Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de toename van obesitas onder jongeren
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Staatssecretaris en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de toename van obesitas onder jongeren (ingezonden 13 juni 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
13 juli 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3105.
Vraag 1
Bent u bekend met het nieuwsbericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
«kwart 18- tot 25-jarigen te zwaar»?1 Heeft u ook de column van de heer Zonneveld gelezen? Zo ja, wat vindt u van zijn
boodschap?2
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze cijfers en met de column van de heer Zonneveld. Ik deel
de opvatting dat het terugdringen van overgewicht weinig aandacht krijgt niet. Ik
heb uw Kamer eind vorig jaar over mijn beleidsinzet op dit thema geïnformeerd.3 Daarin heb ik aangegeven dat het kabinet meer aandacht wil voor preventie en een
gezonde levensstijl van jongs af aan. Het vorige kabinet heeft in 2018 met ruim 70
maatschappelijke partijen het Nationaal Preventieakkoord (NPA) gesloten. In het NPA
staan afspraken ten aanzien van roken, overgewicht en overmatig alcoholgebruik. Het
huidige kabinet zet de doelen van het NPA door. Er is meer nodig om de doelen van
het NPA te bereiken daarom heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld om
daarnaast de komende jaren verder te investeren in de preventie en aanpak van overgewicht.
Vraag 2
Deelt u de conclusie van het onderzoek van de Universiteit Maastricht dat de gezondheidskosten
jaarlijks maar liefst 79 miljard euro zijn?4
Antwoord 2
Het bedrag van 79 miljard aan maatschappelijke kosten wordt niet in het onderzoek,
maar in het bijgaande persbericht genoemd. In het onderzoek worden maatschappelijke
kosten per respondent per jaar berekend (€ 11.463). De onderzoekers geven daarnaast
aan dat er beperkingen zitten aan de extrapolatie van deze kosten waardoor het niet
mogelijk is – volgens de onderzoekers – om de resultaten te generaliseren naar de
gehele Nederlandse bevolking. De onderzoeksgroep is een selecte en niet-representatieve
populatie van mensen met overgewicht en obesitas. Zo is het percentage mensen met
obesitas in deze studiepopulatie 54 procent, terwijl dit aandeel binnen de groep Nederlanders
met overgewicht ongeveer 25 procent is. Desondanks geeft het onderzoek de urgentie
aan van de noodzaak om het aantal mensen met overgewicht terug te dringen.
Vraag 3
Vindt u dat bij het maken van beleid, er ook een taak ligt bij de overheid om overgewicht
en de vaak bijkomende gezondheidsproblemen en kosten tegen te gaan of vindt u dit
primair een probleem van kinderen en ouders? Staan gezondheidsverschillen voldoende
op de kaart bij alle departementen bij het maken van nieuw beleid?
Antwoord 3
Overgewicht is een maatschappelijk probleem en kent vele complexe oorzaken waarvoor
geen eenvoudige oplossingen bestaan. Om het percentage mensen met overgewicht en obesitas
te laten dalen, is daarom een veelzijdigheid aan maatregelen nodig, met ook een taak
voor de overheid.
Het kabinet zet de doelen van het NPA voort en heeft extra middelen beschikbaar gesteld
om de inzet op overgewicht en obesitas te intensiveren. In december vorig jaar heb
ik uw Kamer geïnformeerd over mijn inzet voor de komende jaren op het thema overgewicht
en voeding.5
In de Kamerbrief van 2 december jl.6 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het terugdringen van gezondheidsachterstanden.
Hiervoor is er inspanning nodig van meerdere departementen. Er is dan ook in verschillende
akkoorden en programma’s aandacht voor het terugdringen van gezondheidsachterstanden,
zoals de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden, de Participatiewet in Balans, het
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid en het programma «Een thuis voor iedereen».
