Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over afstel GVS-modernisering (Kamerstuk 29477-832)
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 847
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 juli 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 17 mei 2023 inzake Afstel GVS-modernisering (Kamerstuk 27 477, nr. 832).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 juni 2023 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 5 juli 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
7
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
7
II.
Reactie van de Minister
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de afstel van modernisering
van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Voor deze leden is betaalbare en toegankelijke
zorg een belangrijk speerpunt en zij zijn dan ook voorstander van het moderniseren
van het GVS. Zij hebben dan ook enkele vragen. Allereerst zijn genoemde leden benieuwd
of de Minister het afzien van een modernisering van het GVS een toekomstbestendige
keuze acht. Hoe ziet de Minister de toekomst van het GVS in algemene zin voor zich?
Genoemde leden lezen dat de Minister op basis van de uitkomsten van de verkenning
naar verzachtende maatregelen tot de conclusie is gekomen dat het onwenselijk is om
de modernisering van het GVS via een herberekening van de vergoedingslimieten door
te zetten. Een van de uitkomsten was dat het ontbreekt aan voldoende inzicht in het
gedrag van fabrikanten, zorgverleners en patiënten. Kan de Minister aangeven hoe het
momenteel is met het inzicht in dit gedrag? Wordt genoeg gedaan om dit inzicht te
verkrijgen en wat kan gedaan worden om dit verder te verbeteren?
In de recente Kamerbrief schrijft de Minister dat hij nog gaat uitzoeken of de maximale
eigen bijdrage voor patiënten wordt doorgezet. Herkent de Minister de signalen dat
fabrikanten anticiperen op deze maatregel door het in te zetten als marketingtool
door patiënten aan zich te binden via een terugbetaalregeling? Patiënten krijgen dan
de gemaximeerde eigen betaling terug van de fabrikant en hebben dus de facto geen
eigen betaling meer. Het gevolg is dat generieke leveranciers niet kunnen concurreren
met deze merkfabrikanten omdat zij een dergelijk product niet leveren onder de GVS-limiet,
maar ook niet in staat zijn om een dure terugbetaalregeling te financieren. Het gevolg
is dat zorgverzekeraars geen goedkoper product kunnen contracteren. Het betekent ook
dat de premiebetaler steeds meer meebetaalt aan geneesmiddelen terwijl de patiënt
feitelijk een financieel voordeel ontvangt. Hoe kijkt de Minister aan tegen het marktgedrag
dat de maximering van eigen betalingen veroorzaakt en wat dit betekent voor de toekomst
van de maatregel?
De leden van de VVD-fractie zien ook de uitdagingen op het gebied van beschikbaarheid
en toegankelijkheid van geneesmiddelen en zijn dan ook blij te zien dat de Minister
gaat kijken hoe hij het GVS zo kan inzetten dat het effectief bijdraagt aan toekomstbestendige
vergoeding van extramurale geneesmiddelen. Deze leden zijn dan ook benieuwd naar de
toekomstvisie van de Minister op extramurale farmacie. Daarnaast vragen zij wat de
Minister gaat doen aan de clusters waarbij de verouderde vergoedingslimiet in het
GVS inmiddels fors lager is dan het huidige prijsniveau van (nieuwe) geneesmiddelen
in het cluster.
Daarnaast lezen genoemde leden dat de Minister nadrukkelijk het veld erbij wil betrekken.
Wordt het veld er meteen bij betrokken of in een later stadium? Welke suggesties hebben
partijen uit het veld eerder gedaan?
De Minister geeft aan dat de tijd leert dat voor een nieuw plan voor een toekomstbestendig
GVS voldoende tijd dient te worden genomen. Wat wordt verstaan onder voldoende tijd
en hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat betrokken partijen niet te lang in onzekerheid
zitten over de wijze van modernisering?
Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd wat de stand van zaken is van de
brief over het preferentiebeleid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit van
de Minister om af te zien van de modernisering van het GVS. Deze leden hebben begrip
voor de argumentatie dat op dit moment onvoldoende zekerheid kan worden gegeven over
de effectiviteit en gevolgen voor patiënten. Deze leden begrijpen heel goed dat met
voorliggend besluit de zorgen en onzekerheid die was ontstaan bij patiënten, zorgprofessionals
en andere veldspelers wordt beantwoord. Dit neemt echter niet weg dat het GVS al sinds
1999 niet meer is geactualiseerd en de daarmee gepaarde problemen zijn opgelost. Deze
leden zijn dan ook teleurgesteld dat het toekomstbestendig maken van een verouderd
systeem langer op zich laat wachten. Daartoe hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen dat de prikkel om kostenbewust voor
te schrijven steeds verder afneemt. Mede doordat de markt, zo begrijpen deze leden,
zich in tal van clusters aanpast aan het vergoedingssysteem. Kan de Minister aangeven
welke acties op korte termijn worden genomen om dit tegen te gaan?
Deze leden constateren dat het huidige GVS een belemmering vormt voor de door- of
her-ontwikkelen van oude geneesmiddelen naar geneesmiddelen voor een zeldzame aandoening
(repurposing). Dit komt mede door de clustering in combinatie met de prijsplafonds ertoe leidt
dat het terugverdienen van investeringen bij een herontwikkelingstraject als niet
kansrijk wordt ingeschat. Met het afstellen van de GVS-modernisering wordt deze belemmering
niet weggenomen. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden hij ziet om repurposing in eigen land aan te jagen?
De leden van de D66-fractie zien met stijgende individuele (zorg)kosten voor patiënten
voordelen aan het vaststellen van maximale eigen bijdrage. Helaas anticiperen farmaceuten
op de maximale eigen bijdrage voor patiënten. Herkent de Minister deze signalen? Kan
de Minister toelichten welke gevolgen ontstaan door het misbruik van deze maatregel
door fabrikanten en welke opties de Minister overweegt om dit te tegen te gaan? Voorts
vragen deze leden wanneer de Minister de Kamer en bovenal patiënten meer duidelijkheid
kan geven over een eventueel besluit over maximeren van eigen bijdragen in 2024.
Genoemde leden constateren dat de Minister nadrukkelijk het veld wil betrekken om
het systeem te verbeteren en begrijpen dat het veld verschillende suggesties heeft
gedaan. Kan de Minister een overzicht geven van de suggesties ter verbetering? Kan
de Minister in zijn voorgenomen brief begin 2024 reflecteren op deze suggesties en
op welke wijze de Minister hier van plan is gevolg aan te geven met bijbehorend tijdspad?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister de Kamer in de Miljoennota verder
zal informeren over de financiële consequenties van het niet invullen van de taakstelling,
wat leidt tot een structureel besparingsverlies van € 140 miljoen per 2024. Kan de
Minister toelichten waarom nu gekozen is voor het structureel inboeken van het besparingsverlies
in tegenstelling tot incidenteel, om ruimte te laten om te onderzoeken of een actualisatie
op een later moment kan worden ingevoerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het definitieve
besluit van de regering om af te zien van de GVS-modernisering. Deze leden steunen
dit besluit en zijn verheugd dat het risico voor patiënten op het moeten bijbetalen
van een (nog hogere) eigen bijdrage nu geweken is. Zij hebben op dit moment geen aanvullende
vragen of opmerkingen over het besluit.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de Minister om
de eerder voorgenomen GVS-modernisering af te stellen. Deze leden hebben hier enkele
vragen bij. Zij vragen of de Minister toe wil werken naar een robuust systeem dat
uit zichzelf actueel kan blijven. Deze leden zijn immers van mening dat we niet iedere
paar jaar moeten concluderen dat er bijvoorbeeld weer spookclusters zijn bijgekomen.
Kan de Minister daarnaast aangeven hoeveel spookclusters er nu zijn en in hoeveel
clusters er maar één medicijn zit?
Begrijpen de leden van de CDA-fractie verder goed dat de Minister naast de indeling
van medicijnen ook gaat kijken hoe de financiering bijdraagt aan realisatie van unmet needs?
De Minister geeft aan het veld te gaan betrekken. Genoemde leden vragen of dit onder
andere betekent dat ook verpleegkundigen, verzorgenden en apothekersassistenten betrokken
zullen worden. Worden patiëntenorganisaties tijdig betrokken bij vervolgstappen ten
aanzien van effectieve inzet van en wijzigingen in het GVS?
Partijen die risicovol investeren in drug-repurposing hebben geen mogelijkheden om hun gemaakte kosten terug te verdienen, omdat hun medicijn
niet meer wordt beschermd door een patent. Zij trekken zich dan ook terug, ondanks
dat wetenschappelijk onderzoekers volop kansen zien. De leden van de CDA-fractie vragen
daarom of de Minister het ermee eens is dat het huidige GVS-systeem het stimuleren
van drug-repurposing tegenwerkt. Zij vragen daarom of, en zo ja, hoe de Minister drug-repurposing wil stimuleren. Welke maatregelen voorziet de Minister voor het stimuleren van drug-repurposing van generieke middelen? Hoe zorgt de Minister dat deze goedkope middelen voor een
nieuwe indicatie worden geregistreerd, vergoed en zo beschikbaar komen voor patiënten
in Nederland? Hoe wil de Minister de registratiehouders van dergelijke middelen stimuleren
om nieuwe indicaties in hun dossier op te nemen?
Als concreet voorbeeld van drug-repurposing willen de leden van de CDA-fractie de casus van colchicine aan de Minister voorleggen.
Deze leden vragen of de Minister het middel colchicine kent en hij op de hoogte is
van het LoDoCo II onderzoek1 en de resultaten die daaruit zijn voortgekomen voor hartpatiënten. Het LoDoCo II
onderzoek is een voorbeeld van samenwerking tussen artsen, onderzoekers, bedrijfsleven
en onderzoeksfinanciers, middels de samenwerking en financiering door het GGG-programma
van ZonMw, de Werkgroep Cardiologische centra Nederland, de Hartstichting en geneesmiddelenproducenten.
