Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Energieraad 11-12 juli 2023 (Kamerstuk 21501-33-1023)
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1028
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 juli 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Klimaat en Energie over de brief van 27 juni 2023
over de geannoteerde agenda informele Energieraad 11–12 juli 2023 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1023)
De vragen en opmerkingen zijn op 4 juli 2023 aan de Minister voor Klimaat en Energie
voorgelegd. Bij brief van 5 juli 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Klink
Adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de informele
Energieraad (informeel) van 11–12 juli 2023 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1023). Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat overheidsinterventies gericht en proportioneel
moeten zijn en ervoor gewaakt moet worden dat veiligheidsargumenten niet misbruikt
worden door lidstaten voor protectionistische doeleinden.
1
Hoe is de Minister van plan dit te waarborgen?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat bedrijven in de eerste plaats zelf verantwoordelijkheid
voor hun waardeketens dragen en baat hebben bij het verminderen van risicovolle strategische
afhankelijkheden en het borgen van de economische veiligheid. Wel heeft de regering
een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat publieke belangen gewaarborgd blijven.
Om deze verantwoordelijkheid gericht en proportioneel in te vullen is de mate van
mogelijke directe negatieve impact op het publiek belang en de waarschijnlijkheid
dat waarborging in het geding komt. Waar een publiek belang, zoals de nationale veiligheid
of de beschikbaarheid en het goed functioneren van vitale infrastructuur, 1) onder
disproportionele druk komt te staan; 2) de markt en het bedrijfsleven dit risico onvoldoende
adresseren of hiertoe niet in staat zijn en; 3) impact en waarschijnlijkheid van het
risico hierop hoog zijn, ligt een rol voor de overheid voor de hand.
Deze positie draagt Nederland ook in de EU uit waar het gaat om nieuwe voorstellen.
In geval van nieuwe of bestaande EU-instrumenten en wetgeving – zoals bijvoorbeeld
de Verordening Buitenlandse Subsidies – zet het kabinet tijdens de onderhandelingen
in op goede verankering van gerichtheid en proportionaliteit in de wetgeving. De Europese
Commissie heeft daarbij de rol om te monitoren of EU-Lidstaten dergelijke instrumenten
inzetten in lijn met het doel van het instrument en hier zodoende geen verkapt protectionisme
mee bedrijven.
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van het voornemen tot een gediversifieerd
energie-importbeleid en veilige, verbonden robuuste energie-infrastructuur. Nederland
heeft via haar havens een grote mogelijkheid om een leidend land te worden in de import
van waterstof, net als nu met olie zo is.
2
Via welk beleid zorgt de Minister ervoor dat Nederland het doorvoerland wordt voor
waterstof van niet-Europese landen naar Europese landen?
Antwoord
De belangrijkste voorwaarde voor het kunnen fungeren als doorvoerland is het op orde
hebben van de infrastructuur. Daarom start dit jaar de aanleg van de waterstofpijpleidinginfrastructuur
en ben ik in overleg met de buurlanden over grensoverschrijdende verbindingen. Daarnaast
worden in de havens terminals gefaciliteerd voor overslag en opslag van waterstof
in diverse vormen.
Ook werk ik aan een netwerk van relaties met landen die in de nabije toekomst waterstof
kunnen gaan leveren en positioneer daarbij nadrukkelijk Nederland als toegangspoort
tot de Europese Markt, zoals ik ook uiteen heb gezet in de kamerbrief «Energiediplomatie
en import van waterstof» 1. Dit is dit jaar zichtbaar geworden door de recente MoU’s met Spanje, Portugal, Australië,
Saudi Arabië Zuid-Afrika en Marokko. De aanleg van een importcorridor met Spanje en
Portugal is een goed voorbeeld van Europese samenwerking in het kader van onafhankelijkheid
van derde landen. Daarnaast is Noorwegen ook een belangrijke importpartner binnen
Europa.
Met actieve energiediplomatie, ook naar landen buiten de EU, faciliteer ik contacten
met bedrijven uit deze landen zodat er ook daadwerkelijk corridors gaan komen tussen
Nederlandse havens en deze landen. Door deelname aan H2Global wil ik de start van
de importmarkontwikkeling versnellen. H2Global is voorts een goed voorbeeld van de
nauwe samenwerking met Duitsland, de belangrijkste markt voor doorvoer. Samen met
Duitsland zal ik dit jaar een gezamenlijke routekaart voor import en doorvoer van
waterstof opstellen, zodat het Nederlands beleid nog beter rekening kan houden met
wat voor doorvoer belangrijk is.
Ook werk ik in Pentalateraal verband aan afstemming met andere NW-Europese landen
over EU beleid dat ook gericht is op import van buiten de EU. Tot slot heeft Nederland
mede het initiatief genomen tot een International Hydrogen Trade Forum dat een dialoog
moet faciliteren tussen importerende en exporterende landen, en waarmee Nederland
zich ook manifesteert als een land dat een open liquide markt voorstaat.
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de nationale grondstoffenstrategie wordt
ingezet op circulariteit en innovatie, diversificatie van toeleveringsketens, monitoring,
uitbreiding van Europese waardeketens en het verduurzamen van internationale kaders.
3
Deze leden vragen of de Minister zich ook gaat inspannen voor de winning van grondstoffen
in Europa en welke rol Nederland hierin kan spelen?
Antwoord
Zoals bij uw Kamer bekend zijn de mogelijkheden voor de winning van kritieke grondstoffen
uit de Nederlandse bodem beperkt door de afwezigheid van deze grondstoffen. Binnen
de Europese Unie liggen er meer kansen voor winning. De Critical Raw Materials Act
(CRMA) stelt het doel om 10% van de Europese consumptiebehoefte van kritieke grondstoffen
uit eigen bodem te winnen in 2030.2 Om dit te realiseren, worden lidstaten verplicht om een nationaal exploratieprogramma
op te stellen binnen 1 jaar na de inwerkingtreding van de CRMA. Daarnaast worden er
binnen de CRMA Strategische Projecten (inclusief mijnbouwprojecten) aangewezen die
middels versnelde vergunningverlening en betere toegang tot financiering, versneld
moeten kunnen worden gerealiseerd. Het kabinet onderschrijft de ambitieuze doelen
die in de CRMA worden gesteld en pleit voor een toekomstbestendige overriding public
interest status (t.o.v. natuur- en milieuwetgeving) van Strategische Projecten. Nationaal
lopen er in opdracht van het kabinet verschillende onderzoeken om beter zicht te krijgen
op onze afhankelijkheden op het gebied van grondstoffen zoals ook aangekondigd tijdens
het Commissiedebat Nationale Grondstoffenstrategie (29 juni jl.). Verder brengt het
kabinet momenteel de voor- en nadelen van het uitbreiden van duurzame raffinagecapaciteit
in Nederland in kaart. Deze verkenning wordt eind 2023 met de Kamer gedeeld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister constateert dat de Europese Unie
in behoorlijke mate afhankelijk is van grondstoffen en producten uit derde landen.
4
Deze leden vragen hoe de Minister zich inzet om raffinagecapaciteit naar Nederland
te laten komen?
Antwoord
Momenteel wordt de grondstoffenstrategie uitgewerkt en voeren we gesprekken met het
bedrijfsleven over de kansen en mogelijkheden voor raffinage en terugwinning van kritieke
grondstoffen in Nederland. In deze verkenning wordt meegenomen hoe dit wel of niet
past in de verduurzamingsplannen van de industrie. Daarbij wordt goed gekeken welke
mijnbouwambities de verschillende lidstaten ontwikkelen en in hoeverre mogelijke Nederlandse
sterktes (die o.a. na de zomer in de Nationale Technologiestrategie worden gepresenteerd)
daar op kunnen aansluiten. Circulaire economie en besparing van grondstoffen zijn
hierbinnen belangrijke elementen. Het kabinet verwacht de belangrijkste uitkomsten
van deze verkenning in de tweede helft van 2023 aan uw Kamer aan te bieden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier