Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Piri over het bericht 'Hoe onderzoek naar nazi-uitingen binnen het leger werd gesaboteerd'
Vragen van het lid Piri (PvdA) aan de Minister van Defensie over het bericht «Hoe onderzoek naar nazi-uitingen binnen het leger werd gesaboteerd» (ingezonden 30 juni 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Maat (Defensie) (ontvangen 13 juli 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Hoe onderzoek naar nazi-uitingen binnen het leger werd
gesaboteerd»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat de uitingen die zich volgens het NRC-artikel voordoen binnen
Defensie over verschillende bevolkingsgroepen volstrekt onacceptabel zijn?
Deelt u de mening dat de uitingen van lof die zich volgens het NRC-artikel voordoen
binnen Defensie over het nationaalsocialisme, SS’ers en Hitler volstrekt onacceptabel
zijn en serieus genomen dienen te worden?
Antwoord 2 en 3
Grensoverschrijdende en extreemrechtse uitingen zijn te alle tijden onacceptabel.
Dergelijke uitingen staan lijnrecht tegenover alles waar de defensieorganisatie voor
staat. De uitingen zijn destijds zeer serieus genomen door onderzoeken in te stellen.
De conclusies hiervan zijn gedeeld met de Kamer (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144).
Vraag 4
Wat is er binnen Defensie gedaan om de extreemrechtse ideeën over «een toekomstige
rassenoorlog» aan te pakken? Hoe wordt dit gedachtegoed bij Defensie opgespoord en
uitgebannen? Zijn u nog recentelijk uitingen van dit gedachtegoed bekend en wat is
het plan van aanpak?
Antwoord 4
Er wordt op meerdere momenten gelet op eventuele affiniteit met rechts-extremistisch
gedachtegoed. Dit gebeurt tijdens de selectie, bij de indiensttreding en gedurende
de functie-uitoefening. Selectiepsychologen bij Defensie zijn inmiddels getraind om
signalen van rechts-extremisme te herkennen. Voorafgaand aan indiensttreding en periodiek
tijdens aanstelling worden veiligheidsonderzoeken uitgevoerd door de MIVD. Dit kan
leiden tot het weigeren of intrekken van de Verklaring van Geen Bezwaar die vereist
is voor een baan bij Defensie. In het jaarverslag van de MIVD over 2022 is aangegeven
dat de MIVD aandacht besteedt aan de toegenomen interesse bij rechts-extremisten om
voor de krijgsmacht te werken. Het onderzoek van de MIVD naar rechts-extremisme richt
zich op de dreiging van geweld, eventuele discriminatie, polarisatie en een verminderd
draagvlak voor democratische kernwaarden. Het onderzoek is erop gericht deze dreigingen
aan het licht te brengen en anderen in staat te stellen maatregelen te nemen. De MIVD
heeft het afgelopen jaar verschillende belanghebbenden op de hoogte gebracht over
individuele rechts-extremisten en over de dreiging van dit type extremisme tegen de
inzetbaarheid van de krijgsmacht en tegen de democratische rechtsorde. Zo stuurde
de MIVD bijvoorbeeld ambtsberichten aan het
Openbaar Ministerie of aan de commandant van een medewerker. Via deze wegen kan worden
voorkomen dat rechts-extremisten hun loopbaan bij Defensie kunnen starten of voortzetten.
Ook de KMar kan onder bepaalde omstandigheden informatie delen met commandanten. Commandanten
kunnen onder meer op basis van de informatie van de MIVD of de KMar maatregelen treffen.
Naast bovenstaande richt het integriteitsbeleid van Defensie zich op het tegengaan
van alle vormen van ongewenst gedrag, waaronder rechts-extremisme. Dit beleid is erop
gericht gewenst gedrag te bevorderen, de sociale veiligheid en integriteit en diversiteit
in de organisatie te bewaken door ongewenst gedrag te signaleren, te melden en op
te treden en te leren van incidenten, meldingen en onderzoeken. Dit doen we onder
andere door leidinggevenden, teams en individuen te trainen in hun rol op het gebied
van sociale veiligheid en integriteit, leiderschap en diversiteit en inclusiviteit.
De Gedragscode – die deel uit maakt van het integriteitsbeleid – is een verplicht
onderwerp van het functioneringsgesprek en er is geïnvesteerd in het vereenvoudigen
en verduidelijken van de meldprocedure. Dit om medewerkers te stimuleren te melden
als zij ongewenst gedrag signaleren of zelf ervaren. Leren van incidenten doen we
door deze te delen en te bespreken binnen de organisatie. Het versterken van de sociale
veiligheid en integriteit kost tijd en is nooit af. Daarom blijft Defensie investeren
in bijvoorbeeld verhoging van de meldingsbereidheid, elkaar aanspreken op gedrag en
leiderschapsontwikkeling.