Deelt de Minister de opvatting dat dit soort vormen van samenwerking op het gebied
van drug-repurposing moeten worden gestimuleerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier stimuleert
hij dergelijke samenwerking?
Colchicine is nog niet geregistreerd voor de hartpatiënt, omdat het GVS volgens de
Hartstichting in de weg zou staan. Tussen overheid en bedrijven zouden geen afspraken
mogen worden gemaakt over hoe de voor dit onderzoek en de registratie gemaakte kosten
kunnen worden terugverdiend voor deze indicatie. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Minister hiervan op de hoogte is en of hij het met deze analyse eens is. Deelt
hij de mening dat bedrijven hun gemaakte onderzoeks- en registratiekosten voor een
effectief middel binnen de door het Zorginstituut Nederland (ZIN) gestelde kaders
voor opname in het basispakket vergoed zouden moeten kunnen zien? Zo nee, welke mogelijkheden
ziet de Minister om nieuwe indicaties te onderzoeken en beschikbaar te stellen zonder
bijdrage van fabrikanten? Zo ja, hoe wil de Minister dat realiseren?
ZonMw en de Hartstichting financierden het LoDoCo II onderzoek. Deelt de Minister
de mening van genoemde leden dat indien colchicine volgens dit onderzoek effectief
blijkt te zijn maar tegelijkertijd niet geregistreerd kan worden, er sprake is van
verspilling van gemeenschapsgeld? Zo ja, hoe legt de Minister aan de hartpatiënten
die baat zouden hebben bij dit middel uit dat het voor hen nog steeds niet geregistreerd
is? Voornoemde leden maken zich ook zorgen over het signaal dat hiervan uit zou kunnen
gaan naar financiers van geneesmiddelenonderzoek. Deelt de Minister deze zorg? Zo
ja, hoe neemt hij deze zorg weg?
De Hartstichting heeft zich, als een van de co-financiers, eerder positief uitgelaten
over het LoDoCo II onderzoek en de bijdrage die dit middel levert aan het voorkomen
van nieuwe ernstige complicaties.2 De Hartstichting zou in de toekomst meer willen bijdragen aan dit soort onderzoek
vanuit de donaties die zij ontvangt, op voorwaarde dat een effectief middel ook daadwerkelijk
patiënten zal bereiken. Echter, het feit dat colchicine de hartpatiënt nog steeds
niet adequaat bereikt werkt voor hen, maar ook voor andere gezondheidsfondsen die
geneesmiddelenonderzoek financieren, afschrikwekkend. De leden van de CDA-fractie
maken zich hier zorgen om. Hoe stelt de Minister de Hartstichting en andere gezondheidsfondsen
gerust dat de overheid ervoor zorgt dat de resultaten de patiënt zullen bereiken en
dat er tegelijkertijd een prijsstelling overeen wordt gekomen die toegankelijkheid
en betaalbaarheid waarborgt?
Zonder aanpassing van het GVS en andere regelgeving om maatschappelijk verantwoord
en klinisch relevant onderzoek naar drug-repurposing uit te voeren zou deze kans onderbenut blijven, zo horen deze leden van diverse organisaties.
Is de Minister bereid om, in overleg met het ZIN, het bedrijfsleven en de financiers
van geneesmiddelenonderzoek, te kijken of regelgeving aangepast zou moeten worden,
om te komen tot een maatschappelijk verantwoorde vergoeding voor repurposed drugs, zodat dit geneesmiddelenonderzoek naar goedkope, patentvrije medicijnen mogelijk
blijft en bij succes snel in de praktijk kan worden toegepast? Zo nee, hoe wil de
Minister er dan voor zorgen dat dit soort onderzoeken ook in de toekomst kan blijven
plaatsvinden? Zo ja, op welke termijn?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte of de Minister bekend is met andere
casussen naast colchicine waarvoor ditzelfde probleem met het GVS zou spelen. Zo ja,
kan hij aangeven om hoeveel of welke generieke middelen waarvoor een nieuwe toepassing
is gevonden dit speelt? Zo nee, is hij bereid dit te onderzoeken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de Minister om
de GVS-modernisering te schrappen. Zij vinden het positief dat mensen hierdoor niet
het risico lopen om hogere eigen bijdragen te moeten betalen voor geneesmiddelen.
Daarnaast hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden lezen in de Voorjaarsnota
dat de Minister van plan is de kosten van het schrappen van de GVS-modernisering in
2023 te financieren door «door de vertraagde doorwerking van het algemene prijspeil
naar het uitgavenkader voor apotheekzorg». Wat betekent dit concreet? Wordt dit geld
nu alsnog bij de apotheekzorg weggehaald? Kan de Minister aangeven in hoeverre deze
dekking in lijn is met de aangenomen motie van de leden Bushoff en Ellemeet3?
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast in de Voorjaarsnota dat de regering van
plan is de kosten van het schrappen van de GVS-modernisering in 2024 te financieren
uit «de beschikbare volumegroei voor de Zvw» en «de bredere inzet van prijsbijstelling
van de begrotingsgefinancierde uitgaven ter dekking van beleidsvoornemens». Wat betekent
dit concreet? Betekent dit de bezuiniging die was ingeboekt voor de GVS-modernisering
nu moet worden gerealiseerd via bezuinigingen op andere delen van de zorg? Kan de
Minister aangeven in hoeverre deze dekking in lijn is met de aangenomen motie van
de leden Bushoff en Ellemeet?
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast dat de Minister wel verder gaat werken
aan «het vervolg van het GVS». Zij begrijpen dat dit nog verder uitgewerkt moet worden,
maar vragen de Minister wel welke mogelijke aanpassingen hij laat uitwerken. Kan hij
bijvoorbeeld garanderen dat de eigen betalingen voor geneesmiddelen niet alsnog worden
verhoogd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie maakten zich grote zorgen over het risico van hogere
bijbetalingen voor patiënten bij de modernisering van het GVS, en specifiek dat 150.000
financieel kwetsbaren hierdoor geraakt konden worden. Om die reden hebben deze leden
een motie ingediend die oproept dat de GVS-modernisering en bijbehorende bezuiniging
niet ten laste komt van kwetsbare patiënten (Kamerstuk 29 477, nr.777). Zij zijn blij dat de Minister het zekere voor het onzekere neemt door de GVS-modernisering
af te stellen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om expliciet de rol van financieel
kwetsbaren mee te nemen in het vervolgproces rond het GVS, zijn benieuwd welke kansen
de Minister ziet om meer transparantie af te dwingen in dit proces en of ook een aanpassing
van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) op tafel ligt omdat de onderlinge samenhang
tussen het GVS en de Wgp expliciet genoemd wordt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd te lezen dat de modernisering van
het GVS niet doorgaat. Zij vreesden dat deze modernisering zou leiden tot een sterke
stijging van eigen bijdragen aan medicijnen voor mensen met een (chronische) ziekte.
Zij hebben nog een enkele vraag over de gevolgen van het besluit, te beginnen met
een financiële vraag. Deze leden vragen de Minister met welke extensiveringen het
afstel van de modernisering van het GVS worden gedekt.
Daarnaast hebben zij nog een vraag over het toekomstige proces. De voornoemde leden
vragen de Minister iets meer duidelijkheid over het vervolgproces. Zij begrijpen dat
de uitgaven aan geneesmiddelen, zowel intramuraal als extramuraal, beheerst dienen
te worden. Het beheersen van de uitgaven kan twee effecten hebben. Of de winsten van
de farmaceutische nemen af, of patiënten gaan extra bij betalen. Op het moment dat
de eigen bijdragen van patiënten stijgen, dan heeft dat wel een positief effect op
de uitgaven de rijksoverheid, maar de samenleving als geheel blijft dan evenveel uitgeven.
Voor de leden van de GroenLinks-fractie is het belangrijk dat bezuinigingen op geneesmiddelen
terecht komen bij de partijen die dat het makkelijkst kunnen dragen. In dit geval
is dat de farmaceutische industrie, aangezien die nog altijd hoort bij de meest winstgevende
industrieën van de wereld. Genoemde leden willen de Minister vragen in hoeverre deze
overwegingen meespelen bij het vormen van nieuw beleid om de kosten van geneesmiddelen
te drukken. Kan de Minister bij nieuw beleid goed in kaart brengen wat de effecten
zijn op (chronisch) patiënten en kan hij garanderen dat patiënten er niet op achteruitgaan?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister en dus
van zijn besluit omtrent de «modernisering»» van het geneesmiddelenvergoedingssysteem.
Hier heeft zij nog een aantal vragen over. Genoemd lid wil de Minister graag meegeven
dat het voor haar onvoorstelbaar is dat Nederlandse burgers de dupe zijn geworden
van de op de klippen gelopen onderhandelingen tussen de Minister en de farmaceutische
industrie. Nederlandse burgers kunnen geen aanspraak meer maken op medicatie omdat
deze te duur zijn en dus haalt de Minister ze uit het pakket omdat de producent niet
in prijs wil verlagen. Is de Minister het met het lid van de BBB-fractie eens dat
dit niet uit te leggen is aan de Nederlandse burgers?
Daarnaast is het lid van de BBB-fractie van mening dat elke patiënt levensreddende
medicatie moet kunnen krijgen als een arts die voorschrijft. Het is als arts zijnde
toch niet uit te leggen aan een patiënt dat een door hem voorgeschreven medicijn niet
vergoed kan worden en dat de patiënt hierdoor lijdt en kan komen te overlijden? Deelt
de Minister deze mening?
Daarnaast hebben alle Kamerleden op 4 juni jongstleden een brandbrief gekregen van
een CF-patiënt. Hij heeft een specifiek medicijn nodig wat aantoonbaar werkt bij zijn
vorm van CF, maar door de zeldzame mutatie die hij heeft, heeft hij er geen recht
op volgens de regels. Hij zegt dat hij dood- en doodsbang is voor de tijd die komen
gaat. Ook is hij boos: «Boos dat anderen in exact dezelfde situatie wél een levensreddend
medicijn vergoed krijgen. Dit kan nooit de bedoeling zijn van het zorgstelsel zoals
wij dat in Nederland voor ogen hebben.» Wat vindt de Minister van de benadering dat
niet de werkzaamheid en het effect voor de patiënt de norm is maar het wel of niet
voldoen aan een specifieke genetische mutatie?
Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat wij de zorg betaalbaar moeten houden. Als
goedkopere medicijnen ook werken voor patiënten, dan is het begrijpelijk dat hierop
wordt overgestapt en onderhandelingen zijn een belangrijk instrument. Maar als er
geen andere uitweg is voor een patiënt dan één specifiek medicijn, is de Minister
het dan met het lid van de BBB-fractie eens dat dit hoe dan ook vergoed moet worden?
Financiële middelen mogen wat haar betreft nooit leiden tot extra leed of zelfs de
dood van een persoon. Is de Minister dit met haar eens?
Zoals het lid van de BBB al een aantal keren heeft aangegeven mag gebrek aan geld
nooit extra lijden of de dood tot gevolg hebben. Als er echt geen enkele andere optie
meer is voor patiënten en artsen geven aan dat een uitgesloten medicijn de enige reddende
optie is, dan moet er toch een manier gevonden kunnen worden om patiënten hieraan
te helpen? Is de Minister bereid om een uitzonderingsregeling te maken voor patiënten
die anders komen te overlijden?
In Nederland hebben is in de Grondwet en ook in internationale verdragen het Recht
op leven meermaals opgenomen. Hoe rijmt de Minister deze wetten en verdragen met de
zojuist genoemde problematiek? Kan de Minister daarbij ook ingaan op het verhaal van
de CF-patiënt?
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de afstel van modernisering
van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Voor deze leden is betaalbare en toegankelijke
zorg een belangrijk speerpunt en zij zijn dan ook voorstander van het moderniseren
van het GVS. Zij hebben dan ook enkele vragen. Allereerst zijn genoemde leden benieuwd
of de Minister het afzien van een modernisering van het GVS een toekomstbestendige
keuze acht. Hoe ziet de Minister de toekomst van het GVS in algemene zin voor zich?
Zoals ik in mijn brief van 17 mei jongstleden4 heb gezegd, wil ik bekijken hoe ik het GVS zo kan inzetten dat het een effectieve
bijdrage levert aan een toekomstbestendige vergoeding van extramurale geneesmiddelen.
Hoewel ik niet vooruit wil of kan lopen op hoe dit er concreet uit komt te zien, onder
meer omdat ik daarvoor zaken zorgvuldig moet uitzoeken en daarbij ook het veld zal
betrekken, betekent dit in algemene zin dat ik het instrument zo wil aanpassen dat
het huidige en toekomstige uitdagingen op het gebied van kostenbeheersing van extramurale
geneesmiddelen zo goed mogelijk het hoofd zal kunnen bieden. Hierbij neem ik beschikbaarheid,
kwaliteit van zorg en werkdruk, in acht. Ik zie dus niet af van aanpassingen aan het
GVS, enkel van de GVS-modernisering door middel van een herberekening van de vergoedingslimieten
als invulling van de taakstelling van € 140 miljoen.
Genoemde leden lezen dat de Minister op basis van de uitkomsten van de verkenning
naar verzachtende maatregelen tot de conclusie is gekomen dat het onwenselijk is om
de modernisering van het GVS via een herberekening van de vergoedingslimieten door
te zetten. Een van de uitkomsten was dat het ontbreekt aan voldoende inzicht in het
gedrag van fabrikanten, zorgverleners en patiënten. Kan de Minister aangeven hoe het
momenteel is met het inzicht in dit gedrag? Wordt genoeg gedaan om dit inzicht te
verkrijgen en wat kan gedaan worden om dit verder te verbeteren?
Ten algemene is het lastig om inzicht te krijgen in het strategische gedrag van fabrikanten,
omdat zij structureel geen inzicht wensen te geven in bijvoorbeeld de kostenopbouw
van geneesmiddelen. Ook bij patiënten en zorgverleners geldt dat het lastig is om
bij een systeem dat zo veel mensen raakt (in 2020 waren er 12 miljoen mensen die een
extramuraal geneesmiddel gebruikten5) algemene uitspraken te doen over gedragseffecten van groepen specifieke patiënten.
Dit omdat de gedragseffecten in grote mate contextafhankelijk zijn of niet goed is
te herleiden welke factoren tot welk gedrag leiden. Bij individuele (of een beperkt
aantal) producten is het wel mogelijk om gedrag te monitoren en/of te bevragen. Het
Nivel monitort bijvoorbeeld in opdracht van het Zorginstituut Nederland de praktijkgevolgen
van het niet meer vergoeden van vitamine D vanuit het basispakket van de zorgverzekering.
Het rapport verwacht ik eind dit jaar. En de KNMG is voornemens om – samen met een
viertal andere partijen in de eerste lijn – een onderzoek uit te zetten naar agressie
en ongewenst gedrag in de eerste lijn, bijvoorbeeld aan de apotheekbalie, en op basis
daarvan een aanpak tegen agressie op te stellen. Dit als gevolg van het amendement
dat de leden Van den Hil (VVD) en Kuiken (PvdA) in het kader van de VWS-begroting
voor het jaar 2023 hebben ingediend.6 De KNMG is hierover ook in gesprek met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport.
Eerder is onderzoek gedaan naar (redenen voor)
toepassing van medische noodzaak door voorschrijvers (eveneens Nivel 20227), naar prikkels in de farmaceutische keten voor geneesmiddelenkeuze in de apotheek
(Gupta 20198), en naar zorgmijding (KNMP 2019)9.
In de recente Kamerbrief schrijft de Minister dat hij nog gaat uitzoeken of de maximale
eigen bijdrage voor patiënten wordt doorgezet. Herkent de Minister de signalen dat
fabrikanten anticiperen op deze maatregel door het in te zetten als marketingtool
door patiënten aan zich te binden via een terugbetaalregeling? Patiënten krijgen dan
de gemaximeerde eigen betaling terug van de fabrikant en hebben dus de facto geen
eigen betaling meer. Het gevolg is dat generieke leveranciers niet kunnen concurreren
met deze merkfabrikanten omdat zij een dergelijk product niet leveren onder de GVS-limiet,
maar ook niet in staat zijn om een dure terugbetaalregeling te financieren. Het gevolg
is dat zorgverzekeraars geen goedkoper product kunnen contracteren. Het betekent ook
dat de premiebetaler steeds meer meebetaalt aan geneesmiddelen terwijl de patiënt
feitelijk een financieel voordeel ontvangt. Hoe kijkt de Minister aan tegen het marktgedrag
dat de maximering van eigen betalingen veroorzaakt en wat dit betekent voor de toekomst
van de maatregel?
De maximering is bedoeld om (soms zeer) hoge eigen bijdragen voor individuele patiënten
(en stapeling van eigen bijdragen) tegen te gaan. Het is mij bekend dat fabrikanten
van geneesmiddelen terugbetaalregelingen aanbieden die ervoor zorgen dat een gebruiker
(een deel van) de eigen bijdrage die moet worden betaald kan terugkrijgen. Onduidelijk
is hoeveel er gebruik wordt gemaakt van de terugbetaalregelingen en voor welk deel
van de eigen bijdrage dit geldt. Uit onderzoek van Stichting Farmaceutische Kengetallen
(SFK)10 blijkt dat steeds meer verzekerden een eigen bijdrage moeten voldoen en ik zie dat
een terugbetaalregeling de patiënt daarin tegemoet komt. Uit hetzelfde onderzoek blijkt
ook dat een steeds groter deel van de eigen bijdrage uitkomt boven het maximum en
dus ten laste komt van de zorgverzekering. Het is mij niet bekend of er tussen deze
ontwikkelingen een verband is en/of er sprake is van strategisch marktgedrag van fabrikanten.
Ik kan de suggestie dat (sommige) generieke fabrikanten door deze situatie niet zouden
kunnen concurreren, dus bevestigen noch ontkennen. Ik betrek het functioneren van
de eigen bijdrage en de maximering daarvan bij mijn verkenning van het vervolg van
het GVS. Intussen heb ik besloten de maximering van de eigen bijdrage in 2024 voort
te zetten, dit betekent dat de maximale eigen bijdrage ook in 2024 € 250,– per persoon
per kalenderjaar bedraagt. Ik heb uw Kamer daar op 27 juni jongstleden over geïnformeerd.11
De leden van de VVD-fractie zien ook de uitdagingen op het gebied van beschikbaarheid
en toegankelijkheid van geneesmiddelen en zijn dan ook blij te
zien dat de Minister gaat kijken hoe hij het GVS zo kan inzetten dat het effectief
bijdraagt aan toekomstbestendige vergoeding van extramurale geneesmiddelen.
Deze leden zijn dan ook benieuwd naar de toekomstvisie van de Minister op extramurale
farmacie. Daarnaast vragen zij wat de Minister gaat doen aan de clusters waarbij de
verouderde vergoedingslimiet in het GVS inmiddels fors lager is dan het huidige prijsniveau
van (nieuwe) geneesmiddelen in het cluster.
Zoals gezegd kan ik nu nog niet vooruitlopen op hoe een toekomstbestendige inzet van
het GVS er concreet uit komt te zien. Ik houd in mijn verkenning procesmatig en inhoudelijk
rekening met aanpalende trajecten, zoals de gesprekken die gaande zijn in de werkgroep
Extramurale Farmaceutische Zorg in het kader van de eerstelijnsvisie van het IZA en
in de werkgroep Gezonde Nederlandse Geneesmiddelenmarkt in het kader van de beschikbaarheidsproblematiek.
Ik heb in mijn verkenning expliciet aandacht voor clusters waarin de huidige vergoedingslimiet
lager is dan het huidige prijsniveau van de middelen in het cluster, waardoor patiënten
mogelijk een eigen bijdrage moeten betalen die zij niet kunnen voorkomen. Overigens
betrek ik ook het gegeven dat er clusters zijn waarvan de vergoedingslimiet juist
te hoog is, waardoor daar geen kostenbeheersende prikkel (meer) van uitgaat.
Daarnaast lezen genoemde leden dat de Minister nadrukkelijk het veld erbij wil betrekken.
Wordt het veld er meteen bij betrokken of in een later stadium? Welke suggesties hebben
partijen uit het veld eerder gedaan?
Ik wil het veld vroegtijdig betrekken, maar partijen ook vooraf duidelijkheid kunnen
verschaffen over uitgangspunten, doelen en wensen (kaders) die ik heb bij een andere
vormgeving van het GVS. Dat maakt dat zij gericht kunnen reageren en daarvoor concrete
ideeën kunnen aandragen. Ik verwacht het veld na de zomer die duidelijkheid te kunnen
verschaffen. De afgelopen jaren heb ik natuurlijk al verschillende suggesties ter
verbetering van partijen gekregen, hoewel dit vooral reacties waren op de voorgenomen
modernisering van het GVS via een herberekening van de vergoedingslimieten. Ter illustratie
van suggesties ter verbetering van het huidige GVS hebben patiëntenverenigingen de wens geuit dat de eigen bijdrage voor chronische
patiënten wordt geschrapt. Van voorschrijvers en apothekers heb ik de suggestie gekregen
om de (criteria voor) clusterindeling te herzien, omdat die soms niet goed aan lijkt
te sluiten op de voorschrijfpraktijk. Ook hebben zij voorgesteld om verdere doelmatigheidswinst
te zoeken in richtlijn gericht voorschrijven in plaats van in het GVS. Generieke fabrikanten
hebben voor aanpassing van de vergoedingslimieten gepleit, omdat die in sommige gevallen
zouden zorgen voor (te) grote prijsdruk voor producten aan de onderkant van de markt.
En zorgverzekeraars hebben gewezen op het functioneren van de maximering van de eigen
bijdrage, omdat deze de prikkel tot doelmatig gebruik van zorg vermindert (omdat patiënten
deze nu niet meer direct aan de balie van de apotheek hoeven te betalen, maar daarvoor
achteraf een rekening krijgen van de zorgverzekeraar).
De Minister geeft aan dat de tijd leert dat voor een nieuw plan voor een toekomstbestendig
GVS voldoende tijd dient te worden genomen. Wat wordt verstaan onder voldoende tijd
en hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat betrokken partijen niet te lang in onzekerheid
zitten over de wijze van modernisering?
Ik verwacht partijen na de zomer te kunnen betrekken, zodat zij vroegtijdig hun input
kunnen leveren op en kennis kunnen nemen van een andere vormgeving van het GVS. Ik
heb in mijn brief over het afstel van de GVS-modernisering12 bericht dat ik verwacht begin 2024 uw Kamer te kunnen informeren over hoe ik het
vervolg voor mij zie, inclusief een realistisch tijdpad voor de implementatie.
Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd wat de stand van zaken is van de
brief over het preferentiebeleid.
Ik heb uw Kamer op 4 juli 202313 geïnformeerd over de stand van zaken op het thema beschikbaarheid, inclusief het
preferentiebeleid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit van
de Minister om af te zien van de modernisering van het GVS. Deze leden hebben begrip
voor de argumentatie dat op dit moment onvoldoende zekerheid kan worden gegeven over
de effectiviteit en gevolgen voor patiënten. Deze leden begrijpen heel goed dat met
voorliggend besluit de zorgen en onzekerheid die was ontstaan bij patiënten, zorgprofessionals
en andere veldspelers wordt beantwoord. Dit neemt echter niet weg dat het GVS al sinds
1999 niet meer is geactualiseerd en de daarmee gepaarde problemen zijn opgelost. Deze
leden zijn dan ook teleurgesteld dat het toekomstbestendig maken van een verouderd
systeem langer op zich laat wachten. Daartoe hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen dat de prikkel om kostenbewust voor
te schrijven steeds verder afneemt. Mede doordat de markt, zo begrijpen deze leden,
zich in tal van clusters aanpast aan het vergoedingssysteem. Kan de Minister aangeven
welke acties op korte termijn worden genomen om dit tegen te gaan?
Het klopt dat de vergoedingslimieten in een groot aantal clusters zo hoog zijn, dat
van de vergoedingslimieten van het GVS niet of nauwelijks (meer) een uitgaven beheersende
functie uitgaat. Dit hoeft niet te beteken dat de markt zich heeft aangepast aan het
vergoedingssysteem. Andere factoren die daarin een rol spelen zijn bijvoorbeeld het
op de markt komen van nieuwe, concurrerende middelen of het verdwijnen van bestaande
middelen met een hoge prijs. Ook de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp), en inkoopbeleid
in de keten, zoals het preferentiebeleid dat de laatste jaren meer en door meer zorgverzekeraars
wordt toegepast, heeft invloed op prijzen van, en daarmee uitgaven aan geneesmiddelen.
Daarnaast wordt in (nieuwe) voorschrijfrichtlijnen van de beroepsgroep rekening gehouden
met doelmatigheid. Het is dus niet zo dat het niet voortzetten van de GVS-modernisering
via een herberekening van de vergoedingslimieten betekent dat doelmatigheid geen rol
speelt bij het voorschrijven en verstrekken van geneesmiddelen. Eén van de zaken die
ik bij het vervolg van het GVS wil verkennen, is voor welk deel van de markt het GVS
nog van meerwaarde is of kan zijn als instrument ten behoeve van doelmatigheid.
Deze leden constateren dat het huidige GVS een belemmering vormt voor de door- of
her-ontwikkelen van oude geneesmiddelen naar geneesmiddelen voor een zeldzame aandoening
(repurposing). Dit komt mede door de clustering in combinatie met de prijsplafonds
ertoe leidt dat het terugverdienen van investeringen bij een herontwikkelingstraject
als niet kansrijk wordt ingeschat. Met het afstellen van de GVS-modernisering wordt
deze belemmering niet weggenomen. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden hij
ziet om repurposing in eigen land aan te jagen?
Ik zet mij op verschillende manieren in om drug repurposing te stimuleren, zowel op nationaal als op Europees niveau, en probeer hierin de balans
te vinden tussen betaalbaarheid en beschikbaarheid van geneesmiddelen. Via het programma
Goed Gebruik Geneesmiddelen (GGG) vanuit ZonMw stimuleer ik drug repurposing door middel van subsidies. Uit een eerdere ronde tafel met veldpartijen is mij gebleken
dat het inbouwen van een dergelijke prikkel in het systeem niet voldoende is om drug repurposing te stimuleren. Ik voer op dit moment een juridische analyse uit naar de haalbaarheid
van het maken van ketenafspraken over de afzet – om daarmee omzet te garanderen – van repurposed geneesmiddelen. Ook ga ik na of het mogelijk is om een registratiebonus in te richten om het registreren van dit type middelen te belonen. De resultaten
van dit onderzoek verwacht ik deze zomer. Daarnaast werkt het expertisecentrum FAST
(Future Affordable & Sustainable Therapy development) aan een white paper met oplossingsrichtingen voor het stimuleren van drug repurposing. Ik zal deze resultaten meenemen in mijn verdere beleidsvorming op dit onderwerp,
ook daar waar het het GVS betreft. Ook Europees zet ik mij in om drug repurposing te stimuleren. Ik heb onlangs uw Kamer bericht dat ik het voorstel in de herziening
van de Europese basiswetgeving steun om vier jaar data-exclusiviteit toe te kennen
aan repurposed geneesmiddelen14. Daarnaast beschrijft het voorstel een route om (klinische) data aangaande drug repurposing voor een unmet medical need voor te leggen aan het EMA. Het daaropvolgende advies wordt openbaar gemaakt, op
basis waarvan firma’s de nieuwe toepassing op verzoek kunnen includeren in de productinformatie
voor hun product. Dit voorstel legt een sterk fundament voor snelle toepassing en
brede toegang voor patiënten
De leden van de D66-fractie zien met stijgende individuele (zorg)kosten voor patiënten
voordelen aan het vaststellen van maximale eigen bijdrage. Helaas anticiperen farmaceuten
op de maximale eigen bijdrage voor patiënten. Herkent de Minister deze signalen? Kan
de Minister toelichten welke gevolgen ontstaan door het misbruik van deze maatregel
door fabrikanten en welke opties de Minister overweegt om dit te tegen te gaan? Voorts
vragen deze leden wanneer de Minister de Kamer en bovenal patiënten meer duidelijkheid
kan geven over een eventueel besluit over maximeren van eigen bijdragen in 2024.
Uit onderzoek van Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK)15 blijkt dat steeds meer verzekerden een eigen bijdrage moeten voldoen en ik zie dat
een terugbetaalregeling de patiënt hierin tegemoet komt. Uit hetzelfde onderzoek blijkt
ook dat een steeds groter deel van de eigen bijdrage uitkomt boven het maximum en
dus ten laste van de zorgverzekering komt. Het is mij niet bekend of er tussen deze
ontwikkelingen een verband is en/of er sprake is van strategisch marktgedrag van fabrikanten.
