Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Maatoug over het onderzoek ‘Verkenning grijze vlek binnen DC-regelingen’
Vragen van het lid Maatoug (GroenLinks) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het onderzoek «Verkenning grijze vlek binnen DC-regelingen» (ingezonden 22 juni 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
6 juli 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek «Verkenning grijze vlek binnen DC-regelingen» van
de Autoriteit Financiële Markten (AFM)?
Antwoord 1
Ja. Ik ben bekend met het onderzoek van de AFM naar de grijze vlek binnen DC-regelingen.
Vraag 2
Wat is volgens u de definitie van de «grijze vlek»? Wanneer valt iemand onder de grijze
vlek?
Antwoord 2
Er is geen eenduidige definitie van de grijze vlek, zoals ook blijkt het onderzoek
van Netspar.1 Werknemers die tot de grijze vlek behoren, bouwen pensioen op in de tweede pijler.
Of dit pensioen voor deze werknemer toereikend is, hangt onder andere af van zijn/haar
persoonlijke situatie. Het is aan de (verenigingen van) werkgever(s) en (verenigingen
van) werknemers (hierna sociale partners) om afspraken te maken over de arbeidsvoorwaarde
pensioen in samenhang met de andere arbeidsvoorwaarden. Het is niet aan mij om daar
een oordeel over te geven.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat volgens onderzoek van de AFM zo’n 65% van alle werknemers die
met een premieregeling pensioen opbouwen – 650.000 deelnemers – een premiepercentage
van 10% van de pensioengrondslag of minder hebben?
Antwoord 3
Pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners maken hier afspraken over in samenhang
met de andere arbeidsvoorwaarden. Het is dan ook niet aan mij om hier een oordeel
over te geven. Wel vind ik het belangrijk dat de werknemer op de hoogte is van zijn/haar
(verwachte) pensioen en tijdig zelf maatregelen kan treffen, door bijvoorbeeld vrijwillig
bij te sparen in de derde pijler als dat past bij de voorkeuren van de deelnemer.
Deze informatie is bijvoorbeeld te vinden op de website www.mijnpensioenoverzicht.nl en op de jaarlijkse UPO’s.
Vraag 4
Wat is het gemiddelde premiepercentage dat nodig is voor een adequate vervangingsratio
van 75% na veertig jaar werken? Wat is het benodigde premiepercentage voor een 25-jarige?
Antwoord 4
Om te beginnen wil ik benadrukken dat het aan sociale partners is om, gegeven het
fiscale en juridische kader, invulling te geven aan de arbeidsvoorwaarde pensioen.
Het fiscale kader faciliteert een pensioenambitie van 75% middelloon in 40 opbouwjaren
(afgerond 80% bij 42 jaar opbouw), uitgaande van een verwacht rendement van 1,5%.
Dit leidt tot een maximale premiegrens van 30% (vlakke premie). Deze maximale premie geldt voor alle deelnemers,
dus ook voor een 25-jarige.2 Het is aan sociale partners om binnen deze kaders tot arbeidsvoorwaardelijke afspraken
te komen.
Vraag 5 en 6
Denkt u dat er een verband is tussen het soort pensioenregeling (premieregeling of
uitkeringsovereenkomst) en de kwaliteit van de regeling?
Hoe gaat u voorkomen dat de zogenaamde «grijze vlek» van mensen met een matige tot
slechte pensioenregeling niet groeit als straks iedereen over moet stappen op een
premieregeling?
Antwoord 5 en 6
Pensioen is een arbeidsvoorwaarde waarover sociale partners onderhandelen en afspraken
maken. Zij zijn dan ook aan zet om binnen het fiscale kader een bij hen passende pensioenregeling
overeen te komen. In het nieuwe pensioenstelsel blijft het mogelijk om gemiddeld in
(ruim) 42 jaar een pensioen op te bouwen dat – opgeteld bij de AOW-uitkering – 80%
van het gemiddelde loon bedraagt. De overheid waarborgt dit door het niveau van de
fiscale facilitering op peil te houden. De fiscale premiebegrenzing in het nieuwe
stelsel biedt ruimte voor een totale premiesom die naar verwachting even hoog is als
de premiesom die nu fiscaal wordt gefaciliteerd. Binnen het nieuwe pensioenstelsel,
met verschillende premieregelingen, kan hetzelfde resultaat behaald worden als binnen
het voormalige pensioenstelsel met zowel uitkerings- als premieregelingen. Ik ben
niet van mening dat er een verband is tussen het soort pensioenregeling (premieregeling
of uitkeringsovereenkomst) en de kwaliteit van de regeling. Overigens hangt de kwaliteit
van de regeling ook van meer zaken af dan alleen het premiepercentage. In de monitoring
van de van de Wet toekomst pensioenen zal, zoals toegelicht in de Kamerbrief over
de transitieperiode Wet toekomst pensioenen, onder meer gekeken worden naar de arbeidsvoorwaardelijke
afspraken die in de nieuwe regelingen gemaakt worden. Hierover zal ik uw Kamer tijdens
de transitie dan ook op de hoogte houden.
Vraag 7 en 8
Verwacht u dat de afgesproken halvering van de «witte vlek» (werknemers die geen pensioen
opbouwen) zal leiden tot een toename van de grijze vlek?
Ziet u mogelijkheden om dit te voorkomen en om bij het verkleinen van de witte vlek
te zorgen dat werknemers een adequate pensioenregeling krijgen?
Antwoord 7 en 8
Ik heb niet de verwachting dat de afgesproken halvering van de witte vlek zal leiden
tot een toename van de grijze vlek. Een adequaat pensioen is voor alle generaties
belangrijk. In de pensioenwet is een reductiedoelstelling van 50% opgenomen van het
aantal werknemers dat geen pensioen opbouwt via zijn werkgever in de tweede pijler
per 1 januari 2028 ten opzichte van de stand ultimo 2019.3 Hoe de nieuwe pensioenovereenkomsten eruit komen te zien, is op voorhand niet te
zeggen. Het is immers aan sociale partners om invulling te geven aan de arbeidsvoorwaarde
pensioen. Om het voor kleine en startende werkgevers eenvoudiger te maken om tot een
pensioenregeling te komen, wordt in de Stichting van de Arbeid een basispensioenproduct
(«instapregeling») ontwikkeld.4 Deze pensioenregeling dient zo «standaard» te zijn dat inschakeling van een Wft-gecertificeerde
pensioenadviseur niet noodzakelijk is («execution only»). Daarbij is het voorstel
om deze «instapregeling» te voorzien van een ingroeipad van een maximum (nog nader
te bepalen) aantal jaren, zodat het voor alle bedrijven een haalbare optie wordt.
Op die manier wordt bewerkstelligd dat de witte vlek wordt verkleind en een voor die
deelnemers adequate pensioenregeling wordt afgesproken.
Vraag 9
Hoe gaat u zorgen voor meer bewustzijn onder werknemers over hun pensioenregeling?
Antwoord 9
Het bewustzijn van werknemers over hun pensioenregeling wordt op verschillende manieren
vergroot. Zo gaat de nieuwe pensioenwet gepaard met een publiekscampagne. Vanaf eind
augustus wordt Nederland via TV, radio en social media geïnformeerd over de nieuwe
pensioenwet. Daarnaast is er de website www.onsnieuwepensioen.nl, waar alles over pensioen zo duidelijk mogelijk wordt uitgelegd. Op deze manier worden
ook werknemers geïnformeerd over de nieuwe pensioenwet en neemt naar verwachting het
pensioenbewustzijn toe. Ook de jaarlijks terugkerende Pensioen3Daagse van het platform
Wijzer in Geldzaken heeft tot doel om het pensioenbewustzijn te vergroten.
Daarnaast zijn er verschillende momenten waarop de werknemer wordt geïnformeerd over
zijn pensioenregeling, ook dat draagt bij aan het pensioenbewustzijn van werknemers.
Zo is de werkgever, op grond van het Burgerlijk Wetboek, verplicht de werknemer te
informeren of hij gaat deelnemen aan een pensioenregeling.5 De werknemer wordt ook geïnformeerd als dat niet het geval is. Indien de werknemer
wel pensioen gaat opbouwen, ontvangt hij/ zij vervolgens jaarlijks een uniform pensioenoverzicht
waarin staat hoeveel pensioen hij/ zij heeft opgebouwd. Op de website
www.mijnpensioenoverzicht.nl vindt de werknemer een totaaloverzicht van zijn opgebouwde pensioen. Indien de werknemer
op het moment van inloggen geen pensioen opbouwt, wordt dat ook zichtbaar. Ook zal
gedurende de transitie de communicatie over de veranderingen voor een pensioenregeling
en individuele pensioendeelnemer worden geïntensiveerd door de sociale partners, fondsen,
verzekeraars en pensioenuitvoerders. Tot slot, is met de wet toekomst pensioenen geregeld
dat voor werknemers via een melding op de loonstrook zichtbaar wordt gemaakt indien
er geen ouderdomspensioen via de werkgever wordt opgebouwd. Deze verplichting zal
zo spoedig mogelijk in werking treden. De inwerkingtreding van het betreffende artikel
wordt echter op een later moment vastgesteld, zodat de betrokken partijen voldoende
tijd hebben om deze wijzigingen door te voeren.
Vraag 10
Is het verplichtstellen van een pensioenlabel dat de kwaliteit van een pensioenregeling
weergeeft voor u een optie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
In de brief van 12 november 2020 heeft mijn ambtsvoorganger uitgebreid toegelicht
hoe hij aankijkt tegen de invoering van een pensioenlabel.6 Samengevat, een pensioenlabel waarmee de arbeidsvoorwaarde pensioen wordt vergeleken,
geeft slechts inzicht in één aspect van de arbeidsvoorwaarde pensioen, bijvoorbeeld
de ingelegde premie. Het zegt daarmee nog niets over andere onderdelen van de pensioenregeling
zoals het arbeidsongeschiktheids- of het nabestaandenpensioen. Daarnaast geeft een
pensioenlabel een oordeel, een score, over de uitkomst van één van de arbeidsvoorwaarden.
Een pensioenlabel is dan ook iets anders dan bijvoorbeeld een energielabel dat een
objectieve maatstaf is. Voor pensioen geldt immers dat de gewenste uitkomst voor iedereen
anders is en daarmee is er geen objectieve maatstaf te formuleren. Een pensioenlabel
is dan ook geen instrument dat ik verplicht wil stellen. Het is immers niet aan mij
om een oordeel te geven over het resultaat van onderhandelingen tussen sociale partners.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat er al verschillende instrumenten zijn, zoals
de app «pensioenchecker» en de site «mijnpensioenoverzicht.nl», die op een eenvoudige,
laagdrempelige wijze overzicht en inzicht geven in de arbeidsvoorwaarde pensioen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.