Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Subsidieregeling Ontwikkeladvies STAP 2023 (Kamerstuk 30012-152)
30 012 Leven Lang Leren
Nr. 154 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 11 juli 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
                  opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
                  brief van 6 april 2023 over Subsidieregeling Ontwikkeladvies STAP 2023 (Kamerstuk
                  30 012, nr. 152).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 10 mei 2023 aan de Minister van Sociale Zaken en
                  Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 10 juli 2023 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie, Meester-Schaap
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Subsidieregeling
                  Ontwikkeladvies STAP 2023.
               
VVD-1
Deze leden hebben enkele verdiepende vragen, te beginnen met een algemene vraag. Zij
                     vragen hoe de subsidieregeling over de periode 2023–2024 zich verhoudt tot het voornemen
                     van het kabinet om per 2024 geen geld meer vrij te maken voor STimulering ArbeidsmarktPositie
                     (STAP).
Het kabinet heeft tijdens de voorjaarsbesluitvorming besloten om het STAP-budget vanaf
                  2024 te beëindigen. Ik besef dat dit grote gevolgen heeft. De bezuiniging geldt ook
                  voor aan STAP verbonden middelen, zoals de middelen voor het STAP ontwikkeladvies
                  vanaf het jaar 2024. Daarom bekijk ik de komende periode of en op welke manier ik
                  de STAP-regeling en aanpalende regelingen zorgvuldig kan blijven uitvoeren gedurende
                  de resterende periode en hoe ik scholing en leven lang ontwikkelen kan blijven stimuleren.
                  Vervolgens zal ik bezien in hoeverre aanpassing van de subsidieregeling aangewezen
                  is.
               
VVD-2
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast in de onderliggende beslisnota dat besloten
                     is om voor het nieuwe tijdvak niet langer de arbeidsmarktscan aan te bieden, omdat
                     uit de ontvangen reacties gebleken is dat deze regelmatig een te grote drempel bleek
                     voor de doelgroep. Deze leden vragen of de Minister deze stelling nader kan onderbouwen.
                     Zij vragen eveneens aan de Minister of er duidelijkheid is over de effecten van de
                     genoemde scan op de doelmatigheid van verleende subsidies onder de subsidieregeling.
Vanuit de loopbaancoaches die het ontwikkeladviestraject verzorgen, zijn diverse signalen
                  ontvangen dat de arbeidsmarktscan onvoldoende aansluit bij de doelgroep van de regeling.
                  De digitale afname van de arbeidsmarktscan is regelmatig te ingewikkeld gebleken waardoor
                  de deelnemer het traject niet heeft afgerond of de kwaliteit van de uitkomst van de
                  arbeidsmarktscan onvoldoende handvatten bood om hier echt wat mee te kunnen in het
                  ontwikkeladviestraject. Dit kan deels een verklaring zijn voor het achterblijven van
                  het aantal deelnemers (ook ten opzichte van het aantal deelnemers dat wel geregistreerd
                  werd voor een traject). De regeling ontwikkeladvies STAP 2022 is echter nog niet geëvalueerd,
                  zodat ik dit op dit moment niet met zekerheid kan zeggen. Ook uw vraag over de doelmatigheid
                  van de arbeidsmarktscan kan ik om die reden nog niet beantwoorden. Ten aanzien van
                  de doelgroep tot MBO-2 geschoold is bekend dat bijvoorbeeld (arbeidsmarktgerichte)
                  scholing vaak een te grote eerste stap is en dat andere stappen eerst gezet moeten
                  worden. Zoals u in de nota bij de voorhangprocedure van de subsidieregeling hebt kunnen
                  lezen, was het de bedoeling om via pilots te bezien hoe arbeidsmarktinformatie voor
                  deze doelgroep het beste kan worden gebruikt in het ontwikkeladviestraject. Naar aanleiding
                  van de bezuiniging op het STAP-budget wordt de komende periode ook bezien of er mogelijkheden
                  zijn dit jaar een aantal kleinschalige pilots uit te voeren. Op basis van de evaluatie
                  van het actieplan «Perspectief voor Vijftigplussers» welke bij brief van 29 september
                  2020 aan uw Kamer is aangeboden1, kan worden geconcludeerd dat er een positief effect zichtbaar is bij deelname aan
                  een ontwikkeladviestraject. Er werden significant positieve effecten gemeten ten aanzien
                  van regie op de loopbaan, zelfkennis en zelfvertrouwen. Er was sprake van een algehele
                  verbetering van de toerusting op de arbeidsmarkt. Deelnemers waren zich er meer van
                  bewust dat zij actief bezig moeten zijn met hun toekomstige loopbaan en hadden tegelijkertijd
                  het gevoel dat zij zelf meer dan voorheen in staat zijn om daar richting aan te geven.
                  Na het volgen van het Ontwikkeladvies weten zij bijvoorbeeld beter wat zij kunnen,
                  wat hun loopbaanmogelijkheden zijn en zijn zij positiever over hun positie op de arbeidsmarkt.
                  In het ontwikkeladvies voor vijftigplussers was een arbeidsmarktscan geen verplicht
                  onderdeel van het traject. Ook zonder arbeidsmarktscan zijn derhalve positieve effecten
                  zichtbaar van deelname aan een ontwikkeladviestraject.
               