Ik betrek het functioneren van de eigen bijdrage en de maximering daarvan bij mijn
verkenning van het vervolg van het GVS. Intussen heb ik besloten de maximering van
de eigen bijdrage in 2024 voort te zetten, en is uw Kamer daar 27 juni jongstleden
over geïnformeerd.16 Dit betekent dat de maximale eigen bijdrage ook in 2024 € 250,– per persoon per kalenderjaar
bedraagt.
Genoemde leden constateren dat de Minister nadrukkelijk het veld wil betrekken om
het systeem te verbeteren en begrijpen dat het veld verschillende suggesties heeft
gedaan. Kan de Minister een overzicht geven van de suggesties ter verbetering? Kan
de Minister in zijn voorgenomen brief begin 2024 reflecteren op deze suggesties en
op welke wijze de Minister hier van plan is gevolg aan te geven met bijbehorend tijdspad?
De afgelopen jaren heb ik verschillende suggesties ter verbetering van partijen gekregen,
hoewel dit vooral reacties waren op de voorgenomen modernisering van het GVS via een
herberekening van de vergoedingslimieten. Ter illustratie van suggesties ter verbetering
van het huidige GVS hebben patiëntenverenigingen de wens geuit dat de eigen bijdrage voor chronische
patiënten wordt geschrapt. Van voorschrijvers en apothekers heb ik de suggestie gekregen
om de (criteria voor) clusterindeling te herzien, omdat die soms niet goed aan lijkt
te sluiten op de voorschrijfpraktijk. Ook hebben zij voorgesteld om verdere doelmatigheidswinst
te zoeken in richtlijn gericht voorschrijven in plaats van in het GVS. Generieke fabrikanten
hebben voor aanpassing van de vergoedingslimieten gepleit, omdat die in sommige gevallen
zouden zorgen voor (te) grote prijsdruk voor producten aan de onderkant van de markt.
En zorgverzekeraars hebben gewezen op het functioneren van de maximering van de eigen
bijdrage, omdat deze de prikkel tot
doelmatig gebruik van zorg vermindert (omdat patiënten deze nu niet meer direct aan
de balie van de apotheek hoeven te betalen, maar daarvoor achteraf een rekening krijgen
van de zorgverzekeraar). Ik zal in mijn brief van begin 2024 reflecteren op de gesprekken
die ik met het veld zal voeren over het vervolg en de ideeën die zij daarin naar voren
brengen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister de Kamer in de Miljoennota verder
zal informeren over de financiële consequenties van het niet invullen van de taakstelling,
wat leidt tot een structureel besparingsverlies van € 140 miljoen per 2024. Kan de
Minister toelichten waarom nu gekozen is voor het structureel inboeken van het besparingsverlies
in tegenstelling tot incidenteel, om ruimte te laten om te onderzoeken of een actualisatie
op een later moment kan worden ingevoerd?
In verband met de tijd en ruimte die ik wil reserveren voor een verkenning en implementatie
van een andere vormgeving van het GVS die bijdraagt aan een toekomstbestendige vergoeding
van extramurale geneesmiddelen, heb ik dit met het kabinet afgesproken. Het risico
van het opnemen van een structurele besparing vanaf bijvoorbeeld 2026 is dat dit onnodige
tijdsdruk zet op het vervolg, terwijl ik uit de GVS-modernisering juist de les heb
getrokken dat het GVS een dermate complex en verstrekkend systeem is, dat zorgvuldige
keuzes vereisen dat voldoende tijd wordt genomen om zaken te doordenken, te onderzoeken
en door te rekenen. Voor de goede orde: dit betekent niet dat een toekomstbestendige
inzet van het GVS uiteindelijk niet (ook) zal kunnen leiden tot een besparing; dit
zie ik echter niet als hoofddoel van een andere invulling van het GVS. Het betekent
wel dat de dekking van het afstel vanaf 2025 via andere maatregelen tot stand zal
moeten komen. Daarover informeert het kabinet uw Kamer in de Miljoenennota.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het definitieve
besluit van de regering om af te zien van de GVS-modernisering. Deze leden steunen
dit besluit en zijn verheugd dat het risico voor patiënten op het moeten bijbetalen
van een (nog hogere) eigen bijdrage nu geweken is. Zij hebben op dit moment geen aanvullende
vragen of opmerkingen over het besluit.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de Minister om
de eerder voorgenomen GVS-modernisering af te stellen. Deze leden hebben hier enkele
vragen bij. Zij vragen of de Minister toe wil werken naar een robuust systeem dat
uit zichzelf actueel kan blijven. Deze leden zijn immers van mening dat we niet iedere
paar jaar moeten concluderen dat er bijvoorbeeld weer spookclusters zijn bijgekomen.
Kan de Minister daarnaast aangeven hoeveel spookclusters er nu zijn en in hoeveel
clusters er maar één medicijn zit?
Ik wil voor een toekomstig GVS voorkomen dat het systeem zodanig kan verouderen (zoals
nu) dat een update direct grote gevolgen heeft. Er zijn momenteel 68 spookclusters
met daarin 113 verschillende artikelen (artikelnummers). 47 spookclusters hebben slechts
één artikel in het cluster zitten. Zoals gezegd in mijn brief van 17 mei jongstleden17, informeer ik uw Kamer later dit jaar hoe ik opvolging wens te geven aan adviezen
van het Zorginstituut Nederland over spookclusters.
Begrijpen de leden van de CDA-fractie verder goed dat de Minister naast de indeling
van medicijnen ook gaat kijken hoe de financiering bijdraagt aan realisatie van unmet
needs?
Ik bezie in den brede hoe de bereidheid tot betalen voor een geneesmiddel de ontwikkeling
van geneesmiddelen ten behoeve van unmet medical needs beïnvloedt. Daar waar de vergoedingslimieten van het GVS mogelijk een rol spelen,
wil ik dat meenemen in mijn verkenning van het vervolg van het GVS.
De Minister geeft aan het veld te gaan betrekken. Genoemde leden vragen of dit onder
andere betekent dat ook verpleegkundigen, verzorgenden en apothekersassistenten betrokken
zullen worden. Worden patiëntenorganisaties tijdig betrokken bij vervolgstappen ten
aanzien van effectieve inzet van en wijzigingen in het GVS?
Alle relevante partijen worden hierin tijdig betrokken. Daarbij denk ik in eerste
instantie aan de partijen die ook in het verleden hierbij betrokken zijn geweest:
patiënten, apothekers(assistenten), voorschrijvers (zowel huisartsen als medisch specialisten),
zorgverzekeraars en fabrikanten en leveranciers van geneesmiddelen. Ik realiseer mij
daarnaast ook goed dat deze partijen op dit moment al erg druk zijn, dus ik wil voor
het betrekken van het veld waar mogelijk bestaande overlegstructuren gebruiken, bijvoorbeeld
de Werkgroep Gezonde Nederlandse Geneesmiddelenmarkt, waarover ik u in mijn brief
van 4 juli 2023 heb bericht18, en de Werkgroep Extramurale Farmaceutische Zorg.
Partijen die risicovol investeren in drug-repurposing hebben geen mogelijkheden om
hun gemaakte kosten terug te verdienen, omdat hun medicijn niet meer wordt beschermd
door een patent. Zij trekken zich dan ook terug, ondanks dat wetenschappelijk onderzoekers
volop kansen zien. De leden van de CDA-fractie vragen daarom of de Minister het ermee
eens is dat het huidige GVS-systeem het stimuleren van drug-repurposing tegenwerkt.
Zij vragen daarom of, en zo ja, hoe de Minister drug-repurposing wil stimuleren. Welke
maatregelen voorziet de Minister voor het stimuleren van drug-repurposing van generieke
middelen? Hoe zorgt de Minister dat deze goedkope middelen voor een nieuwe indicatie
worden geregistreerd, vergoed en zo beschikbaar komen voor patiënten in Nederland?
Hoe wil de Minister de registratiehouders van dergelijke middelen stimuleren om nieuwe
indicaties in hun dossier op te nemen?
Het klopt dat een mogelijk neveneffect van het GVS-systeem is dat het drug repurposing limiteert. Dat komt doordat voor bepaalde repurposed middelen, die onderling vervangbaar zijn met andere middelen in het GVS, mogelijk
een prijs gevraagd moet worden die hoger is dan de vergoedingslimieten van het GVS.
Die hogere prijs zou dan nodig zijn om de extra gemaakte investeringskosten terug
te verdienen. Dit kan betekenen dat een patiënt een eigen bijdrage moet betalen voor
dit geneesmiddel. Een arts zou er vervolgens voor kunnen kiezen om een goedkoper bestaand
middel off-label voor te schrijven, om zo de kosten voor de patiënt te beperken. Ik neem dit mee in
mijn verkenning van het vervolg van het GVS. Ik wijs er overigens op dat het eventueel
inbouwen van flexibiliteit in het GVS voor drug repurposing goede afbakening en definiëring van de toepassing behoeft; ik zie namelijk ook specifieke
casussen waarbij drug repurposing leidt tot ongewenst gedrag van fabrikanten. In het verleden is het meermaals voorgekomen
dat voor repurposed geneesmiddelen exorbitante prijzen gevraagd worden, die niet worden gerechtvaardigd
door een risicovolle investering in onderzoek en ontwikkeling. Dit komt soms voor
bij weesgeneesmiddelen.
