Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Agema over de uitspraken over de toekomst van de ouderenzorg gedaan in het televisieprogramma Nieuwsuur
Vragen van het lid Agema (PVV) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de uitspraken over de toekomst van de ouderenzorg gedaan in het televisieprogramma Nieuwsuur (ingezonden 2 juni 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 26 juni 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met uw uitspraken in het televisieprogramma Nieuwsuur?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarop baseert u uw uitspraak «We hebben niet de mogelijkheid om de zorg op dezelfde
manier te blijven geven»? Waarom zegt u steeds «Het aantal mensen dat in de zorg werkt,
stijgt niet mee met het aantal mensen dat zorg nodig heeft»? Waarom doet u niets met
alle voorstellen waarmee met het aantal mensen dat nu al in de zorg werkt, veel meer
zorg gegeven kan worden, zelfs zonder dat er geld bij hoeft, zoals het fors snijden
in administratietijd en overhead?
Antwoord 2
Mijn uitspraak dat we niet de mogelijkheid hebben om de zorg op dezelfde manier kunnen
blijven geven, blijkt uit verschillende cijfers, bijvoorbeeld van het CBS waarin te
zien is dat het aantal 85-plussers van 2020 tot 2050 stijgt van 0,4 miljoen tot 1.1
miljoen. Het aantal 75-plussers stijgt in die periode van +/- 1,5 mln. tot 3 mln.
Zet daar tegenover dat het aantal mensen dat in de zorg werkt niet meestijgt met het
aantal mensen dat zorg nodig heeft. Zo werken nu 470.000 mensen in de verpleging,
verzorging en thuiszorg. Van deze mensen gaat de komende 15 jaar 30% met pensioen2.
Dat ik niets zou doen met alle voorstellen om meer zorg te kunnen geven, herken ik
niet. Die voorstellen heb ik onder andere gebruikt om het programma [Ont]regel De
Zorg op te zetten. Daar wordt de regeldruk op alle niveaus aangepakt. Er zijn nu ook
organisaties die het lukt om hun administratietijd fors te beperken. Toch is de ervaren
regeldruk voor veel zorgmedewerkers nog steeds te hoog en daarom neem ik stevig de
regie middels dit programma en het bestuurlijk overleg dat ik elk kwartaal voer met
partijen in de langdurige zorg. De overhead en inrichting van de organisatie is echt
de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders zelf en het is de taak van de zorgkantoren
om zorgaanbieders hier scherp op te houden.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat u onderdeel uitmaakt van een kabinet dat tientallen
miljarden extra uitgeeft aan stikstof, klimaat, Oekraïne en de massa-immigratie? Hoe
kunt u dit voor uzelf vereenzelvigen met uw uitspraken dat we niet de mogelijkheid
hebben de ouderenzorg op dezelfde manier te blijven geven?
Antwoord 3
Ja, ik ben bekend met de begroting van het Kabinet, waarover in uw Kamer wordt gedebatteerd
waarna deze begroting is vastgesteld. In het WOZO-programma heb ik uiteengezet dat
we de zorg voor ouderen anders willen organiseren, bijvoorbeeld vanwege de veranderende
voorkeuren van ouderen en de wens meer regie te houden op hun leven; anders moeten
organiseren, vooral met het oog op het toenemend aantal ouderen en de krapte op de
arbeidsmarkt; en anders kunnen organiseren. Goede voorbeelden wijzen ons de weg dat
het anders kan.
Vraag 4
Bent u bekend met het feit dat zorgmedewerkers in de ouderenzorg 35 procent van hun
tijd kwijt zijn aan het doen van administratie, terwijl hoogbejaarden maar een keer
in een verpleeghuis komen wonen?
Antwoord 4
Ja, ik ben ermee bekend dat veel zorgmedewerkers een hoge administratieve last ervaren,
ook in verpleeghuizen. Niet alle registratie is overbodig. Het is wel van belang dat
de administratie door zorgmedewerkers wordt geminimaliseerd en wordt teruggebracht
naar wat zinvol is. Daar zet ik vol op in.
Vraag 5
Realiseert u zich dat als u niet per omgaande regelt dat de administratietijd in verpleeghuizen
teruggebracht wordt naar maximaal 10 procent van de werktijd, waardoor er per 100
zorgmedewerkers, 25 zorgmedewerkers extra op de werkvloer terugkomen, u de personeelstekorten
in de verpleeghuizen in stand houdt? Kunt u in uw antwoord gaarne niet de schuld afwijzen
naar verzekeraars en zorginstellingen, aangezien de vraag is wat u als systeemverantwoordelijke
doet?
Antwoord 5
Ja, ik realiseer mij dat het verminderen van de administratietijd kan bijdragen aan
het arbeidsmarktvraagstuk. Dit is echter niet iets wat per ommegaande kan worden geregeld.
Administratieve tijdsbesteding heeft tal van oorzaken en veroorzakers en op alle niveaus
is actie noodzakelijk om deze omlaag te brengen. Voor een substantieel deel ligt dit
ook binnen organisaties zelf. Administratiesystemen in organisaties aanpassen kost
tijd. Hier ligt ook een rol voor mij door bijvoorbeeld de vereenvoudiging van de Wet
zorg en dwang via de wetsevaluatie. Dit kost tijd, maar zal bijdragen aan minder administratieve
lasten in verpleeghuizen. Maar het is wel belangrijk dat alle partijen stappen zetten.
Daarbij kunnen ze rekenen op de steun van VWS, met e-learning en trainen van ontregelaars
en een subsidieregeling. Ik zie dat ook veel organisaties en medewerkers hier gebruik
van maken. Verder promoot ik goede voorbeelden samen met andere partijen in het bestuurlijk
overleg dat ik elk kwartaal heb. Zo heeft zorgorganisatie Mijzo een «slopersteam»
en schrapt de verbeterpunten die medewerkers aandragen. Verder haal ik signalen natuurlijk
ook voortdurend op. Zo werk ik met de zorgaanbieders, beroepsgroepen, verzekeraars
en zorgkantoren samen. De partijen dragen punten aan waar we mee aan de slag zijn.
Vraag 6
Realiseert u zich dat als u dit niet doet, u de eindverantwoordelijke bent voor aanhoudende
personeelstekorten? Realiseert u zich dat terwijl opvolgende oud-bewindspersonen op
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Bussemaker, Van Rijn, De Jonge)
beweerden de vijfminuten-registraties in de thuiszorg te hebben afgeschaft, verzekeraars
deze gewoon nog altijd wel verlangen? Realiseert u zich dat ze dus pas worden afgeschaft
als u dat doet en niet de schuld afschuift? Wat gaat u ondernemen voor een definitief
einde aan de vijfminuten-registraties in de thuiszorg? Hoeveel tijd zijn thuiszorgmedewerkers
kwijt aan vijfminuten-registraties?