VVD-3
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat in het nu voorliggende tijdvak enkele
                     pilots zullen worden ontwikkeld, welke onder andere gericht zijn op het verbeteren
                     van het bereik van ontwikkeladvies voor de doelgroep tot maximaal mbo-2 geschoolden
                     en de wijze waarop arbeidsmarktinformatie gebruikt kan worden in het ontwikkeladviestraject.
                     Deze leden vragen of de Minister de uitkomsten van deze pilots na afloop van de pilots
                     met de Kamer kan delen en of zij voornemens is om de uitkomsten ook te betrekken in
                     de verdere vormgeving van het beleid rondom leven lang ontwikkelen en de wijze waarop
                     dit beleid ook de doelgroep tot maximaal mbo-2 geschoolden het meest effectief kan
                     bereiken.
Als gezegd heeft de bezuiniging op het STAP ook financiële gevolgen voor het ontwikkeladvies
                  als aanpalend beleid. De komende periode bekijk ik of er binnen het resterende budget
                  voor het huidige jaar mogelijkheden zijn om een aantal kleinschalige pilots uit te
                  voeren. Indien dit tot de mogelijkheden behoort, zal ik de uitkomsten betrekken in
                  de verdere vormgeving van het beleid rondom leven lang ontwikkelen en de wijze waarop
                  dit beleid ook de doelgroep tot maximaal mbo-2 geschoolden het meest effectief kan
                  bereiken.
               
VVD-4
De leden van de VVD-fractie vragen ten slotte of er duidelijkheid is over de effectiviteit
                     van een ontwikkeladvies voorafgaand aan het verstrekken van subsidies voor leven lang
                     ontwikkelen in brede zin. Is, op basis van de ervaringen tot dusver, naar inschatting
                     van de Minister een dergelijk ontwikkeladvies van toegevoegde waarde?
Het ontwikkeladvies STAP is gebaseerd op eerdere ervaringen met ontwikkeladvies voor
                  vijfenveertigplussers. Als onderdeel van het Actieplan «Perspectief voor vijftigplussers»
                  is van december 2017 tot en met begin januari 2020 de tijdelijke subsidieregeling
                  «Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers» van kracht geweest. Deze subsidieregeling
                  stelde werkende vijfenveertigplussers in staat een gesubsidieerd ontwikkeladvies te
                  krijgen. Uit evaluatieonderzoek uitgevoerd door Regioplan blijkt dat het ontwikkeladvies
                  vijfenveertigplussers daadwerkelijk stimuleert om de regie over de eigen loopbaan
                  in handen te nemen. Zij beoordelen het door hen gevolgde traject met een 7,7 op een
                  schaal van 1 tot 10. Op korte termijn zijn positieve effecten zichtbaar van deelname
                  aan de trajecten. Deelnemers hebben een positievere houding ten aanzien van de eigen
                  loopbaan, voelen zich beter toegerust op de arbeidsmarkt en geven aan meer zelfkennis
                  en zelfvertrouwen te hebben. Ook op langere termijn blijven nagenoeg alle positieve
                  effecten op werkenden zichtbaar. Tevens geven deelnemers aan (vaker) na te denken
                  over de loopbaan, zich (meer) te oriënteren op relevante cursussen en trainingen en
                  actiever om zich heen te kijken. De verwachting is dat dit ook geldt voor deelnemers
                  aan het ontwikkeladvies STAP. Of dit daadwerkelijk het geval is zal moeten blijken
                  uit de evaluatie van het STAP-budget waarin ook het ontwikkeladvies STAP wordt meegenomen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Subsidieregeling
                     ontwikkeladvies STAP. Deze leden vinden het belangrijk dat mensen hun leven lang kunnen
                     blijven leren en kijken daarom ook kritisch of dergelijke regelingen ook echt bijdragen
                     aan dit doel. Zij hebben twijfels bij de effectiviteit van de huidige vormgeving van
                     het STAP-budget en begrijpen daarom het voorstel om hiermee te stoppen.
D66-1
Wel vinden de leden van de D66-fractie het cruciaal dat er nagedacht wordt over een
                     beter alternatief. Wat betreft dit specifieke onderdeel, het ontwikkeladvies, vragen
                     deze leden zich af of dit wel of niet wordt voortgezet.
De bezuiniging op het STAP-budget ziet op de middelen vanaf het jaar 2024. In 2023
                  kan het ontwikkeladvies sowieso worden voortgezet.
               