Ik zet mij op verschillende manieren in om drug repurposing te stimuleren, zowel op nationaal als op Europees niveau, en probeer hierin de balans
te vinden tussen betaalbaarheid en beschikbaarheid van geneesmiddelen. Via het programma
Goed Gebruik Geneesmiddelen (GGG) vanuit ZonMw stimuleer ik drug repurposing door middel van subsidies. Uit een eerdere ronde tafel met veldpartijen is mij gebleken
dat het inbouwen van een dergelijke prikkel in het systeem niet voldoende is om drug repurposing te stimuleren. Ik voer op dit moment een juridische analyse uit naar de haalbaarheid
van het maken van ketenafspraken over de afzet – om daarmee omzet te garanderen – van repurposed geneesmiddelen. Ook ga ik na of het mogelijk is om een registratiebonus in te richten om het registreren van dit type middelen te belonen. De resultaten
van dit onderzoek verwacht ik deze zomer. Daarnaast werkt het expertisecentrum FAST
(Future Affordable & Sustainable Therapy development) aan een white paper met oplossingsrichtingen voor het stimuleren van drug repurposing. Ik zal deze resultaten meenemen in mijn verdere beleidsvorming op dit onderwerp,
ook daar waar dit het GVS betreft. Ook Europees zet ik mij in om drug repurposing te stimuleren. Ik heb onlangs uw Kamer bericht dat ik het voorstel in de herziening
van de Europese basiswetgeving steun om vier jaar data-exclusiviteit toe te kennen
aan repurposed geneesmiddelen19. Daarnaast beschrijft het voorstel een route om (klinische) data aangaande drug repurposing voor een unmet medical need voor te leggen aan het EMA. Het daaropvolgende advies wordt openbaar gemaakt, op
basis waarvan firma’s de nieuwe toepassing op verzoek kunnen includeren in de productinformatie
voor hun product. Dit voorstel legt een sterk fundament voor snelle toepassing en
brede toegang voor patiënten.
Als concreet voorbeeld van drug-repurposing willen de leden van de CDA-fractie de
casus van colchicine aan de Minister voorleggen. Deze leden vragen of de Minister
het middel colchicine kent en hij op de hoogte is van het LoDoCo II onderzoek20 en de resultaten die daaruit zijn voortgekomen voor hartpatiënten. Het LoDoCo II
onderzoek is een voorbeeld van samenwerking tussen artsen, onderzoekers, bedrijfsleven
en onderzoeksfinanciers, middels de samenwerking en financiering door het GGG-programma
van ZonMw, de Werkgroep Cardiologische centra Nederland, de Hartstichting en geneesmiddelenproducenten.
Deelt de Minister de opvatting dat dit soort vormen van samenwerking op het gebied
van drug-repurposing moeten worden gestimuleerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke
manier stimuleert hij dergelijke samenwerking?
Ja, ik ben bekend met het onderzoek en ik deel de opvatting dat samenwerking op het
gebied van drug repurposing moet worden gestimuleerd. Ik zet mij via het ZonMw programma Goed Gebruik Geneesmiddelen
(GGG) in om drug repurposing te stimuleren met behulp van subsidies. Onlangs is subsidieronde 6 ingegaan; hierin
wordt een totaal van € 2,5 miljoen euro aan subsidies verstrekt aan drug repurposing. Ook kunnen partijen terecht bij het wegwijsloket van FAST voor hulp op het gebied
van drug repurposing.
Colchicine is nog niet geregistreerd voor de hartpatiënt, omdat het GVS volgens de
Hartstichting in de weg zou staan. Tussen overheid en bedrijven zouden geen afspraken
mogen worden gemaakt over hoe de voor dit onderzoek en de registratie gemaakte kosten
kunnen worden terugverdiend voor deze indicatie. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Minister hiervan op de hoogte is en of hij het met deze analyse eens is. Deelt
hij de mening dat bedrijven hun gemaakte onderzoeks- en registratiekosten voor een
effectief middel binnen de door het Zorginstituut Nederland (ZIN) gestelde kaders
voor opname in het basispakket vergoed zouden moeten kunnen zien? Zo nee, welke mogelijkheden
ziet de Minister om nieuwe indicaties te onderzoeken en beschikbaar te stellen zonder
bijdrage van fabrikanten? Zo ja, hoe wil de Minister dat realiseren?
Zoals eerder genoemd onderzoek ik de mogelijkheid om ketenafspraken tussen veldpartijen te maken om gemaakte kosten terug te verdienen, ga ik na wat de
effecten zijn van een registratiebonus, en werkt het expertisecentrum FAST aan een
white paper met oplossingsrichtingen voor het stimuleren van drug repurposing. Ik kan hier niet op vooruit lopen.
ZonMw en de Hartstichting financierden het LoDoCo II onderzoek. Deelt de Minister
de mening van genoemde leden dat indien colchicine volgens dit onderzoek effectief
blijkt te zijn maar tegelijkertijd niet geregistreerd kan worden, er sprake is van
verspilling van gemeenschapsgeld? Zo ja, hoe legt de Minister aan de hartpatiënten
die baat zouden hebben bij dit middel uit dat het voor hen nog steeds niet geregistreerd
is? Voornoemde leden maken zich ook zorgen over het signaal dat hiervan uit zou kunnen
gaan naar financiers van geneesmiddelenonderzoek. Deelt de Minister deze zorg? Zo
ja, hoe neemt hij deze zorg weg?
Ik deel de mening niet dat er sprake is van verspilling van gemeenschapsgeld wanneer
colchicine niet geregistreerd zou kunnen worden. Ik ben daarnaast van mening dat colchicine
voor deze toepassing wel degelijk geregistreerd kan worden. Tot die tijd kunnen de
resultaten van het onderzoek, dat overigens slechts deels publiek is gefinancierd
vanuit ZonMw, door de beroepsgroep worden gebruikt om een off-label richtlijn op te
stellen. Dit is ook gebeurd; LoDoCo II is een jaar na publicatie van de resultaten
opgenomen in wereldwijde behandelrichtlijnen.21 De patiënt heeft dus (ook nu al) baat bij de resultaten van dit onderzoek.
Daarnaast staat het een firma vrij om colchicine te registreren voor hartpatiënten
en hiervoor een registratiedossier in te dienen bij het College ter Beoordeling van
Geneesmiddelen (CBG). Het registratieproces brengt echter extra kosten met zich mee.
Het terugverdienen van deze kosten wordt volgens firma’s bemoeilijkt door onder andere
het prijsbeleid. Om die reden verken ik ook andere mogelijkheden om de business case
van drug repurposing aantrekkelijker te maken. Zie mijn eerdere antwoorden op uw vragen.
Onlangs is colchicine geregistreerd voor hartpatiënten in de Verenigde Staten. Ik
ben op dit moment deze casus aan het onderzoeken om de mogelijke gevolgen hiervan
te overzien en om mogelijke vervolgstappen te identificeren. De lessen uit deze casus
neem ik mee in mijn verdere beleidsvorming op dit onderwerp.
De Hartstichting heeft zich, als een van de co-financiers, eerder positief uitgelaten
over het LoDoCo II onderzoek en de bijdrage die dit middel levert aan het voorkomen
van nieuwe ernstige complicaties.22 De Hartstichting zou in de toekomst meer willen bijdragen aan dit soort onderzoek
vanuit de donaties die zij ontvangt, op voorwaarde dat een effectief middel ook daadwerkelijk
patiënten zal bereiken. Echter, het feit dat colchicine de hartpatiënt nog steeds
niet adequaat bereikt werkt voor hen, maar ook voor andere gezondheidsfondsen die
geneesmiddelenonderzoek financieren, afschrikwekkend. De leden van de CDA-fractie
maken zich hier zorgen om. Hoe stelt de Minister de Hartstichting en andere gezondheidsfondsen
gerust dat de overheid ervoor zorgt dat de resultaten de patiënt zullen bereiken en
dat er tegelijkertijd een prijsstelling overeen wordt gekomen die toegankelijkheid
en betaalbaarheid waarborgt?
Zoals in het vorige antwoord geschetst, kunnen resultaten van onderzoeken ook via
behandelrichtlijnen en off-label gebruik ten goede aan de patiënt komen en gebeurt dat nu ook al. Hierin ligt een
rol voor de beroepsgroepen om behandelrichtlijnen aan te passen. Registratie van geneesmiddelen
brengt echter ook andere voordelen met zich mee; de werking en eventuele bijwerkingen
worden beter onderzocht, en de patiënt vindt informatie over de indicatie in de bijsluiter
van het geneesmiddel. Zoals eerder genoemd, voer ik op dit moment een juridische analyse
uit naar de haalbaarheid van ketenafspraken en een registratiebonus om drug repurposing te bevorderen.
Zonder aanpassing van het GVS en andere regelgeving om maatschappelijk verantwoord
en klinisch relevant onderzoek naar drug-repurposing uit te voeren zou deze kans onderbenut
blijven, zo horen deze leden van diverse organisaties. Is de Minister bereid om, in
overleg met het ZIN, het bedrijfsleven en de financiers van geneesmiddelenonderzoek,
te kijken of regelgeving aangepast zou moeten worden, om te komen tot een maatschappelijk
verantwoorde vergoeding voor repurposed drugs, zodat dit geneesmiddelenonderzoek naar
goedkope, patentvrije medicijnen mogelijk blijft en bij succes snel in de praktijk
kan worden toegepast? Zo nee, hoe wil de Minister er dan voor zorgen dat dit soort
onderzoeken ook in de toekomst kan blijven plaatsvinden? Zo ja, op welke termijn?
De route waarlangs drug repurposing het beste kan worden gestimuleerd, hangt af van de resultaten van mijn lopende analyse.
Ook FAST voert op dit moment een onderzoek uit naar manieren om drug repurposing mogelijk verder te stimuleren. De opbrengst van genoemde acties wacht ik af. Daarnaast
wordt drug repurposing geadresseerd in de herziening van de Europese basiswetgeving, waarbij onder andere
data-exclusiviteit wordt voorgesteld voor repurposed middelen. Zoals gezegd steun ik het voorstel in de herziening van de Europese basiswetgeving
om vier jaar data-exclusiviteit toe te kennen aan repurposed geneesmiddelen. Daarnaast beschrijft het voorstel een route om (klinische) data aangaande
drug repurposing voor een unmet medical need voor te leggen aan het EMA. Het daaropvolgende advies wordt openbaar gemaakt, op
basis waarvan firma’s de nieuwe toepassing op verzoek kunnen includeren in de productinformatie
voor hun product. Dit voorstel legt een sterk fundament voor snelle toepassing en
brede toegang voor patiënten.