Daarnaast is in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) afgesproken dat, onder andere
vanuit het doel om gezondheidsachterstanden terug te dringen, VWS het initiatief neemt
om tot een samenhangende agenda te komen om gezondheid op diverse beleidsterreinen
te agenderen en tot een integrale afweging te komen van beleidskeuzes waarin gezondheid
wordt meegenomen. Ook heb ik samen Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de SER gevraagd om ons
concreet te adviseren over wat er (aanvullend) nodig is binnen het sociaal domein,
het sociaal zekerheidsstelsel en het arbeidsmarktstelsel om gezondheidsachterstanden
terug te dringen. Het advies wordt dit jaar verwacht.
Vraag 4
Deelt u de mening dat van de kosten per volwassene met overgewicht/obesitas, die € 11.500
per jaar bedragen, heel wat maatregelen te betalen zijn die leiden tot het terugdringen
van overgewicht?
Antwoord 4
€ 11.500,– is inderdaad een fors bedrag waar – als deze kosten ook daadwerkelijk door
iedereen met overgewicht zouden worden gemaakt (zie ook het antwoord op vraag 2) –
inderdaad veel maatregelen mee bekostigd kunnen worden. In het antwoord 3 heb ik de
beleidsinzet voor de komende jaren toegelicht.
Vraag 5
Hoe kijkt u terug naar de afspraken uit het preventieakkoord uit 2018 waarin is afgesproken
dat obesitas onder volwassenen van 50% naar 38% gedaald zou moeten zijn? Deelt u de
mening dat deze afspraak is mislukt?
Antwoord 5
Deze afspraak betreft een doelstelling voor 2040. Er kan op dit moment niet worden
gezegd dat deze doelstelling niet is behaald en daarmee de afspraak is mislukt. Het
kabinet voert beleid en werkt samen met vele andere organisaties toe naar het doel
in 2040. Er is echter erkend dat er meer nodig is om de doelen van het NPA ook daadwerkelijk
te bereiken. Het kabinet zet de doelen van het NPA voort en breiden deze uit. Daarvoor
heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld om de komende jaren fors te investeren
in de preventie en aanpak van overgewicht.
Vraag 6
Hoe komt het dat de concrete maatregelen zoals de onderstaande, die in dit preventieakkoord
zijn afgesproken en prominent zijn gecommuniceerd7, allemaal niet zijn uitgevoerd:
– De btw op groente en fruit verlagen van 9% naar 0%;
– Hogere belastingen op frisdrank en bier;
– Een suikerbelasting;
– Afspraken met producenten over gezonder voedsel?
Antwoord 6
De maatregelen die u noemt zijn gestart of er is of wordt onderzoek naar gedaan.
Het onderzoek naar de btw-verlaging op groente en fruit is in maart jl. aan uw Kamer
gestuurd. Een kabinetsreactie op dit rapport volgt later. Het onderzoek naar de bredere
suikerbelasting is nog niet afgerond. De verwachting is dat de uitkomsten daarvan
begin 2024 met uw Kamer gedeeld zullen worden.
Afspraken over gezonder maken van het voedingsaanbod, meer Schijf van Vijf producten,
op diverse locaties zoals scholen en ziekenhuizen en over betere productsamenstelling
zijn wel onderdeel van het NPA. Begin 2022 is de Nationale Aanpak Productverbetering
(NAPV) gelanceerd gevolgd door een informatiecampagne. Stapsgewijze verbetering van
de hoeveelheden zout, suiker, verzadigd vet en vezel moet leiden tot een beter samengesteld
aanbod van bewerkte voedingsmiddelen in 2030. Fabrikanten zullen hiermee aan de slag
moeten. In 2025 verschijnt de eerstvolgende RIVM-monitor waaruit de voortgang zal
blijken.
Vraag 7
Is naar uw mening voldoende bekend over de oorzaken waarom overgewicht onder jongeren
zo sterk toeneemt? Zo ja, kunt u de belangrijkste redenen noemen?
Antwoord 7
Overgewicht is een maatschappelijk probleem en kent vele complexe oorzaken waarvoor
geen eenvoudige oplossingen bestaan. Het gaat vaak ook om een combinatie van factoren
zoals te weinig bewegen en te veel ongezonde voeding. Volgens de beweegrichtlijnen
bewoog in 2022 nog niet de helft van de Nederlanders van vier jaar en ouder voldoende.
Daarnaast brengen Nederlanders van 4 jaar en ouder dagelijks gemiddeld 9 uur zittend
door8. Onderzoek van het RIVM9 laat bovendien zien dat, bij gelijkblijvend beleid, Nederlanders in de toekomst niet
meer zullen bewegen dan nu. Daarnaast kent de huidige maatschappij enorme uitdagingen
rond armoedebestrijding en het terugdringen van gezondheidsachterstanden en zijn er
alom verleidingen voor de ongezonde keuze.
Vraag 8
Wat zijn specifiek de redenen dat mensen met een praktische opleiding, een lager inkomen
en een migratieachtergrond vaker overgewicht hebben en minder vaak aan de beweegrichtlijn
voldoen? Klopt het dat deels samenhangt met de prijs van gezonde voeding, en de hoogte
van contributies van (sport)verenigingen en sportspullen?
Antwoord 8
Overgewicht kent vele, vaak complexe oorzaken en is vaak ook een combinatie van factoren.
Wat iemand eet en hoeveel iemand beweegt zijn hier onderdeel van. Hieronder ga ik
op deze twee factoren in.
Het RIVM heeft de determinanten van ongezond eten in kaart gebracht10. Dit laat goed zien dat alleen al aan voedingsgedrag een veelheid aan factoren ten
grondslag ligt, zoals algemene economische (prijs van voedsel), demografische (mate
van verstedelijking, migratie, grootte van huishoudens) en sociaal culturele aspecten.
Daarnaast spelen leef-, woon- en werkomstandigheden een rol. Welk voedingsaanbod is
er op en rond school, thuis, op de werkplek en in de buurt, hoe gaat de sociale omgeving
met voedsel om (sociale norm), welke informatie is er over (on)gezond eten (reclame,
influencers). Tot slot spelen individuele factoren een rol. Welk gewoontegedrag is
er, hoe wordt dit beïnvloed door emoties en stress, wat is iemands achtergrond en
hoe groot is het gezondheidsbewustzijn en heeft iemand voldoende voedselvaardigheden?
Ook spelen biologische factoren mee, zoals hoe snel iemand verzadigd raakt, wat je
smaakvoorkeur is en of je een goed werkend gebit hebt. Migratieachtergrond en een
lager inkomen kunnen zowel direct, als via verschillende andere factoren invloed hebben.
Bijvoorbeeld doordat in de wijk waarin je woont het voedselaanbod ongezonder is of
er meer stress is in een thuissituatie.
Uit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat gezondheidsproblemen de meest genoemde
belemmering is om te sporten en bewegen voor mensen met een lage SEP (praktische opleiding
en lager inkomen) en dat mensen met een lage SEP iets vaker aangeven sport en bewegen
simpelweg niet leuk te vinden11.
Mensen met een migratieachtergrond ervaren vaak culturele verschillen, een taalbarrière
en hebben zelf onvoldoende beweegervaring waardoor ze minder snel gaan bewegen of
sporten.
Betaalbaarheid van sporten heeft een invloed op de sportdeelname. Hoewel er verschillende
regelingen zijn zoals het Jeugdfonds en Volwassenenfonds sport en cultuur en minimaregelingen
in gemeenten (zie ook beantwoording op vraag 14), weten veel mensen dit niet te vinden.
In Sportakkoord II zetten we in om deze verschillende regelingen zoveel mogelijk te
gaan samenvoegen.
Vraag 9
Hoe beïnvloeden deze nieuwe cijfers over de grotere toename van overgewicht onder
jongeren met laagopgeleide ouders en/of een migratieachtergrond de kabinetsdoelstelling
om gezondheidsverschillen te verkleinen? Vindt u het tijd om de maatregelen die horen
bij de ambities op te schroeven?12
Antwoord 9
Deze cijfers geven aan hoe belangrijk het is dat het kabinet zich onverminderd blijft
inzetten om vermijdbare gezondheidsachterstanden terug te dringen. Vanuit het vorige
en dit kabinet zijn al forse stappen gezet met onder andere het NPA, GALA, Integraal
Zorgakkoord (IZA) en de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden (zie ook antwoord op
vraag 3). Het terugdringen van gezondheidsachterstanden kent geen eenvoudige oplossing,
vergt een lange adem en een brede aanpak. Dit komt onder andere vanwege de dieperliggende
oorzaken, waaronder armoede, schulden, leefomgeving, eenzaamheid en onderwijs. Als
kabinet blijven wij op zoek naar wat er aanvullend nog meer mogelijk is. Zo heb ik
samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen de SER om advies gevraagd wat er nodig is binnen het sociaal
domein, het sociaal zekerheidsstelsel en het arbeidsmarktstelsel om gezondheidsachterstanden
terug te dringen en werken we aan een interdepartementale agenda en afwegingskader
om gezondheid in verschillende beleidsterreinen beter mee te nemen.
Vraag 10
Hoe wilt u stimuleren dat de jongeren met overgewicht, die volgens het CBS ook minder
vaak voldoende bewegen, meer gaan sporten en bewegen? Gaat u behalve eerder ingezet
beleid hier extra actie op ondernemen?13
Antwoord 10
Vanuit het Sportakkoord II werkt de Minister voor Langdurige Zorg en Sport gericht
met NOC*NSF, POS en VSG samen om de sport aantrekkelijk te maken en te houden voor
jongeren, ook voor jongeren met overgewicht. Onder meer door de sport zo in te richten
dat er meer ruimte is voor veelzijdig sporten binnen trainingen, waaronder aantrekkelijke
spelelementen.
Naast sporten bij een vereniging zien we ook een andere behoefte van jongeren om te
sporten en bewegen met elkaar, vaak binnen hun eigen wijk. Een mooi actueel voorbeeld
gericht op de behoeften van jongeren is District Spots. Een samenwerking tussen sportbonden,
Cruyff Foundation, Krajicek Foundation en meer dan 20 gemeenten. Dit zijn lokale sport-
en ontmoetingsplekken voor en door jongeren waar een breed en kwalitatief goed sportaanbod
wordt aangeboden voor jongeren uit de wijk.
Tot slot zet de – door VWS in het leven geroepen – Beweegalliantie zich ook in om
meer jeugd en jongeren aan het bewegen te krijgen en houden. Diverse partijen in de
beweegalliantie gaan aan de slag met het wegnemen van obstakels waardoor deze groep
(te) weinig beweegt.
Vraag 11
Bent u zich ervan bewust dat jongeren tussen de 18 en 25 relatief vaak aangeven dat
voldoende lichaamsbeweging hen niet bezighoudt? Deelt u de mening dat hier een belangrijke
oplossing ligt in het tegengaan van obesitas in deze leeftijdscategorie? Kunt u bijvoorbeeld
meer doen om te voorkomen dat jongeren afhaken omdat bij veel amateurverenigingen
de nadruk ligt op prestatie, en plezier in sport en bewegen niet altijd op de eerste
plaats komt?14
Antwoord 11
Samen met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport ben ik mij ervan bewust dat jongeren
sporten en bewegen niet altijd prioriteit geven en dat het ondergeschikt is aan zaken
als studie, werk en andere vrijetijdsbesteding in deze levensfase. Ik ben van mening
dat een gezonde leefstijl, waar voldoende bewegen en sporten een onderdeel van vormt,
kan bijdragen in de strijd tegen obesitas.
We erkennen dat de hoge sportuitval van jongeren reeds vanaf 12 jaar een grote uitdaging
is. Helaas ervaren niet alle jongeren het plezier, de motivatie en het zelfvertrouwen
om te blijven sporten en bewegen. Het voorkomen van uitval in deze en in latere levensfase
is van belang om sport een vanzelfsprekend onderdeel van de gehele levensloop te laten
zijn.
