Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hammelburg over het definitief invoeren van de anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda
Vragen van het lid Hammelburg (D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het definitief invoeren van de anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda (ingezonden 31 mei 2023).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 4 juli 2023).
Vraag 1
Bent u bereid, nu de Oegandese president de verwerpelijke anti-LHBTIQ+ wet heeft ondertekend
en de wet van kracht is, direct persoonsgerichte sancties en een visum-ban in te stellen
tegen alle Oegandese politici die verantwoordelijk zijn voor het aannemen van deze
wet? Bent u bereid dit ook in Europese Unie (EU)-verband te bespreken en bevorderen?
Antwoord 1
Het kabinet deelt uw zorgen omtrent het invoeren van de anti-lhbtiq+ wet in Oeganda.
Bij het bepalen van onze reactie op deze zorgelijke ontwikkelingen in Oeganda trekken
we op met de EU en gelijkgezinde landen. Onder het Gemeenschappelijk Buitenland- en
Veiligheidsbeleid (GBVB) heeft de EU meerdere instrumenten tot haar beschikking, waar
het instellen van persoonsgerichte sancties er één van is. Nederland kan geen nationale
sancties instellen in dezen. Nationale sancties zijn enkel mogelijk indien deze voortvloeien
uit een internationale verplichting, zoals VN- of EU-sancties.
De discussie over eventuele EU-sancties wordt momenteel gevoerd in Brussel. Bij het
al dan niet instellen van (persoonsgerichte) sancties spelen diverse overwegingen
die gewogen moeten worden. In dit verband zal de effectiviteit van ons optreden voorop
moeten staan. Het overgaan tot sancties moet daarom zorgvuldig worden afgewogen, in
samenspraak met gelijkgezinde landen en vooral ook de lhbtqi+-gemeenschap in Oeganda.
De effectiviteit van (persoonsgerichte) sancties en eventuele (ongewenste) neveneffecten
worden daarin meegewogen.
Vraag 2
Bent u van plan handelsbevordingsinstrumenten, waaronder die van de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO), die Nederland nu inzet voor handel tussen Nederland en
Oeganda stop te zetten?
Antwoord 2
Het baart het kabinet grote zorgen dat er in verschillende landen in Afrika, maar
ook daarbuiten, negatieve maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van anti-lhbtiq+
wetgeving plaatsvinden. Ik heb in het wetgevingsoverleg op 15 juni jl. aangegeven
er geen voorstander van te zijn de handelsbevorderingsinstrumenten stop te zetten.
Dat zou niet in lijn zijn met de Afrikastrategie, waarin we evenwichtige en gelijkwaardige
relaties nastreven en inzetten op gemeenschappelijke belangen en waarden.
Het stopzetten van instrumenten voor het Nederlandse bedrijfsleven en Oegandese private
sector ontwikkeling vindt het kabinet niet wenselijk, omdat de mogelijkheden om in
Oeganda samen te werken aan economische ontwikkeling en lokale impact daarmee ernstig
zouden worden bemoeilijkt. Een dergelijke stap benadeelt juist de lokale bevolking,
zoals de Oegandese boeren, die werken aan voedselzekerheid, evenals de bijdrage van
het Nederlandse MKB en hun Oegandese partners aan werkgelegenheid.
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel
van handelsbevordering. Ondernemers worden via de RVO en de ambassade, indien zij
zich bij hen melden, gewezen op het belang van IMVO en eventuele specifieke risico’s.
De informatievoorziening via de website van de RVO wordt regelmatig geactualiseerd.
Op dit moment wordt daarbij prioriteit gegeven aan IMVO-informatie voor ondernemers,
met specifieke aandacht voor landen waarin de risico’s groter zijn. Inmiddels is de
informatie op de landenpagina van RVO over Oeganda geactualiseerd.
Vraag 3
Deelt u de mening dat alle beslissingen hieromtrent vanuit het principe van «do no
harm» moeten worden genomen en dat hierover het overleg met lokale community based
organisaties moet worden gevoerd?
Antwoord 3
Ja. Nederland staat in nauw contact met Oegandese en internationale organisaties die
opkomen voor mensenrechten in Oeganda. De bescherming van mensenrechtenverdedigers,
waaronder lhbtiq+-organisaties, blijven we daarnaast actief steunen. Met dat doel
zorgen we, in overleg met andere gelijkgezinde partners, indien nodig voor additionele
(financiële) steun aan organisaties die lhbtiq+-personen bescherming en opvang bieden.
Hierbij is de behoefte van de lokale lhbtiq+-gemeenschap leidend.
Vraag 4
Kunt u verzekeren dat u bij beslissingen hieromtrent altijd het risico op een backlash
zeer zwaar meeweegt? En deelt u de mening dat er geen besluiten zouden moeten worden
genomen die de kans hierop vergroten, zoals het stopzetten van ontwikkelingshulp aan
Oeganda, dat ook de LHBTI-gemeenschap lokaal zal raken (zoals dit in het verleden
ook voor extra vervolging, geweld en dodelijke slachtoffers heeft gezorgd)?
Antwoord 4
Ja, het risico op een backlash wordt meegenomen in de strategische en integrale afwegingen
en bij besluiten wordt erop ingezet risico’s voor de lhbtiq+ gemeenschap en andere
kwetsbare groepen te minimaliseren. Daarbij wegen de wensen en behoeften van de lokale
lhbtiq+ gemeenschap zwaar mee.
Bewustzijn over culturele en lokale opvattingen is hierbij tevens van belang. Daarom
is het belangrijk dat deze in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen
worden meegewogen, en op basis daarvan handelingsopties en de meest effectieve aanpak
– en het bijpassende narratief – gekozen worden, altijd in samenspraak met desbetreffende
lokale lhbtiq+-organisaties.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat de status is van acties van de Equal Rights Coalition omtrent
de definitief aangenomen anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda? Is de coalitie bereid nu in
gezamenlijkheid actie te ondernemen?
Antwoord 5
De Equal Rights Coalition heeft de situatie in Oeganda het afgelopen jaar nauwgezet
gevolgd. Nederland heeft als covoorzitter van de internationale diplomatie werkgroep
van de coalitie gezorgd dat Oegandese lhbtiq+-organisaties de werkgroep regelmatig
van informatie voorzagen om diplomatieke besluitvorming en gezamenlijke actie te ondersteunen.
Op basis hiervan is onder andere een brief namens de Equal Rights Coalition gestuurd
aan de Oegandese president Museveni, afgeleverd in Kampala door de ERC-covoorzitters
Duitsland en Mexico, met de oproep om het wetsvoorstel niet te bekrachtigen gezien
de internationale mensenrechtenverplichtingen van Oeganda en de diplomatieke, humanitaire,
gezondheids-, investerings- en economische gevolgen indien de wet bekrachtigd zou
worden. De brief is door 32 ERC-landen getekend. Ook heeft Nederland zich ingezet
voor een gezamenlijke ERC-verklaring op het moment dat de wet bekrachtigd werd. Deze
verklaring1 is door 32 landen getekend en tevens door de Minister van Buitenlandse Zaken gedeeld
op sociale media.2 Oeganda zal op de agenda van de ERC blijven staan zodat landen en maatschappelijke
organisaties gezamenlijk kunnen bepalen hoe de lokale lhbtiq+-gemeenschap het beste
ondersteund kan worden nu de wet getekend is.
Vraag 6
Bent u bereid deze vragen, gezien de ernst en urgentie, binnen een week te beantwoorden?
Antwoord 6
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord met inachtneming van zorgvuldigheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.