Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Michon-Derkzen over het bericht ‘’Ene na het andere geldwisselkantoor gesloten na explosies: wat is er gaande bij Suri-Change?’’
Vragen van het lid Michon-Derkzen aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Ene na het andere geldwisselkantoor gesloten na explosies: wat is er gaande bij Suri-Change?» (ingezonden 1 juni 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 30 juni
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen vergaderjaar 2022–2023, nr. 2989.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ene na het andere geldwisselkantoor gesloten na explosies:
wat is er gaande bij Suri-Change?»1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat verschillende gemeentebesturen zijn overgegaan tot sluiting van panden
van Suri-Change? Klopt het voorts dat deze organisatie in verband wordt gebracht met
criminele activiteiten? In hoeverre ziet u soortgelijke signalen bij andere organisaties
in de branche?
Antwoord 2
Het klopt dat de negen locaties van B.V. Suri-Change op dit moment bestuurlijk gesloten
zijn. Op de vraag of deze organisatie in verband wordt gebracht met criminele activiteiten
kan ik geen uitspraken doen.
Over individuele casussen of lopende onderzoeken kan ik geen uitspraken doen. Wel
merk ik op dat de rol van criminele geldstromen bij drugshandel de aandacht geniet,
in het bijzonder van het Landelijk Parket. Dit is ook toegelicht door de plaatsvervangend
Hoofdofficier van Justitie van het Landelijk Parket tijdens de technische briefing
bij de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid op 11 oktober 2022 over de aanpak
van criminele geldstromen.
De Nederlandsche Bank kan in verband met toezichtsvertrouwelijkheid niets zeggen over
concrete signalen. Wel ziet De Nederlandsche Bank in algemene zin een trend waarbij
de uitdaging om te kunnen voldoen aan de financiële wet- en regelgeving steeds groter
wordt voor Money Transfer Organisations. Dergelijke wet- en regelgeving betreft de
Wet op het financieel toezicht (Wft), de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering
van terrorisme (Wwft) en de Sanctiewet (Sw). Deze trend is enerzijds gelegen in het
inherent hoge integriteitsrisico dat verbonden is met dit type dienstverlening (zie
onder vraag 3 voor nadere toelichting) en anderzijds in de beperkte omvang van de
organisaties en de daarmee gepaarde uitdaging om kwalitatief goed beleid en goede
procedures op te tuigen en uit te voeren. Daarnaast neemt de aandacht voor integriteitsrisico’s
in zijn algemeenheid toe wat ervoor zorgt dat overige financiële instellingen de druk
op de beheersing van de risico’s in de betaalketen opvoeren. Op te merken valt dat
deze combinatie voor zichtbare knelpunten zorgt in de sector.
Vraag 3
Kunt u uiteenzetten wat de inzet van De Nederlandsche Bank (DNB) is op deze specifieke
branche (money transfer organisations)?
Antwoord 3
In Nederland zijn momenteel 14 Money Transfer Organisations actief. Hiervan hebben
acht een vergunning in Nederland. De overige zes beschikken over een vergunning in
een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en moeten aan dezelfde Europese
richtlijnen voldoen. Deze Money Transfer Organisations zijn dus in Nederland actief
door middel van een netwerk van agenten en/of bijkantoren. De Nederlandsche Bank is
toezichthouder op deze partijen. Het toezicht bestaat uit twee pilaren: prudentieel
toezicht en integriteitstoezicht. Het prudentieel toezicht is gericht op de soliditeit
en stabiliteit van financiële ondernemingen. Het integriteitstoezicht is gericht op
het waarborgen van een integere bedrijfsvoering van financiële instellingen en het
voorkomen van betrokkenheid van financiële instellingen bij financieel-economische
criminaliteit.
Verder heeft De Nederlandsche Bank laten weten dat het toezicht risicogebaseerd is
ingericht. Dit houdt in dat op basis van een risicoafweging, de meeste aandacht uitgaat
naar de grootste en meest risicovolle financiële instellingen. In het geval van de
Money Transfer Organisations zijn de prudentiële risico’s laag, gezien de beperkte
omvang van de instellingen en het effect van eventuele misstanden op de Nederlandse
economie. De integriteitsrisico’s zijn daarentegen hoog, omdat het een cash-intensieve
en internationale sector is.