Bij mij is een aantal recente meldingen bekend omtrent rechts-extremistische uitingen,
die via verschillende afdelingen binnen de organisatie onderkend zijn. Ik ga niet
in detail in op de exacte aantallen en inhoud van de meldingen om lopende behandelingen
niet te doorkruisen en de vertrouwelijkheid te waarborgen. Op het moment dat er een
vermoeden is van strafbare gedragingen wordt daar aangifte van gedaan.
Vraag 5
Hoe kijkt u nu terug op de uitspraken van Staatssecretaris Visser, die stelde dat
er geen sprake is van «een inhoudelijke betrokkenheid bij of affiniteit met nationaalsocialistisch
gedachtegoed?»
Antwoord 5
Mijn ambtsvoorganger heeft de resultaten van het verrichte onderzoek met de Kamer
gedeeld (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144). Ik heb op dit moment geen reden om aan het onderzoek – en de daaraan verbonden
conclusies – te twijfelen.
Vraag 6
Hoe kijkt u nu terug op de genomen maatregelen om vijf personen slechts een negatief
ambtsbericht te geven, waardoor niet is uitgesloten dat zij bevorderd worden?
Antwoord 6
Een negatief ambtsbericht uitgeven is de op één na zwaarste maatregel die kan worden
getroffen. Een ambtsbericht komt in het personeelsdossier van de betrokkene. Het is
– aldus jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep – rechtspositioneel niet mogelijk
om een ambtenaar een vooraf vastgestelde periode categorisch een bevordering te onthouden.
Het meewegen van een ambtsbericht bij bevordering kan wel. Een negatief ambtsbericht
kan verstrekkende gevolgen hebben voor eventuele verdere carrièrestappen. De volgende
stap – die tevens geldt als de zwaarst mogelijke maatregel – kan ontslag zijn.
Ik heb er vertrouwen in dat in 2019, op basis van de beschikbare informatie en de
onderzoeksresultaten, een adequate afweging is gemaakt om tot passende maatregelen
over te gaan.
Vraag 7
Deelt u de mening dat er niet alleen sprake is van persoonsgebonden uitingen maar
ook systematische uitingen van rechts-extremisme bij groepen soldaten en cadetten
in opleiding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de systematische aanpak hieromtrent
van Defensie?
Antwoord 7
Nee. Uit de destijds ingestelde onderzoeken is niet gebleken dat er sprake is van
een inhoudelijke betrokkenheid bij of affiniteit met nationaalsocialistisch gedachtegoed.
Ik verwijs u hiervoor naar de Kamerbrief van mijn ambtsvoorganger (35 000 X, nr. 144). In meer algemene zin geldt dat dit type «uitingen» niet systematisch voorkomt,
maar er door de jaren heen wel incidenten hebben plaatsgevonden waarbij militairen
betrokken zijn geweest. Dit heeft in voorkomend geval geleid tot het nemen van (rechtspositionele)
maatregelen, zoals een ambtsbericht of ontslag. Voor de aanpak van rechts-extremisme
binnen Defensie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Vraag 8
Wordt er onderzoek gedaan naar het doen van de Hitlergroet door Nederlandse militairen
in Duitsland, hetgeen in Duitsland een strafbaar feit is?
Antwoord 8
Het uitbrengen van een Hitler groet is binnen Defensie volstrekt onaanvaardbaar. Het
kan leiden tot het opleggen van een (rechtspositionele) maatregel, zoals ontslag en
het doen van aangifte; hetgeen benadrukt wordt in het opleidings- en vormingsprogramma
van militairen.
De commissie is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat de melding onvoldoende verder
was te onderzoeken, hetgeen mede verband hield met het feit dat de melder zich van
verdere medewerking aan het onderzoek onthield en informatie waarover de melder stelde
te beschikken, niet heeft willen delen. De commissie heeft bij de doorzoeking van
kamers en kasten geen zaken aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met
nazisme of verheerlijking daarvan. De commissie heeft op basis van verklaringen wel
vastgesteld dat binnen het betrokken onderdeel incidenteel een Hitlergroet is gebracht,
maar heeft niet kunnen vaststellen door wie, waar en wanneer dit precies is gebeurd.
Dat dit veelvuldig zou gebeuren, krijgt in het onderzoek geen bevestiging.
Vraag 9
Hoe rijmt u de uitspraak dat serieuze signalen worden uitgezocht met het voorbeeld
uit het NRC-artikel waarbij een melder niet serieus genomen wordt, zelfs wordt tegengewerkt
en uiteindelijk zijn melding intrekt?
Antwoord 9
Defensie neemt elke melding serieus en vindt het belangrijk dat medewerkers (vermoedens
van) integriteitsschendingen melden. Defensie kan vervolgens een onderzoekscommissie
samenstellen die in staat is een objectief en zorgvuldig onderzoek naar de gemelde
feiten en omstandigheden te doen. Daarbij wordt rekening gehouden met de belangen
van alle betrokkenen. Als een melder twijfels heeft over het optreden van de commissie
kan hij de opdrachtgever daarover informeren, zodat waar nodig passende maatregelen
kunnen worden getroffen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2 van lid Futselaar (SP) (Aanhangsel
Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Voor deze casus betreur ik het dat de melding destijds is ingetrokken.