Antwoord 6
Om de personeelstekorten aan te pakken werk ik met partijen samen in het programma
Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ).
De observatie ten aanzien van de minutenregistratie deel ik niet. De minutenregistratie
wordt door geen enkele externe organisatie aan zorgaanbieders verplicht, het ís afgeschaft.
Op landelijk niveau zijn alle acties genomen om tot uitbanning van de minutenregistratie
te komen. Het staat zorgaanbieders vrij om af te stappen van de minutenregistratie
en gebruik te maken van een andere manier van registreren. Ik weet dat de overstap
van de minutenregistratie een grote verandering in een organisatie kan betekenen.
Dit maakt dat niet alle organisaties de overstap al geheel hebben gemaakt. Om die
reden heb ik Vilans gevraagd om door te blijven gaan met het ondersteunen van zorgaanbieders.
Daarnaast kunnen organisaties financiële ondersteuning krijgen vanuit de subsidieregeling
«Ontregelprojecten zorgaanbieders». Een specifieke berekening van de tijd, die men
kwijt is bij de overblijvende zorgorganisaties die dit nog hanteren, is niet gemaakt.
Dit zou ook veel administratieve lasten met zich meebrengen, als dit al mogelijk is.
Vraag 7
Bent u bekend met het fors hogere ziekteverzuim in de verpleeghuizen voor en na de
coronacrisis?
Antwoord 7
Ja. In 2019 bedroeg het ziekteverzuim in de VVT 6,8 procent. In 2022 was dat 9,2 procent.
Vraag 8
Hoeveel fte en hoeveel zorgmedewerkers in absolute aantallen heeft u extra in de verpleeghuizen
als u het voor elkaar krijgt het ziekteverzuim weer terug te krijgen op het niveau
van voor de coronacrisis? Realiseert u zich dat een goede en ruimhartige vergoeding
voor zorgmedewerkers die te maken kregen met long COVID / post COVID?
Antwoord 8
Het terugdringen van het ziekteverzuim is een verantwoordelijkheid van de werkgevers.
Bij een daling van het verzuim naar het niveau van 2019 zou het aantal verzuimende
werknemers dalen van 42 duizend werknemers naar bijna 31 duizend werknemers. Het aantal
verzuimende fte zou dalen van bijna 27 duizend fte naar bijna 20 duizend fte. Dit
zou betekenen dat circa 11 duizend werknemers en circa 7 duizend fte die nu verzuimen
weer inzetbaar zijn.
Het kabinet betreurt het ten zeerste dat er mensen zijn met langdurige post-COVID
klachten, waardoor zij ingrijpende gevolgen ervaren voor hun werk- en privéleven.
Dat geldt te meer voor zorgmedewerkers die zich tijdens de eerste coronagolf hebben
ingezet om COVID-19-patiënten te blijven verzorgen, ondanks alle onzekerheden over
de gezondheidsrisico’s die het nieuwe virus met zich meebracht. Zoals aangekondigd
in de Kamerbrief van 28 april 2023 gaat het kabinet een specifieke groep zorgmedewerkers
met langdurige post-COVID klachten aanvullend financieel ondersteunen. Deze regeling
komt niet voort uit aansprakelijkheid van de Staat. De financiële ondersteuning is
daarmee ook nadrukkelijk niet bedoeld ter compensatie van schade. Het is bedoeld als
gebaar ter erkenning voor getoonde inzet tijdens de zeer uitzonderlijke situatie en
daaruit voortkomend leed van de aangeduide zorgmedewerkers vanuit het kabinet. In
het geval van de langdurige post-COVID klachten is de werkgever of opdrachtgever de
eerste aansprakelijke partij. Het kabinet voelt desalniettemin de urgentie om een
regeling te treffen om zorgmedewerkers eenmalig financieel te ondersteunen. Hiernaast
heb ik met de «Subsidieregeling Behoud langdurig zieke werknemers» het mogelijk gemaakt
om de vrijwillige loondoorbetaling met zes tot twaalf maanden te verlenen, zodat werkgevers
en werknemers gezamenlijk langer de tijd hadden om te werken aan re-integratie en
herstel. Zorgwerkgevers konden op grond van deze regeling een subsidie krijgen die
een deel van de kosten van deze loondoorbetaling dekt.
Vraag 9
Heeft u al bij uw collega-minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport erop aangedrongen
dat Nederland wel mee moet doen aan het vinden van effectieve behandelmethoden van
post-COVID? Zo ja, op welke wijze en op welk moment?
Antwoord 9
Op 1 juni 2023 heeft de Minister van VWS een brief naar de Tweede Kamer gestuurd3. Daarin wordt ingegaan op het tot stand brengen van een meerjarig programma onderzoek
en kennisdeling over post-COVID. Op dezelfde dag is in dit kader een opdracht verstuurd
aan ZonMw om een voorstel te doen voor het vormgeven van een expertisenetwerk en onderzoeksprogramma
post-COVID.
Het expertisenetwerk heeft als overkoepelend doel het vergroten van kennis en expertise
over post-COVID voor diagnose, behandeling en het optimaliseren van zorg en het delen
hiervan met de zorgpraktijk en patiënten. Het voorstel van ZonMw wordt eind juni verwacht.
Na goedkeuring daarvan door het Ministerie van VWS kan ZonMw met de daadwerkelijke
invulling ervan van start gaan. Ook in Europees verband draagt de Minister van VWS
er zorg voor dat nationale initiatieven op het gebied van onderzoek naar post-COVID
ook op Europees niveau verbonden blijven.
Vraag 10 en 11
Bent u bekend met het feit (definitie Berenschot) dat de overhead in de ouderenzorg
is opgelopen naar 16 procent, terwijl de best presterende instellingen (J.P. van de
Bent minder dan 5 procent en Buurtzorg Nederland minder dan 7 procent) heel veel lager
zitten?
Hoeveel fte en hoeveel extra zorgmedewerkers in absolute aantallen heeft u extra in
de verpleeghuizen als overheadmedewerkers met behoud van salaris weer een uitvoerende
taak gaan vervullen en de gemiddelde overhead (definitie Berenschot) daalt van gemiddeld
16 procent naar gemiddeld 7 procent?
Antwoord 10 en 11
Ik ben bekend met het onderzoek van Berenschot waaruit blijkt dat 16,6 procent van
de totale kosten in de VVT naar overhead gaat. Over gegevens van de overhead bij individuele
instellingen beschik ik niet. Het is mij ook niet bekend hoeveel fte zorgmedewerkers
vallen onder de 16 procent overheadkosten. Hoeveel extra personeel in uitvoerende
taken het oplevert als de overhead wordt verlaagd, is mij daarmee ook niet bekend.
