Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over mogelijke sabotage van onderzoek naar nazi-uitingen in de krijgsmacht
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Defensie over mogelijke sabotage van onderzoek naar nazi-uitingen in de krijgsmacht (ingezonden 3 juli 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Maat (Defensie) (ontvangen 13 juli 2023).
Vraag 1
Wat is uw oordeel over de conclusies van een journalistiek onderzoek dat onderzoeken
naar nazi-uitingen in de krijgsmacht zijn stukgelopen door interne tegenwerking? Deelt
u deze conclusies? Zo nee, waarom niet?1
Antwoord 1
Interne tegenwerking van een onderzoek is onaanvaardbaar. Het beleid voor interne
onderzoeken schrijft voor dat medewerkers van Defensie verplicht zijn daaraan mee
te werken. Het weigeren van medewerking kan reden zijn voor het treffen van (rechtspositionele)
maatregelen.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 16 van de vandaag aan u aangeboden antwoorden
op de schriftelijke vragen van het lid Piri (PvdA), zie ik op dit moment geen reden
om aan de onderzoeken – en de daaraan verbonden conclusies – te twijfelen.
Vraag 2
Ziet u aanleiding nader onderzoek te doen naar de totstandkoming van de onderzoeken
waarvan het resultaat als bijlage bij een brief d.d. 20 juni 2019 van Staatssecretaris
van Defensie? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?2
Antwoord 2
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 16 van de vandaag aan u aangeboden antwoorden
op de schriftelijke vragen van het lid Piri (PvdA), zie ik op dit moment geen reden
om aan de onderzoeken – en de daaraan verbonden conclusies – te twijfelen. Alle onderzoeksgegevens
zijn door de commissie uitvoerig en zorgvuldig bekeken en beoordeeld. Daarnaast is
ook van belang dat Defensie niet over informatie beschikt die aanleiding geeft tot
een nieuw onderzoek.
Vraag 3
Heeft u de op 20 juni 2019 aangekondigde SG-aanwijzing ingevoerd? Zo ja, wat zijn
de gevolgen ervan? Kunt u stellen dat deze aanwijzing een positief effect heeft gehad?
Kunt u uw antwoord toelichten?3
Antwoord 3
Ja, de aangekondigde SG-Aanwijzing (SG-984 «Integriteit bij Defensie») is in juli
2022 door de secretaris-generaal vastgesteld. Uw Kamer is hierover geïnformeerd op
7 oktober 2022 (Kamerstuk 36 124 nr. 8). Het integriteitsbeleid is de afgelopen jaren tot stand gekomen in nauwe samenwerking
met experts en medewerkers van alle defensieonderdelen. Dit beleid is erop gericht
gewenst gedrag te bevorderen, de integriteit in de organisatie te bewaken door ongewenst
gedrag (waaronder rechts-extremisme) te signaleren, te melden en ertegen op te treden
en door te leren van incidenten, meldingen en onderzoeken.
Sociale veiligheid en integriteit worden niet vergroot door de invoering van een aanwijzing,
maar door de uitvoering daarvan. Daarom investeren we sinds 2019 via verschillende
sporen, zoals cultuurverandering, verbetering van het meldproces en -systeem het versterken
van het leiderschap van onze leidinggevenden. Voorbeelden hiervan zijn een herziene
Gedragscode Defensie en gedragsregels. Tevens is sociale veiligheid een vast onderdeel
van initiële en loopbaanopleidingen (zoals de Middelbare Defensie Vorming) geworden,
er is een extern bemenst Meldpunt Integriteit Defensie ingericht, het meldproces voor
integriteitsschendingen en misstanden is vereenvoudigd en het stelsel van vertrouwenspersonen
is geprofessionaliseerd. Verder worden leidinggevenden getraind op het gebied van
sociaal leiderschap. Specifiek voor de NLDA zijn alle bestaande onderzoeken en rapporten
van de afgelopen tien jaar door de in 2019 ingestelde Taskforce NLDA vertaald naar
een toetssteen (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144).
We zien dat de verschillende initiatieven al een aantal positieve effecten hebben.
Zo wordt het gesprek over sociale veiligheid gevoerd op diverse niveaus in de organisaties,
bijvoorbeeld tijdens themadagen. Daarnaast is er meer vraag naar trainingen over sociale
veiligheid en diversiteit en inclusiviteit. De stijging van het aantal meldingen in
de afgelopen jaren wijst mogelijk op een toename in de meldingsbereidheid van medewerkers.