Het toezicht van De Nederlandsche Bank kan gepland (proactief) of ongepland (reageren
op meldingen) zijn. Dit betekent dat Money Transfer Organisations periodiek rapportages
dienen aan te leveren ten aanzien van hun financiële positie, maar ook ten aanzien
van hun cliëntenportefeuille, transacties en hun risicobeheersing hierop. Indien in
de analyses van deze rapportages ongebruikelijkheden worden geconstateerd, kan De
Nederlandsche Bank hierop acteren. Daarnaast voert De Nederlandsche Bank proactief
onderzoeken ter plaatse uit bij financiële instellingen, indien sprake is van verhoogde
risico’s en/of onvoldoende risicobeheersing. Wanneer sprake is van wettelijke overtredingen
kan vervolgens een breed toezicht- en handhavingsinstrumentarium worden aangewend.
Voorbeelden hiervan zijn het versturen van waarschuwingsbrieven, het voeren van norm
overdragende gesprekken en het opleggen van aanwijzingen, boetes en dwangsommen. Als
een financiële instelling geen zicht heeft op herstel kan de vergunning worden ingetrokken.
Volgens De Nederlandsche Bank eist het beheersen van de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering
in algemene zin veel van Money Transfer Organisations. De afgelopen jaren is dan ook
een trend te zien waarin, zeker voor de kleinere organisaties, de uitdaging steeds
groter wordt om aan alle (toenemende) wet- en regelgeving te voldoen. De laatste jaren
heeft De Nederlandsche Bank dan ook het toezicht op deze kleinere instellingen geïntensiveerd
door doorlopend in contact te staan om alle risico’s tijdig te signaleren en, waar
nodig, te acteren.
Vraag 4
Klopt het dat deze branche op basis van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren
van terrorisme (Wwft) een van de poortwachters is? Hoeveel meldingen zijn er door
deze branche in de afgelopen vijf jaar gemaakt?
Antwoord 4
Het klopt dat Money Transfer Organisations op grond van de Wwft een poortwachtersfunctie
vervullen. De FIU-Nederland hanteert dit niet als specifieke branche. Deze vorm van
financiële dienstverlening behoort conform de Wwft tot de meldergroep «betaaldienstverlener».
Door deze meldergroep zijn in de afgelopen vijf jaar 1.228.606 ongebruikelijke transacties
gemeld.
Vraag 5
Hoe is het toezicht op deze taak bij DNB vormgegeven? Hoeveel fte wordt hiervoor ingezet?
Antwoord 5
Hoe het toezicht door De Nederlandsche Bank is vormgegeven is uiteengezet bij vraag
3. Hiervoor zet De Nederlandsche Bank momenteel 2,3 FTE in.
Vraag 6
In hoeverre kan gemeentelijke informatie over een explosie bij een onderneming, bijvoorbeeld
een geldwisselkantoor, worden gedeeld met een andere gemeente met het oog op het voorkomen
van nieuwe ernstige verstoringen van de openbare orde? Kunnen gemeenten hier alle
relevante informatie met elkaar over delen die zij noodzakelijk achten en zo nee,
welke maatregelen worden getroffen om dit beter mogelijk te maken?
Antwoord 6
De burgemeester werkt in de handhaving van de openbare orde nauw samen met de onder
zijn gezag staande politie. De politie zal in het geval van een openbare-ordeverstoring,
zoals een explosie bij een geldwisselkantoor, informatie vastleggen. Die informatie
kan de politie aan de burgemeester verstrekken op grond van artikel 16, eerde lid,
onderdeel b, van de Wet politiegegevens (Wpg). Dergelijke informatie kan verstrekt
worden voor zover burgemeesters deze behoeven in verband met hun gezag en zeggenschap
over de politie, en in het kader van de handhaving van de openbare orde. Onder «handhaving»
wordt niet alleen het optreden tegen een verstoring verstaan. Hieronder wordt ook
verstaan het ervoor zorgen dat een verstoring niet plaatsvindt. Daarnaast kan in afstemming
met het gezag (dat wil zeggen de burgemeester en/of de officier van justitie) relevante
informatie over een incident of dreiging in een bepaalde gemeente worden gedeeld met
de burgemeester van een andere gemeente. Hierbij is het vereiste dat het verstrekken
van de informatie dienstig is aan het voorkomen van iets soortgelijks in de andere
gemeente. Het verstrekken van dergelijke informatie loopt ook in dat geval via de
politie. Kortom, in algemene zin kan worden geconcludeerd dat er voor burgemeesters
geen belemmeringen zijn om ter voorkoming van ernstige verstoringen van de openbare
orde alle relevante informatie verstrekt te krijgen.