Deze informatie ophalen, zou leiden tot onnodige administratieve lasten. De vraagstelling
wekt de suggestie dat overhead niet goed is. Daar ben ik het niet mee eens. Niet-zorgmedewerkers
kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een zorgorganisatie waardoor zorgmedewerkers
effectief en efficiënt zorg kunnen leveren aan kwetsbare ouderen. Het is aan aanbieders
om hier een goede afweging in de bedrijfsvoering te maken.
Vraag 12
Bent u bekend met de deeltijdfactor van gemiddeld 0,67 in de zorg? Wat is de deeltijdfactor
in de ouderenzorg? Hoeveel extra zorgmedewerkers zou u hebben in fte en in absolute
aantallen als de deeltijdfactor 0,80 was? Wat onderneemt u om de deeltijdfactor vrijwillig
omhoog te krijgen?
Antwoord 12
De deeltijdfactor per baan in zorg en welzijn (exclusief kinderopvang) bedroeg in
het 4e kwartaal van 2022 0,69. In de VVT was dat 0,61. Bij een deeltijdfactor van 0,80 zou
er circa 90 duizend fte extra zijn. Een hogere deeltijdfactor leidt niet tot een stijging
van het absolute aantal zorgmedewerkers.
Ik ondersteun stichting Het Potentieel Pakken om bij zorgorganisaties het thema «contractuitbreidingen»
via verandertrajecten op de kaart te zetten. Dat doen ze door zorgorganisaties actief
bij deze verandering te ondersteunen. Zij voeren gesprekken binnen deze zorginstellingen
om te kijken hoe belemmeringen om meer uren werken, zowel bij de werkgever als de
werknemer, weggenomen kunnen worden.
Daarnaast verken ik of een bonus het meer uren werken gericht en effectief kan stimuleren.
Hiervoor wordt in een vignettenstudie onderzocht wat de meest effectieve vorm van
een meerurenbonus zou zijn. De resultaten van het onderzoek deel ik voor de zomer
van 2023 met uw Kamer.
Vraag 13
Wat zou het extra aan loonkosten kosten als de deeltijdfactor van 0,67 omhoog ging
naar 0,80? Dit is toch de reden waarom u het niet financieel aantrekkelijk maakt om
meer uren te gaan werken in de ouderenzorg omdat u dat teveel geld kost?
Antwoord 13
Voor dit antwoord ga ik uit van de 90 duizend FTE die het zou opleveren als de deeltijdfactor
binnen de VVT zou worden verhoogd van 0,61 naar 0,80. 1 FTE in de VVT kostte in 2021
gemiddeld 51.200 euro4. 90 duizend FTE extra kost daarmee circa 4,6 miljard euro structureel.
Ik heb geen signalen dat zorgwerkgevers over te weinig middelen beschikken om medewerkers
grotere contracten te bieden. Werkgevers geven nu bovendien ook veel middelen uit
aan het inhuren van zzp’ers en uitzendkrachten (personeel niet in loondienst) wat
ze niet zouden hoeven te doen wanneer medewerkers meer uren zouden gaan werken. Knelpunten
voor grotere contracten liggen vooral in de roostering en gebrek aan flexibiliteit.
En dat veel zorgmedewerkers niet meer willen werken vanwege hun werk-privé balans.
Vraag 14, 15 en 16
Bent u bekend met de berekeningen van TNO dat we in 2040 130.000 extra verpleeghuisplekken
nodig hebben, nog los van de vernieuwbouw van bestaande verpleeghuisplekken?
Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat u en het hele kabinet in deze wetenschap verkeert,
maar niet handelt en deze verpleeghuisplekken niet realiseert?
Dit is toch gewoon een kwestie van planning, de randvoorwaarden scheppen via de gemeenten
en de middelen beschikbaar stellen? Waarom steekt u de kop in het zand voor deze feitelijke
noodzakelijkheid?
Antwoord 14, 15 en 16
Ja. De TNO-berekeningen liggen ook aan de basis van het programma «Wonen en zorg voor
ouderen» dat ik in november aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 29 389, nr. 112). Daarin is de opgave door het RIVM tot en met 2030 nader gespecificeerd op 40.000
verpleegzorgplekken. Uitgaande van scheiden van wonen en zorg, in lijn met de woonzorgbehoefte
van de oudere cliënten, zullen dit veelal geclusterde woonvormen zijn en geen verpleeghuisplaatsen.
In het programma «Wonen en zorg voor ouderen» is beschreven op welke wijze de extra
40.000 verpleegzorgplaatsen tot en met 2030 zullen worden gerealiseerd. Samen met
de Minister voor VRO en de partijen in het veld voeren we dit plan uit.
Vraag 17
Is dat vanwege een diepgewortelde ouderenhaat in het huidige kabinet? Zo nee, wat
dan wel?
Antwoord 17
De suggestie dat bij dit kabinet sprake zou zijn van een «diepgewortelde ouderenhaat»
vind ik onheus en laat ik voor de verantwoordelijkheid van de steller.
Het kabinetsbeleid is er op gericht de zorg van ouderen anders te organiseren, zodat
ouderen die dat nodig hebben ook in de toekomst kunnen rekenen passende zorg en ondersteuning.
In het WOZO-programma dat ik in juli 2022 naar uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 29 389, nr. 111), is uitgebreid ingegaan op de stappen die worden genomen om dit doel te bereiken.
Vraag 18
Is dat vanwege een spilziek kabinet die tientallen miljarden wegsmijt en daardoor
geen geld meer overheeft voor de ouderenzorg?
Antwoord 18
Het beeld dat er geen geld over is voor de ouderenzorg is onjuist. De kern is dat
ook na de maatregelen uit het coalitieakkoord en overige financiële bijstellingen
op het terrein van de Wlz de uitgaven aan verpleegzorg de komende jaren nog steeds
fors stijgen. De uitgaven aan verpleegzorg met of zonder verblijf nemen in een periode
van vijf jaar toe met € 2,4 miljard van € 15,9 miljard in 2022 tot € 18,3 miljard
in 2027. Dat komt overeen met een stijging van ruim 15 procent en is nog exclusief
loon- en prijsontwikkelingen. Het is dus een kwestie van «minder meer» en niet minder.
Met de maatregelen uit het Coalitieakkoord zorgen we ervoor dat de langdurige zorg
betaalbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit blijft, zodat deze ook in de toekomst
voor alle ouderen die het nodig hebben beschikbaar is. Om dit mogelijk te maken moet
de zorg anders georganiseerd worden. Dit vraagt uiteraard ook wat van de organisatiekracht
van bestuurders van zorgaanbieders. Het is geen gemakkelijke opgave. Het kabinet heeft
daarom ook middelen beschikbaar gesteld om de beweging te stimuleren. Dit is in de
brief over het WOZO-programma in december 2022 nader toegelicht. Op basis van de Voorjaarsnota
2023 is in de periode 2023–2027 is een incidenteel bedrag beschikbaar van cumulatief
€ 1,65 miljard. Daarnaast blijven er vanaf 2028 structureel extra middelen van € 48
miljoen beschikbaar. Deze middelen komen ten goede aan de zorg en ondersteuning van
ouderen in den brede.
