Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Den Haan over deelname aan het arbeidsproces wordt in sommige gevallen moeilijk gemaakt voor gepensioneerden c.q. AOW-gerechtigden
Vragen van het lid Den Haan (Fractie Den Haan) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over deelname aan het arbeidsproces wordt in sommige gevallen moeilijk gemaakt voor gepensioneerden c.q. AOW-gerechtigden (ingezonden 8 juni 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 29 juni
2023).
Vraag 1
Bent u het eens dat werk moet lonen en dat dit principe ook zou moeten gelden voor
de doelgroep gepensioneerden c.q. AOW-gerechtigden die aan het arbeidsproces willen
blijven deelnemen?
Antwoord 1
Het kabinet vindt dat werken moet lonen, zo ook voor AOW-gerechtigden. Het faciliteren
van het werken na de AOW-leeftijd is belangrijk omdat op deze manier langer gebruik
kan worden gemaakt van de ervaring en kennis van de generaties die nu aan het werk
zijn. Ook kan het helpen bij het tegengaan van de krapte op de arbeidsmarkt. Daarnaast
kan het voor werknemers belangrijk zijn na de AOW-leeftijd door te werken, bijvoorbeeld
omdat werken voldoening kan geven of vanwege de extra inkomsten.
Met de invoering van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (2016) zijn stappen
gezet het werken na de AOW-gerechtigde leeftijd te faciliteren. Hierdoor is het aantrekkelijker
geworden voor werkgevers om werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt in dienst
te nemen of te houden. Zo hoeft de werkgever bij ziekte een kortere periode loon door
te betalen (vanaf 1 juli 2023 is dat 6 weken) en is de werkgever bij ontslag geen
transitievergoeding verschuldigd. Bovendien hoeft de werkgever onder meer geen WW-
en AOW-premie meer te betalen.
Om werkgevers en werknemers bekend te maken met de mogelijkheden die er zijn om na
de AOW-leeftijd (door) te werken, wordt uiterlijk na de zomer gestart met voorlichting,
onder meer over de mogelijkheden (die de wet biedt) om dit te kunnen doen.1 Ook zullen AOW’ers worden geïnformeerd over het werken na het pensioen. Hierbij gaat
het met name om praktische informatie, bijvoorbeeld dat inkomen naast een AOW-uitkering
geen gevolgen heeft voor de hoogte van de AOW-uitkering. Daarnaast zullen werkgevers
en werknemers worden opgeroepen om het gesprek met elkaar aan te gaan over de mogelijkheden
om door te werken na de AOW-leeftijd.
Vraag 2
Klopt het dat het voor bepaalde deelgroepen binnen de groep van gepensioneerde werknemers
nauwelijks lonend is om te werken door afbouw van toeslagen?
Antwoord 2
Als het toetsingsinkomen van zowel gepensioneerden als niet-gepensioneerden boven
het drempelinkomen van toeslagen komt, dan bouwen deze toeslagen geleidelijk af. Werken
is voor veel gepensioneerden aan de andere kant relatief juist meer lonend door het
lagere tarief in de eerste schijf van box 1 van de inkomstenbelasting (omdat gepensioneerden
geen AOW-premie betalen) en doordat gepensioneerden ook recht hebben op arbeidskorting.
Ik heb op dit moment geen signalen dat het voor gepensioneerde werknemers nauwelijks
loont om te werken.
Vraag 3
Bent u bereid om uw voornemen tot het nemen van gerichte maatregelen rond regelgeving
die onbedoeld op elkaar inwerkt (specifiek ten behoeve van mensen rond het sociaal
minimum)2 ook tot de doelgroep gepensioneerden die aan het arbeidsproces wensen deel te nemen
uit te breiden?
Antwoord 3
Bij de beantwoording ga ik ervan uit dat wordt gedoeld op alleenverdieners met een
WW- of WIA-uitkering die door een samenloop van regelgeving een lagere uitkering krijgen
dan een vergelijkbare bijstandsuitkering. Het kabinet is op dit moment samen met gemeenten
en uitvoeringsorganisaties op zoek naar een structurele oplossing voor deze problematiek.3 Deze situatie komt overigens niet voor bij gepensioneerden omdat deze groep de AOW
als basisinkomen heeft (met bij onvolledige opbouw van de AOW mogelijk aanvulling
via de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (aio).
Vraag 4
Acht u het in het kader van het stimuleren van de arbeidsparticipatie van gepensioneerden
verstandig dat er bij een keten van tijdelijke of uitzendcontracten in de nieuwe wetgeving
rond de hervorming van de arbeidsmarkt sprake zal zijn van een onderbrekingstermijn
(wachttijd) van vijf jaar?4
Antwoord 4
Ja. Uit onderzoek blijkt dat de arbeidsparticipatie van AOW-gerechtigden afneemt met
de leeftijd. Dat is een natuurlijk gegeven en de invoering van een administratieve
vervaltermijn van vijf jaar staat daar los van. Rond de leeftijd van 66 jaar is de
arbeidsparticipatie het hoogst, circa 19%, en daalt jaarlijks en is bij de leeftijd
70 jaar, circa 12%5.
Echter, om werknemers die de AOW-leeftijd bereiken te stimuleren tot arbeidsparticipatie
zijn ze uitgezonderd van de hoofdregel van de ketenbepaling. Voor hen geldt een periode
van 4 jaar en maximaal 6 contracten alvorens een werkgever een vast contract moet
bieden. Dit betekent dat de administratieve vervaltermijn van 5 jaar voor hen daarna
pas geldt.
Verder betekent de administratieve vervaltermijn niet dat een werkgever afscheid moet
nemen van zijn werknemer. De arbeidsrelatie kan worden voortgezet middels een vast
contract. Onderzoek laat zien dat dit momenteel ook gebeurt. AOW-gerechtigden hebben
vaker een vast contract als aandeel van reguliere contracten als ze ouder zijn 70
jaar dan als ze net de AOW-leeftijd gepasseerd zijn6. De werknemers krijgen een vast contract, omdat de ketenbepaling ten volle is benut.
Ook hierom verwacht ik niet dat het invoeren van een administratieve vervaltermijn
negatief zal uitpakken op de arbeidsparticipatie.
Vraag 5
Bent u bereid om in navolging van voorgenomen uitzonderingsmaatregelen voor scholieren
en studenten te onderzoeken wat er kan worden gedaan om een zekere mate van «permanente
tijdelijkheid» mogelijk te maken voor gepensioneerden in het arbeidsproces, bijvoorbeeld
door voor hen een uitzondering te maken op de voorgenomen verplichte onderbrekingstermijn
van vijf jaar na opeenvolgende contracten bij dezelfde werkgever?
Antwoord 5
Nee, ik verwijs hiervoor naar de beantwoording van vraag 4. Ik zie geen noodzaak om
extra onderzoek uit te voeren naast het reeds verrichte onderzoek «evaluatie Wet werken
na de AOW» door SEO7. Bij de uitwerking van de regelgeving rond flexibele arbeid worden ook meerdere toetsen
gedaan waarbij breed gekeken wordt naar de gevolgen bij wijziging van de regelgeving.
Zoals ik in het debat van 1 juni jl. heb aangegeven zal ik daarbij naar de mogelijke
gevolgen van deze regelgeving voor AOW’ers kijken en dit mee te nemen in het wetgevingstraject.8
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.