Vraag 13
Ziet u mogelijkheden om via publieke aanbestedingen meer te gaan sturen op Nederlandse
en Europese productie in het kader van de energietransitie? Welke mogelijkheden biedt
de Europese Unie hiervoor? Gaat de net-zero industry act meer ruimte bieden hiervoor?
Hoe en wanneer gaat u dit verwerken in uw eigen aanbestedingsbeleid?
Antwoord 13
Het Europese aanbestedingsrecht biedt ruimte en instrumenten om risico’s voor veiligheid
en oneerlijke concurrentie te beperken. Zo kunnen inschrijvers uit landen waar geen
handelsakkoord mee is of die geen partij zijn bij de Agreement on Government Procurement (GPA) worden uitgesloten van aanbestedingen. Tegen oneerlijke concurrentie zijn in
2022 in Brussel grote stappen gezet. Er zijn akkoorden bereikt over twee verordeningen
die bijdragen aan het tegengaan van oneerlijke concurrentie op de Europese aanbestedingsmarkt.
Het International Procurement Instrument (IPI) is gericht op het creëren van wederkerigheid tussen markten en geeft de Commissie
de bevoegdheid om restricties op te leggen voor bedrijven uit derde landen op de Europese
markt als er drempels worden ervaren in de toegang tot de markt uit het betreffende
land. De Foreign Subsidies Regulation (FSR) is gericht op tegengaan van ongewenste invloed op de Europese interne markt
en geeft de Commissie de bevoegdheid om onderzoek te doen naar subsidies die bedrijven
ontvangen van landen buiten de EU. De recent gepubliceerde Net-Zero Industry Act (NZIA) draagt indirect bij aan een gelijker speelveld, doordat de eisen waar Europese
bedrijven al aan moeten voldoen, nu ook gaan gelden voor bedrijven buiten de EU.
Over aanbestedingen en derde landen ontvangt u in de zomerperiode een brief die nader
ingaat op het aanbestedingsrecht en de acties die het kabinet uitvoert ten aanzien
van derde landen. In deze Kamerbrief zal verder worden ingegaan op het aanbestedingsbeleid,
zowel de nationale als Europese inzet. Deze brief is toegezegd via de Kamerbrief van
de Staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijksrelaties over de motie Rajkowski.16
Vraag 14
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.