Vraag 10
Hoe wordt er opgetreden tegen de intimidatie van melders?
Antwoord 10
Ik stel voorop dat ik intimidatie van melders nadrukkelijk afkeur. Voor de beantwoording
van deze vraag verwijs ik u naar mijn eerdere antwoord op uw vraag 4 van 20 juni 2023
(Kamerstuk 2023, Z 08 021) en vraag 2 van de beantwoording van de vragen van het lid
Futselaar (SP) op 17 mei 2023 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023,
nr. 2644).
Vraag 11
Deelt u de mening dat deze melders klokkenluiders zijn die bescherming nodig hebben?
Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Alle beschikbare informatie is door de commissie uitvoerig bekeken en beoordeeld.
Uit het onderzoek naar de melding uit 2019 zijn geen aanwijzingen gekomen dat de status
van klokkenluider van toepassing zou zijn. Ik heb op dit moment geen reden om aan
het onderzoek – en de daaraan verbonden conclusies – te twijfelen.
Vraag 12
Waarom wordt er niet zorgvuldig omgegaan met de geheimhouding van meldingen? Hoe gaat
u ervoor zorgen dat meldingen wel vertrouwelijk worden gehouden door de Centrale Organisatie
Integriteit Defensie (COID), tenzij hier nadrukkelijk toestemming voor is gegeven?
Antwoord 12
Om de melding gedegen te kunnen onderzoeken is het noodzakelijk om betrokkenen te
bevragen. Er wordt informatie over de melding gedeeld met de COID, leidinggevende
en betrokkenen zodat feiten kunnen worden vastgesteld. Defensie neemt elke melding
serieus en verwacht van alle betrokkenen dat zij deze vertrouwelijk behandelen. Sinds
2019 zijn er veranderingen doorgevoerd in het systeem van het behandelen van meldingen
die de vertrouwelijkheid ten goede komen. Zie ook mijn beantwoording van uw eerdere
vragen (Kamerstuk 2023, Z 08 021).
Verder heb ik op 5 juli 2023 bij de aanbieding van de resultaten van de Commissie
van Onderzoek en Advies naar meldingen van vermoeden van misstanden bij de COID aangegeven
dat ik verder wil zekerstellen dat de COID zorgvuldig omgaat met gegevens (Kamerstuk
36 200 X, nr. 89). De COID heeft daarom per direct – in afwachting van nieuwe interne regelgeving
– de opdracht gekregen de toegang tot onderzoeksgegevens te beperken tot functionarissen
die daarbij actief betrokken zijn geweest of nu moeten zijn.
Vraag 13
Deelt u de mening dat naar aanleiding van het voorbeeld in het NRC-artikel de COID
onvoldoende onafhankelijk opereert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u eraan doen
om ervoor te zorgen dat meldingen onafhankelijk worden onderzocht?
Antwoord 13
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn eerdere beantwoording van de
vragen 10 en 11 van het lid Futselaar (SP) op 17 mei 2023 (Aanhangsel Handelingen
II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Verder ik in mijn brief van 5 juli 2023 aangegeven vertrouwen te hebben in het
functioneren van de COID (Kamerstuk 2023, D 27 235).
Vraag 14
Waarom wordt de serieuze bestrijding van extreemrechts zoals bij de MIVD en de marechaussee
niet op alle legeronderdelen toegepast?
Antwoord 14
Defensie hanteert één integriteitsbeleid dat op alle onderdelen van toepassing is.
De MIVD en de KMar bestrijden rechts-extremisme op grond van hun wettelijke bevoegdheden.
Zie ook mijn beantwoording van uw schriftelijke vragen met (Kamerstuk 2023, D 27 235.
Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Vraag 15
Wat zijn de consequenties van de nationaalsocialistische sympathieën en racistische
uitingen voor de sociale veiligheid en diversiteit binnen de krijgsmacht?
Antwoord 15Defensie stelt voorop dat er binnen onze organisatie geen plek is voor
ongewenst gedrag. In mijn antwoord op vraag 4 heb ik u geschetst op welke wijze wij
binnen Defensie de sociale veiligheid en integriteit en diversiteit bevorderen, bewaken
en beschouwen.
Vraag 16
Gaat u naar aanleiding van het NRC-artikel een onafhankelijk en transparant onderzoek
laten uitvoeren?
Antwoord 16
De resultaten van de verrichte onderzoeken zijn in 2019 met de Kamer gedeeld (Kamerstuk
35 000 X, nr. 144). Ik heb op dit moment geen reden om aan deze onderzoeken – en de daaraan verbonden
conclusies – te twijfelen. Alle onderzoeksgegevens zijn door de commissie uitvoerig
en zorgvuldig bekeken en beoordeeld. Daarnaast is ook van belang dat Defensie niet
over informatie beschikt die aanleiding geeft tot een nieuw onderzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.