Zij zijn van mening dat enige vorm van ontwikkeladvies verstandig is. In afwachting
                     van definitieve besluitvorming door de Kamer over STAP stellen zij vragen over de
                     vormgeving van een dergelijk ontwikkeladvies.
De leden van de D66-fractie zien namelijk grote uitdagingen wat betreft de arbeidsmarktkrapte.
                     Daarom is het verstandig om proactief na te denken over in welke sectoren we in de
                     toekomst over voldoende mensen willen beschikken. Denk bijvoorbeeld aan de zorg, het
                     onderwijs, de bouw en aan technici die nodig zijn voor de duurzame transitie. In dat
                     licht is het volgens deze leden zonde om de middelen die gericht zijn op om- en bijscholing
                     volledig ongericht in te zetten. Het zou wat betreft de leden van de D66-fractie logischer
                     zijn om deze op zijn minst deels gericht in te zetten voor om- en bijscholing richting
                     sectoren die krap en dus kansrijk zijn, en richting sectoren waar we in de toekomst
                     voldoende arbeidskrachten willen hebben als maatschappij.
                     Deze leden hebben hier eerder vragen2 over gesteld.
D66-2
Zij vragen hoe de Minister, gegeven het voorgaande, aankijkt tegen de mogelijkheden
                     om het ontwikkeladvies gerichter in te zetten. Welke rol kunnen de loopbaanadviseurs
                     hierin spelen? In welke mate nemen zij verwachtingen ten aanzien van de arbeidsmarkt(krapte)
                     mee? Vindt de Minister het wenselijk om hier meer op te sturen en zo ja, hoe gaat
                     ze dit doen? Welke rol ziet zij hierin voor de publieke onderwijsinstellingen?
Het ontwikkeladvies is breed beschikbaar voor personen die maximaal mbo-2 geschoold
                     zijn. Voor veel van deze personen zijn activiteiten gericht op (ander) werk nog een
                     te grote stap en moeten eerst andere stappen worden gezet om toe te komen aan loopbaanontwikkeling.
                     Indien wel stappen op de arbeidsmarkt kunnen worden gezet, dan is het belangrijk dat
                     dit aansluit bij de wensen en mogelijkheden van de deelnemer aan het ontwikkeladviestraject.
                     Maar uiteraard is ook de arbeidsmarktsituatie van belang. Het is belangrijk dat rekening
                     wordt gehouden met de arbeidsmarktkansen, zodat mensen daadwerkelijk kans maken op
                     (ander) werk.
                  
Zoals in het antwoord op de vraag VVD-2 is te lezen bekijk ik de komende periode of
                     er binnen het resterende budget voor het huidige jaar mogelijkheden zijn om een aantal
                     kleinschalige pilots uit te voeren, onder meer om te bezien op welke wijze arbeidsmarktinformatie
                     voor deze doelgroep het beste kan worden ingezet in het ontwikkeladviestraject. Voor
                     publieke onderwijsinstellingen zie ik geen directe rol bij het ontwikkeladvies. Wel
                     kijk ik naar manieren om het onderwijs beter te laten inspelen op de behoefte bij
                     werkgevers en werkenden. Ook kunnen onderwijsinstellingen in de voorlichting aan leerlingen
                     de arbeidsmarktkansen van een bepaalde opleiding beter voor het voetlicht brengen.
                  
D66-3
De leden van de D66-fractie constateren dat er sprake is van onderuitputting van het
                     STAP-ontwikkeladvies. Welke extra maatregelen gaat het kabinet nemen om ervoor zorg
                     te dragen dat meer mensen gebruik gaan maken van het STAP-ontwikkeladvies?
De inzet is om met behulp van communicatie via publieke en private uitvoerders van
                  het ontwikkeladvies potentiële deelnemers te bereiken. Ik denk hierbij onder andere
                  aan vakbonden, leerwerkloketten, O&O fondsen, de beroepsvereniging van loopbaanprofessionals
                  Noloc en de brancheorganisatie OVAL. Ik bespreek hoe wij hen met communicatiemiddelen
                  kunnen ondersteunen bij het bereiken van potentiële deelnemers. Op basis van behoefte
                  kan een toolkit worden ontwikkeld waarmee zij potentiële deelnemers kunnen benaderen
                  en stimuleren daadwerkelijk gebruik te van het STAP-ontwikkeladvies. Daarnaast zal
                  vanuit SZW een campagne worden opgestart om de doelgroep te informeren over de mogelijkheid
                  gratis een ontwikkeladviestraject te volgen.
               
Verder is om de regeling beter geschikt te maken voor deelname door de doelgroep maximaal
                  mbo-2 geschoolden, daarnaast in de voorliggende subsidieregeling de arbeidsmarktscan
                  niet langer een onderdeel van het ontwikkeladviestraject. Ook dit kan het gebruik
                  van de subsidieregeling verder stimuleren. In het antwoord op vraag VVD-2 is hier
                  uitgebreid op ingegaan.
               
D66-4
Ook vragen deze leden of het optimaal is om specifiek op maximaal mbo-2 te richten.
                     Welke onderbouwing ligt hieraan ten grondslag?
Het ontwikkeladvies wordt ingezet als flankerend beleid bij de regeling STAP-budget.
                  Daarbij is afgesproken het ontwikkeladvies beschikbaar te stellen voor mensen voor
                  wie scholing verder weg staat. Het ontwikkeladvies STAP richt zich daarom op groepen
                  mensen die weinig bijscholen, weinig scholingsmogelijkheden hebben of het meeste baat
                  hebben bij scholing. Uit evaluaties van eerder ingezette ontwikkeladvies regelingen
                  en de evaluatie van de aftrekpost scholingsuitgaven blijkt dat met name praktisch
                  geschoolden verhoudingsgewijs weinig gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden die
                  deze regelingen voor hen boden. Zowel uit de evaluatie van het ontwikkeladvies voor
                  vijfenveertigplussers en het ontwikkeladvies Nederland Leert Door blijkt dat deze
                  vooral zijn ingezet voor middelbaar- en hoger opgeleiden. Circa 7% van de deelnemers
                  heeft geen startkwalificatie, circa 25% heeft een startkwalificatie en is middelbaar
                  opgeleid (MBO 2/3/4, havo of vwo) en circa 68% is hoogopgeleid. Ook uit de evaluatie
                  van de aftrekpost scholingsuitgaven blijkt dat theoretisch geschoolden oververtegenwoordigd
                  waren bij het gebruik van de aftrekpost en praktisch geschoolden juist minder vaak
                  gebruik maakten van de regeling.
               
Juist om te voorkomen dat het ontwikkeladvies ook nu vooral wordt gebruikt door de
                  verder opgeleiden binnen de doelgroep laag en middelbaar opgeleid, is ervoor gekozen
                  het ontwikkeladvies in te zetten voor de meest kwetsbare doelgroep, te weten mensen
                  die maximaal mbo-2 zijn geschoold.
               
D66-5
Zij vragen of er ook niet veel structureel krappe beroepen vanaf mbo-2 zijn die nu
                     onbediend blijven. De leden van de D66-fractie vragen ook of het niet logischer zou
                     zijn om, in plaats van op de onderwijssector te richten, het budget te richten op
                     de behoefte vanuit de arbeidsmarkt ongeacht de onderwijssector. Hoe kijkt de Minister
                     hier tegenaan?
Er is bewust gekozen voor de huidige doelgroep voor het ontwikkeladvies STAP. Een
                  deelnemer dient een band met de Nederlandse arbeidsmarkt te hebben, is achttien jaar
                  of ouder, heeft de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt en maximaal MBO-2
                  als afgerond opleidingsniveau. Deelname aan het ontwikkeladvies STAP staat los van
                  de arbeidssituatie (werkend, niet-werkend) of contractvorm (dienstverband, flexibele
                  arbeidsrelatie). Het ontwikkeladvies is gericht op de aanvrager, om diegene meer inzicht
                  te bieden middels een persoonsprofiel (wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik) en het
                  in beeld brengen van diens ontwikkelmogelijkheden. Dit kan gericht zijn op een behoefte
                  van de arbeidsmarkt, maar in de eerste plaats is het de bedoeling mensen zelf regie
                  te laten nemen. Het gaat om het stimuleren van groepen mensen die weinig bijscholen,
                  weinig scholingsmogelijkheden hebben of het meeste baat hebben bij scholing, vandaar
                  dat gekeken wordt naar de «onderwijssector». Althans ik begrijp de vragen van de leden
                  van de D66-fractie zo dat zij hiermee het gevraagde opleidingsniveau bedoelen.
               
D66-6
Hoe kijkt het kabinet bijvoorbeeld aan tegen de optie om via Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen
                     (O&O-fondsen) en werkgeversorganisaties uit de tekortsectoren deze ontwikkeladviezen
                     beter in te zetten?
Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen) en werkgeversorganisaties, ook uit
                  de tekortsectoren, kunnen werkenden of niet-werkenden wijzen op de mogelijkheid en
                  stimuleren om gebruik te maken van het ontwikkeladvies STAP. Als gezegd betrek ik
                  hen graag bij het doel om potentiële deelnemers te bereiken.
               
Daarnaast kunnen mkb’ers, samenwerkingsverbanden in het mkb (O&O-fondsen, brancheorganisaties,
                  werkgevers- en werknemersverenigingen en/of onderwijsinstellingen) met de SLIM-regeling
                  subsidie aan vragen om leren en ontwikkelen in hun onderneming te stimuleren. Een
                  van de subsidiabele activiteiten van de SLIM regeling is het ontwikkeladvies. Bedrijven
                  en samenwerkingsverbanden, ook in tekortsectoren, kunnen hier gebruik van maken.
               
D66-7
Hoe kijkt het kabinet aan tegen de ervaringen in het kader van NL Leert Door om het
                     ontwikkeladvies in te zetten om instroom in de zorg te bevorderen («Zorg voor ontwikkeling»)?
Het ontwikkeladvies wordt breed beschikbaar gesteld voor personen die maximaal mbo-2
                  geschoold zijn. Indien door hen stappen op de arbeidsmarkt kunnen worden gezet, dan
                  is het belangrijker dat dit aansluit bij de wensen en mogelijkheden van de deelnemer
                  aan het ontwikkeladviestraject, dan dit specifiek gericht wordt op instroom in de
                  zorg. Uiteraard is ook de arbeidsmarktsituatie van belang. Voor zover werk in de zorg
                  een reële kans is voor de deelnemer, kan dit in het ontwikkeladvies worden meegenomen.
               
D66-8
Hoe kijkt de Minister aan tegen de optie om juist gemeenten en/of onderwijsinstellingen
                     een rol te geven bij het ontwikkeladvies, ook in relatie tot het terugdringen van
                     voortijdig schoolverlaten en mensen zonder startkwalificatie?
Gemeenten en onderwijsinstelling kunnen zelf ontwikkeladvies geven, mits zij voldoen
                  aan de voorwaarden die hieraan worden gesteld. Ook kunnen zij actief doorverwijzen
                  naar loopbaanadviseurs of organisaties die aan de voorwaarden voldoen om ontwikkeladvies
                  geven. Voor een deelnemer aan het ontwikkeladvies STAP geldt dat er sprake dient te
                  zijn van een band met de Nederlandse arbeidsmarkt, de deelnemer achttien jaar of ouder
                  is, de pensioengerechtigde leeftijd nog niet te heeft bereikt en maximaal MBO-2 als
                  afgerond opleidingsniveau heeft. Ook voor mensen zonder startkwalificatie en voortijdig
                  schoolverlaters, mits 18 jaar of ouder, kan het ontwikkeladvies STAP dus worden ingezet
                  door of via gemeenten en/of onderwijsinstellingen.
               
D66-9
En wat ziet de Minister in de optie om mensen in de bijstand ontwikkeladvies aan te
                     bieden en om bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) bij de intake
                     direct een aanbod te doen om een extern ontwikkeladvies te doorlopen?
Mensen die gebruik maken van de participatiewet dan wel een WW-uitkering van UWV ontvangen,
                  kunnen in eerste aanleg aanspraak maken op de dienstverlening die door gemeenten dan
                  wel UWV wordt geboden. Indien een ontwikkeladvies een passend instrument is, kan dat
                  via het Leerwerkloket worden aangeboden. Het Leerwerkloket, waarin UWV, gemeenten
                  en roc’s samenwerken, helpt en adviseert werkenden, werkzoekenden, scholieren en werkgevers
                  op het gebied van leren en werken. Indien blijkt dat behoefte bestaat aan aanvullende
                  ondersteuning kunnen gemeenten en UWV aanvullende ondersteuning bieden via de samenwerking
                  in een regionaal mobiliteitsteam.
               
D66-10
De leden van de D66-fractie begrijpen dat uitvoerders problemen ervaren met de verplichte
                     activiteiten van de ontwikkeladviestrajecten en dat dit volledige adviestraject niet
                     altijd passend is voor de beoogde doelgroep. Uitvoerders zien bijvoorbeeld dat kandidaten
                     soms al na één gesprek afhaken, waardoor er ook geen financiering plaatsvindt. Is
                     het kabinet hiermee bekend? Is het kabinet bereid om in samenspraak met uitvoerders
                     een oplossing te zoeken voor de stringente uitvoering van het ontwikkeladviestraject
                     en bijvoorbeeld te gaan werken met op maat advisering en daarmee ook financiering?
Dergelijke signalen hebben mij niet bereikt. Wel heb ik signalen ontvangen dat door
                  het niet afronden van de arbeidsmarktscan door de deelnemer, het ontwikkeladviestraject
                  niet kon worden afgerond. Dit is aanleiding geweest in de voorliggende subsidieregeling
                  de arbeidsmarktscan niet op te nemen. In het antwoord op vraag VVD-2 is vermeld dat
                  ook zonder arbeidsmarktscan positieve effecten zichtbaar zijn van deelname aan een
                  ontwikkeladviestraject. Met betrekking tot uw vraag om maatwerk, wil ik opmerken dat
                  het ontwikkeladvies een subsidie betreft met een vast bedrag van € 700 per traject,
                  waarbij de subsidie direct wordt vastgesteld (one touch subsidie). In algemene zin
                  geldt conform het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) dat bij subsidies van
                  relatief beperkte omvang wordt gekozen voor een zo eenvoudig mogelijke opzet van de
                  regeling, uitvoering en (financiële) verantwoording. Hierdoor zijn de administratieve
                  lasten laag voor de subsidie-aanvrager (uitvoerder/de loopbaancoach) en kunnen de
                  uitvoeringskosten beperkt blijven. Maatwerkadvisering past hier niet bij.
               
