Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over ambitieuze implementatie van standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Financiën over ambitieuze implementatie van standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving (ingezonden 16 juni 2023).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën) (ontvangen 14 juli 2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de concept gedelegeerde handeling met de eerste set rapportagestandaarden
(ESRS) ter invulling van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD)?
Antwoord 1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het feit dat de Europese Commissie in de concept gedelegeerde
handeling op verschillende punten het advies van de European Financial Reporting Advisory
Group (EFRAG) over de standaarden afgezwakt heeft, door onder andere transitieplannen
voor biodiversiteit vrijwillig in plaats van verplicht te maken en alle ESRS-standaarden,
rapportageverplichtingen en datapunten voorwaardelijk maakt aan een materialiteitsinschatting?
Antwoord 2
De Europese Commissie is aangewezen om standaarden te ontwikkelen voor de rapportage
van duurzaamheidsinformatie. Deze bevoegdheid volgt uit de Corporate Sustainability
Reporting Directive (CSRD) die 5 januari 2023 in werking is getreden. In de CSRD heeft
de EFRAG de taak gekregen om een advies aan de Commissie uit te brengen over de inhoud
van de rapportagestandaarden voor duurzaamheid (European Sustainability Reporting
Standards of «ESRS»). Dit advies is op 23 november 2022 gepubliceerd. De Europese
Commissie heeft op basis van dit advies een eerste publieke consultatie uitgezet en
naar aanleiding daarvan de door EFRAG geadviseerde rapportagestandaarden aangepast.
Momenteel staat de tweede publieke consultatie van de Commissie open, ditmaal over
de door de Commissie opgestelde rapportagestandaarden. Na deze consultatie zal de
Commissie de ESRS vaststellen. De deadline voor deze consultatie is 7 juli 2023. Deze
eerste set standaarden betreft generieke standaarden voor grote ondernemingen. De
Commissie zal komend jaar verder werken aan additionele sectorspecifieke rapportagestandaarden
en standaarden voor beursgenoteerd mkb.
Ik ben voorstander van ambitieuze ESRS en hecht veel belang aan het zo spoedig mogelijk
vaststellen van deze standaarden door de Commissie. Dit geeft ondernemingen meer tijd
om zich voor te bereiden op het opstellen van duurzaamheidsverslaggeving. Bij het
bepalen van het beleid ten aanzien van rapportageverplichtingen hecht ik eveneens
veel waarde aan de effectiviteit van het beleid en dat de standaarden de noodzakelijke
bepalingen bevatten om transparantie over duurzaamheid te bereiken. Daarbinnen wil
ik zoveel mogelijk de administratieve lasten voor ondernemingen beperken.
Ik betreur dat de ambitie van de rapportagestandaarden is afgenomen. Ik erken wel
dat de praktische uitvoerbaarheid voor ondernemingen is verbeterd en steun daarom
de keuze van de Commissie om alle duurzaamheidsonderwerpen onderhevig te maken aan
een materialiteitstoets, zoals bij financiële verslaggeving. De materialiteitstoets
bevordert de kwaliteit van verslaggeving omdat de onderneming zich bij de verslaggeving
kan focussen op de voor haar relevante, en daarmee meest impactvolle activiteiten.
Daarnaast maakt de materialiteitstoets het voor gebruikers van het jaarverslag eenvoudiger
om de relevante activiteiten van een onderneming te herkennen, wat bijdraagt aan een
beter begrip van de impact van het bedrijf op de omgeving.
De Commissie heeft ook de standaarden met betrekking tot het transitieplan voor biodiversiteit
aangepast. Het EFRAG-advies bevat een verplichting voor ondernemingen in risicosectoren
om te rapporteren over het transitieplan voor biodiversiteit. Indien een onderneming
geen transitieplan voor biodiversiteit heeft, moet het toelichten wat de ambitie is
op gebied van biodiversiteit en of en wanneer zij een transitieplan zal opstellen.
Dit is gelijk aan het transparantievereiste omtrent het transitieplan voor klimaat.
De Commissie stelt nu voor de verplichting om transparant te zijn over het transitieplan
voor biodiversiteit vrijwillig te maken. Dit betekent dat ondernemingen in risicosectoren
niet verplicht zijn om transparant zijn over het transitieplan voor biodiversiteit
of om een toelichting geven over de ambitie ten aanzien van biodiversiteit en uit
te leggen of en zo ja wanneer zij dit zullen opstellen. Ik bepleit hetgeen is geadviseerd
door EFRAG, en zie graag dat de verplichting wordt opgenomen in de standaarden.
Vraag 3
Onderschrijft u nog altijd het belang van verhoging van de kwaliteit van data over
duurzaamheidsrisico’s (zowel ten aanzien van klimaat als biodiversiteit), zeker in
het licht van onder andere de recente bevinding van de Europese Centrale Bank dat
72 procent van de Europese bedrijven en driekwart van de Europese bankleningen bloot
staat aan biodiversiteitsrisico’s?
