Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bontenbal en Erkens over blauwe waterstof
Vragen van de leden Bontenbal (CDA) en Erkens (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over blauwe waterstof (ingezonden 30 mei 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) mede namens de Minister van Economische
Zaken en Klimaat (ontvangen 3 juli 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 2829.
Vraag 1
Bent u voornemens in het Nationaal Programma Energiesysteem (NPE) aandacht te besteden
aan nut en noodzaak van koolstofarme waterstof in het energiesysteem van de toekomst,
aangezien u in de beantwoording op schriftelijke vragen stelt dat zowel hernieuwbare
als koolstofarme waterstof een belangrijke rol moeten spelen in het behalen van onze
CO2-reductiedoelen, snelle opschaling van waterstofproductie essentieel is en het kabinet
inzet op waterstofproductie met Carbon Capture en Storage (CCS) waar de inzet van
hernieuwbare waterstof niet of niet tijdig voldoende mogelijk is (Aanhangsel Handelingen
2022/23, nr, 1852)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel hernieuwbare waterstof is er in 2030, 2040 en 2050 nodig, gelet op de doelstelling
van de Europese Unie dat in 2030 42% van de waterstof in de industrie afkomstig moet
zijn van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en gelet op de klimaatdoelen
van Nederland in het algemeen? Hoeveel daarvan zal uit hernieuwbare bronnen komen
en hoeveel zal koolstofarme waterstof betreffen?
Antwoord 2
Zoals geschetst in het concept NPE ziet het kabinet een belangrijke rol voor waterstof
in de ontwikkeling van het energiesysteem en het voldoen aan onze klimaatdoelen richting
2050.2 Hoeveel hernieuwbare en koolstofarme waterstof er in de toekomst precies nodig is,
is nog niet bekend. Met het concretiseren van de verduurzamingsplannen in de industrie
in het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie, en het concretiseren van de verduurzamingsplannen
in overige sectoren, zullen de benodigde volumes de komende jaren steeds duidelijker
worden. In het definitieve NPE dat gepland is te verschijnen aan het einde van dit
jaar, zal het kabinet nader beschrijven met welke ontwikkeling van de waterstofvraag
het richting 2050 rekening houdt.
Ter indicatie van de toekomstige waterstofvraag biedt de recente scenariostudie ii3050
van de netbeheerders inzicht.3 Deze studie schetst bandbreedtes voor het totale binnenlandse waterstofgebruik van
circa 310–510 PJ in 2040 en circa 365–610 PJ in 2050. In het begin zal het aandeel
van koolstofarme waterstof hierin groter zijn dan dat van hernieuwbare waterstof.
Richting 2050 verwacht het kabinet dat eerst grijze, maar daarna ook blauwe waterstof
steeds meer vervangen wordt door hernieuwbare waterstof(dragers).
Op basis van het huidige gebruik van waterstof in de industrie en het energiegebruik
in de mobiliteit is de schatting dat in 2030 voor de verwachte bindende EU-waterstofdoelen
ten minste 45 PJ aan waterstofdragers moet voldoen aan de eisen voor «hernieuwbare
brandstof van niet-biogene oorsprong» (35 PJ vanuit de industrie en 10 PJ vanuit mobiliteit).
Het restant van de waterstofvraag vereist voldoende aanbod van niet-hernieuwbare waterstof.
Voor de industrie is de vraag naar niet-hernieuwbare waterstof naar verwachting al
meer dan 100 PJ in 2030. Het kabinet streeft ernaar het aandeel grijze waterstof daarin
zo klein mogelijk te maken, onder meer door steun voor CCS.
Vraag 3
Bent u het met de indiener eens dat de industrie in een vroeg stadium vertrouwen nodig
heeft in de ontwikkeling van de waterstofmarkt en dat het dus verstandig is om ook
de producenten van blauwe waterstof duidelijkheid te bieden? Is het verstandig om
af te spreken dat eventuele tekorten aan hernieuwbare waterstof mogen worden aangevuld
met koolstofarme waterstof, zodat waterstof in ieder geval beschikbaar is voor de
industrie?
Antwoord 3
Op basis van verschillende rapporten (zie ook de eerder genoemde ii3050) en gesprekken
met bedrijven (voor bijvoorbeeld de Cluster Energie Strategieën) verwacht ik dat de
totale waterstofvraag in Nederland en buurlanden nog lang groter zal zijn dan het
potentiële aanbod van hernieuwbare waterstof (inclusief import). Om die reden voorzie
ik een robuuste vraag naar koolstofarme waterstof, gesteund door de verwachte stijging
van de CO2-prijs als gevolg van het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS). Ik zet in op snelle
realisatie van grensoverschrijdende infrastructuur voor waterstoftransport en -opslag
om producenten van koolstofarme waterstof te helpen die grote waterstofvraag efficiënt
te bedienen.
Natuurlijk is het wel van groot belang dat de markt duidelijkheid krijgt over het
instrumentarium voor waterstof. Over het instrumentarium voor productie van blauwe
waterstof bestaat al duidelijkheid; zie het antwoord op vraag 4. Dit najaar wil ik
daarnaast duidelijkheid geven over het instrumentarium voor hernieuwbare waterstof;
over de hoofdlijnen van dit instrumentarium kunt u lezen in mijn recente brief.4 Dit najaar moet dus duidelijk zijn, ook voor (beoogd) producenten van koolstofarme
waterstof, welke prikkels producenten en gebruikers van waterstof kunnen verwachten.