Vraag 19
U bent toch afkomstig uit de ouderenzorg? U weet toch wat het ziektebeeld van een
hoogbejaarde met VVT ZZP 5–9 is?
Antwoord 19
Ik ben inderdaad op de hoogte van het ziektebeeld en de zorgbehoefte van cliënten
met een indicatie voor een zorgprofiel in de sector verpleging en verzorging.
Vraag 20
Wat is het ziektebeeld van een hoogbejaarde met een indicatie VVT ZZP 5? En van VVT
ZZP 6? En van VVT ZZP 7? En van ZZP VVT 8? En van ZZP VVT9?
Antwoord 20
ZZP
Typering
VV5
Beschermd wonen met intensieve dementiezorg. De cliënten hebben vanwege ernstige dementiële
problematiek behoefte aan intensieve begeleiding en intensieve verzorging.
VV6
Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging. De cliënten hebben vanwege
ernstige somatische beperkingen op veel momenten van de dag behoefte aan begeleiding,
intensieve verzorging en verpleging, in een beschermende woonomgeving.
VV7
Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de
nadruk op begeleiding. De cliënten hebben op grond van een chronische ziekte specifieke
begeleiding nodig in combinatie met zeer intensieve verzorging en verpleging in een
beschermende woonomgeving.
VV8
Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de
nadruk op verzorging/verpleging. De cliënten hebben op grond van een ernstige somatische
aandoening/ziekte behoefte aan specifieke en zeer intensieve verzorging en verpleging
in combinatie met begeleiding in een beschermende woonomgeving.
VV9
Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging;
Bij cliënten heeft medisch-specialistische diagnostiek/interventie plaatsgevonden
waarbij doorgaans sprake is geweest van een opname. In aansluiting op de interventie
is behoefte aan herstelgerichte behandeling die aanvullende integrale en multidisciplinaire
aanpak vereist.
Vraag 21
Bent u bekend met het feit dat er nu al ernstige capaciteitsproblemen zijn als het
gaat om verpleeghuisplekken?
Antwoord 21
De wachtlijst is de afgelopen periode gestabiliseerd op ruim 21.000 cliënten, waarvan
4.000 cliënten, die actief of urgent worden bemiddeld veelal binnen de geldende Treeknorm.
Daarbij bieden de verpleeghuizen per jaar Wlz-zorg aan 50.000 nieuwe cliënten.
Het is wel van belang dat we maatregelen nemen, met name omdat we op de arbeidsmarkt
voor zorg en welzijn tegen grenzen aan lopen. Daarom wil ik de zorg en ondersteuning
voor ouderen anders organiseren zoals beschreven in het WOZO-programma dat ik in juli
2022 naar uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 29 389, nr. 111).
Vraag 22
Bent u ermee bekend dat volgens de brancheorganisatie ActiZ er op dit moment 121.000
operationele verpleeghuisplekken zijn?
Antwoord 22
Dit cijfer is mij bekend. Het aantal van 121.000 betreft het aantal gecontracteerde
ZZP-declaraties met verblijf in 2021.
Vraag 23
Bent u ermee bekend dat volgens de brancheorganisatie Actiz er op dit moment bijna
22.000 hoogbejaarden op een wachtlijst staan voor een plek in het verpleeghuis?
Antwoord 23
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 21.
Vraag 24
Bent u bereid dat walgelijke onderscheid tussen actief en wenswachtenden op te heffen,
omdat het ziektebeeld van een hoogbejaarde met een indicatie VVT ZZP 4–9 sowieso zeer
hoog is, een beschermde qwoonomgeving met 24-uurs zorg in de nabijheid verlangt en
het hoogbejaarden hun goed recht is een plek te wensen in de eigen buurt, zodat bijvoorbeeld
de achterblijvende partner met ouderdomsklachten zoals slechtziendheid, slechthorendheid
en slecht ter been zijnd de in het verpleeghuis opgenomen partner op eigen gelegenheid
kan bezoeken? Of dat een plek in hetzelfde verpleeghuis als de partner die reeds is
opgenomen gewenst is? Of een plek in hetzelfde verpleeghuis als waar bijvoorbeeld
een zus al woont gewenst is?
Antwoord 24
Sinds 2021 bestaat het onderscheid niet meer tussen «actief wachtenden» en «wenswachtenden».
De indeling die nu wordt gehanteerd is: «Urgent plaatsen», «Actief plaatsen» en «Wacht
op voorkeur».
Vraag 25
Realiseert u zich dat er op dit moment sprake is van een ernstige vastloper van de
verpleeghuiszorg als er op dit moment als zo'n 20 procent meer verpleeghuisplekken
nodig zijn (22.000) dan de beschikbare operationele capaciteit van verpleeghuisplekken
(121.000)?
Antwoord 25
Jaarlijks ontvangen ca. 50.000 nieuwe cliënten zorg in een verpleeghuis. Het aantal
wachtenden is gestabiliseerd op ruim 21.000, waarvan 4.000 cliënten, die actief of
urgent worden bemiddeld veelal binnen de geldende treeknormen.
Vraag 26
Bent u bekend met het feit dat de Wet langdurige zorg (Wlz)-toegang geeft tot het
verpleeghuis en het wettelijk recht op zorg? Zo ja, waarom handelt u niet om dit wettelijke
recht op zorg te borgen?
Antwoord 26
Het is juist dat in de huidige Wlz alle ouderen met toegang tot de Wlz ook aanspraak
hebben op verblijf. In de toekomst zal de vraag naar zorg en verblijf van ouderen
in de Wlz toenemen. Het bouwen van nieuwe verpleeghuizen zie ik niet als de oplossing:
er is onvoldoende personeel om deze verpleeghuizen te bemensen en bovendien willen
mensen ook het liefst langer thuisblijven wonen en zoveel mogelijk regie behouden.
Dit maakt het noodzakelijk om in de toekomst de beschikbare verpleeghuisplekken te
reserveren voor degenen voor wie verblijf en zorg onlosmakelijk met elkaar verbonden
zijn en de ouderen met een Wlz-indicatie passende zorg te bieden buiten de instelling.
Daar zijn de acties uit het WOZO-programma en het IZA ook op gericht. Zoals ik eerder
heb aangegeven is er ook wettelijk recht op zorg voor mensen met een VV 4 indicatie.
Vraag 27
Bent u ermee bekend dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onlangs constateerde dat
de helft van de vrijkomende plekken in een verpleeghuis wordt gegeven aan een hoogbejaarde
met een nog hogere urgentie dan de wachtenden op de wachtlijst voor een plek in het
verpleeghuis? Wat is uw reactie hierop?
Antwoord 27
De NZa heeft in de verkenning5 aangegeven dat ruim de helft van de cliënten rechtstreeks vanuit de thuissituatie
wordt opgenomen in een Wlz-instelling, maar dat er daarnaast ook een aanzienlijke
instroom in de intramurale Wlz is via «zijpaden» en via «versnelde opnames». Het betreft
bijvoorbeeld cliënten in crisissituatie of cliënten die na een ziekenhuisopname met
spoed een plek nodig hebben in een verpleeghuis. Bij deze «onvoorziene» instroom betreft
het cliënten die veelal per direct Wlz-zorg nodig hebben, waarbij het zorgkantoor
nauwelijks tijd heeft om alternatieven voor een opname te bezien. Het is wenselijk
als zorgkantoren tijdig op deze situaties kunnen inspelen. Behulpzaam daarbij zijn
specifieke data waarmee men op geaggregeerd niveau wachtlijsten en trends kan monitoren.
Van belang is uiteraard ook dat voor minder urgente cliënten die langer thuisblijven
voldoende ondersteuning wordt ingezet en crisissituaties worden voorkomen. Met de
programma’s IZA, WOZO en GALA anticiperen we op deze ontwikkeling.
Vraag 28
Hoeveel van de 121.000 operationele verpleeghuisplekken worden op dit moment bewoond
door hoogbejaarden met een indicatie VVT ZZP 4? Hoeveel hoogbejaarden met een indicatie
voor VVT ZZP 4 staan op de wachtlijst?
Antwoord 28
Volgens het CBS waren er in 2021 in totaal ruim 120.000 cliënten met een VV-indicatie
opgenomen in een instelling. Van hen had 18.460 (15%) een 4VV indicatie. In onderstaande
tabel treft u de verdeling aan naar leeftijd en of het verblijf met behandeling of
verblijf zonder behandeling betreft. Bij 4VV ontvangt het grootste deel van de opgenomen
cliënten verblijf zonder behandeling. Steeds vaker kan voor cliënten met een indicatie
4VV passende zorg worden geleverd buiten de instelling.
Verblijf totaal
Verblijf met behandeling
Verblijf zonder behandeling
Jonger dan 18 jaar
0
0
0
18 tot 35 jaar
5
0
0
35 tot 50 jaar
15
5
15
50 tot 65 jaar
260
95
165
65 tot 70 jaar
350
100
250
70 tot 75 jaar
815
210
610
75 tot 80 jaar
1.565
330
1.235
80 tot 85 jaar
3.130
610
2.520
85 tot 90 jaar
5.135
930
4.205
90 jaar of ouder
7.190
1.265
5.925
Totaal
18.460
3.540
14.920
Bron: Statline, personen met gebruik Wlz-zorg
In onderstaande tabel treft u een overzicht aan van het aantal cliënten met een indicatie
4VV dat wacht op een opname. Het betreft in het eerste kwartaal van 2023 in totaal
5.309 cliënten. Het grootste deel van hen wacht op een plek van voorkeur. Het CBS
publiceert geen gegevens van wachtenden naar leeftijdsklasse.
Onderwerp
ZZP 4 VV
Totaal wachtenden
5.309
Bestaande uit:
Urgent plaatsen
27
Actief plaatsen
469
Wacht op voorkeur
4.813
Bron: CBS op basis van gegevens van het Zorginstituut.
Vraag 29
VVT ZZP 4 maakt toch onderdeel uit van de Wlz en het daarin verankerde recht op zorg?
Hoe borgt u het wettelijk recht op zorg voor hoogbejaarden met een indicatie VVT ZZP
4?
Antwoord 29
Het is juist dat alle ouderen met een indicatie 4VV aanspraak hebben op passende Wlz-zorg.
Zij hebben blijvend permanent toezicht of 24-uur zorg in de directe nabijheid nodig.
In toenemende mate willen de ouderen regie houden op hun leven en zorg en ondersteuning
ontvangen in de eigen omgeving. Dit stimuleren we met de verschillende programma’s.
Vraag 30
Bent u ermee bekend dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
aangeeft dat de 900.000 huizen die hij voor het jaar 2030 wilde realiseren er niet
gaan komen en dat hij ook stelt dat de massa-immigratie de druk op het beschikbaar
krijgen van extra huizen opduwt?
Antwoord 30
Ik ben bekend met de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
die hij 22 mei 2023 heeft gestuurd naar de Tweede Kamer over «Doorbouwen in veranderende
omstandigheden»6.
Vraag 31
Welk deel van die 900.000 betreft plekken voor ouderenhuisvesting? Hoeveel nultredenwoningen?
Hoeveel verpleeghuisplekken? Hoeveel verpleegzorgplekken? Hoeveel geclusterde woonplekken?
Antwoord 31
Het gaat in totaal om 290.000 woningen voor ouderen: 170.000 nultredenwoningen, 80.000
regulier geclusterde woningen en 40.000 geclusterde verpleegzorgplekken.
Vraag 32
Realiseert u zich dat de bouwvoornemens voor 2030 niet worden gehaald mede vanwege
de massa-immigratie? Hoe gaat u deze ramp voor onze verpleegzorgbehoevende ouderen
afwenden?
Antwoord 32
De ambitie om 290 duizend woningen voor ouderen te bouwen blijft onverminderd overeind
staan. Feit is wel dat in 2024 een dip in de woningbouwproductie wordt verwacht door
gestegen bouwkosten en rente. De ervaring leert dat het lang kan duren voordat de
productie zich herstelt. Tegelijkertijd is de vraag naar huisvesting de afgelopen
periode verder toegenomen. De Nederlandse bevolking groeide in 2022 – vooral door
migratie – bijna twee keer zo hard als in 2021 (227 duizend tegenover 115 duizend).
De opgave wordt dus niet makkelijker. Ongetwijfeld zullen ook bouwprojecten voor ouderen
geraakt worden door de verwachte dip in de woningbouw. Het kabinet heeft maatregelen
genomen om de verwachte dip zo beperkt mogelijk te houden en de doelen in 2030 te
realiseren. Voorbeelden hiervan zijn de «start bouwimpuls» van minimaal 250 miljoen,
inzet van ruim 300 miljoen extra om de bouw van flexwoningen te stimuleren, doorbraken
creëren op projecten die stil dreigen te vallen en mogelijke optimalisaties aan te
leveren o.a. vanuit de regionale versnellingstafels (bijvoorbeeld verder verdichten,
projecten faseren, eisen verlagen, programmering).
Daarnaast wordt onder het programma wonen en zorg voor ouderen gewerkt aan specifieke
maatregelen die de woningbouw voor ouderen moeten stimuleren.