D66-11
Voorts zien de leden van de D66-fractie dat mensen nog altijd worden afgeschreven
                     en vervroegd met pensioen gaan, mede omdat er niet tijdig is ingezet op passende loopbaanbegeleiding.
                     Deze leden zien liever dat mensen nieuwe en nuttige kennis en vaardigheden kunnen
                     bijschrijven. Hoe beziet de Minister het mensen met vroegpensioen sturen als er ook
                     voor om- en bijscholing gekozen had kunnen worden zodat iemand gezond en prettig haar
                     of zijn pensioenleeftijd had kunnen halen, zo vragen deze leden.
Ik vind het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen gezond en met plezier kunnen doorwerken
                  tot aan het pensioen. Daarom zet het kabinet in op duurzame inzetbaarheid. Investeringen
                  in duurzame inzetbaarheid, waaronder bijvoorbeeld loopbaanbegeleiding, maar ook andere
                  interventies op het terrein van leven lang ontwikkelen, zoals om- en bijscholing,
                  kunnen er toe bijdragen dat mensen inzetbaar blijven tot aan pensionering. Het kabinet
                  vindt investeren in oudere werknemers dan ook van groot belang. Dat neemt niet weg
                  dat het voor sommige oudere werknemers moeilijk kan zijn om gezond door te werken
                  tot de AOW-leeftijd, bijvoorbeeld omdat er in het verleden te weinig is geïnvesteerd
                  in hun duurzame inzetbaarheid. Voor deze oudere werknemers biedt het kabinet met de
                  tijdelijke drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) ruimte
                  aan werkgevers en werknemers om afspraken te maken over eerder uittreden.
               
D66-12
Welke rol hebben loopbaanadviseurs in het tijdig aangaan van een gesprek over iemands
                     carrière tot de pensioengerechtigde leeftijd, vragen zij verder.
Het is belangrijk dat in een ontwikkeladviestraject de loopbaanadviseur in gesprek
                  gaat met de deelnemer over de loopbaan. Bijvoorbeeld over de vraag wat nodig is om
                  het huidige werk gezond, productief en met plezier te blijven doen. Loopbaanbegeleiding
                  kan de deelnemer helpen om inzicht te krijgen welke carrièremogelijkheden er zijn
                  en welke middelen daarbij kunnen helpen. Daarmee stimuleert loopbaanbegeleiding de
                  deelnemer om eigen regie te nemen over de loopbaan.
               
Uit de antwoorden3 op schriftelijke vragen van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
                     begrijpen de leden van de D66-fractie dat er vanuit vele verschillende loketten, fondsen
                     en budgetten ruimte is voor om- en bijscholing van onder meer ouderen. Daarom verbazen
                     deze leden zich over de leeftijdsdiscriminatie in collectieve arbeidsovereenkomsten
                     (cao’s) (die algemeen verbindend worden verklaard), door middel van generatiepacten
                     waarin oudere werknemers een hoger salaris krijgen voor hetzelfde aantal uren als
                     een jongere werknemer in dezelfde salarisschaal.4
                     
D66-13
Deelt de Minister de analyse dat hetzelfde bedrag effectiever besteed had kunnen worden
                     aan een hoger salaris voor álle werknemers en passende omscholing middels tijdige
                     loopbaanbegeleiding, vragen deze leden. Ook vragen zij hoe een hoger salaris puur
                     op basis van leeftijd gerechtvaardigd kan worden in deze arbeidsmarktkrapte en hoe
                     jonge medewerkers over deze afspraken hebben kunnen meepraten.
In Nederland staat het principe van contractvrijheid centraal. Cao-partijen bepalen
                  zelf of en met wie zij een cao afsluiten en welke afspraken zij daarin opnemen. Zij
                  weten het beste wat er speelt in de desbetreffende sector en zijn op de hoogte van
                  de financiële ruimte die er is. Uiteindelijk is een cao een evenwichtig pakket aan
                  arbeidsvoorwaarden, dat in zijn geheel moet worden bezien.
               
In een aantal cao’s komen afspraken voor over een generatiepact, waarbij een oudere
                  werknemer met behoud van pensioenopbouw in staat wordt gesteld om minder te gaan werken.
                  Dit kan in sommige gevallen een manier zijn om oudere werknemers te behouden die anders
                  wellicht vervroegd zouden uittreden. Wanneer de werkgever kampt met tekorten is juist
                  het behouden van een ervaren werknemer zeer waardevol. Tegelijkertijd wordt in sommige
                  cao’s afgesproken dat de loonruimte die wordt vrijgemaakt met de arbeidsduurverkorting
                  voor oudere werknemers, wordt benut voor het aantrekken van jongere werknemers. Dit
                  kan ook een oplossing zijn in kraptesectoren. Uiteindelijk is het aan cao-partijen
                  om passende afspraken te maken.
               
Arbeidsparticipatie van oudere werknemers is van groot belang. Het kabinet zet zich
                  in om langer doorwerken te bevorderen. Investeringen in duurzame inzetbaarheid, waaronder
                  loopbaanbegeleiding, maar ook andere interventies op het terrein van leven lang ontwikkelen,
                  zoals om- en bijscholing, kunnen er toe bijdragen dat mensen inzetbaar blijven en
                  kunnen werken tot aan hun pensioen. Dat vind ik belangrijk. Het kabinet wil ook een
                  versnelling en verbreding aanbrengen in de maatschappelijke herwaardering voor senioren.
                  In de Seniorenkansenvisie wordt ingegaan op de positie van senioren op de arbeidsmarkt
                  en maatregelen die bijdragen aan het verbeteren van hun positie.
               
