Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Aartsen over het bericht 'Bedrijven €200 mln. duurder uit door regels die ministeries vorig jaar invoerden'
Vragen van het lid Aartsen (VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Bedrijven € 200 mln duurder uit door regels die ministeries vorig jaar invoerden» (ingezonden 12 juni 2023).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 10 juli
2023)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Bedrijven € 200 mln duurder uit door regels die ministeries
vorig jaar invoerden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat aangenomen wetten nooit mogen leiden tot een onnodige stijging
van regeldruk voor ondernemers?
Antwoord 2
Een onnodige stijging van regeldruk voor ondernemers moet altijd worden voorkomen.
We doen er op dit moment al veel aan om regeldruk zoveel mogelijk te beperken en onnodige
regeldruk te voorkomen. Onder andere door het inzetten van de MKB-toets (ondernemers
kunnen in een vroege fase in het wetgevingstraject meepraten over zaken als werkbaarheid,
proportionaliteit en regeldruk) en door ATR in een zo vroeg mogelijke fase mee te
laten kijken. Regeldrukkosten kunnen echter nooit helemaal voorkomen worden. Ondernemers
zullen altijd wel zaken moeten regelen om aan de opgelegde verplichtingen te kunnen
voldoen.
Vraag 3
Wat is uw appreciatie van de conclusie van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)
dat er te weinig aandacht is voor verlaging van de regeldruk voor bedrijven?
Antwoord 3
Het is goed dat ATR in het jaarverslag 2022 aandacht vraagt voor regeldruk. Uit een
eerdere evaluatie en onderzoek blijkt dat ca. 80% van de adviespunten van ATR wordt
opgevolgd. Het Ministerie van EZK ziet er in het besluitvormingsproces ook nauwgezet
op toe. Ook heb ik met ATR een afspraak dat ik waar nodig intervenieer bij collega
bewindspersonen bij heel negatieve oordelen. Daarnaast is het zaak dat de aandacht
voor regeldruk bij ministeries verder verbetert.
Ik bereid op dit moment een voorstel voor de instellingswet voor het Adviescollege
toetsing regeldruk voor. Daarmee beoog ik ATR een (in principe) permanente status
te geven, waarbij ik ook extra mogelijkheden en waarborgen voor ogen heb om de rol
van ATR binnen het wetgevingsproces goed te verankeren, bijvoorbeeld door die rol
al eerder in het proces te geven.
Daarnaast heb ik goede hoop dat het net geïntroduceerde Beleidskompas en het steeds
vaker houden van MKB-toetsen voor verdere verbetering kunnen zorgen.
Vraag 4
Kunt u uitleggen hoe het kan dat in 43% van de adviezen aan het kabinet door de ATR
is geconcludeerd dat de voorgelegde regelgeving onvoldoende is onderbouwd?
Antwoord 4
In 43% van de formele adviezen was sprake van een negatief dictum (dictum 3 of 4).
Dit betekent niet altijd dat de regelgeving onvoldoende is onderbouwd, maar dat er
ten aanzien van de transparantie ten aanzien van regeldruk in de consultatieversie
van de regelgeving meerdere of serieuzere aanmerkingen worden gemaakt door ATR. De
criteria bevatten onder meer: opmerkingen op het in kaart brengen van de regeldruk,
de afgewogen alternatieven zijn onvoldoende toegelicht, er zijn aandachtspunten voor
de werkbaarheid of er zijn vragen rond het instrument regelgeving.
Vraag 5
Hoe vaak van de in totaal achttien keer dat de ATR heeft geadviseerd om een wetsvoorstel
niet in te dienen heeft dit daadwerkelijk geleid tot het niet indienen van een wetsvoorstel?
Indien er wetsvoorstellen met het ATR-advies niet-indienen toch zijn ingediend, wat
was hiervoor de reden?
Antwoord 5
Van de achttien voorstellen voor regelgeving die in 2022 het dictum «niet indienen»
hebben gekregen zijn er zover ik dat kan zien twee inmiddels in werking getreden (subsidieregelingen)
en daarnaast zijn drie voorstellen ingediend bij de Kamer doch nog niet in werking
getreden. De overige voorstellen zijn nog niet ingediend.
De reden om een voorstel toch in te dienen verschilt van geval tot geval. In de toelichting
bij de voorstellen hebben departementen aangegeven op welke wijze de adviezen van
ATR zijn verwerkt en of en hoe dit heeft geleid tot aanpassingen. Voorstellen worden
vaak nog aangepast nadat ATR-advies heeft uitgebracht. Niet alleen naar aanleiding
van de ATR-adviezen, maar ook op basis van binnengekomen reacties op de consultatie
bij de beoogde doelgroepen en naar aanleiding van andere adviezen en uitvoerings-
en handhavingstoetsen. Ook kan een voorstel alsnog worden ingediend na een advies
van ATR dit niet te doen, omdat dat politiek wenselijk wordt geacht.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een advies van de ATR om een wetsvoorstel niet in te dienen
altijd moet leiden tot het niet-indienen van het wetsvoorstel?
Antwoord 6
Ik deel niet de mening dat een wetsvoorstel met een advies «niet indienen» altijd
moet leiden tot afzien van indienen. Het aan ATR voorgelegde voorstel is een consultatieversie.
De toetsing is juist in een dergelijke vroege fase geplaatst, zodat (ingrijpende)
aanpassing van het voorstel en de toelichting mogelijk is. Een dergelijk dictum geeft
wel reden tot extra aandacht en mogelijk heroverweging. Ik heb daarom de afspraak
met ATR om contact te houden bij dergelijke dicta om, indien noodzakelijk, interventie
bij collegaministers te overwegen.
Hiernaast geldt dat het aan het kabinet en de Staten-Generaal is om te besluiten over
wetgeving. ATR brengt een advies uit. Een dergelijk automatisme zou aan dit beginsel tornen.
Vraag 7
bent u bereid om uw collega’s van de Ministeries voor Onderwijs, Cultuur en Weteschappen,
Sociale Zaken en werkgelegenheid en Volksgezondheid, Wetenschap en Sport te wijzen
op het feit dat de ATR relatief veel van hun wetsvoorstellen van kritisch advies voorziet
en hen actief aan te sporen om wetsvoorstellen met voornaamste aandachtspunt het verlagen
van de regeldruk te verbeteren?
Antwoord 7
ATR verzendt een openbaar advies ook altijd aan de eerstverantwoordelijke bewindspersoon.
De desbetreffende collega’s zijn derhalve op de hoogte. Ik heb daarnaast de uitkomsten
van het jaarverslag van ATR onder de aandacht gebracht van de Minister voor Rechtsbescherming
om Rijksbreed extra aandacht te vragen voor de onderbouwing van nut en noodzaak.
Hiernaast verwacht ik dat het gebruik van het Beleidskompas een verbetering te zien
zal geven van onderbouwing op dat punt.
Vraag 8
Deelt u de mening dat een berekening van de regelkosten bij een wetsvoorstel verplicht
moet zijn? Bent u bereid om een rekenmethode te ontwikkelen die ministeries moeten
gebruiken bij het berekenen van de regelkosten?
Antwoord 8
Departementen zijn al verplicht om bij iedere regeling (wet, AMvB en ministeriële
regeling) in de toelichting de regeldrukkosten te kwantificeren. Deze verplichting
is vastgelegd in aanwijzing 7.5a van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Voor het berekenen van de regeldrukkosten wordt Rijksbreed gebruikgemaakt van het
Handboek Meting Regeldrukkosten van het Ministerie van EZK. Het Handboek bevat een
methodiek voor het berekenen van de regeldrukkosten. Deze methodiek, die bekend staat
als het Standaard Kosten Model (SKM), is uniform van opzet en is daarom toepasbaar
binnen de gehele overheid. Het SKM stelt de ondernemer/burger centraal. Het gaat na
welke stappen of handelingen men moet maken om de verplichtingen na te kunnen leven,
en hoeveel tijd en welke uitgaven hiermee gepaard gaan.
Deze methodiek is in 2007 ontwikkeld door de Ministeries van Financiën en Economische
Zaken en wordt inmiddels ook internationaal toegepast voor het kwantificeren van de
regeldruk.
Vraag 9
Bent u bereid om ook nieuwe Europese wet- en regelgeving te laten toetsen door het
ATR op de gevolgen voor de regeldruk?
Antwoord 9
In de instellingswet waar ik in het antwoord op vraag 3 op in ben gegaan en die vorig
jaar in internetconsultatie is geweest2, beoog ik een rol op te nemen voor het nieuwe, permanente ATR bij de beoordeling
van de in kaart gebrachte regeldrukeffecten voor Nederland van voorstellen voor EU-verordeningen
en -richtlijnen.
Vraag 10
Bent u bereid om onderzoek te doen naar alternatieve vormen van een mkb-toets, waarbij
er vanuit de ministeries een proactievere houding wordt aangenomen in relatie tot
de mkb-toets?
Antwoord 10
Uitvoering van de MKB-toets is inmiddels steeds meer ingeburgerd geraakt bij de verschillende
departementen. Het instrument MKB-toets vindt nu plaats in de vorm van een panelgesprek
tussen de dossierhouder en ondernemers op wie de nieuwe wet of regelgeving van toepassing
zal zijn. Dit gesprek vindt in de vroege fase van het wetgevingsproces plaats. Voor
deze vorm is samen met het MKB Nederland gekozen omdat er zo geen overlap met andere
consultatievormen plaatsvindt. De MKB-toets in de vorm van het panelgesprek geeft
vaak al veel inzichten omdat hoor en wederhoor worden toegepast en men aan de hand
van een startnotitie de punten uit de voorgenomen regelgeving bespreekt. Het gesprek
is bovendien vaak digitaal waardoor plaats-onafhankelijk het gesprek met ondernemers
kan worden aangegaan. Naast de MKB-toets wordt er binnen de Ministeries van Landbouw
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) al gewerkt
met alternatieve vormen van MKB-toetsen. Bij LNV heet deze ook wel de «Agro-check»,
bij VWS «praktijkcheck/rondetafelgesprek met zorgaanbieders en zorgverleners».
Ook kiezen dossierhouders er al regelmatig voor om het gesprek in de vroege fase met
ondernemers in de regio aan te gaan. Een voorbeeld hiervan zijn de gesprekken met
de glastuinbouw over de energiemaatregelenlijsten op drie plekken in het land. Ik
zie, gezien deze positieve ontwikkelingen, geen reden nu nader onderzoek te doen naar
alternatieve vormen van een MKB-toets.»
Vraag 11
Wat zijn de voorwaarden waaraan wordt getoetst om te bepalen of regelgeving significante
impact heeft voor het mkb?
Antwoord 11
In de interdepartementale handreiking panelconsultatie voorgenomen wet- en regelgeving
(MKB-toets) zijn de criteria voor het uitvoeren van een MKB-toets opgenomen. Men voert
een MKB-toets uit als de verwachting is dat de verplichtingen in de nieuwe regeling
tot substantiële regeldrukgevolgen voor het mkb kunnen leiden. Om te kunnen bepalen
of er sprake is van substantiële regeldrukgevolgen gelden de volgende criteria:
A. het betreft wetten/AmvB’s/regelingen als gevolg van een stelsel- of systeemwijziging3, 4, óf
B. er zijn substantiële wijzigingen te verwachten in het bedrijfsproces, die tot extra
inhoudelijke nalevingskosten zullen leiden, óf
C. er is sprake van belangrijke nieuwe/additionele verplichtingen, bijv. als er nieuwe
uitzonderingen in de wettelijke verplichtingen worden gecreëerd of dat er een totaal
nieuwe verplichting wordt geïntroduceerd, die een groot aantal bedrijven zal raken,
óf
D. er forse extra regeldrukkosten verwacht mogen worden (structurele of eenmalige regeldruk
van meer dan € 5 mln. in totaal én meer dan € 1.000 gemiddeld per bedrijf.
Als er twijfel is over bovenstaande punten, kunnen dossierhouders de koepelorganisaties
raadplegen voor generieke wetgeving en een brancheorganisatie als het om sectorspecifieke
wetgeving gaat. Ook kunnen dossierhouders hierover contact opnemen met de departementale
regeldrukcoördinatoren of met het Adviescollege toetsing regeldruk.
Vraag 12
Hoe zien de proceswaarborgen om ervoor te zorgen dat mkb-toetsen Rijksbreed worden
uitgevoerd er uit? Waarom wordt er nergens bijgehouden bij welke regelgeving er geen
mkb-toets wordt uitgevoerd? Deelt u de mening dat het besef vergroot wordt als bewindspersonen
actief moeten beargumenteren waarom zij geen mk -toets hebben uitgevoerd?
Antwoord 12
De MKB-toets is inmiddels als verplichte kwaliteitseis opgenomen in het nieuwe Beleidskompas5.
De voorwaarden wanneer een MKB-toets moet worden uitgevoerd zijn uitgewerkt in de
interdepartementale handreiking «panelconsultatie voorgenomen wet- en regelgeving
(MKB-toets)». Wanneer een departement ervoor kiest om, ondanks de verwachting van
substantiële regeldrukgevolgen voor het mkb, geen MKB-toets uit te voeren, dan zal
het hier, vanuit het «pas toe of leg uit principe» een motivering voor moeten geven.
Dit principe wordt getoetst door Adviescollege toetsing regeldruk bij de toetsing
van nieuwe wet- en regelgeving en door EZK in het proces na de consultatiefase.
Er wordt niet centraal bijgehouden bij welke regelgeving er geen MKB-toets is gehouden.
Gelet op het feit dat deze toets alleen wordt ingezet in gevallen dat er substantiële
gevolgen voor het mkb worden verwacht, zou dit bijhouden niet proportioneel zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.