Tijdelijke fysieke tekorten opvangen met niet-hernieuwbare waterstof is technisch
mogelijk. Tegelijkertijd wil ik voorkomen dat bedrijven ongelimiteerd koolstofarme
waterstof kunnen inzetten waardoor er onvoldoende vraag naar hernieuwbare waterstof
ontstaat en de opschaling van import en elektrolyse stagneert. De inzet van koolstofarme
waterstof in plaats van hernieuwbare waterstof zal ook niet kunnen meetellen voor
de verwachte bindende waterstofdoelen uit de EU-richtlijn voor hernieuwbare energie
(Renewable Energy Directive – RED III; zie voor een toelichting op deze doelen mijn
recente brief).
Vraag 4
Hoe kunt u aan toekomstige producenten van koolstofarme waterstof uit aardgas in Nederland
voldoende zekerheid bieden dat hun investeringen ook terugverdiend kunnen worden?
Antwoord 4
Toekomstige producenten van koolstofarme waterstof uit aardgas kunnen de benodigde
investering in CCS mede financieren met behulp van SDE++-subsidie. Er is geen financiële
ondersteuning vanuit de overheid voor investeringen in nieuwe waterstofinstallaties
op basis van aardgas. Dergelijke investeringen zullen rendabel worden door vermeden
kosten van het EU ETS en/of de CO2-heffing (bij eigen gebruik van de waterstof), of inkomsten uit de verkoop van koolstofarme
waterstof aan derden. Door de oplopende CO2-prijs zal de vraag naar koolstofarme waterstof naar verwachting sterk stijgen. Die
extra vraag ontstaat niet alleen in de Nederlandse industrie, maar ook in andere sectoren,
bijvoorbeeld de elektriciteitssector, en onze buurlanden, met name Duitsland.
Vraag 5
Welke rol ziet u voor blauwe waterstof gemaakt uit aardgas op de Noordzee? Hoe zorgt
u ervoor dat de investeringsbereidheid hiervoor op peil blijft?
Antwoord 5
Aardgas uit de Noordzee is beter voor het klimaat dan geïmporteerd aardgas. Aan gaswinning
uit kleine gasvelden heeft het kabinet voorwaarden gesteld waaronder op het gebied
van veiligheid. Koolstofarme waterstof uit aardgas op de Noordzee kan een belangrijke
bijdrage leveren aan het halen van de klimaatdoelen en opschaling van de waterstofmarkt.
De investeringsbereidheid zal toenemen naarmate de inkomsten als gevolg van het EU
ETS, CO2-heffing en/of verkoop van koolstofarme waterstof stijgen.
Vraag 6
Kunt u aangeven op welke wijze de ons omringende landen binnen de Europese Unie omgaan
met de voorgenomen RFNBO-doestelling in de RED-III? Kunt u aangeven op welke wijze
u voornemens bent om producenten en gebruikers van waterstof binnen Nederland een
level playing field te bieden indien blijkt dat de concurrentiepositie van bedrijven
in Nederland negatief wordt beïnvloed door een andere wijze en/of tempo van implementatie
van REDIII-doelstellingen ten aanzien van industrieel gebruik van waterstof?
Antwoord 6
Bij de vormgeving van het instrumentarium voor hernieuwbare waterstof houd ik zeker
rekening met het beleid van buurlanden en de interne markt waarop Nederlandse bedrijven
zullen moeten concurreren. Om die reden onderhoud ik nauw informeel contact met andere
EU-landen over hun beleidsvoornemens, onder meer in Pentalateraal verband. Zo wil
ik voorkomen dat er een grote discrepantie ontstaat tussen het beleid in Nederland
enerzijds en het beleid in buurlanden anderzijds. Op dit moment zie ik echter nog
geen buurlanden met vastgesteld beleid gericht op de RFNBO-doelstelling in de industrie.
Natuurlijk hebben de meeste landen om ons heen wel bredere waterstofstrategieën en
beleidsvoornemens gepubliceerd; het meest concrete voorbeeld is bijvoorbeeld het Duitse
initiatief H2Global ter ondersteuning van RFNBO-import. Op basis van deze strategieën
en beleidsvoornemens verwacht ik dat het voorgenomen Nederlandse beleid zoals ik dat
op hoofdlijnen beschrijf in mijn recente brief5, met een mix van normering en subsidiëring en ondersteuning van zowel productie als
import, goed aansluit bij het beleid in de landen binnen de Europese Unie om ons heen.
Voor het beleid gericht op de RFNBO-doelstelling in de RED-III voor de transportsector
verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
hierover aan het begin van dit jaar.6 Dit najaar starten daarvoor de internetconsultaties.
Vraag 7
Kunt u aangeven waarom in de studie «Technological scope and potential cost reductions
early phase scale-up» die u heeft laten uitvoeren in het kader van de voorjaarsbesluitvorming
ten aanzien van het klimaatpakket de optie van paarse waterstof ontbreekt? Waarom
wordt waterstof uit kernenergie niet meegenomen als serieuze optie?
Antwoord 7
Ook projecten voor productie van paarse waterstof profiteren van de technologische
ontwikkeling als gevolg van de ondersteuning uit het Klimaatfonds. Voor de ontwikkeling
van de verschillende vormen van elektrolysetechnologie is het immers irrelevant uit
welke bron de elektriciteit komt; dit kan ook elektriciteit uit kernenergie zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.