Antwoord schriftelijke vragen (nader) : Nader antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het artikel: ‘De rechtspraak is kennelijk alleen openbaar voorzover het de rechter behaagt’
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het gebrek aan openbaarheid in de rechtspraak (ingezonden 6 december 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 3 juli 2023). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1187. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2023, nr. 1311.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «De rechtspraak is kennelijk alleen openbaar
voorzover het de rechter behaagt»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het voorbeeld dat in het artikel wordt aangehaald waarbij iemand geen
inzage krijgt in een rechterlijke uitspraak?
Antwoord 2
Het is niet aan een bewindspersoon om te bepalen of een rechterlijke uitspraak wordt
verstrekt aan iemand anders dan een procespartij of advocaat. Dit is aan de onafhankelijke
rechtspraak.
Het in het artikel aangehaalde voorbeeld was een verzoek tot verstrekking van een
vonnis op basis van artikel 365 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. In gemeld
wetsartikel staat openbaarheid centraal. Wel maakt de rechter steeds een afweging
of de belangen van degene ten aanzien van wie het vonnis is gewezen of van de derden
die in het vonnis worden genoemd zich verzetten tegen het verstrekken van het vonnis
aan iemand anders. In het gegeven voorbeeld heeft de voorzitter van de rechtbank geoordeeld
dat daarvan geen sprake was. Bij het indienen van een klacht hierover werd de verzoeker
vervolgens door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
Vraag 3
Waarom is het volgens u belangrijk dat uitspraken openbaar worden gemaakt?
Antwoord 3
Openbaarheid van de rechtspraak is een belangrijk beginsel van onze rechtsstaat.2 Dit houdt in de eerste plaats in dat rechtspraak in het openbaar plaatsvindt. In
de tweede plaats wordt aan betrokken procespartijen de uitspraak verstrekt. De uitspraak
kan daarnaast ook aan anderen worden verstrekt. In de derde plaats kunnen uitspraken
worden gepubliceerd. Dat is het voor het publiek toegankelijk maken van uitspraken
door opname op rechtspraak.nl. De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak heeft
laten weten, dat de rechtspraak het streven heeft om het merendeel van de rechterlijke
uitspraken online te gaan publiceren. Op die manier wordt de toegankelijkheid van
uitspraken vergroot. Dat past in het streven van het kabinet om de toegang tot het
recht te versterken.3
Vraag 4
Wat vindt u in dat kader van het weigeren van het verstrekken van een uitspraak omdat
iemand onvoldoende belang daarbij zou hebben?
Antwoord 4
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Is dit volgens u de openbaarheid van rechtspraak zoals die door de wetgever is bedoeld?
Antwoord 5
De wetgever legt het oordeel over het verstrekken van een uitspraak aan anderen dan
direct betrokkenen uitdrukkelijk bij de rechter, onder meer in het in antwoord 2 vermelde
artikel 365 lid 4 Wetboek van Strafvordering. Openbaarheid in ruimere zin wordt bereikt
door de publicatie van uitspraken op rechtspraak.nl.
Vraag 6
Welke ambities zijn er voor wat betreft het publiceren en verstrekken, indien daarom
wordt verzocht, van rechterlijke uitspraken?
Antwoord 6
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op vraag 2 en vraag
3.
Vraag 7
Bent u bereid om met de Raad voor de Rechtspraak in gesprek te gaan om duidelijkheid
te verschaffen over het publiceren en verstrekken van rechterlijke uitspraken om vergelijkbare
situaties in de toekomst te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Met de Raad voor de rechtspraak ben ik op reguliere basis in gesprek over het programma
«Meer en verantwoord publiceren». Over dit onderwerp zal ik uw Kamer schriftelijk
nader informeren in het eerste kwartaal van 2023.
Nader antwoord
Op 20 januari 2022 heb ik vragen beantwoord van het lid Van Nispen over het gebrek aan openbaarheid in de rechtspraak (ingezonden 6 december 2022).4 Met deze brief informeer ik uw Kamer over een correctie op de beantwoording van vraag
2. In de laatste zin is vermeld dat de voorzitter van de rechtbank geoordeeld heeft
dat er sprake is van het gegeven voorbeeld van het nieuwsartikel en dat daarna in
een klachtenprocedure dit oordeel is bekrachtigd. De klacht is echter niet-ontvankelijk
verklaard door de rechtbank en daarna ook niet bekrachtigd in een klachtenprocedure.
In deze versie van de beantwoording van de Kamervragen is het antwoord op vraag 2
hierop aangepast.
Ik verzoek uw Kamer de laatste zin van het bovenstaande antwoord van vraag 2 als niet-geschreven
te beschouwen. Ter rectificatie van het antwoord op vraag 2 in mijn gemelde brief
van 20 januari 2023 verzoek ik uw Kamer de volgende tekst in aanmerking te nemen als
het correcte antwoord op vraag 2:
(...) In het gegeven voorbeeld heeft de voorzitter van de rechtbank geoordeeld dat
daarvan geen sprake was. Bij het indienen van een klacht hierover werd de verzoeker
vervolgens door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.