Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het Lid Sneller over ‘Versterking kennisfunctie van de Rijksoverheid’
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister-President over de versterking van de kennisfunctie van de Rijksoverheid (ingezonden 3 mei 2023).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
3 juli 2023).
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden op vragen van de vaste Kamercommissie Financiën naar
aanleiding van het onderzoek van KWINK groep «Inventarisatie en appreciatie onderzoeksbeleid
Ministerie van Buitenlandse Zaken» uit 2018?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2, 3 en 4
Kunt u toelichten op welke wijze sindsdien Rijksbreed gevolg is gegeven aan de bevindingen
en aanbevelingen uit dit onderzoek, zoals het waarborgen dat onderzoeksrapporten die
in opdracht van ministeries worden opgesteld inderdaad proactief openbaar worden gemaakt
en voorkomen dat politieke of ambtelijke sturing op onderdelen van het onderzoek (doelstellingen, onderzoeksvragen en conclusies en
aanbevelingen) plaatsvindt?
Kunt u toelichten op welke wijze sindsdien Rijksbreed beleid is gevoerd op dit thema,
in plaats van dit aan individuele departementen overlaten zoals bleek uit de brief
van 2019?
Voor welke departementen heeft sindsdien een onafhankelijk onderzoek onder stakeholders
plaatsgevonden om te achterhalen of zij politieke dan wel ambtelijke sturing op onderdelen
van hun onderzoek ervaren? Indien dit nog niet voor alle ministeries gebeurd is, bent
u dan bereid dit alsnog te (laten) doen?
Antwoord 2, 3 en 4
Alle departementen onderschrijven volmondig het belang van actieve openbaarmaking
van onderzoeksrapporten. Een uitvraag onder departementen heeft ook inzichtelijk gemaakt
dat er langs twee routes is geïnvesteerd in het stimuleren van actieve openbaarmaking.
Enerzijds door te investeren in bewustwording via voorlichting op de interne websites
of, zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken, presentaties te houden op de relevante
directies. En anderzijds door in het proces van de totstandkoming van het rapport
openbaarmaking te formaliseren of te vereenvoudigen. Zo heeft het Ministerie van Buitenlandse
Zaken een applicatie ontwikkeld waarmee de openbaarmaking automatisch plaatsvindt
op de website. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft geformaliseerd
dat wanneer een betrokken medewerker overweegt een rapport niet openbaar te maken
dit beargumenteerd voorgelegd moet worden aan de bewindspersonen. Verschillende departementen
hebben specifieke ambtenaren aangesteld om te waken of te adviseren over de processen
van openbaarmaking. Alle departementen delen het beeld dat toepassing van het uitgangspunt
«openbaar tenzij» bij onderzoeksrapporten in de regel niet leidt tot problemen en
ervoor zorgt dat onderzoeksrapporten in vrijwel alle gevallen actief openbaar worden
gemaakt.
De uitvraag heeft ook inzichtelijk gemaakt dat er brede consensus is binnen de departementen
dat het van belang is te waken voor ongepaste (politieke of ambtelijke) beïnvloeding.
Het is mijn indruk dat er binnen de ministeries ruimschoots bewustzijn is dat het
uitsluiten van beïnvloeding een voorwaarde is voor de wetenschappelijke kwaliteit.
De Algemene Rijksvoorwaarden Verstrekken Opdrachten Diensten (ARVODI) zijn hiertoe
aangescherpt, dit naar aanleiding van de situatie rondom het Wetenschappelijk Onderzoeks-
en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Ook van
de kant van wetenschappelijk onderzoekers is er meer aandacht voor dit vraagstuk en
wordt sinds 2018 gewerkt met een herziene gedragscode voor wetenschappelijke integriteit.
Ik heb geen kennis over stakeholdersonderzoeken die zich primair richten op vraag
of onderzoekers eventuele ongepaste beïnvloeding hebben ervaren. De uitvraag aan de
departementen geeft ons het beeld dat de door de door u beschreven thema’s ruim aandacht
krijgen gezien de vele initiatieven die er zijn om de integriteit en transparantie
zoveel als mogelijk te borgen. Ik zie dan ook geen noodzaak voor een Rijksbreed stakeholdersonderzoek.
Het is wel mijn voornemen om de thema’s interdepartementaal te blijven agenderen om
zo ook van elkaar te leren en ervaringen uit te wisselen.
Vraag 5, 6 en 7
Wat is uw reactie op de analyse en aanbevelingen van ABDTopconsult uit hun onderzoek
«Kennisrijk samenwerken – Verkenning Rijksbrede kennisfunctie» (p. 42 e.v.) in opdracht
van het Secretarissen-Generaal Overleg (SGO)?2 Bent u bereid opvolging te geven aan deze aanbevelingen?
Deelt u, meer specifiek, de mening dat het oprichten van een Rijkslab (p. 44), naar
analogie van de «living labs» zoals die elders bestaan, zeer nuttig zou kunnen zijn
om het lerend vermogen van de Rijksoverheid te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat op alle departementen een «chief science officer» (CSO) actief
zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen?
Antwoord 5, 6 en 7
Het eerder dit jaar verschenen rapport «Kennisrijk samenwerken – Verkenning Rijksbrede
kennisfunctie» van ABDTOPConsult biedt houvast voor een verdere versteviging van de
strategische kennisfunctie van het Rijk. Dat elk departement een zekere mate van vrijheid
heeft bij het organiseren van de kennisfunctie heeft voordelen. Op die manier kan
worden aangesloten bij de specifieke opgaven en inrichting van elk departement. Een
belangrijk uitgangspunt is dat kennis essentieel is voor goed openbaar bestuur en
goede wetten en dat de kennisfunctie daarom in ieder geval verbonden moet zijn met
het primaire proces. Daarnaast is de aanwezigheid van uitvoeringskennis op alle niveaus
binnen de departementen van belang om strategische keuzes te toetsen aan de praktische
haalbaarheid.
Verschillen in invulling van de kennisfunctie kunnen de interdepartementale samenwerking
echter bemoeilijken, zoals ook wordt geconstateerd in het rapport. In overleg met
de andere departementen, zal worden bezien of en zo ja welke aanvullende rijksbrede
afspraken, kaders en instrumenten nuttig en nodig zijn. Hierbij zullen ook de aanbevelingen
van ABDTOPConsult, waaronder het oprichten van Rijkslab, worden meegenomen. De resultaten
daarvan krijgen een plek in de Ontwikkelagenda voor versterking van de Rijksdienst.3
De departementen hebben een eigenstandige verantwoordelijkheid om de strategische
kennisfunctie te beleggen binnen de organisatie. Dat kan middels een Chief Science
Officer (CSO) of een equivalent daarvan. Zo heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid
hiertoe een centrale kenniscoördinator aangesteld. Daarnaast kennen de meeste departementen
een strategische- of kennisdirectie die op verschillende manieren invulling geven
aan de kennisfunctie.
Vraag 8, 9 en 10
Deelt u de mening dat het van meerwaarde is dat voor het Ministerie van Justitie en
Veiligheid een kennisinstituut – het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum,
WODC,4 sinds 2019 als zelfstandige dienst gepositioneerd – bestaat?
Kunt u inhoudelijk toelichten waarom niet voor alle departementen een dergelijk kennisinstituut
bestaat? Zo nee, deelt u de mening dat een dergelijke infrastructuur omwille van het
opbouwen, onderhouden en ontsluiten van een gezamenlijke kennisbasis voor «evidence
based» beleid zeer nuttig zou zijn?
Deelt u de mening dat een gedegen, eigen kennisinfrastructuur van (en kennisuitwisseling
binnen) de Rijksoverheid op termijn ook kan zorgen voor minder afhankelijkheid van
externe inhuur?
Antwoord 8, 9 en 10
Het WODC is zonder meer een gerenommeerd kennisinstituut dat dit jaar zijn 50-jarig
jubileum viert. De meerwaarde voor de beleidsdossiers van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid is evident. Het belang van een goede kennisinfrastructuur geldt voor
de gehele rijksoverheid. Dat laat echter onverlet dat ieder departement een eigen
vrijheid en verantwoordelijkheid heeft in de wijze waarop zij kennis verzamelen en
valideren. Departementen maken daarbij gebruik van de veelheid aan (onafhankelijke)
kennisinstellingen die Nederland rijk is, waaronder planbureaus, adviescolleges, Rijkskennisinstituten,
kennisinstellingen voor toegepast onderzoek, universiteiten en private onderzoeksbureaus.
Het Ministerie van OCW is bijvoorbeeld bezig met de doorontwikkeling van het Nationaal
Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) naar een Landelijk Kenniscentrum voor het Onderwijs.
Daarnaast maken departementen ook gebruik van onafhankelijke private onderzoeksbureaus.
Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het WODC. Per dossier of beleidsissue zal worden bepaald
welk instituut of onderzoeksbureau het meest geschikt is op basis van kennis, kwaliteit
en kosten. De keuze voor de wijze waarop de kennisinfrastructuur wordt georganiseerd
is een departementale verantwoordelijkheid.
Vraag 11
Zou u deze vragen vóór het commissiedebat Functioneren Rijksdienst (dd 8 juni 2023)
kunnen beantwoorden?
Antwoord 11
Helaas is dat onder meer vanwege de noodzakelijke interdepartementale afstemming en
de gewenste zorgvuldigheid niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.