Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Pouw-Verweij over de A-status van COVID-19
Vragen van de leden Omtzigt (Omtzigt) en Pouw-Verweij (JA21) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de A-status van COVID-19 (ingezonden 20 juni 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 27 juni
            2023).
         
Vraag 1
            
Herinnert u zich de negatieve appreciatie op het amendement Omtzigt/Pouw-Verweij om
               COVID-19 niet langer op de A-lijst van de Wet publieke gezondheidszorg te plaatsen,
               maar te verplaatsen naar de B2-lijst?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Herinnert u zich dat u aan de Kamer heeft meegedeeld dat u zelf een wetsvoorstel gaat
               indienen om de A-status te laten vervallen? Kunt u de planning geven van dit wetsvoorstel,
               zoals indiening, behandeling en ingangsdatum?
            
Antwoord 2
            
Ja. Hierover heb ik uw Kamer ook geïnformeerd in mijn brief over het afschalen van
               de A-status van COVID-19 van 16 juni jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 2091). Momenteel ligt het wetsvoorstel voor ter advies bij de afdeling Advisering van
               de Raad van State. Ik hoop het wetsvoorstel voor het zomerreces in te dienen bij uw
               Kamer. Uw Kamer gaat over haar eigen agenda. Ik kan dan ook geen uitspraken doen over
               de termijn waarop het wetsvoorstel wordt behandeld. Wel kan ik aangeven dat het wetsvoorstel
               zo spoedig mogelijk inwerking treedt nadat het wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen.
            
Vraag 3
            
Leidt het advies om COVID-19 van de A-lijst te halen nog tot een gewijzigd advies
               op het amendement Pouw/Verweij? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Ik ga er in de beantwoording vanuit dat wordt gedoeld op het amendement Omtzigt/Pouw-Verweij.
               In mijn brief aan uw Kamer heb ik aangegeven dit amendement te ontraden, omdat het
               proces ten behoeve van de herziening van de A-status reeds in gang was gezet (Kamerstuk
               36 291, nr. 9). Op dat moment was ik in afwachting van het advies van het RIVM. Het amendement
               liep hierop vooruit. Het advies van het RIVM, dat ik heb overgenomen, wijst uit dat
               er geen epidemiologische noodzaak meer is om COVID-19 in een van de in de Wet publieke
               gezondheid genoemde groepen op te nemen. Het amendement daarentegen plaatst COVID-19
               in groep B2. Dit is niet in lijn met het advies van het RIVM noch met de besluitvorming
               van het kabinet en om die reden blijf ik het amendement ontraden.
            
Vraag 4
            
Bent u zelf voornemens om een nota van wijziging over de status van COVID-19 in te
               dienen ten aanzien van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid tot
               incorporatie van de Regeling mpox B1? Zo nee, waarom niet?2
Antwoord 4
            
Nee. Zoals aangegeven in mijn eerder genoemde brief van 16 juni jl. bereid ik een
               wetsvoorstel voor om de A-status van COVID-19 af te schalen. Ik acht het van belang
               dat hiervoor het reguliere traject wordt gevolgd. Daarom zal dit niet via een nota
               van wijziging op het genoemde wetsvoorstel geschieden, maar via een separaat wetsvoorstel.
            
Zoals aangegeven in mijn brief van 16 juni jl. vergt de (parlementaire) behandeling
               van het wetsvoorstel enige tijd en vind ik het niet proportioneel om in de tussentijd
               de meldingsplicht van een arts en een hoofd van een laboratorium (wat op dit moment
               het enige materiële effect is van de A-status van COVID-19) in stand te laten. Daarom
               zal ik, vooruitlopend op het wetstraject, bij ministeriële regeling vrijstelling aan
               artsen verlenen van deze meldingsplicht3 en wordt de meldingsplicht voor hoofden van laboratoria zodanig verruimd dat de meldingsplicht
               de facto niet meer geldt. Ik verwacht dat deze regeling per 1 juli in werking treedt.
            
Vraag 5
            
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden, het liefst binnen een week, in
               verband met de behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel?
            
Antwoord 5
            
Deze vragen zijn binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoord. Gelet op uw
               verzoek heb ik getracht de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.