Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Idsinga en Grevink over de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch over forse verhoging van de forensenbelasting in 2020
Vragen van de leden Idsinga en Grevink (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën over de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch over forse verhoging van de forensenbelasting in 2020 (ingezonden 13 juni 2023).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
12 juli 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak ECLI:NL:GHSHE:2023:247?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat gemeente hier een aanslag heeft opgelegd die door verschillende
omstandigheden op zijn zachtst gezegd erg ongelukkig uitpakt?
Antwoord 2
De betreffende belastingheffing is een autonome bevoegdheid van de gemeente en gegeven
de rol van de onafhankelijke rechter, is het niet aan mij om een oordeel te geven
over de aanslag en/of de rechtelijke uitspraak daarover.
Vraag 3
Deelt u net als het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch de mening dat genoemde verhoging
van de forensenbelasting in 2020 «allerminst een schoonheidsprijs verdient»?
Antwoord 3
Zoals bij vraag 2 aangegeven is het niet aan mij een oordeel te geven over de wijze
waarop de gemeentelijke verordening en de daarop gebaseerde aanslag tot stand is gekomen
en/of de rechtelijke uitspraak daarover.
De gemeenteraad heeft een autonome bevoegdheid als het gaat om het invoeren van lokale
heffingen, waaronder een forensenbelasting en de bepaling van de hoogte van het tarief
van haar lokale heffingen.
Vraag 4
Hoeveel gemeenten heffen een forensenbelasting? Zijn er andere gemeenten die op bovengenoemde
wijze dubbel heffen of in de afgelopen jaren de tarieven flink verhoogd hebben? Zo
ja, welke en hoeveel bedroegen deze verhogingen?
Antwoord 4
Ik hecht er allereerst aan op te merken dat het hier niet om een dubbele heffing gaat.
Dubbele heffing wil namelijk zeggen, tweemaal heffen over hetzelfde belastbare feit.
Dit is niet toegestaan.
De gemeenteraad heeft een autonome bevoegdheid als het gaat om het invoeren van lokale
heffingen, waaronder een forensenbelasting en de bepaling van de hoogte van het tarief
van haar lokale heffingen.
Het exacte aantal gemeentes dat forensenbelasting heft wordt niet als zodanig geregistreerd.
Op dit moment zijn er 129 geldende verordeningen forensenbelasting 20231 geregistreerd op Overheid.nl.
Gegevens omtrent de hoogte van de forensenbelasting worden niet apart geregistreerd
door het CBS en ook niet als een separate categorie vermeld in de Atlas Lokale lasten
van het COELO.2
Vraag 5
Hebben u signalen bereikt van dezelfde soort problematiek – gebruiken van de forensenbelasting
om het verbod op het hanteren van draagkracht als maatstaf te omzeilen – in andere
gemeenten? Zo ja, welke? Zo nee, bent u bereid om hier een inventarisatie van te doen?
Antwoord 5
In de uitspraak van het Gerechtshof wordt gesteld dat de gemeente haar (ruime) bevoegdheid
om forensenbelasting te heffen niet heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor
die gegeven is. Verder is volgens het Hof evenmin sprake van strijd met andere algemene
rechtsbeginselen.
Gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen
heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting
niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
Er hebben mij geen signalen bereikt van dezelfde problematiek, om die reden is er
dan ook geen noodzaak tot het doen van een inventarisatie.
Vraag 6
Deelt u de mening dat gemeenten op deze wijze hun gemeentelijke bevoegdheid te ruim
invullen en zich daarmee bezighouden met het inkomensbeleid, wat toe komt aan de centrale
overheid? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dit terug te dringen?
Antwoord 6
Nee, zoals bij de vorige vraag aangegeven concludeert het Gerechtshof in de uitspraak
bij rechtsoverweging 4.12 dat:
«(...)De gemeente heeft daarmee zijn (ruime) bevoegdheid om forensenbelasting te heffen
niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven. Verder is evenmin sprake
van strijd met andere algemene rechtsbeginselen.»
Uit deze rechtsoverweging van het Gerechtshof volgt dat de gemeente niet handelt in
strijd met Gemeentewet artikel 219 lid 2 dat: «gemeentelijke belastingen worden geheven
naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande
dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld
van het inkomen, de winst of het vermogen.»
Vraag 7
Bent u bereid om in overleg te treden met de provincies als financieel toezichthouders
van de gemeenten over het gebruik van de forensenbelasting specifiek en het naleven
van het verbod op draagkracht als verdelingsmaatstaf in het algemeen?
Antwoord 7
Nee provincie heeft hier als financieel toezichthouder geen rol en/of instrumenten
om een belastingverordening aan toezicht te onderwerpen.
De gemeenteraad wordt geacht zich bij invoering van een belastingverordening te houden
aan de Gemeentewet waaronder artikel 219 lid 2 waarin het verbod op heffen naar draagkracht
is vastgelegd. Indien de burgemeester of gedeputeerde staten constateert dat een verordening
in strijd met het recht wordt vastgesteld, kan hiervan aan mij mededeling worden gedaan.
Aan de hand van het beleidskader schorsing en vernietiging zal dan beoordeeld worden
of de betreffende verordening inderdaad in strijd met het recht is en voor vernietiging
door de Kroon moet worden voorgedragen.
Bij de vaststelling van een belastingverordening door een gemeente kunnen ook burgers,
ongeacht of ze in de desbetreffende gemeente wonen, gebruik maken van de mogelijkheden
tot inspraak.
Tot slot kan een onafhankelijke rechter in een zaak tegen een belastingaanslag door
middel van exceptieve toetsing, zoals in deze zaak is gebeurd, ook de belastingverordening
zelf toetsen aan de wettelijke eisen en de algemene rechtsbeginselen.
Hiermee zijn er naar mijn mening voldoende democratische en rechtstatelijke waarborgen.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de verhoging van gemeentelijke heffingen binnen redelijke grenzen
moet blijven jaar-op-jaar? Zo ja, hoe beoordeelt u de tariefverhoging van de forensenbelasting
met 335% in drie jaar zoals in de aangehaalde uitspraak?
Antwoord 8
Het vaststellen van de gemeentelijke belastingtarieven is, zoals vastgelegd in de
Gemeentewet, een autonome bevoegdheid van de gemeenteraad. Zolang de afwegingen in
het gemeentelijke bestuur worden gemaakt, binnen de kaders, die de wet geeft, is het
niet aan mij om hier een oordeel over te geven.
Zoals bij vraag 7 beschreven kan door een burgemeester of gedeputeerde aan mij mededeling
worden gedaan als zij constateren dat een verordening in strijd met het recht wordt
vastgesteld. Aan de hand van het beleidskader schorsing en vernietiging zal dan beoordeeld
worden of de betreffende verordening inderdaad in strijd met het recht is en voor
vernietiging door de Kroon moet worden voorgedragen.
Tot slot, zoals eveneens bij vraag 7 aangegeven, kan een onafhankelijke rechter in
een zaak tegen een belastingaanslag door middel van exceptieve toetsing, zoals in
deze zaak is gebeurd, de belastingverordening zelf toetsen aan de wettelijke eisen
en de algemene rechtsbeginselen.
Vraag 9
Overweegt u om bepaalde wettelijke grenzen aan dergelijke verhogingen te stellen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Nee, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7, de Gemeentewet die kaders aan de gemeentelijke
autonomie geeft, de gemeentelijke politiek en in voorkomende gevallen toetsing door
de onafhankelijke rechtspraak bieden voldoende waarborgen.
Immers, naast de inspraak mogelijkheid van burgers bij de totstandkoming van de belastingverordening
heeft de onafhankelijke rechter, zoals bij vraag 7 aangegeven, in een zaak tegen een
belastingaanslag door middel van exceptieve toetsing, de mogelijkheid ook de belastingverordening
zelf te toetsen aan de wettelijke eisen en de algemene rechtsbeginselen.
Tot slot kan, zoals bij vraag 7 aangegeven, door een burgemeester of gedeputeerde
aan mij mededeling worden gedaan als zij constateren dat een verordening in strijd
met het recht wordt vastgesteld. Aan de hand van het beleidskader schorsing en vernietiging
zal dan beoordeeld worden of de betreffende verordening inderdaad in strijd met het
recht is en voor vernietiging door de Kroon moet worden voorgedragen.
Vraag 10
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.