Vraag 33
Kunt u nog eens goed in een tabel aangeven wat de verschillen zijn tussen een verpleeghuisplek
en een verpleegzorgplek?
Antwoord 33
Bij een verpleegzorgplek is sprake van scheiden van wonen en zorg waarbij de client
zelf de woonlasten draagt, bij een verpleeghuisplek is dit niet het geval.
Vraag 34
Valt een verpleegzorgplek onder de Wlz?
Antwoord 34
Bij een verpleegzorgplek worden de kosten van zorg en ondersteuning vergoed uit de
Wlz.
Vraag 35
Geldt er een recht op zorg voor een verpleegzorgplek?
Antwoord 35
Een indicatie voor de Wlz geeft toegang tot de Wlz en de leveringsvormen die daarbij
zijn beschreven. De verpleegzorgplek is verbonden met de leveringsvorm VPT (of MPT).
Vraag 36
Welke VVT ZZP-indicaties geven toegang tot een verpleegzorgplek?
Antwoord 36
Een indicatie voor de Wlz geeft toegang tot de Wlz en de leveringsvormen die daarbij
zijn beschreven. De verpleegzorgplek is verbonden met de leveringsvorm VPT (of MPT).
Daarbij is er geen onderscheid in ZZP’s (met uitzondering van VV 9, die is gericht
op revalidatiezorg).
Vraag 37
Blijven VVT ZZP 4-indicaties en hoger toegang geven tot een verpleeghuislek?
Antwoord 37
Een indicatie voor de Wlz geeft toegang tot de Wlz en de leveringsvormen die daarbij
zijn beschreven. De verpleeghuisplek is verbonden met de leveringsvorm verblijf. Dit
geldt ook voor ZZP-4.
Vraag 38
Geldt het criterium «24-uurs zorg in de nabijheid» voor een verpleegzorgplek?
Antwoord 38
Het genoemde criterium is onderdeel van de wettelijke toegangscriteria tot de Wlz.
Wanneer iemand een indicatie heeft voor de Wlz zijn verschillende leveringsvormen
mogelijk. De verpleegzorgplek is verbonden met de leveringsvorm VPT (of MPT).
Vraag 39
Blijft het criterium «24-uurs zorg in de nabijheid» gelden voor een verpleeghuisplek?
Antwoord 39
Ja. Het genoemde criterium is onderdeel van de wettelijke toegangscriteria tot de
Wlz. Een indicatie voor de Wlz geeft toegang tot de Wlz en de leveringsvormen die
daarbij zijn beschreven. De verpleeghuisplek is verbonden met de leveringsvorm ZZP-verblijf.
Vraag 40
Op welke wijze worden gemeenschappelijke ruimtes zoals een restaurant, kapper en winkeltje
geregeld bij een verpleegzorgplek?
Antwoord 40
Om in aanmerking te komen voor een subsidie van geclusterde verpleegzorgplekken moet
er een ontmoetingsruimte aanwezig zijn. Een kapper of een winkeltje is niet een standaard
onderdeel van een woonvorm en is dus niet vereist.
Vraag 41
Bestaan verpleegzorgplekken uit zelfstandige woonhuizen met een eigen deurbel, water-
en elektra-aansluitingen, meterkast, brievenbus, slot op de voordeur, etcetera?
Antwoord 41
Bij een verpleegzorgplek is sprake van scheiden van wonen en zorg. Het betreft derhalve
een zelfstandige wooneenheid.
Vraag 42
Zo ja, hoe kunnen hoogbejaarden met het ziektebeeld VVT ZZP 4 en hoger (dementie,
parkinson, korsakov, etc.) de verantwoordelijkheden voor een zelfstandige woonruimte
waarmaken?
Antwoord 42
De verpleegzorgplek is verbonden met de leveringsvorm VPT (of MPT). De zorg en ondersteuning
wordt vanuit de Wlz geleverd. Ook nu al maken Wlz-cliënten gebruik van VPT (ruim 11.000
in 2021).
Vraag 43
Als u de door TNO becijferde benodigde 130.000 extra verpleeghuisplekken voor 2040
(los van vernieuwbouw) niet realiseert, waar baseert u dan op dat het aantal van 40.000
verpleegzorgplekken in 2030 genoeg is?
Antwoord 43
In het programma «Wonen en zorg voor ouderen» dat ik in november aan uw Kamer heb
aangeboden (Kamerstuk 29 389, nr. 112) is de opgave door het RIVM tot en met 2030 nader gespecificeerd op 40.000 verpleegzorgplekken
extra. Dit benodigde aantal is ook door ActiZ en Zorgverzekeraars Nederland onderschreven.
Vraag 44
Waar baseert u op dat de door u beloofde 40.000 verpleegzorgplekken in 2030 daadwerkelijk
worden gerealiseerd?
Antwoord 44
Zoals in antwoord 14 vermeld, is in het programma «Wonen en zorg voor ouderen» beschreven
op welke wijze de extra 40.000 verpleegzorgplaatsen tot en met 2030 zullen worden
gerealiseerd.
Vraag 45
Als u vindt dat ouderen zelf in actie moeten komen als ze nu bijvoorbeeld nog een
woning hebben met een steile trap hebben, realiseert u zich dan dat de overheid ervoor
moet zorgen dat er voldoende geschikte woningen gerealiseerd worden?
Antwoord 45
In het programma «Wonen en zorg voor ouderen» is beschreven op welke wijze de extra
40.000 verpleegzorgplaatsen, de 170.000 nultredenwoningen en 80.000 geclusterde woningen
voor ouderen tot en met 2030 zullen worden gerealiseerd.
Vraag 46
Hoeveel extra nultredenwoningen, inclusief vernieuwbouw, zijn er nodig in 2030? En
in 2040?
Antwoord 46
Tot en met 2030 gaat het om 170.000 extra nultredenwoningen. De bouwambitie is geformuleerd
in een doelstelling voor 2030. Realisatie daarvan moet er toe leiden dat er weer sprake
is van een evenwichtige situatie op de woningmarkt, ook voor ouderen. Uiteraard zal
na 2030 er nog steeds woningbouw nodig zijn, maar het is daarvoor nu niet noodzakelijk
een doelstelling te formuleren.
Vraag 47
Hoeveel extra nultredenwoningen, inclusief vernieuwbouw, zijn er in 2030 gerealiseerd?
En in 2040?
Antwoord 47
De doelstelling is dat deze 170.000 ook in 2030 zijn gerealiseerd. De bouwambitie
is geformuleerd in een doelstelling voor 2030. Realisatie daarvan moet er toe leiden
dat er weer sprake is van een evenwichtige situatie op de woningmarkt, ook voor ouderen.
Uiteraard zal na 2030 er nog steeds woningbouw nodig zijn, maar het is daarvoor nu
niet noodzakelijk een doelstelling te formuleren.
Vraag 48, 49 en 50
Hoeveel Nederlanders geven op dit moment mantelzorg?
Hoeveel van hen zijn op dit moment overbelast?
Waar baseert u op dat ouderen nog meer voor elkaar kunnen doen?
Antwoord 48, 49 en 50
Op dit moment zijn er in Nederland ongeveer 5 miljoen mensen die mantelzorg verlenen.
Dit gaat soms om relatief eenvoudige en kortdurende hulp, zoals het doen van boodschappen,
monitoren dat een oudere tijdig medicatie inneemt of het verrichten van lichte huishoudelijke
taken. In andere situaties gaat het ook om zwaardere vormen van mantelzorg, bijvoorbeeld
wanneer een oudere last heeft van dementie of veel valt. Van de vijf miljoen mantelzorgers
verlenen er 830.000 langdurige en intensieve zorg. Dat blijkt uit cijfers van het
Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Deze mantelzorgers zorgen bijvoorbeeld voor hun
partner, kind, een familielid met dementie of voor mensen met psychische problemen.
De kans op overbelasting is extra groot bij mantelzorgers die langdurige en intensieve
zorg leveren. Volgens het SCP is één op de tien mantelzorgers ernstig belast.
In verschillende rapporten, zoals het rapport «Anders zorgen en leven» wordt ingegaan
op de samenwerking tussen verleners van formele en informele zorg die essentieel is
om hulpbehoevende mensen te kunnen blijven helpen met de stijgende zorgvraag door
vergrijzing en toenemende personeelstekorten. Op dit moment wordt gewerkt aan een
aanpak sociale basis, inclusief het verstevigen van de positie van de mantelzorger.
Hierbij wordt uitgegaan van een situatie dat mensen naar elkaar omzien, eenvoudige
hulpvragen met elkaar oplossen of dat vrijwilligers, welzijnswerkers en mantelzorgers
een rol kunnen spelen. Uiteraard geldt dat wanneer echte zorg nodig is een cliënt
hier ook toegang toe moet krijgen. Om de positie van de mantelzorg te verstevigen
wordt op dit moment gewerkt aan een mantelzorgagenda waarin maatregelen zijn opgenomen
voor de korte en lange termijn. Juist vanuit het realisme dat niet alles van een mantelzorger
kan worden gevraagd zijn maatregelen opgesteld op het terrein van bijvoorbeeld werk
en mantelzorg, de verbinding tussen formele en informele zorg en respijtzorg.
Uw Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de aanpak sociale basis, inclusief
de mantelzorgagenda.
Vraag 51
Aangezien u zelf uit de zorg komt, weet u toch dat een spraakassistent, alarmknop
of robots de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zoals wassen, aankleden,
haren kammen, tanden poetsen, niet kunnen vervangen? Waarom suggereert u dan dat dit
soort dingen een significante bijdrage kunnen leveren aan de ouderenzorg?
Antwoord 51
De verwachting is dat er steeds meer toepassingen ontwikkelt gaan worden die de zorgmedewerker
ondersteunen bij het uitvoeren van ADL handelingen. Dit heeft als voordeel dat de
zorg fysiek ook minder zwaar is voor de zorgmedewerker waardoor deze langer in de
zorg kan blijven werken. Door meer toepassingen in te zetten heeft de zorgmedewerker
meer tijd om aandacht te hebben voor de client. Dit heeft een positief effect op het
werkplezier wat weer positief doorwerkt op het aantal mensen dat in de zorg wil blijven
werken. De ondersteuning bij of het vervangen van ADL handelingen door inzet van dergelijke
toepassingen helpt ook om de client zijn gevoel van zelfstandigheid en eigen regie
te laten behouden. Per persoon moet worden gekeken naar wat mogelijk is; dit is maatwerk.
Een voorbeeld hiervan is het inzetten van een slimme tandenborstel. Deze toepassing
helpt om pro actief in te spelen op de veranderde zorgvraag van de client en levert
daarmee een significante bijdrage aan de ouderenzorg.
Vraag 52
Aangezien u zelf uit de zorg komt, weet u toch dat mensen die beginnend dementerend
zijn (en straks ook gevorderd dementerend als u geen verpleeghuisplekken realiseert)
veelal niet, en als de ziekte verder vordert, helemaal niet meer overweg kunnen met
robots, laptops of een alarmknop? Bent u bekend met het verhaal van een meneer die
onderkoeld aangetroffen werd onderaan de trap en niemand had gealarmeerd omdat hij
was vergeten waar de knop om zijn nek voor bedoeld was?
Antwoord 52
Technologie kan mensen helpen om zo lang mogelijk eigen regie te houden en is ondersteunend
aan (informele) zorgverleners bij hun taken. We moeten dus voorkomen dat we over alle
mensen met (beginnende) dementie zeggen dat zij niet overweg zouden kunnen met digitale
toepassingen. Daarnaast blijkt uit de praktijk anders dan u hierboven beschrijft.
Een voorbeeld hiervan is het project Thuiswaarts van CZ en tanteLouise. Een ander
voorbeeld is de Compaan; een tablet waarmee een client makkelijk kan blijven beeldbellen
en die beschikt over een online familie omgeving om een oogje in het zeil te houden.
Vraag 53
Realiseert u zich dat mensen die gevorderd dementerend en bedlegerig zijn een verpleeghuisplek
met 24-uurszorg in de nabijheid nodig hebben, in plaats van antislipsokken en een
linkje naar de bestelpagina van Bol.com?
Antwoord 53
De vraagstelling wekt de suggestie dat technologie wordt ingezet om ouderen aan hun
lot over te laten. Dit doet afbreuk aan de inzet die door (informele) zorgverleners,
zorgaanbieders, belangenorganisaties zoals Alzheimer Nederland en ontwikkelaars wordt
gepleegd om mensen met dementie zo lang mogelijk hun zelfstandigheid te laten behouden
op een manier die bij de behoefte van de oudere past. Niet iedere persoon met vergevorderde
dementie is overigens bedlegerig.
Vraag 54
Zo ja, waarom voert u dan het krankzinnige kop-in-het-zand-beleid dat u voert?
Antwoord 54
Het kabinetsbeleid is erop gericht om de verantwoordelijkheid te nemen voor de ouderen
van nu én in de toekomst de zorg en ondersteuning toegankelijk, van goede kwaliteit
en betaalbaar te houden. In het WOZO-programma dat ik in juli 2022 naar uw Kamer heb
gestuurd (Kamerstuk 29 389, nr. 111), is uitgebreid ingegaan op de stappen die worden genomen om dit doel te bereiken.
Vraag 55
Waarom geeft u de ouderenzorg op terwijl u het ziektebeeld van gevorderd dementerenden
kent?
Antwoord 55
Van opgeven is geen sprake. In tegenstelling. Het kabinetsbeleid is erop gericht om
voor de ouderen van nu en in de toekomst de zorg en ondersteuning toegankelijk, van
goede kwaliteit en betaalbaar te houden. In het WOZO-programma dat ik in juli 2022
naar uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 29 389, nr. 111), is uitgebreid ingegaan op de stappen die worden genomen om dit doel te bereiken.
Daarnaast is er de Nationale Dementiestrategie.
Vraag 56
Hoeveel dementerenden zin er nu? En hoeveel ouderen in totaal met hersenziekten zoals
dementie, korsakov en parkinson? Hoeveel zijn dat er in 2030? En in 2040?
Antwoord 56
In Nederland zijn er op dit moment circa 300.000 mensen met dementie. Volgens de huidige
prognoses zal dit aantal stijgen naar ruim 500.000 in 2040 en ruim 600.000 in 2050.
Volgens het Korsakov Kenniscentrum wordt het aantal mensen in Nederland met syndroom
van Korsakov geschat tussen de acht- en tienduizend. Omdat de meesten van hen zorg
mijden, zijn ze niet officieel gediagnosticeerd. Ongeveer 1.350 mensen zijn wel opgenomen
in gespecialiseerde woonvoorzieningen voor langdurige zorg en behandeling.
Volgens de Parkinson Alliantie waren er in 2020 in Nederland naar schatting 65.500
mensen met de ziekte van Parkinson. Mede als gevolg van vergrijzing zal dit aantal
tussen 2021 en 2040 met 56% toenemen (102.180 in 2040). Bij ongeveer 30% uit de ziekte
zich al onder de leeftijd van 65 jaar.
Overigens is het gebruikelijk te spreken over mensen met dementie. Ik hecht eraan
te spreken over mensen met dementie. Het is belangrijk om hen te blijven zien als
de mensen die zij zijn, niet de ziekte die zij hebben.
Vraag 57
U kent toch deze ziektebeelden en weet hoe afhankelijk mensen die het treft worden
van verzorging en verpleging?
Antwoord 57
Ik ken de zorgbehoefte van oudere cliënten die zijn aangewezen op de Wlz.
Vraag 58
U weet toch dat u de ouderenzorg niet kan en mag opgeven?
Antwoord 58
Zie mijn antwoord op vraag 55.
Vraag 59
Als u stelt dat de 80 procent van de Nederlanders die niks hebben geregeld voor als
ze ouder zijn en woningaanpassingen nodig hebben, het erop aan laten komen, realiseert
u zich dan wel dat een groot deel van de mensen van wie u zegt dat ze het erop aan
laten komen, de financiële middelen voor woningaanpassingen helemaal niet hebben?
Antwoord 59
Indien ouderen een beperkt inkomen hebben, kunnen zij een beroep doen op de gemeenten,
die kunnen voorzien in een woningaanpassing. De groep ouderen die is aangewezen op
de Wlz is echter divers ook met betrekking tot het inkomen. Niet alle ouderen zijn
daarom aangewezen op de overheid om woningaanpassingen door te voeren.
Vraag 60
Realiseert u zich dat uw oordeel van «Veel mensen laten het erop aan komen» komt vanuit
uw VVD-wereldbeeld van mensen die alles maar kunnen kopen zoals een mooi gelijkvloers
appartement en het bij moeder in huis plaatsen van een verzorgster uit Oost-Europa?
Antwoord 60
Binnen de beweging die we met het WOZO zijn gestart met thans 35 partijen, waaronder
cliëntenorganisaties en ouderenorganisaties, is veel consensus over het belang van
goed voorbereiden op de oude dag. Het belang daarvan wil ik graag met deze partijen
breed uitdragen.
Vraag 61
Realiseert u zich dat er sprake is van een wooncrisis en dat er voor de meeste ouderen
helemaal geen nultredenwoning beschikbaar is en komt en dat erg veel ouderen helemaal
niet de financiële middelen hebben om dan maar zelf een gelijkvloers appartement te
kopen?
Antwoord 61
Bij de doelstellingen voor de bouw wordt niet alleen ingezet op het realiseren van
voldoende woningen geschikt voor ouderen, maar wordt ook gelet op de betaalbaarheid
van de woningen. Zo worden er eisen gesteld aan het percentage betaalbare woningen
(sociale huur en midden huur) en wordt er ook gekeken naar de hoogte van de huren.
Ook voor de nultredenwoningen is dat het geval.
Vraag 62
Realiseert u zich dat gemeenten voortdurend moeilijk doen over de vergoeding van woningaanpassingen
en dat gemeenten het geld dat ze niet uitgeven aan zorg inmiddels aan al hun andere
uitgaven kunnen toevoegen, dus dat er een enorme prikkel is om woningaanpassingen
niet te vergoeden? Wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 62
Bij een melding van een cliënt is het college gehouden te onderzoeken of een maatwerkvoorziening
nodig is en om op aanvraag een besluit te nemen daarover. Woningaanpassingen vallen
ook onder de voorzieningen die gemeenten moeten kunnen bieden. Op het besluit van
de gemeente staat rechtsbescherming open. Gemeenten kunnen niet zonder inhoudelijke
toetsing maatwerkvoorzieningen weigeren (art. 2.3.5 Wmo 2015).
Vraag 63
Hoe stoelt u uw dooddoener van «We moeten het slimmer organiseren»? U weet toch dat
veel meer ouderen de komende jaren ouder en zieker en zorgbehoevender gaan worden?
Antwoord 63
Ik deel de urgentie om de transformatie snel vorm te geven, omdat het aantal ouderen
de komende jaren toeneemt en het aantal werkenden in de zorg en mantelzorgers deze
trend niet bij kan houden. Ik ben dan ook zeer gemotiveerd om samen met de partijen
waarmee ik samenwerk in het WOZO-programma stappen te kunnen zetten die de gewenste
transformatie mogelijk maken en ondersteunen.
Vraag 64
Waarom geeft u de ouderenzorg op, terwijl u zoveel kunt doen om die te redden van
de ondergang?
Antwoord 64
Zie mijn antwoord op vraag 55.
Vraag 65
Wilt u alstublieft deze vragen ieder afzonderlijk en volledig beantwoorden en het
fatsoen hebben niet te verwijzen naar andere bronnen zonder antwoord op de vragen
te geven?
Antwoord 65
Ik heb de vragen zoveel mogelijk afzonderlijk van een antwoord voorzien.
Vraag 66
Wilt u de vragen beantwoorden voor het commissiedebat over de ouderenzorg?
Antwoord 66
Het commissiedebat Ouderenzorg is inmiddels op verzoek van de Kamer uitgesteld. Ik
heb mij ingespannen om de antwoordtermijn zo kort mogelijk te houden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.