Vertrouwenspersonen worden bij ervaren problemen vaker en sneller gevonden; dat zorgt
in veel situaties voor de-escalatie. Tegelijkertijd onderken ik dat sommige verbetermaatregelen
nog niet (volledig) het gewenste effect hebben bereikt, zoals ook benoemd in mijn
antwoord op vraag 5 van uw schriftelijke vragen over een hardnekkige misstandencultuur
bij Defensie (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Dit geldt voornamelijk voor de ingezette cultuurverandering en voor de rol en het
voorbeeldgedrag van leidinggevenden. Deze processen kosten tijd en daarom blijven
we hierin investeren.
Vraag 4
Hebben de resultaten van de SG-aanwijzing een positief resultaat gehad en hoe is het
resultaat te rijmen met de bevindingen in het Jaarverslag over 2022 van de MIVD dat
«een nieuwe generatie rechts-extremisten van vooral jongens en jong mannen die streven
naar een «blanke etnostaat»»? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Antwoord 4
De MIVD stelt in het Jaarverslag 2022 (Kamerstuk 29 924, nr. 222) dat zij sinds 2020 een toegenomen interesse ziet bij rechts-extremisten om voor
de krijgsmacht te werken. In het jaarverslag stelt de MIVD dat in 2022 het aantal
personen uit deze kringen dat interesse toonde voor Defensie ongeveer gelijk was aan
het jaar daarvoor. De MIVD stelt in het jaarverslag dat bij geen van deze personen
indicaties zijn gevonden voor terroristische intenties.
Om te voorkomen dat deze personen bij de krijgsmacht in dienst komen of hun dienst
voortzetten, heeft Defensie zowel het aannamebeleid als het integriteitsbeleid ingericht
op het tegengaan van alle vormen van ongewenst gedrag. Ik verwijs u hiervoor graag
naar mijn antwoord op vraag 4 van de vandaag aan u aangeboden antwoorden op de schriftelijke
vragen van het lid Piri (PvdA).
Ik heb u in het antwoord op uw vorige vraag een aantal positieve effecten geschetst
van het vorig jaar vastgestelde integriteitsbeleid (de SG-984 «Integriteit bij Defensie»).
Vraag 5
Deelt u de opvatting van de woordvoerder van de Vakbond voor Burger en Militair Defensiepersoneel
(VBMD) dat de marechaussee een onderzoek had moeten doen? Zo ja, bent u bereid dat
alsnog te laten doen? Zo nee, waarom niet?5
Antwoord 5
In 2019 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven op basis van welke meldingen de onderzoeken
zijn uitgevoerd (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144). Deze onderzoeken zijn uitgevoerd conform het geldende beleid van Defensie voor
dit type meldingen. Er is destijds bezien of er aanleiding bestond tot het doen van
aangifte op basis van de beschikbare informatie. Dit was niet het geval. Zoals aangegeven
in mijn antwoord op vraag 16 van de vandaag aan u aangeboden antwoorden op de schriftelijke
vragen van het lid Piri (PvdA), zie ik op dit moment geen reden om aan de onderzoeken
– en de daaraan verbonden conclusies – te twijfelen. Ook zie ik op dit moment geen
aanleiding om alsnog aangifte te doen.
Vraag 6
Bent u bereid contact op te nemen met diegenen die de klachten over de nazi-uitingen
hebben opgebracht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik ben blij dat de melders destijds een melding hebben gedaan, zodat de kwesties onderzocht
konden worden en er (verbeter)maatregelen zijn genomen. Als de melders behoefte hebben
aan contact, kunnen zij dit kenbaar maken bij hun leidinggevende of het Meldpunt Integriteit
Defensie.
Vraag 7
Heeft u nog vertrouwen in het functioneren van de Centrale Organisatie Integriteit
Defensie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Recent bent u geïnformeerd over het rapport van de Commissie van Onderzoek en Advies
naar meldingen van vermoeden van misstanden bij de Centrale Organisatie Integriteit
Defensie (COID) (Kamerstuk 2023Z12948). De Commissie constateerde dat er voor de COID stappen te zetten zijn in de professionalisering
van de organisatie. Met het opvolgen van de aanbevelingen van de Commissie heb ik
er vertrouwen in dat de COID die verdere professionalisering kan maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.