Antwoord 3
Ik onderschrijf het belang van betrouwbare en vergelijkbare data over duurzaamheidsrisico’s
zodat financiële instellingen deze risico’s beter kunnen beheersen. De adequate beheersing
van duurzaamheidsrisico’s door financiële instellingen is van belang voor de financiële
stabiliteit en zorgt ervoor dat financiële instellingen hun maatschappelijke rol kunnen
blijven vervullen en de transitie naar een duurzame economie kunnen blijven financieren.
De rapportagevoorschriften voortkomend uit de ESRS dragen bij aan het vergroten van
de beschikbaarheid en toegankelijkheid van deze duurzaamheidsdata.
Ook heb ik aandacht voor de wijze waarop duurzaamheidsrisico’s in de volle breedte
door de financiële sector kunnen worden meegewogen. Uit onderzoeken van de Europese
Centrale Bank, het Network of Central Banks and Supervisors for Greening the Financial
System (NGFS)1, het World Economic Forum (WEF)2 en een eerder onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB)3, blijkt dat naast klimaatrisico’s ook de risico’s gerelateerd aan biodiversiteitsverlies
tot grote financiële gevolgen kunnen leiden.
Het kabinet zet zich ook buiten deze rapportagestandaarden in voor het verbeteren
van datakwaliteit. Zo ondersteunt het Ministerie van LNV verschillende initiatieven
rondom het in kaart brengen van impacts, afhankelijkheden en risico’s, inclusief datavraagstukken,
met betrekking tot biodiversiteit zoals de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures.
Vraag 4
Erkent u dat het belangrijk is te voorkomen dat er een lappendeken van rapportagepraktijken
ontstaat en de vergelijkbaarheid van data vergroot wordt als rapportage over een transitieplan
voor biodiversiteit verplicht is in plaats van vrijwillig?
Antwoord 4
Het kabinet hecht groot belang aan de vergelijkbaarheid van duurzaamheidsinformatie.
Het is daarbij tevens essentieel dat de rapportage-eisen proportioneel zijn en dat
de gerapporteerde informatie relevant is. Anders leidt dit tot onnodige administratieve
lasten voor bedrijven en een verminderd begrip van het duurzaamheidsverslag voor gebruikers.
Ik pleit daarom voor het handhaven van de rapportageverplichting ten aanzien van het
transitieplan voor biodiversiteit uit het EFRAG-advies in de ESRS. Dit is in lijn
met de rapportageverplichting voor het klimaattransitieplan. Dit betekent dat het
voor beide transitieplannen verplicht wordt hierover te rapporteren indien het thema
materieel is voor de onderneming. Dit is belangrijk omdat biodiversiteitsverlies volgens
het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES)
minstens een even grote bedreiging voor de mensheid vormt als de opwarming van de
aarde4 en kan tot serieuze (financiële) risico’s leiden.5 Een dergelijke rapportageverplichting zorgt niet alleen voor betere beschikbaarheid
en vergelijkbaarheid van data maar stimuleert bedrijven ook om integraal naar de klimaat-
en biodiversiteitsopgave te kijken. Daardoor kunnen zij bijvoorbeeld beter rekening
houden met eventuele afruil- en synergiemogelijkheden. Klimaat en biodiversiteit zijn
immers sterk onderling verbonden.6 Een dergelijke verplichting is tevens in lijn met de uitkomsten van de 15e Conferentie
van Partijen van het VN-Biodiversiteitsverdrag.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat er een ongewenste ontwijkingsmogelijkheid ontstaat in het
rapporteren over klimaatrisico’s (scope 1, 2, 3) en sociale aspecten nu dit volledig
afhankelijk wordt van een materialiteitsinschatting, waardoor bedrijven makkelijker
dan eerst kunnen aangeven dat dergelijke aspecten niet materieel zijn?
Antwoord 5
De materialiteitstoets creëert geen ongewenste ontwijkingsmogelijkheid voor rapportageverplichtingen.
Zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 2 steun ik de opname van een materialiteitstoets
voor alle onderwerpen, ook voor klimaatrisico’s en sociale aspecten. Het is belangrijk
dat ondernemingen (duurzaamheids)informatie rapporteren die relevant is. Het is uiteraard
wel van belang dat ondernemingen de materialiteitstoets goed uitvoeren, zeker nu niet
alleen wordt gevraagd om de impact op de onderneming mee te wegen maar ook de impact
van de onderneming op de omgeving (zogenaamde dubbele materialiteit). Net als bij
financiële verslaggeving zal de accountant controleren of de duurzaamheidsrapportering
een juiste weergave bevat van alle materiële duurzaamheidsonderwerpen. Ik bepleit
wel voor een verplichte toelichting bij de uitkomsten van de materialiteitstoets op
het niveau van het thema, indien dit thema als niet materieel wordt beoordeeld door
een onderneming. Dit moet gelden voor de eerder genoemde thema’s klimaat, sociale
aspecten (in relatie tot de eigen onderneming) en, gezien het belang en de samenhang,
voor biodiversiteit en circulaire economie. Daarnaast is het van belang dat onder
sociale aspecten ook het thema «werknemers in de waardeketen» verplicht toegelicht
wordt bij de uitkomsten van de materialiteitsanalyse. In de praktijk is dat de plek
waar de meeste negatieve (sociale) impact plaatsvindt. Dit is van belang omdat de
rapportagestandaarden niet voorschrijven hoe een onderneming zijn passende zorgvuldigheid
(ook wel «due diligence») moet inrichten. De wijze waarop gepaste zorgvuldigheid moet
worden uitgevoerd wordt in EU-verband vastgelegd in de richtlijn inzake passende zorgvuldigheid
in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid7. De triloogonderhandelingen over dit voorstel lopen momenteel nog.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat het ongewenst is dat rapportage over bepaalde datapunten
in de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFRD) nu verplicht is terwijl rapportage
over diezelfde datapunten in de ESRS wat de Europese Commissie betreft vrijwillig
wordt, omdat hierdoor een lappendeken ontstaat?
Antwoord 6
Ik ben het ermee eens dat het ongewenst is indien de transparantievereisten voor financiële
adviseurs en financiële producten uit de Sustainable Finance Disclosure Regulation
(SFDR) niet aansluiten bij de transparantievereisten voor ondernemingen uit de CSRD.
Ik zal deze zorg opnemen in de consultatiereactie voor de ESRS. Dit laat onverlet
de ambitie van het kabinet ten aanzien van ambitieuze rapportagestandaarden.
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat het ongewenst is dat de Europese Commissie ten opzichte
van het EFRAG-advies, waar al overgangsperiodes en uitzonderingen in zitten, nog meer
ruimte heeft gegeven aan overgangsperiodes (1 jaar) en uitzonderingen (voor bedrijven
met minder dan 750 werknemers)?
Antwoord 7
Ja, hier ben ik het mee eens. Ik pleit daarom in de nu openstaande consultatie van
de Commissie voor behoud van gefaseerde implementatie zoals opgenomen in Artikel V
van de CSRD en in de EFRAG-adviezen.
Vraag 8
Bent u bereid samen met gelijkgestemde lidstaten er bij de Europese Commissie op aan
te dringen om meer ambitie te tonen op de in vraag 4, 5, 6 en 7 genoemde punten, zodat
ten minste aan het ambitieniveau van de EFRAG-adviezen wordt voldaan?
Antwoord 8
Ik ben positief over de verbreding van de materialiteitstoets en reageer daarom in
algemene zin positief op de consultatie. De huidige set standaarden past binnen de
ambities en kaders van de CSRD en streeft naar een balans tussen ambitie en uitvoerbaarheid.
Ik zet in de consultatiereactie op specifieke punten in op een ambitieuzere lijn dan
het voorstel van de Commissie.
Zo pleit ik voor een toelichting bij de materialiteitstoets indien de onderneming
een thema als niet materieel beoordeelt op een aantal thema’s. Dit betreft de thema’s
klimaatrisico’s, sociale aspecten in relatie tot de eigen onderneming en in de waardeketen,
biodiversiteit en circulaire economie. Daarnaast pleit ik voor een verplichting om
te rapporteren over een transitieplan voor biodiversiteit indien dit onderwerp materieel
is voor een onderneming, vergelijkbaar met de reeds bestaande ESRS-bepaling voor het
transitieplan voor klimaat. Verder pleit ik voor het behoud van de gefaseerde implementatie
die in de CSRD en EFRAG-adviezen is vastgelegd. Ook zal ik in de consultatiereactie
de zorgen delen omtrent de aansluiting tussen de transparantievereisten van de SFDR
en die van de CSRD. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de huidige consultatie een
korte deadline heeft. Ik hecht ook groot belang aan een spoedige vaststelling van
de standaarden. Ondernemingen moeten namelijk voldoende tijd krijgen om zich voor
te bereiden op de implementatie van de CSRD. Daarnaast betreft het een gedelegeerde
handeling, dit biedt Nederland enkel de mogelijkheid om met gekwalificeerde meerderheid
het voorstel tegen te houden. Ik ben in dit geval ook niet voornemens om bezwaar te
maken tegen de gedelegeerde handelingen indien bovenstaande punten niet worden overgenomen
door de Commissie. Daarom acht het kabinet het voor nu niet opportuun om met gelijkgestemde
lidstaten bij de Commissie aan te dringen op aanpassingen van de standaarden. Dit
zal ik doen via de consultatiereactie. Dit laat onverlet dat het kabinet zich zal
blijven inzetten voor ambitieuze rapportagestandaarden op het gebied van duurzaamheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.