Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boutkan en Inge van Dijk over de ongelijke fiscale behandeling grenswerkers
Vragen van de leden Boutkan (Volt) en Inge van Dijk (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de ongelijke fiscale behandeling grenswerkers (ingezonden 14 juni 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 3 juli 2023).
Vraag 1 en 2
Bent u van mening dat het ontbreken van gelijke fiscale behandeling voor grenswerkers
problematisch kan zijn voor de brede welvaart in de grensregio’s?
Bent u van mening dat het ontbreken van een fiscale regeling voor de thuiswerkende
grenswerkers leidt tot een ongelijke behandeling op de werkvloer, een verstoring van
de grensregionale arbeidsmarkt en de goede arbeidsverhouding tussen de grenswerker
en zijn werkgever onder druk zet?
Antwoord 1 en 2
Grensregio’s hebben meer dan andere regio’s profijt van grenswerkers (werknemers die
in een ander land wonen dan ze werken). De relatief geringe afstand tot het buurland
geeft grensregio’s voordelen om personeel aan te trekken dat woonachtig is in België
of Duitsland. Specifieke kwalificaties, zoals goede kennis van andere talen en cultuur,
kunnen voor werkgevers reden tot vestiging in een grensregio zijn.
Het grootste potentiële fiscale obstakel voor grenswerkers zou dubbele belastingheffing
kunnen zijn. Om dat te voorkomen sluit Nederland belastingverdragen met andere landen.
Dat laat onverlet dat de fiscale positie van grenswerkers complex kan zijn. Die complexiteit
komt voort uit het feit dat grenswerkers met fiscale regels van verschillende landen
te maken krijgen. Omdat die stelsels niet (volledig) op elkaar zijn afgestemd, gaat
grensoverschrijdend werken doorgaans gepaard met enige administratieve lasten en kan
sprake zijn van financiële voor- of nadelen in vergelijking met personen die een werkgever
in hun woonland hebben.
Wanneer mensen thuiswerken in een ander land dan waar hun werkgever is gevestigd,
kan dit leiden tot een wijziging van de toepasselijke socialezekerheids- en/of belastingwetgeving.
Over de gevolgen daarvan leeft bij grenswerkers en hun werkgevers onzekerheid. Bij
werkgevers leven ook zorgen over het ontstaan van een zogenoemde vaste inrichting
als hun werknemers in een ander land thuiswerken.1 Het ontstaan van een vaste inrichting kan voor de werkgever namelijk leiden tot (administratieve)
verplichtingen voor de loonbelasting en vennootschapsbelasting in het woonland van
de werknemer. Deze onzekerheid lijkt voor werkgevers een belemmering te kunnen zijn
om thuiswerken toe te staan of om grenswerkers in dienst te nemen. Het kabinet vindt
het belangrijk dat de voordelen van hybride werken toegankelijk zijn voor iedereen,
dus ook voor grenswerkers. Het kabinet zet zich er daarom voor in om de gevolgen van
thuiswerken voor de socialezekerheids- en fiscale posities van grenswerkers waar mogelijk
te verminderen. Belangrijk daarbij is dat het eventuele obstakel van dubbele belastingheffing
door de bestaande belastingverdragen al wordt voorkomen.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoe de onderhandelingen met Duitsland en België over de thuiswerkende
grenswerkers verlopen en een mogelijke doorkijk geven in het verwachte resultaat?
Antwoord 3
Nederland wil in de bilaterale belastingverdragen met Duitsland en België een thuiswerkmaatregel
gericht op grenswerkers opnemen waarbij tot een bepaald aantal dagen thuisgewerkt
kan worden zonder verschuiving van het heffingsrecht naar het woonland. Met Duitsland
en België zijn dit jaar al meerdere overleggen geweest over een mogelijke maatregel
in de bilaterale belastingverdragen. Tot nu toe is daarbij geen overeenstemming bereikt
over een aanpassing van de belastingverdragen.