Daarnaast biedt de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
(Wet Bibob) beperkt mogelijkheden tot gemeentelijke informatiedeling. In dat kader
is het van belang dat een gemeente de Wet Bibob toepast als zij vermoedt dat een onderneming
waarmee het een rechtshandeling wil aangaan of is aangegaan, zoals het verlenen van
een vergunning, wordt misbruikt voor het plegen van strafbare feiten. Een explosie
bij een onderneming kan daarom aanleiding zijn om een Bibob-onderzoek te starten bij
een nieuwe vergunningaanvraag of te herhalen bij een al verleende vergunning.
Wanneer een gemeente weet dat de betreffende onderneming ook met een andere gemeente
een rechtshandeling aan is gegaan of wil gaan, is het mogelijk de andere gemeente
een tip te geven en vervolgens onderling informatie uit te wisselen. Een tip is niets
meer dan een signaal afgeven dat een Bibob-onderzoek in de rede kan liggen. Het onderling
uitwisselen van informatie is alleen toegestaan als de ontvangende gemeente onderzoek
doet naar dezelfde persoon. Daarnaast moet de gegevensverstrekking worden beperkt
tot gegevens uit bronnen waaruit de ontvangende gemeente de gegevens zelf ook op zou
mogen vragen.
Wel merk ik op dat deze informatiedeling tot doel heeft de integriteit van de overheid
te beschermen door te voorkomen dat zij met bepaalde rechtshandelingen criminele activiteiten
faciliteert. Het richt zich niet zozeer op het voorkomen van openbare ordeverstoringen.
Het Bibob-onderzoek zegt bovendien niets over degenen die achter de explosie zitten,
maar slechts iets over degenen die onderwerp van het Bibob-onderzoek zijn.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het artikel laat zien dat ondermijning steeds zichtbaarder wordt
in onze straten en wijken en een directe bedreiging vormt voor de openbare orde en
veiligheid?
Antwoord 7
Ja, die mening deel ik. Georganiseerde, ondermijnende criminaliteit trekt verwoestende
sporen door onze samenleving. Het artikel laat duidelijk zien hoe de onderwereld de
maatschappelijke orde bedreigt. In dit geval letterlijk, door explosies die de openbare
orde en veiligheid in gevaar brengen. Georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
is dan ook één van de meest urgente problemen in onze samenleving en raakt heel Nederland
op verschillende manieren. Daarom blijf ik met een breed netwerk aan partners inzetten
op het tegengaan van deze vorm van criminaliteit en de effecten daarvan.
Vraag 8
Onder welke omstandigheden kan een toezichthouder zoals de DNB, naast de Fiscale inlichtingen-
en opsporingsdienst (FIOD) en de Belastingdienst, ook aansluiten bij een Regionale
Informatie- en Expertise Centra (RIEC), als onderdeel van een integrale aanpak op
de aanpak van verstoring criminele geldstromen? Hoe kan worden bevorderd dat informatie
die bekend is bij toezichthouders kan worden betrokken in onderzoeken die worden uitgevoerd
in opdracht van RIEC’s? Kunt u dat bevorderen in de vorm van pilots?
Antwoord 8
De Nederlandsche Bank is momenteel niet aangesloten bij een van de Regionale Informatie
en- Expertise Centra. Om hierbij aan te kunnen sluiten, dient te worden toegetreden
tot het zogenaamde RIEC/LIEC-convenant. Daarbij moeten voor beide partijen toereikende
(wettelijke) grondslagen bestaan om onderling informatie uit te wisselen. Ook moeten
alle partners van het Regionaal Informatie en- Expertise Centrum met de toetreding
akkoord gaan.
De Nederlandsche Bank neemt wel deel aan het Financieel Expertise Centrum. Dit is
een samenwerkingsverband tussen autoriteiten met een toezicht-, controle-, vervolgings-
of opsporingstaak in de financiële sector en is opgericht om de integriteit van deze
sector te versterken. De partners binnen het Financieel Expertise Centrum voeren gezamenlijk
projecten uit op uiteenlopende thema’s en fenomenen met als doel het opleveren van
concrete, operationeel bruikbare resultaten. De Nederlandsche Bank neemt deel aan
het Financieel Expertise Centrum vanuit zijn toezichthoudende rol op de banken, en
levert zo belangrijke informatie voor het succesvol opereren van het samenwerkingsverband.
Informatie van toezichthouders kan op verschillende manieren worden betrokken in onderzoeken
die worden uitgevoerd in opdracht van de Regionale Informatie en- Expertise Centra.
De eerste mogelijkheid is de reeds beschreven toetreding tot het RIEC/LIEC-convenant.
Daarnaast kan worden bekeken of er juridische mogelijkheden bestaan om, via één van
de bij het Regionaal Informatie en- Expertise Centrum aangesloten partners, buiten
het convenant om gegevens te verstrekken (een zogenaamde derde verstrekking). Hiervoor
is het onder meer noodzakelijk dat de desbetreffende partner een wettelijke grondslag
heeft voor het verstrekken van de gegevens. Ook moet de partner die de gegevens aan
het Regionaal Informatie en- Expertise Centrumheeft verstrekt toestemming geven voor
het doorverstrekken.
In 2020–2021 heeft De Nederlandsche Bank bij wijze van pilot deelgenomen aan overleggen
met het Regionaal Informatie en- Expertise Centrum Amsterdam-Amstelland. Daarna heeft
De Nederlandsche Bank een verzoek gedaan om toe te treden. Deze toetreding ziet op
de thematische focus op criminele geldstromen van het Regionaal Informatie en- Expertise
Centrum Amsterdam-Amstelland, waar onder andere de aanpak op ondergronds bankieren
en Money Transfer Organisations vallen. Het verzoek tot toetreding is nog in behandeling.
Vraag 9
Welke rol hebben burgemeesters op dit moment bij de aanpak verstoring van criminele
geldstromen en hoe kan deze rol worden versterkt?
Antwoord 9
De bestrijding en het voorkomen van criminele geldstromen is belegd bij instanties
als de politie, de FIOD, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en Wwft-toezichthouders
zoals De Nederlandsche Bank. De burgemeester is ingevolge de Gemeentewet belast met
de handhaving van de openbare orde in zijn gemeente. Daaronder wordt de aanpak en
verstoring van criminele geldstromen niet gerekend.
Wel geeft de Wet Bibob de bevoegdheid aan bestuursorganen – dus ook burgemeesters
en colleges van B&W – om nader onderzoek te doen (en te laten doen door het Landelijk
Bureau Bibob) naar de indiener van een aanvraag van subsidie of vergunning of naar
een partij die een overheidsopdracht wil uitvoeren. Vervolgens kan de vergunning,
de subsidie of de overheidsopdracht in worden getrokken of geweigerd als er ernstig
gevaar bestaat dat deze zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen of om crimineel
geld wit te wassen. Ook spelen de Regionale Informatie en- Expertise Centra een rol
in de aanpak van criminele geldstromen. Binnen een Regionaal Informatie en- Expertise
Centrum kunnen gemeenten en burgemeesters eventuele opgemerkte signalen melden, zodat
deze betrokken kunnen worden bij een eventueel onderzoek van bijvoorbeeld de Belastingdienst
of de FIOD.
Interventies die gemeenten doen, bijvoorbeeld vanuit de handhaving van de openbare
orde, kunnen wel als neveneffect een verstorende werking hebben op criminele activiteiten,
waaronder criminele geldstromen. Zo zal de sluiting van een pand als doel hebben de
openbare orde te herstellen, maar kan het neveneffect zijn dat illegale activiteiten
die vanuit dat pand plaatsvonden niet langer door kunnen gaan.
Het lokaal bestuur heeft overigens een belangrijke rol in de brede aanpak van georganiseerde
criminaliteit. Zo zetten gemeenten zich bijvoorbeeld in om te voorkomen dat jongeren
geronseld worden door criminele netwerken (preventie met gezag) en verhogen gemeenten
de eigen weerbaarheid tegen criminele activiteiten. Het lokaal bestuur is daarmee
een onmisbare partner in de strijd tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.