Op de website van de Federatie Nederlandse Vakvereniging (FNV) lezen de leden van
                     de D66-fractie namelijk «als meerdere ouderen dit doen, komt er een vaste plek vrij
                     voor een jongere werknemer. Dan heb je bijvoorbeeld een triobaan. Twee oudere werknemers
                     leveren tijd in en de jongere krijgt die uren erbij.»5 Deze argumentatie past bij het idee dat minder werken door de één meer werk voor
                     de ander oplevert, maar dat is onjuist.6 Immers, minder werken helpt werklozen niet: het zorgt voor minder werk, niet voor
                     minder werkloosheid. Toch wordt dit argument gebruikt om generatiepacten af te sluiten
                     en zo in te zetten op vroegpensionering.7
                     
D66-14
Hoe kijkt de Minister naar de gefragmenteerde inzet op een leven lang ontwikkelen
                     in relatie tot de inzet op vroegpensionering in plaats van bijscholing8, zo vragen deze leden.
Er zijn diverse maatregelen gericht op een leven lang ontwikkelen. Dit heeft mede
                  te maken met verschillende aandachtsgebieden, rollen en verantwoordelijkheden. Werkenden
                  en werkgevers hebben ieder een eigen rol ten aanzien van een leven lang ontwikkelen.
                  Werknemers moeten zich bewust zijn van het belang van leven lang ontwikkelen en hiertoe
                  ook zelf actie ondernemen. Werkgevers dienen hun werknemers te stimuleren tot een
                  leven lang ontwikkelen en hen daarbij te ondersteunen. Sociale partners, O&O-fondsen
                  en brancheorganisaties ondersteunen werkenden en werkgevers en investeren veel in
                  de inzetbaarheid van werkenden. De overheid speelt een ondersteunende rol en blijft
                  dat ook doen, ondanks de recent aangekondigde bezuiniging op het STAP-budget. Er blijven
                  namelijk nog andere instrumenten voor LLO beschikbaar. Bijvoorbeeld de SLIM-subsidie
                  voor het mkb, het Levenlanglerenkrediet en diverse groeifondsprojecten voor betere
                  aansluiting tussen (regionale) vraag naar en aanbod van scholing, maar ook door subsidies
                  voor sectorale activiteiten in het kader van de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid
                  en Eerder Uittreden (MDIEU). Door zulke activiteiten te stimuleren, wil het kabinet
                  eraan bijdragen dat zoveel mogelijk mensen gezond en met plezier kunnen doorwerken
                  tot hun pensioen.
               
D66-15
Kan een deel van de ontwikkeladviestrajecten worden ingezet om vroegpensionering te
                     voorkomen?
Investeringen in leven lang ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid helpen om werkenden
                  gezond en met plezier door te laten werken tot aan pensioen. Zo bieden ontwikkeladviestrajecten
                  werkenden onder meer inzicht in het toekomstperspectief van het huidige werk én nieuwe
                  loopbaanmogelijkheden. Daarmee kan het bijdragen aan een goede match tussen de werkende
                  en het werk nu en mogelijk nieuw werk in de toekomst. Dit helpt om de werkende duurzaam
                  inzetbaar te houden en eigen regie op de loopbaan te bevorderen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
GL-1
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom ervoor is gekozen om STAP af te schaffen.
Het kabinet heeft bij de voorjaarsbesluitvorming besloten het STAP-budget vanaf 2024
                  te beëindigen. Het afschaffen van het STAP-budget was onderdeel van de Rijksbrede
                  dekkingsopgave. Als Minister van SZW ben ik ook verantwoordelijk voor de bestaanszekerheid
                  van veel mensen die afhankelijk zijn van een uitkering. Het kabinet heeft zo veel
                  mogelijk gekozen voor maatregelen met beperkte koopkrachteffecten voor mensen. We
                  beseffen dat de bezuiniging op STAP grote gevolgen heeft. Voor mensen die van plan
                  waren via STAP een opleiding te volgen, voor opleiders en voor alle mensen die betrokken
                  zijn bij de invoering en uitvoering van STAP.
               
GL-2
Deze leden vragen voorts of er een (structurele) vervanging komt om de bevolking (om
                     of bij) te scholen. Zij herinneren zich de fiscale scholingsaftrek, die met de komst
                     van STAP als vervanging is afgeschaft. Zij vragen hoe het kabinet de belofte gaat
                     inwilligen dat er iets in de plaats van de fiscale scholingsaftrek zou komen.
Het belang van leven lang ontwikkelen is voor mij evident. Zeker omdat de noodzaak
                  voor scholing van werkenden blijft bestaan, gelet op de huidige situatie op de arbeidsmarkt.
                  We willen daar samen met het bedrijfsleven en opleiders op in blijven zetten.
               
U hebt mij gevraagd of er wordt nagedacht over een alternatief voor STAP. Ik bekijk
                  de komende periode op welke manier ik leven lang ontwikkelen kan blijven stimuleren.
                  Zoals ik in reactie op de motie van het lid Van der Lee c.s.9 tijdens het plenair debat over het arbeidsmarktpakket heb aangegeven, ben ik de mogelijkheden
                  aan het onderzoeken om het resterende STAP-budget zo gericht mogelijk in te zetten
                  voor het resterende deel van 2023. Ook onderzoek ik welke mogelijkheden er zijn voor
                  een gericht individueel scholingsbudget voor de komende twee jaar.
               
GL-3
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister toegevoegde waarde ziet in
                     de infrastructuur en systematiek van het STAP-budget. Deze leden vragen voorts of
                     het niet verstandig is om op de achtergrond door te werken aan het verbeteren van
                     de infrastructuur en de systematiek, bijvoorbeeld om STAP beter te richten.
In 2023 is de STAP-infrastructuur in elk geval nog actief. Ik begrijp de wens om desinvesteringen
                  in de ontwikkelde subsidie-infrastructuur te vermijden. Er is veel in geïnvesteerd
                  door alle ketenpartners van STAP. We waren druk bezig om de STAP-regeling te verbeteren
                  door deze strenger en strakker te maken en beter te laten aansluiten op de doelgroep
                  middels extra middelen voor mensen met een praktische opleiding en middels het veranderen
                  van de aanvraagsystematiek. Door de bezuiniging op STAP zijn deze ontwikkelingen stopgezet.
                  Ik bekijk de komende periode op welke manier ik leven lang ontwikkelen kan blijven
                  stimuleren en betrek daarbij de lessen vanuit de uitvoering van STAP. Er zijn echter
                  geen middelen beschikbaar die vanaf 2024 voor een alternatief voor STAP kunnen worden
                  ingezet.
               
GL-4
Zij wijzen in dit kader op uw antwoorden op de Kamervragen gesteld door de leden Maatoug
                     en Westerveld over het STAP-budget.10 De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts wat de huidige uitvoeringskosten
                     zijn en hoeveel het zou kosten om de infrastructuur en systematiek op de achtergrond
                     te verbeteren.
Voor de uitvoeringskosten van het STAP-budget is voor UWV jaarlijks 10 procent gereserveerd,
                  te weten 21,5 miljoen euro. Dit is ruim begroot, waarbij de daadwerkelijke afrekening
                  op nacalculatie gaat. Vorig jaar is er 13,1 miljoen euro gedeclareerd. Het gaat hier
                  om uitvoeringskosten en geen implementatiekosten. Voor de werkzaamheden van DUO en
                  de Toetsingskamer is tezamen een kleine 3 miljoen euro geraamd. Alle ketenpartners
                  zijn nu aan het bezien wat de bezuiniging op STAP betekent voor hun financiële huishouding.
                  Momenteel wordt in kaart gebracht wat de effecten van het stoppen van het STAP-budget
                  zijn op de uitvoeringskosten. Of verbetering van de infrastructuur mogelijk is, hangt
                  af van de mogelijkheid een individueel scholingsbudget beschikbaar te stellen, en
                  zo ja hoe dit er dan uit komt te zien.
               
GL-5
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast wat het kabinet voornemens is
                     met het Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM)-budget
                     en andere scholingsregelingen op het Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)-domein.
De SLIM-regeling stimuleert mkb ondernemers te investeren in een leerrijke werkomgeving,
                  bijvoorbeeld door het onderzoeken van scholings- en opleidingsbehoeften in een onderneming.
                  De regeling biedt ook ruimte voor initiatieven gericht op het ontwikkelen of invoeren
                  van een methode die werknemers in de onderneming stimuleert kennis, vaardigheden en
                  beroepshouding verder te ontwikkelen. Door het oprichten van een bedrijfsschool, of
                  het ontwikkelen en realiseren van een systeem van periodieke ontwikkelgesprekken met
                  werknemers in de onderneming. De SLIM-regeling is erg populair onder ondernemers en
                  ieder tijdvak wordt het volledige bedrag beschikt. In totaal is jaarlijks € 49,2 miljoen
                  beschikbaar. In 2023 wordt een tussenevaluatie uitgevoerd, die de effecten van de
                  subsidie onderzoekt. Op basis daarvan wordt bezien hoe aan deze regeling een vervolg
                  wordt gegeven.
               
De Expeditie-regeling van SZW richt zich op het creëren van bewustwording en op het
                  beter toepasbaar maken van bestaande wetenschappelijke- en praktijkkennis op het gebied
                  van Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen. Vorig jaar was de eerste openstelling
                  van de regeling waarbij de eerste vier projecten zijn gehonoreerd. Op dit moment loopt
                  een procesevaluatie die kort na de zomer worden opgeleverd. Mede naar aanleiding van
                  deze evaluatie zal de regeling naar verwachting op een aantal punten worden aangescherpt,
                  waarna in het voorjaar van 2024 een nieuw aanvraagtijdvak wordt opengesteld.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier