Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over het rapport van de onafhankelijke Fact Finding Mission (FFM) van de Hoge Commissaris Voor de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, over de mensenrechtensituatie in Libië
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Buitenlandse Zaken over het rapport van de onafhankelijke Fact Finding Mission (FFM) van de Hoge Commissaris Voor de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, over de mensenrechtensituatie in Libië (ingezonden 17 april 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) mede namens de
Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 26 juni 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 2481.
Vraag 1
Kent u het rapport van de onafhankelijke Fact Finding Mission (FFM) van de Hoge Commissaris
Voor de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, over de mensenrechtensituatie
in Libië?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de conclusie in dit rapport (paragraaf 4), dat mensenrechtenschendingen
en misdaden tegen de menselijkheid zijn gepleegd tegen migranten in detentiecentra
die onder controle staan van de Libische autoriteiten inclusief de kustwacht, waaronder
arbitraire detentie, moord, marteling, verkrachting, seksslavernij en afpersing?
Antwoord 2
De uiterst zorgelijke situatie in de Libische detentiecentra is bij het kabinet bekend.
De Fact Finding Mission (FFM) schreef in eerdere rapporten al over de misdaden tegen
de menselijkheid die daar zouden plaatsvinden.2 Ook de controle van actoren betrokken bij Kustwacht-taken en andere autoriteiten
over bepaalde detentiecentra werd eerder beschreven. Dat er nu ook redelijke grond
is om aan te nemen dat er sprake is van seksslavernij concludeerde de FFM voor het
eerst in haar laatste en definitieve rapport.
Vraag 3
Welke technische, logistieke en financiële steun verleent Nederland aan de Libische
kustwacht en andere Libische autoriteiten, al dan niet in EU-verband?
Antwoord 3
Nederland en de EU verlenen verschillende soorten steun aan actoren in Libië. Samenwerking
met de Libische autoriteiten kan bijdragen aan het behartigen van Europese en Nederlandse
doelstellingen in Libië en biedt tevens ruimte om de autoriteiten aan te spreken op
vermeende misstanden, zoals genoemde aantijgingen in onder andere het FFM rapport.
Zo draagt de EU onder andere bij aan het trainen en versterken van de search and rescue (SAR) capaciteit van de Libische kustwacht. Deze steun vindt primair plaats in het
kader van het EU-programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL), gefinancierd uit het EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTF) met ca. EUR 57 miljoen sinds 2017. De EU heeft met deze financiering onder
andere medewerkers van de kustwacht getraind op navigatie en respect voor mensenrechten.
Ook heeft de EU voertuigen en materieel geleverd. Er wordt geen directe financiële
bijdrage aan de Kustwacht gegeven.
De EU heeft via de Integrated Border Management Assistance Mission in Libië (EUBAM Libya) een aantal activiteiten op het gebied van capaciteitsopbouw
van de Libische kustwacht uitgevoerd. Nederland levert een civiele bijdrage aan EUBAM
Libya, maar die heeft geen betrekking op steun aan de kustwacht.
Daarnaast geeft de Nederlandse Koninklijke Marechaussee in samenwerking met EUBAM
Libya een serie trainingen op het gebied van documentfraude aan het Libische Ministerie
van Binnenlandse Zaken voor grenswachters van het vliegveld en de landgrenzen met
Tunesië (totaalbedrag van EUR 400.000).
De militaire EU-operatie EUNAVFOR MED IRINI heeft eveneens het mandaat om de Libische
kustwacht en marine te trainen. De Libische autoriteiten hebben hier tot op heden
echter geen gebruik van gemaakt. Nederland levert sinds november 2022 geen personele
bijdrage meer in IRINI.
Nederland en de EU verlenen tevens steun aan Libië om de omstandigheden van migranten
en vluchtelingen te verbeteren. De Nederlandse inzet richt zich met name op directe
hulpverlening aan vluchtelingen, asielzoekers en migranten. Hiervoor verstrekt Nederland
EUR 4,3 miljoen aan UNHCR (2020–2023) en EUR 3,3 miljoen aan IOM (2021–2023). Een
deel van de Nederlandse bijdrage aan IOM (ca. EUR 100.000) is bestemd voor training
op het gebied van mental health and psychosocial support (MHPSS), case management en migratie governance aan overheidsfunctionarissen en lokale gemeenten. EU-steun op het gebied van migratie
is tevens breed en ziet onder meer op steun voor regionale samenwerking op het terrein
van terugkeer en re-integratie en het verbeteren van opvangvoorzieningen. Alleen al
vanuit het EUTF gaat het hierbij om ca. EUR 237 miljoen op het gebied van bescherming
van en assistentie aan migranten, vluchtelingen en ontheemden.
Nederland ondersteunt de Libische autoriteiten via het Berlijn vredesproces om bij
te dragen aan de verbetering van de algemene mensenrechtensituatie in Libië, waaronder
die van migranten en vluchtelingen. Belangrijke instrumenten daarvoor zijn het co-voorzitterschap
van de werkgroep internationaal humanitair recht en mensenrechten onder het Berlijn
vredesproces en steun aan mensenrechtenverdedigers.
Vraag 4
Erkent u dat, zoals het rapport stelt in paragraaf 46, financiële en technische steun,
evenals steun via bijvoorbeeld het leveren van schepen door de EU en zijn lidstaten,
is gebruikt voor het onderscheppen en arbitrair in detentie plaatsen van migranten?
Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Met de in vraag 3 genoemde steun tracht de EU de capaciteit van de Libische kustwacht
op het gebied van grensbeheer, zoek- en reddingscapaciteit te versterken. De Libische
kustwacht heeft de afgelopen jaren – met name sinds 2017 – veel mensen onderschept
op zee. Volgens UNHCR heeft de Libische kustwacht tot april 2023 meer dan 4.300 mensen
onderschept en terug naar Libië gebracht.3 In diezelfde periode hebben ca. 15.500 mensen vanuit Libië over zee Italië weten
te bereiken.4 De Libische kustwacht heeft daarmee ca. 21% van de mensen die tot april 2023 hebben
geprobeerd over te steken weten te onderscheppen. Het kabinet acht het aannemelijk
dat financiële en technische steun van de EU, bijvoorbeeld in de vorm van training
op het gebied van navigatie en de levering en reparatie van schepen, heeft bijgedragen
aan de capaciteit van de Libische kustwacht voor het onderscheppen van migranten op
zee. Dergelijke versterkte capaciteit dient het specifieke doel van de EU inzet in
Libië om irreguliere migratie naar de EU te verminderen.
Het FFM-rapport stelt, evenals eerdere FFM-rapporten, dat een significant deel van
de mensen die door de Libische kustwacht onderschept worden op zee in arbitraire detentie
worden geplaatst na ontscheping in Libië. Het rapport markeert tevens de samenwerking
tussen delen van de Libische Kustwacht en actoren die betrokken zijn bij de detentiecentra.
De EU laat, mede op aandringen van Nederland en andere lidstaten, sinds 2020 onafhankelijke
monitoring verrichten door derde partijen om de waarborging van mensenrechten en do no harm procedures onder projecten gefinancierd door de EU in Libië te beoordelen. Omwille
van de veiligheid van de actoren die de monitoring verrichten alsook voor de continuïteit
van de monitoring deelt de EU geen rapportages. Het kabinet beschikt daardoor niet
over de volledige informatie van de EU over de monitoring van deze steun, maar spant
zich in om de dialoog met de Europese Commissie over de EU-steun aan te blijven gaan.
De EU en Nederland roepen doorlopend op tot het verbeteren van de behandeling van
migranten en vluchtelingen na ontscheping en tijdens hun verblijf in detentiecentra
alsook dat arbitraire detentie moet worden beëindigd. Het uiteindelijke doel is sluiting
van deze detentiecentra. Daarnaast wordt ingezet op het creëren van alternatieve vormen
van opvang, op de aanpak van mensensmokkelaars en de criminele netwerken die daarvoor
verantwoordelijk zijn en op betere samenwerking van Libische autoriteiten met UNHCR
en IOM onder andere voor humanitaire evacuaties, hervestiging van vluchtelingen en
vrijwillige terugkeer van migranten naar hun land van herkomst. Het behalen van duurzame
resultaten op bovengenoemde inzet blijft zeer moeizaam in de complexe Libische context.
Vraag 5
Hoe oordeelt u over het bewijs van de missie, dat er sprake is van samenzwering tussen
de Libische kustwacht en degenen die de leiding hebben over detentiecentrum al-Nasr
in Zawiyah; en dat het hoofd van de regionale eenheid van de kustwacht in Zawiyah,
op de sanctielijst van de VN Veiligheidsraad staat wegens mensenhandel en -smokkel?
Welke consequenties bent u van plan hieraan te verbinden?
Antwoord 5
De aantijgingen van de FFM over betrokkenheid van Libische overheidsfunctionarissen
bij detentiecentra waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden zijn zeer zorgelijk.
Nederland zet zich om die reden al langer in voor het goed in kaart brengen van betrokken
actoren in Libië, het versterken van mensenrechten due diligence voor EU programmering, betere monitoring, sancties tegen mensenhandelaren en een
verbetering van de behandeling van migranten en vluchtelingen. Nederland blijft hier
de komende tijd bilateraal en in EU-verband stappen op zetten.
Het was ook op Nederlands voorstel dat de VN Veiligheidsraad in juni 2018 Abd al Rahman
al-Milad, het hoofd van de regionale eenheid van de kustwacht in Zawiya, samen met
vijf anderen, op de internationale sanctielijst plaatste. Dit was de eerste keer dat
de VN sancties oplegde aan leiders van gewelddadige mensenhandel- en mensensmokkelnetwerken.
Met het oog op de implementatie van deze sancties steunt Nederland financieel het
Finance Against Slavery and Trafficking (FAST) initiatief van de Verenigde Naties University’s Centre for Policy Research (UNU-CPR). FAST ondersteunt onder meer het traceren van aan mensenhandel gelinkte
geldstromen, het bevriezen van aan mensenhandel gelinkte geldstromen evenals het bevriezen
van tegoeden van gesanctioneerde mensenhandelaren.
Dat de vermoedelijk kwalijke rol van personen als Abd al Rahman al-Milad door FFM
herbevestigd wordt is des te meer aanleiding voor Nederland om zich in te blijven
zetten voor een beperking van de risico’s van steun aan de Libische Kustwacht. Zie
ook antwoord 6.
Vraag 6
In hoeverre bestaat, gegeven het voorgaande, het risico dat de steun van Nederland
en de Europese Unie aan de Libische kustwacht de facto neerkomt op steun aan Libische
mensenhandelaars en -smokkelaars en daarmee mogelijk bijdraagt aan misdaden tegen
de menselijkheid? Heeft de EU genoeg instrumenten om dit risico uit te sluiten en
welke inzet pleegt Nederland momenteel in de EU op dit punt?
Antwoord 6
Steun in conflictsituaties gaat gepaard met risico’s, zo ook de EU steun aan de kustwacht
in Libië die, meer specifiek, gepaard gaat met het risico dat steun indirect terecht
komt bij personen en entiteiten die betrokken zijn bij mensenhandel en -smokkel en
mensenrechtenschendingen. De bevindingen van de FFM bevestigen dat beeld.
De EU tracht dergelijke risico’s te beperken. Het kabinet acht de instrumenten daartoe
momenteel echter beperkt. Het kabinet zet zich actief in voor de versterking van de
instrumenten die de EU hiervoor ter beschikking heeft. Mede naar aanleiding van die
inzet onderneemt de EU stappen om de waarborging van mensenrechten te versterken als
ook de betrokken Libische actoren beter in kaart te brengen.
Vraag 7
Bent u ook bekend met het eerdere rapport waarin de FFM spreekt (29 november 2021,
artikel 61) over de mogelijke verantwoordelijkheid voor deze misdaden tegen de menselijkheid
door derde landen? Hoe groot schat u het risico in dat deze medeverantwoordelijkheid
ook geldt voor lidstaten van de EU, zoals Nederland, die samenwerken met de Libische
autoriteiten?5 Is er sprake van onafhankelijke monitoring door derde partijen van de ontscheping
van door de Libische kustwacht onderschepte migranten in Libië? Zo ja, kunt u deze
met de Tweede Kamer delen? Hebben dergelijke rapportages inmiddels geleid tot verandering
in de positionering van de EU ten aanzien van zijn steun aan de Libische kustwacht
en aan vermindering van de mensenrechtenschendingen?
Antwoord 7
Ja, het eerdere rapport is bekend bij het kabinet. In het rapport van de missie dat
op 1 oktober 2021 gepubliceerd werd, staat onder 61) dat de bevindingen een verantwoordelijkheid
van derden, naast die van de genoemde partijen, niet in de weg staat. En dat verder
onderzoek nodig is om de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen vast te stellen.
Vraag 8
Is er sprake van onafhankelijke monitoring door derde partijen van de ontscheping
van door de Libische kustwacht onderschepte migranten in Libië? Zo ja, kunt u deze
met de Tweede Kamer delen? Hebben dergelijke rapportages inmiddels geleid tot verandering
in de positionering van de EU ten aanzien van zijn steun aan de Libische kustwacht
en aan vermindering van de mensenrechtenschendingen?
Antwoord 8
Zoals in antwoord 4 benoemd laat de EU, mede op aandringen van Nederland en andere
lidstaten, sinds 2020 onafhankelijke monitoring verrichten door derde partijen om
de waarborging van mensenrechten en do no harm procedures onder projecten gefinancierd door de EU in Libië te beoordelen. Omwille
van de veiligheid van de actoren die de monitoring verrichten alsook voor de continuïteit
van de monitoring deelt de EU geen rapportages. Dat laat onverlet dat Nederland het
belangrijk vindt om in dialoog te blijven met de Europese Commissie over de EU-steun
aan Libië en hiertoe stappen zet.
De monitoring heeft tot op heden niet geleid tot een significante verandering in de
positionering van de EU ten aanzien van zijn steun aan de Libische kustwacht. Zoals
bij antwoord 6 genoemd onderneemt de EU wel stappen om de waarborging van mensenrechten
te versterken als ook de betrokken Libische actoren beter in kaart te brengen.
Op verzoek van de Libische kustwacht kunnen UNHCR of IOM aanwezig zijn bij ontschepingen
om directe hulp te verlenen. Dit is niet structureel het geval. IOM geeft aan dat
zij momenteel toegang hebben tot alle zeventien officiële ontschepingslocaties maar
niet tot de inofficiële locaties waar ook ontschepingen plaatsvinden door Libische
entiteiten. IOM schat in dat zij hiermee toegang hebben tot ca. 80% van de ontschepingen
in Libië.
IOM heeft in het verleden een datasysteem ontwikkeld in samenwerking met de Libische
kustwacht om migranten bij ontscheping te registreren en daarmee een vorm van monitoring
en bescherming te bieden. IOM geeft echter aan dat dit systeem momenteel niet in gebruik
is. Verschillende redenen liggen hieraan ten grondslag, waaronder roulatie in getrainde
staf en het gebrek aan personele capaciteit bij de Libische kustwacht. IOM geeft tevens
aan dat het merendeel van de migranten binnen enkele uren wordt overgebracht naar
detentiecentra hetgeen de mogelijkheid tot registratie beperkt. In het verleden heeft
DCIM reeds aangegeven niet mee te werken aan een dergelijk registratiesysteem. Het
registratiesysteem zou daarmee dus überhaupt niet sluitend zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.