Onlangs ben ik naar Berlijn en Brussel geweest om de grenswerkersproblematiek bij
Staatssecretaris Hölscher (Duitsland) en Minister van Peteghem (België) nadrukkelijk
onder de aandacht te brengen en het belang van een thuiswerkmaatregel voor grenswerkers
te benadrukken. Nederland wil de gesprekken over een aanpassing van de bilaterale
verdragen graag spoedig voortzetten. Waar mogelijk zou Nederland daarbij het liefst
aansluiting zoeken bij de sociale zekerheid (tot 50% thuiswerken faciliteren). Een
dergelijke vergaande regeling lijkt op de korte termijn echter moeilijk te realiseren.
Onze buurlanden streven uiteindelijk naar een uniforme oplossing met al hunbuurlanden en willen voor een substantiële afwijking van de huidige (OESO) modelregels
discussie in breder internationaal verband afwachten. Nederland wil daarom samen met
België -mogelijk in Benelux-verband- en Duitsland een taskforce vormen om de discussie
in EU-verband verder te brengen. In de tussentijd blijven we met België en Duitsland
in gesprek over bilaterale afspraken om te faciliteren dat grenswerkers toch een (kleiner)
deel van hun tijd kunnen thuiswerken zonder fiscale gevolgen.
Vraag 4
Bent u bereid om, vooruitlopend op een definitieve bilaterale overeenkomst met de
buurlanden, een tijdelijke overeenkomst af te sluiten met de buurlanden, die vergelijkbaar
is met de overeenkomst die gold tijdens de COVID-19 crisis?
Antwoord 4
De thuiswerkovereenkomsten tijdens de coronacrisis betroffen een crisismaatregel om
onverwachte gevolgen van het gedwongen thuiswerken te voorkomen. Landen waren het
erover eens dat deze overeenkomsten niet langer gerechtvaardigd waren na het aflopen
van de thuiswerkmaatregelen. Dat wil zeggen dat er zonder crisismaatregelen die dwingen
tot thuiswerken geen rechtvaardiging meer is om door middel van een overeenkomst tussen
bevoegde autoriteiten af te wijken van de belastingverdragen. De thuiswerkovereenkomsten
waren overigens ook niet geschikt voor een verdere verlenging. Ze waren namelijk direct
gekoppeld aan de coronamaatregelen met betrekking tot thuiswerken en leenden zich
daardoor niet voor een permanente maatregel. Een nieuwe maatregel die uitgaat van
een vergelijkbare systematiek, maar zonder koppeling aan de coronamaatregelen zou
leiden tot keuzemogelijkheid. Mensen zouden dan kunnen kiezen in welk land ze belasting
betalen. Dat werkt planning in de hand en heeft om die reden niet de voorkeur. Daarnaast
is voor een dergelijke overeenkomst ook de medewerking van de andere betrokken staat
nodig.
Vraag 5
Bent u van mening dat het wenselijk en noodzakelijk is om op EU-niveau een commissie/werkgroep/platform
op te richten, waarin het gebrek aan samenhang tussen de bilaterale belastingverdragen
en de EU-coördinatieverordening 883/2004 geagendeerd wordt?
Antwoord 5
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer onlangs geïnformeerd
over de nieuwe kaderovereenkomst op het gebied van de sociale zekerheid waarmee de
ondertekenende lidstaten per 1 juli structureel thuiswerken door grenswerkers tot
50% van de arbeidstijd faciliteren.2 Het is nu aan de fiscaliteit om ook met een maatregel te komen. Zoals aangegeven
is de Nederlandse inzet daarbij om waar mogelijk aansluiting te zoeken bij de sociale
zekerheid. Nederland brengt dit ook in bij de internationale besprekingen en dit is
wat Nederland betreft dus ook een belangrijk aandachtspunt bij de discussie in EU-verband.
Een aparte werkgroep die zich richt op de coördinatie tussen sociale zekerheid en
fiscaliteit lijkt in de tussentijd geen toegevoegde waarde te hebben. Zie daarentegen
wel het antwoord bij vraag 3. Als voorzitter van de Benelux dit jaar wil ik samen
met Duitsland en de Benelux-landen de taskforce binnen de EU vormen om het onderwerp
grenswerkers hoog te agenderen. Het is de bedoeling dat België het dan agendeert tijdens
hun voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2024.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.