Met de sportsector is de Minister voor Langdurige Zorg en Sport al langer in gesprek
om jongeren te behouden voor de sport. Er zijn afspraken gemaakt in het Werkplan Sportakkoord
II waarin het ministerie samen met de strategische partners NOC*NSF, POS en VSG de
opgaven en activiteiten nader uitwerkt om Nederland (weer) te winnen voor de sport
en meer in beweging te krijgen. Dit Werkplan is recent met uw Kamer gedeeld.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport laat de behoeften van jongeren voor sport-
en spelvormen verkennen en onderzoeken en trek lering uit werkzame elementen bij sportaanbieders
die het wél goed lukt om jongeren te behouden of later in te laten stromen. Zo ondersteunen
we sportbonden en brancheorganisaties om hun spelvorm(en) -tegen het licht te houden,
te analyseren en waar nodig te helpen met het ontwikkelen van vernieuwend sport- en
spelaanbod.
Vraag 12
Wat kunt u verder doen om specifiek voor deze leeftijd het bewustzijn te vergroten
dat meer bewegen gezondheidsproblemen voorkomt en verhelpt?
Antwoord 12
In het Actieplan «Nederland beweegt» dat ik samen met de Minister voor Langdurige
Zorg en Sport recent aan uw Kamer hebben gestuurd, hebben wij aangegeven dat we niet
weten of de positieve gezondheidseffecten van bewegen breed maar ook specifiek bij
bepaalde groepen bekend zijn. Daarom willen we ook onderzoek laten doen om meer inzicht
te krijgen in de bewustwording en perceptie van de effecten van bewegen onder Nederlanders
waaronder ook jongeren. Om vervolgens het beweeggedrag te kunnen stimuleren, verkennen
we eveneens de drijfveren en weerstanden om al dan niet te bewegen.
Vraag 13
Wat is precies gebeurd met de aanbevelingen uit het advies «Plezier in bewegen» van
de Sportraad, de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving en de Onderwijsraad? Kunt
u dit per aanbeveling uiteen zetten?
Antwoord 13
De Nederlandse Sportraad heeft met de Onderwijsraad en de Raad voor Volksgezondheid
en Samenleving (RVS) in september 2018 een advies aan de Minister van OCW uitgebracht
met als titel «Plezier in Bewegen». Hierop is met een beleidsreactie op 28 januari
2019 gereageerd15. Sinds het verschijnen van het advies in 2018 zijn er stappen gezet in de aanbevelingen.
Zo is er vanaf komend schooljaar (2023/2024) een wettelijke verankering van twee uren
bewegingsonderwijs gedurende de schooldag. Hiermee zijn kinderen vanaf komende schooljaar
verzekerd van bewegingsonderwijs door een bevoegde (vak)leerkracht. Daarnaast is sinds
dit voorjaar het platform bewegend leren gelanceerd wat groepsleerkrachten in het
onderwijs goede voorbeelden biedt van interventies voor bewegen door de dag heen.
Het Sportakkoord maar ook het programma School en Omgeving laten voorbeelden zien
dat de samenwerking tussen vakleerkrachten bewegingsonderwijs, bevoegde groepsleerkrachten,
de inzet van buurtsportcoaches of vrijwillige inzet van begeleiders afkomstig van
sportverenigingen, positief uitpakt voor het sport- en beweegklimaat op een school.
Er is vanuit het Sportakkoord maar ook het programma School en Omgeving meer bewustwording
en aandacht voor samenwerking, maar ook meer financiële ruimte om samenwerking te
bevorderen. Wel blijft het van belang dat bewegingsonderwijs door een bevoegde (vak)leerkracht
wordt gegeven.
Vraag 14
Zijn in alle gemeenten mogelijkheden voor kinderen van financieel minder welgestelde
ouders om bijvoorbeeld de contributie van sportverenigingen vergoed te krijgen?
Antwoord 14
In vrijwel alle gemeenten zijn er verschillende mogelijkheden waar kinderen van financieel
minder welgestelde ouders gebruik van kunnen maken om te kunnen sporten. Het Jeugdfonds
Sport en Cultuur werkt met ruim 270 gemeenten samen en daarnaast hebben gemeenten
eigen minimaregelingen en of regelingen zoals in de gemeente Rotterdam de sportspullenbank.
In Sportakkoord II zetten we in om deze verschillende regelingen zoveel mogelijk te
gaan samenvoegen.
Vraag 15
Welke maatregelen wilt u treffen op de korte en lange termijn om de een op de vijf
mensen die aangeeft te weinig geld te hebben om gezond te eten, te ondersteunen?16
Antwoord 15
Het kabinet wil duurzame gezonde voedselkeuzes voor iedereen beschikbaar en toegankelijk
maken. In antwoord zes staat omschreven waar we staan met prijsmaatregelen op het
gebied van voeding. De (financiële) toegankelijkheid van producten hangt af van meerdere
factoren, waaronder de prijs van een product, maar ook het inkomen van personen. Het
kabinet ondersteunt mensen die in problemen komen, bijvoorbeeld door de hoge inflatie,
langs verschillende wegen. Dit gebeurt onder meer via het uitzonderlijke koopkrachtpakket
en het energieplafond voor de energierekening. In aanvulling op deze maatregelen zet
het kabinet ook in op het ondersteunen van initiatieven rond voedselhulp. Het kabinet
zet € 15,8 miljoen aan Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) middelen in om voedselhulp,
materiele basishulp en begeleidende maatregelen te verstrekken aan de meest behoeftigen.
Dit gebeurt via een subsidie aan de Stichting Voedselvangnet. De extra voedselhulp
via ESF+ richt zich zoveel mogelijk op gezonde en lang houdbare producten.
Daarnaast is het voornemen om het Rode Kruis tijdelijk financiële ondersteuning te
bieden zodat zij een impuls kunnen geven aan hun activiteiten om mensen te helpen
die in voedselnood verkeren en veelal tussen wal en schip vallen van reguliere hulpverlening.
Om scholen te helpen om de maaltijden duurzaam en gezond te laten zijn, voorziet het
Voedingscentrum hen van informatie, materialen en praktische tips. Het Voedingscentrum
heeft daarnaast ook tips op hun media over goedkoop en gezond koken en kopen. Voorts
verzoekt de motie van de leden Dassen en Van Weyenberg om verschillende opties uit
te werken voor het structureel en laagdrempelig maken van de gratis schoolmaaltijden
waarbij zij gezond en gevarieerd eten aanbieden voor kinderen in het primair en voortgezet
onderwijs, hier de kosten van in kaart brengen en te delen met de Kamer voor de Miljoenennota.
Vraag 16
Hoe verklaart u de voorzichtige trendbreuk die is te zien bij kinderen met obesitas
tot 18 jaar? Welke lessen kunt u daaruit trekken voor de leeftijdsgroep 18–25 jaar?
Antwoord 16
Het vorige kabinet heeft met het NPA uit 2018 extra middelen beschikbaar gesteld om
de inzet op, o.a. overgewicht, voeding en bewegen te intensiveren. Zoals ik eerder
heb aangeven heeft ook dit kabinet extra middelen beschikbaar gesteld. Een continue
inzet van de programma’s als Gezonde School, de JOGG aanpak en extra inzet van het
Voedingscentrum lijken resultaat op te gaan leveren. Om de aanpak van overgewicht
bij kinderen die in gang is gezet en voorzichtig positieve resultaten laat zien, te
continueren zet ik de komende jaren in op vier terreinen: preventieaanpak gericht
op kinderen en jongeren via programma’s als de gezonde school, het gezonder maken
van de voedselomgeving door bijvoorbeeld de marketing gericht op kinderen wettelijk
aan banden te leggen en gemeenten de mogelijkheid te geven ongezonde voedselaanbieders
te weren. Maar ook het beweegvriendelijker maken van de leefomgeving, waaronder ook
de belangrijke inzet van de «Beweegalliantie», en de hulp en ondersteuning voor kinderen
en volwassenen met overgewicht en/of obesitas, door bijvoorbeeld de landelijke uitrol
van de ketenaanpak kind naar gezonder gewicht die wordt ingezet met de middelen uit
de brede specifieke uitkering voor gemeenten om in te zetten op lokaal gezondheid
en preventiebeleid. Het is bekend dat er een stevige uitdaging ligt om de doelen uit
het NPA te halen maar ik ben ervan overtuigd dat deze inzet ons wel een stap in de
goede richting brengt.
Vraag 17
Hoe zien de trends van de toename van overgewicht eruit bij de leeftijdsklassen boven
de 25 jaar?
Antwoord 17
De helft van de volwassen Nederlanders heeft overgewicht waarvan 15% obesitas. De
trend laat zien dat het percentage overgewicht bij de volwassenen in Nederland al
jarenlang stabiel blijft17.
Vraag 18
Kunt u verklaren waarom de toename in overgewicht in de verschillende leeftijdsklasse
zo’n verschillend beeld laat zien? Zo nee, bent u bereid hier aanvullend onderzoek
naar te laten doen?
Antwoord 18
Bij verschillende levensfasen horen verschillende leefstijlen. Jongvolwassenen die
zelfstandig gaan wonen of gaan studeren hebben een andere leefstijl dan bijvoorbeeld
ouders van jonge kinderen. Van de groep jongvolwassenen is bekend dat bij een groot
gedeelte de aandacht voor voldoende bewegen en gezond eten geen prioriteit heeft.
Daarbij komt dat de voedselomgeving onvoldoende uitnodigt tot het maken van een gezonde
keuze. Zoals ik eerder heb aangekondigd werk ik aan een maatregel om gemeenten een
wettelijke bevoegdheid te geven om nieuw te vestigen ongezonde voedselaanbieders op
bepaalde plekken te weren.
Vraag 19
Deelt u de mening dat jongeren in de jeugdzorg, mensen met een beperking in een instelling
en patiënten ook gezond moeten eten? Bent u er bewust van dat dit vaak niet zo is?
Antwoord 19
Ik deel de mening dat zeker mensen met een mogelijk kwetsbare gezondheid in een zorginstelling
toegang moeten hebben tot gezond eten. Dat onderstaande in het IZA staat, geeft aan
dat dit ook door zorgorganisaties breed gedeeld wordt:
«Per 1 januari 2030 wordt het voedingsaanbod voor patiënten, cliënten en bewoners
van instellingen verstrekt op basis van de richtlijn eetomgevingen van het Voedingscentrum
(tenzij om medische redenen een alternatief dieet aan de orde is), en hierbij wordt
rekening gehouden met geloofs- of levensovertuigingen m.b.t. eten.»
Ik heb niet van alle zorginstellingen gegevens over hoe er gegeten wordt. Ik merk
wel dat aandacht voor leefstijl en gezonde voeding steeds meer toeneemt. Naasten van
mensen met een beperking geven aan dat gezonde voeding belangrijk is, en merken ook
dat dit een positieve invloed heeft op de gezondheid. Ook bij professionals merk ik
dat er toenemende aandacht voor is.
Vraag 20
Welke stappen zet u om het eten in ziekenhuizen, zorginstellingen en de jeugdzorg
gezonder te maken? Bent u bereid om samen met zorgverleners, voedingsdeskundigen en
vertegenwoordigers van bewoners een richtlijn gezonde voeding te maken, zodat dit
integraal onderdeel wordt van goede zorg?
Antwoord 20
De verantwoordelijkheid voor het voedingsaanbod ligt primair bij de instellingen zelf,
het is onderdeel van de kwaliteit van zorg. Zoals hierboven aangegeven staat hierover
aan afspraak in het IZA waarin naar de richtlijn van het Voedingscentrum verwezen
wordt. Het Voedingscentrum heeft een Richtlijn Eetomgevingen voor bijvoorbeeld kantines,
maar ook maaltijdcriteria.