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte of de Minister bekend is met andere
casussen naast colchicine waarvoor ditzelfde probleem met het GVS zou spelen. Zo ja,
kan hij aangeven om hoeveel of welke generieke middelen waarvoor een nieuwe toepassing
is gevonden dit speelt? Zo nee, is hij bereid dit te onderzoeken?
Als opdrachtgever van het ZonMw programma GGG ben ik bekend met de diverse onderzoeksprojecten
ten aanzien van drug repurposing binnen GGG. Ook zijn er veldpartijen die aandacht vragen voor het stimuleren van
drug repurposing. Drug repurposing kent meerdere belemmeringen die de casuïstiek overstijgen. Het huidige prijs- en vergoedingenbeleid
kan een obstakel zijn, maar ook off-label gebruik kan een belemmering zijn. Ik ben van mening dat drug repurposing de potentie heeft om geneesmiddelen sneller en betaalbaarder toe te laten treden tot
de markt. Om die reden ben ik al diverse trajecten gestart om na te gaan op welke
wijze drug repurposing verder kan worden gestimuleerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de Minister om
de GVS-modernisering te schrappen. Zij vinden het positief dat mensen hierdoor niet
het risico lopen om hogere eigen bijdragen te moeten betalen voor geneesmiddelen.
Daarnaast hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden lezen in de Voorjaarsnota
dat de Minister van plan is de kosten van het schrappen van de GVS-modernisering in
2023 te financieren door «door de vertraagde doorwerking van het algemene prijspeil
naar het uitgavenkader voor apotheekzorg».
Wat betekent dit concreet? Wordt dit geld nu alsnog bij de apotheekzorg weggehaald?
Kan de Minister aangeven in hoeverre deze dekking in lijn is met de aangenomen motie
van de leden Bushoff en Ellemeet23?
De zorgbudgetten, inclusief die voor geneesmiddelen, worden jaarlijks geïndexeerd
op basis van de verwachte loon- en prijsontwikkeling (LPO). In de financiële kaders
voor 2023 is niet alleen de verwachte inflatie voor dit jaar verdisconteerd, maar
óók de oploop van de inflatie in de loop van 2022 waarmee vorig jaar nog geen rekening
was gehouden. Die indexatie bedraagt in 2023 € 538 miljoen, veel meer dan in voorgaande
jaren. Ik ga er echter op voorhand vanuit dat de doorwerking van de algemene inflatie
niet al in 2023 (volledig) in de feitelijke geneesmiddelenprijzen terecht komt. Dit
komt onder andere door de halfjaarlijkse herijking van de maximumprijzen voor geneesmiddelen
als gevolg van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) op basis van het gemiddelde van
de prijzen in vier referentielanden. Ook lag een deel van de prijzen voor 2023 reeds
vast in contracten. Hiermee ontstaat technische ruimte om het besparingsverlies als
gevolg van het afstel van de GVS-modernisering in 2023 te dekken. Ik acht deze incidentele
dekking in lijn met de aangenomen motie van de leden Bushoff en Ellemeet, omdat deze
niet ten koste gaat van kwetsbare patiënten.
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast in de Voorjaarsnota dat de regering van
plan is de kosten van het schrappen van de GVS-modernisering in 2024 te financieren
uit «de beschikbare volumegroei voor de Zvw» en «de bredere inzet van prijsbijstelling
van de begrotingsgefinancierde uitgaven ter dekking van beleidsvoornemens». Wat betekent
dit concreet? Betekent dit de bezuiniging die was ingeboekt voor de GVS-modernisering
nu moet worden gerealiseerd via bezuinigingen op andere delen van de zorg? Kan de
Minister aangeven in hoeverre deze dekking in lijn is met de aangenomen motie van
de leden Bushoff en Ellemeet?
Na de verwerking van de meerjarige financiële afspraken in het Integraal Zorgakkoord
(IZA) en rekening houdend met de reguliere verdeling van de groeiruimte en taakstellingen
voor de niet-IZA sectoren, resteert voor 2024 incidenteel € 88,5 miljoen groeiruimte
voor de Zvw-zorg. Dit bedrag wordt ingezet ter dekking van het besparingsverlies GVS-modernisering
in 2024 in de veronderstelling dat de autonome groei van de ZVW-zorg volledig gedekt
is – gegeven genoemde afspraken, reguliere verdeling van groeiruimte en taakstellingen.
De resterende € 51,5 miljoen is gevonden binnen de prijsbijstelling op de begrotingsgefinancierde
zorguitgaven. Het gaat hierbij met name om prijsbijstelling op begrotingsmiddelen
voor opleidingen, arbeidsmarkt en
beroepenstructuur en om prijsbijstelling op middelen op grond van het coalitieakkoord
(bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). Ik acht ook deze incidentele dekking in lijn met de genoemde motie.
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast dat de Minister wel verder gaat werken
aan «het vervolg van het GVS». Zij begrijpen dat dit nog verder uitgewerkt moet worden,
maar vragen de Minister wel welke mogelijke aanpassingen hij laat uitwerken. Kan hij
bijvoorbeeld garanderen dat de eigen betalingen voor geneesmiddelen niet alsnog worden
verhoogd?
Op dit moment kan en wil ik nog niet vooruit lopen op de wijze waarop ik het GVS wil
inzetten zodat het een effectieve bijdrage levert aan een toekomstbestendige vergoeding
van extramurale geneesmiddelen. Daarvoor moet ik zaken zorgvuldig uitzoeken en wil
ik relevante partijen betrekken. In algemene zin wil ik het instrument zo aanpassen
dat het huidige en toekomstige uitdagingen op het gebied van kostenbeheersing van
extramurale geneesmiddelen, met inachtneming van beschikbaarheid, kwaliteit van zorg
en werkdruk, zo goed mogelijk het hoofd kan bieden. Ik bekijk daarbij ook het functioneren
van de eigen bijdragen van het GVS. Ik neem daarbij de financiële consequenties van
een eventuele aanpassing mee, zowel voor de positie van financieel kwetsbare patiënten,
als voor de premie van de zorgverzekering en voor de Rijksbegroting. Ik kan hierin
dus nog geen garanties geven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie maakten zich grote zorgen over het risico van hogere
bijbetalingen voor patiënten bij de modernisering van het GVS, en specifiek dat 150.000
financieel kwetsbaren hierdoor geraakt konden worden. Om die reden hebben deze leden
een motie ingediend die oproept dat de GVS-modernisering en bijbehorende bezuiniging
niet ten laste komt van kwetsbare patiënten. Zij zijn blij dat de Minister het zekere
voor het onzekere neemt door de GVS-modernisering af te stellen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om expliciet de rol van financieel
kwetsbaren mee te nemen in het vervolgproces rond het GVS, zijn benieuwd welke kansen
de Minister ziet om meer transparantie af te dwingen in dit proces en of ook een aanpassing
van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) op tafel ligt omdat de onderlinge samenhang
tussen het GVS en de Wgp expliciet genoemd wordt.
Ik zal de positie van financieel kwetsbare patiënten meewegen in de verkenning van
het vervolg. Ik interpreteer de vraag over transparantie in het licht van de motie
van het lid Bushoff24 die oproept om te bezien of bij een andere vormgeving van het GVS transparantie ten
aanzien van kosten en winstmarges van geneesmiddelenfabrikanten kan worden afgedwongen.
Ik wil op voorhand zeggen dat ik de kans klein acht dat ik via het GVS transparantie
van kosten en winstmarges kan afdwingen. Ik merk daarbij op dat ik transparantie geen
doel op
zich vind, maar een instrument om te komen tot maatschappelijk aanvaardbare prijzen.
lk stel in plaats daarvan voor de motie gestand te doen door te onderzoeken of het
GVS als toekomstbestendige vergoeding van extramurale geneesmiddelen fabrikanten kan
stimuleren tot transparantie.
In mijn brief van 17 mei jongstleden noem ik inderdaad dat de effecten van de herberekening
van de vergoedingslimieten met verzachtende maatregelen onzeker zijn mede omdat instrumenten
zoals de Wgp en het GVS interacteren. Dit betekent niet dat een aanpassing van de
Wgp onderdeel is van het vervolgproces rond het GVS. De Wgp en het GVS zijn twee aparte
instrumenten die zich richten op de vergoeding van extramurale middelen (GVS) en maximumprijzen
van (extramurale en intramurale) geneesmiddelen (Wgp).
Het niet doorvoeren van de modernisering van het GVS via een herberekening van de
vergoedingslimieten leidt tot een besparingsverlies. Zoals ik heb opgenomen in mijn
brief, besluit het kabinet nog over beleidsmaatregelen om de taakstelling vanaf 2025
in te vullen. Er is nog geen keuze gemaakt of een aanpassing van de Wgp daar onderdeel
van uit gaat maken. Ik wil voor de volledigheid van dit antwoord wel opmerken dat
ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd dat er wordt gewerkt aan een wetsvoorstel waarbij
de Wgp op een aantal punten wordt herzien, maar dat dit traject vanwege andere prioriteiten
vertraging heeft opgelopen.25
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd te lezen dat de modernisering van
het GVS niet doorgaat. Zij vreesden dat deze modernisering zou leiden tot een sterke
stijging van eigen bijdragen aan medicijnen voor mensen met een (chronische) ziekte.
Zij hebben nog een enkele vraag over de gevolgen van het besluit, te beginnen met
een financiële vraag. Deze leden vragen de Minister met welke extensiveringen het
afstel van de modernisering van het GVS worden gedekt.
Zoals in mijn brief van 17 mei jongstleden vermeld, zal het kabinet uw Kamer in de
Miljoenennota informeren over de maatregelen die voor dekking van het afstel zullen
moeten zorgen. Ik kan daar nu nog niet op vooruitlopen.
