Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over impactanalyses concept-stelselontwerp financieringsstelsel kinderopvang (Kamerstuk 31322-506)
2023D32557 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 21 juni 2023 ontvangen brief Impactanalyses concept-stelselontwerp
financieringsstelsel kinderopvang (Kamerstuk 31 322, nr. 506)
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken met betrekking tot
de impactanalyses over het concept-stelselontwerp financieringsstelsel kinderopvang.
Deze leden hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
De leden van de VVD-fractie merken op dat uit berichten uit Zweden blijkt dat het
op lange termijn vasthouden aan de arbeidseis voor de kinderopvang de arbeidsparticipatie
aldaar omhoog heeft gebracht. Hoe neemt de Minister dit mee?
Wat betreft de onderzoeken uit de toegestuurde stukken over de arbeidseis, merken
de leden van de VVD-fractie op dat deze onderzoeken zijn gebaseerd op oude cijfers
en plaatsvonden in het oude, inkomensafhankelijke systeem. Hoe weegt de Minister dit
mee?
Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat volgens de stukken de implementatietijd
van het nieuwe systeem, als het wetsvoorstel wordt aangenomen, drie tot zes jaar is.
Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Omdat de leden van de D66-fractie het belang van goede en toegankelijke kinderopvang
zien, zowel voor de ontwikkeling van jonge kinderen als voor de mogelijkheden van
hun ouders om te werken, hebben deze leden met belangstelling kennisgenomen van de
impactanalyses die zijn uitgebracht over het concept-stelselontwerp van het nieuwe
financieringsstelsel voor de kinderopvang. Zij kijken uit naar de hoofdlijnenbrief
waarin het kabinet op deze impactanalyses zal reageren en hebben nog een aantal vragen
en opmerkingen.
Impactanalyse ouders
Ook de leden van de D66-fractie zien de voordelen van de beschikbaarheid van ondersteuning
voor ouders die moeite hebben met het (proces van het) nieuwe stelsel. Ziet de Minister
deze voordelen ook en op welke manier kan dergelijke ondersteuning bij bestaande loketten
worden vormgegeven, idealiter via de kinderopvangorganisaties denken deze leden, vragen
de leden van de D66-fractie.
Impactanalyses kinderopvangorganisaties (KOO’s) en gastouders
Naast ondersteuning van ouders voor het (proces van het) nieuwe stelsel, kunnen de
leden van de D66-fractie zich voorstellen dat ook (kleinschalige) organisaties ondersteuning
kunnen krijgen bij de inrichting van de nieuwe administratie en eventueel bij de bewaking
van deze processen. Daarom vragen deze leden hoe ondersteuning van organisaties en
diversiteit van het aanbod onderdeel blijven van de stelselherziening.
Impactanalyse werknemers
Niet alleen zien de leden van de D66-fractie het belang van betrokkenheid van medewerkers
bij de stelselherziening, ook zien deze leden kansen voor deze medewerkers. Daarom
vragen zij op welke termijn alle pedagogisch medewerkers een gesprek kunnen hebben
gehad over de voordelen en mogelijkheden van meer uren werken, op de kinderopvang
waar zij al werken, op een andere opvang (buitenschoolse in plaats van peuteropvang
of vice versa) of in het onderwijs.
Impactanalyse uitvoerders
Vanwege de verschillen die de leden van de D66-fractie zien in de uitvoering van gemeentelijke
regelingen rond kinderopvang voor kinderen met een sociaal-medische indicatie, vragen
deze leden naar een duiding van de Minister van de redenen voor deze verschillen en
de impact van de stelselherziening op de toegankelijkheid voor deze kinderen.
Impactanalyse realiseerbaarheid en uitvoerbaarheid
Over de uitvoerbaarheid lezen de leden van de D66-fractie dat het enkel achteraf mogelijk
is om te controleren of de kinderopvangorganisatie de vergoeding kinderopvang volledig
heeft doorgegeven aan de ouders. Ziet de Minister net als deze leden dat een mogelijke
uitvoering van de controle kan plaatsvinden via een vergunning om kinderopvang aan
te bieden, in aansluiting op de kwaliteitsmonitor voor de kinderopvang, zo vragen
deze leden.
Impactanalyse herbruikbaarheid
De leden van de D66-fractie sluiten zich volledig aan bij het pleidooi voor een stabiel
beeld van de richting waarop de kinderopvang zich ontwikkelt en een duidelijke koers
op de langere termijn. Daarom vragen deze leden de Minister om, in navolging van de
regel uit het coalitieakkoord over «de ambitie om het vergoedingspercentage op te
hogen naar 100%», een proces te schetsen over wanneer vervolgstappen richting gratis
kinderopvang gezet zouden kunnen worden.
Impactanalyse van Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Centraal Planbureau (CPB)1
De leden van de D66-fractie lezen dat de planbureaus in hun analyse diverse malen
schrijven over voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor positieve effecten
van bijna-gratis kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen en de arbeidsparticipatie
van ouders te zorgen. Kan de Minister bevestigen dat ernaar wordt gestreefd om aan
deze voorwaarden te voldoen en dat zodra het stelsel aan deze voorwaarden voldoet,
bijna-gratis kinderopvang voor een toename zorgt van de kansengelijkheid voor kinderen
en mogelijkheden om te werken voor ouders, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de impactanalyse over het concept-stelselontwerp
voor het financieringsstelsel van de kinderopvang. Voor deze leden staat voorop dat
zij werk willen maken van een toegankelijke, goede kinderopvang en een eenvoudiger
systeem waarbij onder andere het risico op terugvorderingen voor ouders wordt weggenomen.
Zij hebben naar aanleiding van de impactanalyses daarbij de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat uit de analyse naar voren komt dat het voorgestelde
financieringsstelsel voor een groot deel van de ouders (10 tot 25%) onvoldoende hanteerbaar
is en dat dit met name wordt veroorzaakt door de arbeidseis. Dit geldt vooral voor
ouders zonder vaste arbeidsrelatie, bij verlies van een baan of een laag en fluctuerend
inkomen. Wat is de reactie van de Minister op deze constatering, zo vragen deze leden.
En wat doet de Minister met de aanbeveling om nader onderzoek te doen om de grootte
en impact van doenlijkheidsrisico’s te bepalen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat uitvoeringsorganisaties aangeven kansen
te zien vanuit het perspectief van vereenvoudiging om verschillende financieringsmodellen
uit te werken, onder andere het gratis maken van dagdelen voor (eventueel specifieke
groepen) kinderen. Wat gaat het kabinet daarmee doen? Wordt daarbij de motie Palland
c.s. betrokken inzake toegankelijk maken voor twee dagdelen voor alle peuters van
2 (of 2,5) tot 4 jaar?2
Voorts vinden de leden van de CDA-fractie het zorgelijk te moeten constateren dat
uit de impactanalyse blijkt dat de impact van het voorgestelde financieringsstelsel
het grootst is voor kleinschalige organisaties door het moeten aanvragen van de kinderopvangvergoeding
en de driemaandelijkse toetsing van het recht op de vergoeding. Deze leden vinden
dat voorkomen moet worden dat er voor kleinere kinderopvangorganisaties en gastouderbureaus
geen plaats meer is in het toekomstige stelsel. Hoe denkt de Minister dit risico tegen
te gaan? Hoe borgt de Minister een pluriform aanbod voor ouders en evenwichtige spreiding
(bereikbaarheid/beschikbaarheid) over wijken en dorpen, ook met een lagere sociaaleconomische
status?
De leden van de CDA-fractie vinden het verontrustend te moeten constateren dat de
vier uitvoeringsorganisaties de Minister afraden om met de gekozen vorm van het nieuwe
financieringsstelsel verder te gaan, omdat zij deze niet uitvoerbaar vinden vanuit
het oogpunt van doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid. Het toetsen van
de arbeidseis vraagt volgens deze organisaties om een fors uitvoeringsapparaat en
om een implementatie van minimaal drie jaar. Wat vindt de Minister van deze bevindingen?
Graag een uitgebreide reactie.
Uit impactanalyses blijkt dat de arbeidseis een forse druk legt op de uitvoering met
kwetsbaarheid en/of gevraagd doenvermogen voor groepen als zelfstandigen zonder personeel
(zzp’ers), flexwerkers et cetera.
Begrijpen de leden van de CDA-fractie goed uit de impactanalyses dat het desgewenst
alsnog invoeren van een inkomensafhankelijke bijdrage lijkt te kunnen in verschillende
(toekomst)scenario’s? Zou een eerste stap kunnen zijn een minder inkomensafhankelijk
en een eenvoudiger systeem via een staffel? Hoe kijkt het kabinet aan tegen suggesties
vanuit het veld over het verminderen van het aantal inkomensschijven en om te werken
met het inkomen van twee jaar terug?
Hoe kijkt het kabinet aan tegen het verschil in kosten tussen het eerste en tweede
kind? De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat dit verschil in kosten nu
onvoorspelbare vergoedingen en terugvorderingen oplevert. Wat zouden de gevolgen zijn
als dit verschil wordt afgeschaft?
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de analyses blijkt dat als het streven
is om in de toekomst te komen tot één samenhangend stelsel van financiële kindregelingen
(gezinsbijslag) voor ouders, het aan te raden is om vanaf het begin aansluiting te
zoeken bij de (juridische) begrippen uit het sociale domein en deze te harmoniseren;
dat lijkt een no-regret maatregel. Deelt het kabinet deze lezing?
De leden van de CDA-fractie lezen dat uitvoeringsorganisaties een herbezinning adviseren
op de waardering van verschillende doelstellingen en kaders van het coalitieakkoord;
hoe ziet het kabinet dit?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de impactanalyses wordt aangegeven dat eerste
inspanningen nu verricht kunnen worden middels aanbesteding van informatie- en communicatietechnologie
(ICT) en inkoop van softwarepakketten voor betere gegevensleveringen met kinderopvangorganisaties;
gaat het kabinet daar wel of niet al mee aan de slag? Zijn daarvoor al voldoende duidelijk
kaders bepaald?
Er loopt nu een pilot in Zeeland met toegang tot kinderopvang zonder arbeidseis, dit
gelet op specifieke grenseffecten met België in de regio. De leden van de CDA-fractie
vragen of deze pilot gecontinueerd kan worden en of de lessen en ervaringen gedeeld
worden met de Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie bedanken de Minister
voor het toezenden van de impactanalyses. Deze leden hebben deze met verwondering
gelezen en hebben enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de impactanalyses
zeer kritisch zijn over de gemaakte keuzes in het concept-stelselontwerp. Daarbij
valt op dat twee dingen in het bijzonder terugkomen in verschillende impactanalyses:
de extra complexiteit die de arbeidseis oplevert en de verwachte vraagtoename door
de uitbreiding van de financiering, met als gevolg mogelijk hogere prijzen en daarmee
verminderde toegankelijkheid voor de groep ouders die nu al het grootste deel van
de kosten voor kinderopvang vergoed krijgt. Deelt de Minister de analyse dat dit de
voornaamste knelpunten zijn bij het concept-stelselontwerp? En is zij het ermee eens
dat het hier gaat om politieke keuzes, die niet per se noodzakelijk zijn?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het stelsel
zoals het nu voorligt wat de uitvoerders betreft zelfs «onuitvoerbaar» is vanwege
de gemaakte keuzes. Hoe beoordeelt de Minister deze stelling? Deze leden vragen de
Minister om toe te lichten wat zij precies gaat doen met de aanbevelingen die in de
verschillende impactanalyses zijn gedaan. Is zij van plan deze aanbevelingen over
te nemen? Is zij bereid de arbeidseis te laten vallen, gegeven de problemen die deze
oplevert voor zowel ouders als uitvoeringsorganisaties?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie merken op dat ook
de mogelijk hogere kosten voor sommige ouders een politieke keuze zijn, omdat het
ook mogelijk is de prijzen van kinderopvang te begrenzen in plaats van volledig vrij
te laten. Ziet de Minister dit als een optie? Is zij bereid een onderzoek te laten
uitvoeren naar de verschillende mogelijkheden op dit gebied? Hoe kijkt zij aan tegen
kinderopvang als een publieke voorziening die zonder winstoogmerk uitgevoerd wordt?
In de impactanalyses worden ook enkele doelstellingen voor de stelselherziening genoemd,
constateren de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie. Kan
de Minister benoemen welke doelstellingen wat haar betreft van belang zijn? Gaat het
hierbij vooral om het stimuleren van arbeidsdeelname, of deelt de Minister de mening
van deze leden dat kinderopvang kan bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en
het vergroten van kansengelijkheid? Is zij het er ermee eens dat gratis kinderopvang
ook als belangrijk doel heeft de kinderopvangtoeslag af te schaffen en het stelsel
veel minder complex te maken voor ouders?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zijn in dit licht
benieuwd naar hoe de Minister aankijkt tegen de impactanalyse voor ouders, waarin
aangegeven is dat het stelsel voor sommige ouders complex en «onvoldoende doenlijk»
blijft, met name door de arbeidseis. Deze betekent immers «voor een deel van de ouders
dat ze veel handelingen moeten verrichten». Is de Minister het eens met voorgenoemde
leden dat dit niet wenselijk is?
Kan de Minister daarnaast toelichten waarom het noodzakelijk is dat ouders zowel te
maken hebben met de kinderopvangtoeslagorganisatie als met de uitvoerder, zo vragen
de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie. Zou het niet wenselijker
zijn als ouders slechts met de kinderopvangtoeslagorganisatie te maken hebben? Welke
aanpassingen aan het concept-stelselontwerp zouden daarvoor nodig zijn?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister
ook te reflecteren op de in de impactanalyse geschetste onzekerheid voor ouders. Hoe
kan de onzekerheid over of de financiering toegewezen wordt zo veel mogelijk verkleind
worden? En vindt de Minister het redelijk dat de vergoeding slechts drie maanden doorloopt
als ouders hun baan verliezen, gegeven het feit dat niet iedereen binnen drie maanden
een nieuwe baan weet te vinden? Hoe beoordeelt de Minister het risico dat het voor
ouders juist moeilijker wordt een nieuwe baan te vinden op het moment dat ook de vergoeding
voor kinderopvang stopt, waardoor deze ouders mogelijk met extra stress te maken krijgen?
Hoe beoordeelt zij de gevolgen hiervan voor de betreffende kinderen?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister
tot slot om toe te lichten hoe veelzeggend de huidige impactanalyses wat haar betreft
zijn. In de impactanalyse voor ouders wordt immers aangegeven dat veel details niet
zijn uitgewerkt, waardoor «onderzoekers, experts en ouders» zich «niet altijd even
goed [konden] inleven in het nieuwe stelsel». Daarnaast is aangegeven dat «veel details
van het nieuwe financieringsstelsel nog niet concreet of volledig uitgewerkt» waren,
en dat «vanwege de beperkte doorlooptijd van het onderzoekstraject» het niet mogelijk
was om «een breed en diepgaand onderzoek onder ouders uit te voeren». In de impactanalyse
wordt daarom een vervolgonderzoek geadviseerd. Voorgenoemde leden zijn benieuwd waarom
dit eerste onderzoek niet gedaan kon worden op basis van volledige informatie, en
met een langere doorlooptijd, en of er inderdaad een vervolgonderzoek gaat komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de impactanalyses. Deze leden
maken zich zorgen over de effecten van bijna-gratis kinderopvang in het huidige ontwerp
voor ouders, kinderopvangorganisaties, gastouder(bureau)s en uitvoerders. Daarnaast
vragen zij aandacht voor het feit dat uit onderzoek van SCP en CPB naar voren komt
dat het bijna gratis maken van kinderopvang weinig effect heeft op arbeidsparticipatie
maar kansenongelijkheid vergroot. Zij hebben hierover een aantal vragen.
Onderzoek SCP en CPB
De leden van de SGP-fractie hebben van meet af aan hun kritiek geuit op het kabinetsplan.
In hun ogen is het plan geldverspilling, contraproductief, onhaalbaar en dupeert het
de laagstbetaalden. Ook SCP en CPB verwijzen het plan nu terug naar de tekentafel,
vanwege «het beperkte rendement van de investering en de maatschappelijke risico’s».
Wat is de reactie van het kabinet op deze fundamentele kritiek op de plannen? Gaat
de Minister het plan op basis van deze uitkomsten heroverwegen, zoals SCP en CPB adviseren?
De leden van de SGP-fractie lezen dat SCP en CPB concluderen dat de plannen nauwelijks
tot een hogere arbeidsparticipatie leiden en dat het kansenongelijkheid vergroot,
terwijl het bevorderen van arbeidsparticipatie en het vergroten van kansengelijkheid
uitgangspunten van het Nederlandse kinderopvangstelsel zijn. Hoe beoordeelt de Minister
deze kritiek in het licht van genoemde doelstellingen? Is de Minister het met de leden
van de SGP-fractie eens dat een nieuw stelsel in ieder geval moet bijdragen aan het
vergroten in plaats van verkleinen van kansengelijkheid?
Impactanalyse ouders
De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet nader onderzoek gaat doen naar de
doenlijkheidsrisico’s bij ouders, zoals aanbevolen in de impactanalyse ouders. Wordt
daarbij ook gekeken naar de noodzakelijkheid van de arbeidseis? Deze leden zouden
graag nader onderzoek zien naar het al dan niet schrappen van de arbeidseis en de
gevolgen daarvan op de doenlijkheid. Is de Minister daartoe bereid?
De leden van de SGP-fractie vinden het van belang dat de positie van ouders goed geborgd
is in het nieuwe stelsel. Er lijkt sprake te zijn van een achteruitgang ten opzichte
van het huidige stelsel, aangezien ouders niet voortdurend zeker zijn van een gesubsidieerde
plek bij de kinderopvangorganisatie. Bij bezwaar en beroep tegen een afwijzing van
de kinderopvangtoeslag moeten zij de kinderopvang (tijdelijk) zelf bekostigen of kunnen
zij hun kinderopvangplek verliezen. Klopt dit? En ziet de Minister met deze leden
het risico van selectie aan de poort met een voorkeur voor kapitaalkrachtige ouders
of ouders met vaste dienstverbanden? Is de Minister het met hen eens dat dit onwenselijk
is, mede gelet op eerder genoemd uitgangspunt ten aanzien van kansengelijkheid?
Impactanalyse kinderopvangorganisaties en gastouder(bureau)s
De leden van de SGP-fractie willen specifiek aandacht vragen voor de gastouderopvang.
Vanwege een gebrek aan (financiële) data is er onvoldoende duidelijkheid over de effecten
van het nieuwe stelsel ten aanzien van gastouder(bureau)s. Deze leden vragen aandacht
voor het belang van gastouderopvang en de relatieve kwetsbaarheid van deze ouders/bureaus
ten opzichte van kinderopvangorganisaties. Zo is de verwachting dat de financiële
impact bij gastouder(bureau)s wellicht nog hoger is vanwege de twee betaalstromen,
maar dit vraagt nader onderzoek. Is de Minister bereid nader onderzoek te doen naar
de effecten van het nieuwe stelsel op de gastouderopvang? Is de Minister het met deze
leden eens dat de financiële impact voor gastouder(bureau)s niet hoger zou moeten
zijn dan bij andere opvangvormen, aangezien de positie van gastouder(bureau)s in veel
gevallen al onder druk staat? Hoe voorkomt de Minister dat zij er in het nieuwe stelsel
op achteruit gaan?
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister om nader in te gaan op de gevolgen
voor de lastendruk in de sector. Onder andere door het creëren van een extra (subsidie)relatie
tussen uitvoerder en kinderopvangorganisatie wordt het stelsel onnodig complex met
hoge administratieve lasten. Is de Minister het met deze leden eens dat een nieuw
stelsel geen toename van de lastendruk met zich mee mag brengen, aangezien de ambitie
van dit kabinet is de regeldruk in de private en (semi)publieke sector te verlagen?
Hoe gaat de Minister daarvoor zorg dragen? En hoe reageert de Minister op de conclusies
van het onderzoek op dit punt? In hoeverre ziet zij het risico van vertrek van personeel
bovenop de al forse personele uitdaging van de sector als gevolg van verminderde werklust
door meer administratieve rompslomp?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het nieuwe stelsel leidt tot groei. De vraag
naar personeel en huisvesting zal alleen maar toenemen, terwijl dat nu al een groot
probleem is. Is de Minister het met deze leden eens dat het realiseren van voldoende
personeel en huisvesting een absolute randvoorwaarde is voor de invoering van de stelselherziening?
Hoe wil de Minister hier op lange termijn optimale invulling aan geven? Kan zij daarbij
ook specifiek ingaan op de positie van de gastouderopvang?
Impactanalyse uitvoerders
De leden van de SGP-fractie lezen dat het stelsel in de huidige vorm niet uitvoerbaar
wordt geacht door de uitvoerders. Hoe reageert de Minister op deze conclusie? En wat
betekent dit voor haar plannen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de doorlooptijd door de uitvoerders wordt ingeschat
op minimaal drie jaar en in het meest ongunstige geval zelfs zes jaar. Deze leden
vragen de Minister wat dit betekent voor het genoemde invoeringsjaar van 2027. Is
dit nog reëel volgens de Minister?
De uitvoerders bestempelen uitvoering van de arbeidseis als een risico. Uit de verkenning
blijkt dat de risico’s slechts zeer beperkt zijn weg te nemen door aanpassingen binnen
de kaders van het stelselontwerp of aanpassingen maken het stelsel zelf nog ingewikkelder.
De leden van de SGP-fractie vernemen graag of de Minister bereid is te verkennen de
arbeidseis te schrappen uit het voorstel, gelet op deze conclusies.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de uitvoerders zich zorgen maken over de rechtmatigheid
en doeltreffendheid van het stelsel. Deze leden hebben hier eerder reeds op gewezen.
Hoe reageert het kabinet op dit serieuze kritiekpunt en welke verbeteringen is de
Minister voornemens aan te brengen om deze problemen te verhelpen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de uitvoerders in gezamenlijkheid een
advies hebben uitgebracht. Wanneer is de Minister voornemens een besluit te nemen
over wie het nieuwe stelsel gaat uitvoeren?
Herbruikbaarheid concept stelselontwerp Greenfield financiering kinderopvang
De leden van de SGP-fractie hebben vernomen dat verkend wordt of de kindregelingen
vereenvoudigd kunnen worden. Deze leden hebben hier eerder een voorstel voor gedaan,
waarbij de kindregelingen zouden worden teruggebracht tot één kinderbijdrage. Zij
zouden graag zien dat het Vlaamse model met een gezinsbijslag voor ouders (zoals genoemd
onder punt 4 bij de «Toekomstbeelden») wordt betrokken bij genoemde verkenning, met
daarbij de vraag welke mogelijkheden dit model biedt ten opzichte van de Nederlandse
kindregelingen. Is de Minister daartoe bereid?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.