Er zijn verschillende initiatieven die een impuls geven aan werk maken van gezonder
(en duurzamer) voedingsaanbod. Zo is er een getrainde ambassadeur gehandicaptenzorg
die gezonde voeding en bewegen als speerpunt heeft en dit binnen de eigen organisatie
stimuleert en buiten de organisatie leefstijl promoot (onderdeel Toekomstagenda zorg
en ondersteuning voor mensen met een beperking).
Via het door VWS gesubsidieerde project Goede Zorg Proef Je wordt een impuls gegeven
aan het gezonder maken van het voedingsaanbod voor patiënten, medewerkers en bezoekers
in ziekenhuizen en in toenemende mate ook andere instellingen, zoals revalidatie en
GGZ. In de jeugdzorg wordt het samen koken en eten daarnaast ook benut en ervaren
als een moment om samen actief bezig te zijn.
Vraag 21
In hoeverre voldoen jongeren in de jeugdzorg en mensen met een beperking in instellingen
aan de beweegrichtlijnen?
Antwoord 21
De specifieke gegevens voor jongeren in de jeugdzorg en voor mensen met een beperking
in instellingen heb ik helaas niet. Wel weten we dat in 2022 circa 60% van de kinderen
van 4 tot en met 11 jaar en circa 40% van de kinderen van 12 tot en met 19 jaar voldoet
aan de beweegrichtlijnen. Daarnaast zien we dat minder dan 20% van de mensen met een
motorische beperking, minder dan 30% van de mensen met een auditieve beperking en
45% van de mensen met een visuele beperking aan de beweegrichtlijnen voldoen18.
Vraag 22
Op welke wijze zijn de beweegrichtlijnen geïmplementeerd in de zorgverlening van de
jeugdzorg en de gehandicaptenzorg? Indien dit volgens u nog kan worden verbeterd,
welke stappen bent u dan van plan te ondernemen?
Antwoord 22
De beweegrichtlijnen zijn geen onderdeel van de zorgverlening van de jeugdzorg en
de gehandicaptenzorg. Wel zien wij dat sport en bewegen in de zorg (inclusief jeugdzorg
en gehandicaptenzorg) een belangrijke toegevoegde waarde kan hebben. Op dit moment
loopt dan ook een traject via de Leefstijlcoalitie om te bezien hoe een gezonde leefstijl
(waaronder bewegen) een plek kan krijgen in de richtlijnen voor de curatieve zorg.
Via het GALA en IZA werken we aan het beter verankeren van het brede preventiebeleid,
waaronder bewegen.
Vraag 23 en 24
Heeft u concrete doelstellingen en cijfers over het verlagen van het percentage jongeren
en volwassenen dat overgewicht/obesitas heeft? Zo ja, welke bijpassende en concrete
maatregelen gaat u nemen om deze doelstellingen te halen?
Zo nee, hoe vindt u het uit te leggen aan deze mensen zelf én aan de samenleving dat
gezondheidsproblemen zo omvangrijk zijn en jaarlijks 79 miljard kosten?
Antwoord 23 en 24
In het NPA-deelakkoord over overgewicht zijn doelstellingen en cijfers over het verlagen
van het percentage jeugdigen en volwassenen dat overgewicht/obesitas heeft.
• In 2040 is het percentage volwassenen met overgewicht gedaald van 48,7% naar 38% of
lager en het percentage volwassenen met obesitas gedaald van 14,5% naar 7,1% of lager.
• In 2040 is het percentage jeugdigen met overgewicht gedaald van 13,5% naar 9,1% of
lager en het percentage jeugdigen met obesitas gedaald van 2,8% naar 2,3% of lager.
• Daarnaast streven we naar een evenredige daling in 2040 van 40% t.o.v. 2017 van het
aantal Nederlanders dat lijdt aan obesitas gerelateerde ziekten.
Zoals ik uw Kamer december jl.19 heb toegelicht, zet ik de komende periode in op de vier beleidsterreinen die ik ook
al in mijn antwoord 16 heb benoemd: 1) aanpak gericht op kinderen en jongeren, 2) een
gezonde voedselomgeving, 3) een beweegvriendelijke leefomgeving en 4) het ondersteunen
van mensen met overgewicht en obesitas.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.