Daarnaast hebben zij nog een vraag over het toekomstige proces. De voornoemde leden
vragen de Minister iets meer duidelijkheid over het vervolgproces. Zij begrijpen dat
de uitgaven aan geneesmiddelen, zowel intramuraal als extramuraal, beheerst dienen
te worden. Het beheersen van de uitgaven kan twee effecten hebben. Of de winsten van
de farmaceutische nemen af, of patiënten gaan extra bij betalen. Op het moment dat
de eigen bijdragen van patiënten stijgen, dan heeft dat wel een positief effect op
de uitgaven de rijksoverheid, maar de samenleving als geheel blijft dan evenveel uitgeven.
Voor de leden van de GroenLinks-fractie is het belangrijk dat bezuinigingen op geneesmiddelen
terecht komen bij de partijen die dat het makkelijkst kunnen dragen. In dit geval
is dat de farmaceutische industrie, aangezien die nog altijd hoort bij de meest winstgevende
industrieën van de wereld. Genoemde leden willen de Minister vragen in hoeverre deze
overwegingen meespelen bij het vormen van nieuw beleid om de kosten van geneesmiddelen
te drukken. Kan de Minister bij nieuw beleid goed in kaart brengen wat de effecten
zijn op (chronisch) patiënten en kan hij garanderen dat patiënten er niet op achteruitgaan?
Uiteraard spelen dergelijke overwegingen een rol bij het vervolg. Een deel van de
farmaceutische industrie, met name fabrikanten van spécialités, is inderdaad zeer
winstgevend en mag (mede) daarom aangesproken worden op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid
om prijzen van geneesmiddelen redelijk te houden. Een ander deel van de industrie,
met name fabrikanten van generieke middelen, maakt geneesmiddelen tegen soms zeer
lage prijzen en een vergoedingssysteem voor extramurale geneesmiddelen moet deze fabrikanten
in staat stellen om een redelijke vergoeding te ontvangen. Ik ben voornemens om bij
nieuw beleid ook te kijken naar de mogelijke effecten op (chronische) patiënten en
weeg hun belangen zwaar mee: de vergoeding moet uiteindelijk ten dienste staan van
de kwaliteit van zorg, rekening houdend met eindige financiële middelen en budgettaire
kaders. Dat laatste betekent dat ik niet in de volle breedte kan garanderen dat (sommige)
chronische patiënten er niet op enige wijze op achteruit zullen gaan.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister en dus
van zijn besluit omtrent de «modernisering»» van het geneesmiddelenvergoedingssysteem.
Hier heeft zij nog een aantal vragen over. Genoemd lid wil de Minister graag meegeven
dat het voor haar onvoorstelbaar is dat Nederlandse burgers de dupe zijn geworden
van de op de klippen gelopen onderhandelingen tussen de Minister en de farmaceutische
industrie. Nederlandse burgers kunnen geen aanspraak meer maken op medicatie omdat
deze te duur zijn en dus haalt de Minister ze uit het pakket omdat de producent niet
in prijs wil verlagen. Is de Minister het met het lid van de BBB-fractie eens dat
dit niet uit te leggen is aan de Nederlandse burgers?
Daarnaast is het lid van de BBB-fractie van mening dat elke patiënt levensreddende
medicatie moet kunnen krijgen als een arts die voorschrijft. Het is als arts zijnde
toch niet uit te leggen aan een patiënt dat een door hem voorgeschreven medicijn niet
vergoed kan worden en dat de patiënt hierdoor lijdt en kan komen te overlijden? Deelt
de Minister deze mening?
Ik heb veel begrip voor de frustratie van patiënten en artsen als zij gezamenlijk
niet kunnen kiezen voor een geneesmiddel dat zij passend vinden bij het behandelplan,
omdat deze niet vergoed wordt. Tegelijkertijd is de situatie zo dat het financieel
kader waaruit dure geneesmiddelen worden bekostigd de komende jaren aanzienlijk minder
hard stijgt dan de uitgaven aan intramurale geneesmiddelen wat tot verdringing van
andere vormen van zorg c.q. collectieve uitgaven leidt26. Dit noopt mij tot het maken van moeilijke keuzes. Zo heb ik recent drie keer moeten
besluiten tot het niet opnemen van een geneesmiddel in het basispakket omdat het risico
op niet-kosteneffectieve inzet onvoldoende was afgedekt, of – anders gezegd – omdat
de fabrikant niet bereid was een maatschappelijk verantwoorde prijs met mij overeen
te komen. Dergelijke besluiten vallen mij zwaar en neem ik met de grootste zorgvuldigheid.
Zo vind ik het belangrijk dat de keuzes die ik maak in het kader van de vergoeding
op grond van de Zorgverzekeringswet ook maatschappelijk gedragen worden. Ik moet mijn
beleid inderdaad uiteindelijk ook aan de burger kunnen uitleggen. Momenteel is dat
geborgd doordat het Zorginstituut Nederland in haar advisering aan mij als Minister
zelf weer geadviseerd wordt door de Adviescommissie Pakket (ACP), die er is voor de
maatschappelijke afweging.
Nieuwe uitdagingen en maatschappelijke en politieke discussie over de manier waarop
keuzes gemaakt moeten worden, kunnen ertoe leiden dat het maatschappelijke draagvlak
van het vergoedingenbeleid verder geborgd moet worden. Mede naar aanleiding van de
motie van het lid Kuiken27 werken het Zorginstituut Nederland, de Nederlandse Zorgautoriteit en de Autoriteit
Consument en Markt aan een gezamenlijke werkagenda met als titel «op weg naar maatschappelijk
aanvaardbare prijzen», die moet leiden tot een beleidsadvies. Dit verwacht ik over
circa één jaar. Daarop vooruitlopend werk ik zelf aan manieren om de instroom van
dure intramurale geneesmiddelen beheersbaar te houden, zoals ik recent in een Kamerbrief
heb toegelicht.28
Daarnaast hebben alle Kamerleden op 4 juni jongstleden een brandbrief gekregen van
een CF-patiënt. Hij heeft een specifiek medicijn nodig wat aantoonbaar werkt bij zijn
vorm van CF, maar door de zeldzame mutatie die hij heeft, heeft hij er geen recht
op volgens de regels. Hij zegt dat hij dood- en doodsbang is voor de tijd die komen
gaat. Ook is hij boos: «Boos dat anderen in exact dezelfde situatie wél een levensreddend
medicijn vergoed krijgen. Dit kan nooit de bedoeling zijn van het zorgstelsel zoals
wij dat in Nederland voor ogen hebben.» Wat vindt de Minister van de benadering dat
niet de werkzaamheid en het effect voor de patiënt de norm is maar het wel of niet
voldoen aan een specifieke genetische mutatie?
Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat wij de zorg betaalbaar moeten houden. Als
goedkopere medicijnen ook werken voor patiënten, dan is het begrijpelijk dat hierop
wordt overgestapt en onderhandelingen zijn een belangrijk instrument. Maar als er
geen andere uitweg is voor een patiënt dan één specifiek medicijn, is de Minister
het dan met het lid van de BBB-fractie eens dat dit hoe dan ook vergoed moet worden?
Financiële middelen mogen wat haar betreft nooit leiden tot extra leed of zelfs de
dood van een persoon. Is de Minister dit met haar eens?
Ik ben niet bekend met de situatie van de patiënt waarnaar verwezen wordt en kan daar
dus geen uitspraken over doen, maar ik deel de stelling niet dat de werkzaamheid en
het effect voor de patiënt niet de norm zouden zijn. Die zijn juist bepalend. Het
kan bijvoorbeeld zo zijn dat voor een patiënt met een (zeldzame) genetische mutatie
niet of onvoldoende zeker is wat de werkzaamheid en relatieve effectiviteit van een
middel is omdat dat middel voor patiënten met een andere genetische mutatie is geregistreerd
en wordt vergoed. Dit kan betekenen dat het middel – zeker als het zeer kostbaar is
– niet voor de patiënt vergoed wordt. Ik begrijp dat dit voor een patiënt heel moeilijk
te begrijpen is, met name als voor hem of haar geen andere behandelopties (meer) openstaan
en het middel, ondanks de onzekerheden, de enige hoop zou zijn.
Zoals het lid van de BBB al een aantal keren heeft aangegeven mag gebrek aan geld
nooit extra lijden of de dood tot gevolg hebben. Als er echt geen enkele andere optie
meer is voor patiënten en artsen geven aan dat een uitgesloten medicijn de enige reddende
optie is, dan moet er toch een manier gevonden kunnen worden om patiënten hieraan
te helpen? Is de Minister bereid om een uitzonderingsregeling te maken voor patiënten
die anders komen te overlijden?
In Nederland hebben is in de Grondwet en ook in internationale verdragen het Recht
op leven meermaals opgenomen. Hoe rijmt de Minister deze wetten en verdragen met de
zojuist genoemde problematiek? Kan de Minister daarbij ook ingaan op het verhaal van
de CF-patiënt?
Ik ben het eens met het lid van de BBB dat we alles eraan moeten doen om te voorkomen
dat patiënten geen toegang hebben tot middelen die voor hen de enige optie zouden
zijn. Zoals hierboven toegelicht, leidt dit uitgangspunt in de huidige situatie echter
tot uitdagingen. De financiële middelen zijn zoals gezegd eindig. Mijn hierboven toegelichte
beleid is erop gericht die uitdagingen aan te gaan.
Het recht op leven is overigens niet in de Nederlandse Grondwet opgenomen, wel in
bijvoorbeeld het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin het betrekking
heeft op actieve levensbeëindiging. Zoals gezegd kan ik niet nader ingaan op de situatie
van de CF-patiënt, omdat ik daar niet bekend mee ben.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier