Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord opvragen van het lid Idsinga over het bericht ‘Monaco: belastingparadijs voor topsporters’
Vragen van het lid Idsinga (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Monaco: belastingparadijs voor topsporters» (ingezonden 31 mei 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 22 juni 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Monaco: belastingparadijs voor topsporters»1?
Antwoord 1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vraag 2
Hoeveel Nederlanders zijn fiscaal woonachtig in Monaco?
Antwoord 2
De Belastingdienst heeft geen actueel totaalbeeld hiervan; deze informatie wordt niet
systematisch bijgehouden. Binnen het programma Verhuld Vermogen zijn wel 125 gevallen
bekend van personen met een Nederlands burgerservicenummer die volgens het systeem
van Beheer van Relaties een Monegaskisch woonadres hebben (gehad), terwijl mogelijk
hun fiscale woonplaats niet Monaco is. Hiervan zijn inmiddels 75 gevallen onderzocht.
Bij 12 gevallen is geconstateerd dat sprake is van in Nederland verschuldigde belasting.
De totale correctieopbrengst van deze 12 gevallen bedraagt ruim 31 miljoen euro aan
belastingen, rente en boeten.
Daarnaast vinden ook in de reguliere handhaving woonplaatsonderzoeken plaats. Specifieke
informatie over woonplaatsonderzoeken in de reguliere handhaving is echter niet systematisch
voorhanden.
Overigens heeft de Belastingdienst per ultimo december 2022 125 C-aangiften (biljet
voor buitenlands belastingplichtige met Nederlands inkomen) 2019 ontvangen van inwoners
in Monaco. Het gaat dan vooral om aangiften met betrekking tot Nederlandse inkomsten
uit vroegere arbeid dan wel Nederlands loon uit tegenwoordige arbeid.
Vraag 3
Wat is de geschatte derving aan jaarlijkse inkomstenbelasting die de schatkist is
misgelopen door in Monaco woonachtige Nederlanders?
Antwoord 3
Nederland hanteert historisch gezien al een lange tijd het uitgangspunt dat het land
waar een persoon feitelijk woont mag heffen over diens wereldinkomen. In de memorie
van toelichting van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt bijvoorbeeld al benoemd
dat dit beginsel van oudsher heeft gegolden.2 Vrijwel alle andere landen hanteren een vergelijkbare methode. Het inkomen van een
persoon wordt belast op basis van «inwonerschap», en niet op basis van nationaliteit.
Daar ga ik in de beantwoording op vraag 5 nader op in. Er is dan ook geen sprake van
budgettaire derving bij personen met een Nederlandse identiteit die niet in Nederland
wonen.
Het is niet mogelijk om in te schatten hoeveel inkomstenbelasting de Nederlanders
die woonachtig zijn in Monaco zouden betalen als hun inkomen in Nederland belast zou
zijn. De reden hiervoor is dat bij de Nederlandse Belastingdienst niet bekend is wat
het inkomen en vermogen van deze personen is. Ook als deze personen nog belasting
betalen in Nederland, omdat zij hier bijvoorbeeld een woning bezitten, is bij de Belastingdienst
niet bekend hoe hoog het overige inkomen en vermogen is.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van andere landen waar een relatief laag tarief voor inkomstenbelasting
wordt gehanteerd of waar ruimhartige fiscale regelingen, zoals vrijstellingen van
meer dan 50% van het inkomen, worden gehanteerd, waardoor Nederlanders die daar in
deeltijd wonen belasting weten te ontwijken?
Antwoord 4
De fiscale behandeling van Nederlanders met relatief veel inkomen of vermogen die
in Monaco wonen is ook aan bod gekomen tijdens het debat op 8 juni over de Voorjaarsnota.
Ik heb toen toegezegd om een overzicht op te stellen van vergelijkbare regelingen
die andere landen toepassen. Vanwege de samenhang van het onderwerp zal ik dat overzicht
aanvullen met een overzicht van landen waar een relatief laag nominaal tarief voor
de inkomstenbelasting geldt en waar mogelijk met ruimhartige fiscale regelingen.
Vraag 5
Wat zijn de fiscale criteria om niet meer te worden beschouwd als fiscaal inwoner
van Nederland? Wanneer zijn deze criteria voor het laatst herzien?
Antwoord 5
Het antwoord op de vraag waar fiscaal gezien iemand woont, is doorslaggevend voor
de manier waarop diegene in de Nederlandse belastingheffing wordt betrokken. Iemand
die fiscaal inwoner is van Nederland, is binnenlands belastingplichtig voor het wereldinkomen.
Iemand die niet in Nederland woont is slechts belastingplichtig voor het inkomen uit
Nederlandse bronnen.
Of iemand als fiscaal inwoner van Nederland wordt beschouwd, wordt op basis van het
eerste lid van artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) «naar omstandigheden»
beoordeeld. Hoe deze open norm moet worden ingevuld, is in de jurisprudentie bepaald.
Het gaat om het vaststellen van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland.
Feitelijk omstandigheden die hierbij van belang kunnen zijn, zijn onder andere:
• Duurzame woongelegenheid in Nederland
• Sociale bindingen met Nederland
• Economische bindingen met Nederland
• Gewoonlijk verblijf in Nederland
• Nederlandse nationaliteit
Bovenstaande opsomming is niet limitatief en er is geen sprake van een rangorde. Als
iemand na verhuizing geen duurzame, persoonlijke band meer heeft met Nederland, dan
is die persoon in Nederland niet meer belastingplichtig voor diens wereldinkomen.
In de praktijk blijven er echter regelmatig behoorlijke banden bestaan. Iemand is
dan belastingplichtig in Nederland als die zwaar genoeg zijn om aan te merken als
duurzame, persoonlijke band. Het is goed voorstelbaar dat iemand ook duurzame banden
met een ander land heeft. De Hoge Raad heeft bepaald dat de duurzame band van persoonlijke
aard met Nederland niet sterker hoeft te zijn dan de band met een ander land.
De omstandigheden in het andere land zijn dus niet relevant voor de toepassing van
artikel 4 AWR. Daardoor bestaat de mogelijkheid dat iemand fiscaal gezien zowel in
Nederland als in een ander land woont en het andere land ook heft over diens wereldinkomen.
In belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting kan dan afgesproken worden
van welk land de persoon voor het verdrag inwoner is en welk land over welke inkomsten
mag heffen. Daarmee kan worden voorkomen dat personen dubbel worden belast over hun
wereldinkomen. Nederland heeft geen belastingverdrag met Monaco. In zo’n geval is
het hebben van een duurzame, persoonlijke band met Nederland voldoende om tot heffing
over het wereldinkomen over te gaan.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat door middel van bovengenoemde constructies
inkomstenbelasting wordt ontweken?
Antwoord 6
Nederland hanteert om te bepalen waar iemand woont het criterium «inwonerschap». Ook
bijna alle andere landen baseren zich hierop. Ik vind dat een rechtvaardig uitgangspunt
dat goed aansluit bij de werkelijkheid. De alternatieve methode, gebaseerd op staatsburgerschap,
kan bijvoorbeeld tot situaties leiden zoals die met de zogenoemde «accidental Americans».3 Daarom ben ik geen voorstander van het gebruik van staatsburgerschap voor het bepalen
van de fiscale rechten en verplichtingen van een persoon.
Als een Nederlander nog een duurzame, persoonlijke band met Nederland heeft (en er
geen verdrag is dat de belastingheffing aan het andere land toewijst), dan is deze
Nederlander in Nederland voor diens wereldinkomen belastingplichtig.
Als een Nederlander geen duurzame, persoonlijke band met Nederland meer heeft, heeft
Nederland op basis van dit systeem geen heffingsrechten over diens wereldinkomen.
Het woonland van de Nederlander kan het wereldinkomen van deze Nederlander in de heffing
betrekken. Nederland mag echter wel heffen over inkomsten die hier ontstaan, zoals
bijvoorbeeld vastgoed dat hier gelegen is of een onderneming die hier uitgeoefend
wordt. Andere landen kunnen een in verhouding lage belastingdruk kennen op inkomen
of vermogen. Als een Nederlander in een dergelijk land woont, geldt het belastingsysteem
van dat land ook voor deze persoon.
De uitgangspunten die onder deze systematiek liggen, sluiten goed aan bij de werkelijkheid
en worden al gedurende een lange tijd door de meeste landen toegepast. Daarbij is
wel van belang dat de desbetreffende persoon daadwerkelijk geen duurzame, persoonlijke
band met Nederland meer heeft. Voor de handhaving verwijs ik daarom naar het antwoord
op vraag 7.
Tegelijk meen ik wel dat het belangrijk is dat er net als voor bedrijven geen fiscale
concurrentie tussen landen bestaat die resulteert in een race to the bottom. In de
beantwoording van de vragen 8 tot en met 11 ga ik daarom in op hoe ik daarmee om wil
gaan.
Vraag 7
Hoeveel handhavingscapaciteit van de Belastingdienst wordt nu ingezet om te toetsen
of het «fiscaal» wonen in het buitenland, zoals Monaco, volgens de nu geldende regels
gebeurt? Hoe ziet deze handhaving er concreet uit?
Antwoord 7
Het is lastig aan te geven hoeveel handhavingscapaciteit de Belastingdienst inzet
op woonplaatsonderzoeken, omdat binnen de Belastingdienst als onderdeel van de reguliere
handhaving op meerdere plaatsen onderzoek naar de woonplaats wordt gedaan. De daarmee
gemoeide capaciteit is bovendien niet uit de systemen te halen. Deze inzet wordt geschat
op ongeveer 20 fte per jaar.
De inzet en capaciteit van de FIOD vindt plaats door een beslissing van de fiscale
weegploeg die beoordeelt of sprake is van een mogelijk strafbare fiscale gedraging.
Een zaak kan op twee manieren in deze weegploeg worden ingebracht: (1) via een aanmelding
vanuit het toezicht van de Belastingdienst en (2) via een aanmelding vanuit de FIOD
na eigen opwerking. Het aantal opsporingsuren op fiscaal wonen in het buitenland wordt
niet specifiek geregistreerd.
Een onderzoek naar de fiscale woonplaats ziet er in grote lijnen als volgt uit. De
meeste woonplaatsonderzoeken worden gestart naar aanleiding van signalen vanuit de
Belastingdienst (bijvoorbeeld de aangifte, een verzoek tot zekerheid vooraf of risicoanalyse),
internationale informatie-uitwisseling of uit openbare bronnen en persberichten. Er
wordt bijvoorbeeld gekeken naar buitenlandse rechtspersonen die een woning in Nederland
bezitten en waarvan de aandelen uiteindelijk in handen zijn van een persoon die vóór
emigratie die woning bewoonde.
Een signaal wordt eerst fiscaal geanalyseerd en beoordeeld. Als daaruit blijkt dat
er een fiscaal belang zou kunnen zijn, wordt contact opgenomen met de betreffende
persoon.
Indien nodig wordt dan nadere informatie ingewonnen. Ook bestaat de mogelijkheid om
bij derden informatie in te winnen. Als de conclusie van het onderzoek is dat sprake
is van belastingplicht in Nederland, dan worden er aanslagen opgelegd, indien passend
en geboden met boeten. Dat kan onder voorwaarden tot een periode van 12 jaar terug.
Dit zijn overigens dikwijls arbeidsintensieve en meerjarige onderzoeken, omdat vaak
ook informatie uit het buitenland opgevraagd wordt.
Ik wil benadrukken dat een woonplaatsonderzoek door degene wiens woonplaats onderzocht
wordt als een behoorlijke inbreuk op zijn of haar privacy kan worden ervaren. Het
starten van een woonplaatsonderzoek vindt dan ook weloverwogen plaats en bij de uitvoering
daarvan wordt de menselijke maat in acht genomen. Ook wordt tussentijds regelmatig
beoordeeld of voortzetting van het onderzoek opportuun is.
Vraag 8
Wat zijn concrete opties om belastingontwijking tegen te gaan voor Nederlanders met
een hoog inkomen die om fiscale redenen in het buitenland wonen?
Antwoord 8
Tijdens het debat op 8 juni jl. over de Voorjaarsnota en in het antwoord op vraag
4 heb ik toegezegd om twee overzichten op te stellen:
1) Een overzicht van fiscale regelingen die andere landen toepassen op het moment dat
een inwoner van hen emigreert naar een ander land.
2) Een overzicht van landen waar een relatief laag nominaal tarief voor de inkomstenbelasting
en waar mogelijk ruimhartige fiscale regelingen worden gehanteerd.
Het eerstgenoemde overzicht zal naar verwachting meer inzicht bieden in concrete opties.
Vraag 9
Is of wordt overwogen om, zoals bij Pillar 2 gebeurt voor de vennootschapsbelasting,
een minimum inkomstenbelasting toe te passen in internationaal verband waardoor Nederland
kan bijheffen in situaties waarin Nederlanders door deels woonachtig te zijn in landen
met een zeer laag tarief inkomstenbelasting weten te ontwijken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Binnen de OESO en de Europese Unie zijn op dit moment geen initiatieven om een wereldwijde
minimum inkomstenbelasting te ontwikkelen waarbij Nederland kan bijheffen als een
ander land dat onvoldoende doet. Dat zou overigens ook haaks staan op het internationaal
breed gedragen uitgangspunt van belastingheffing op basis van «inwonerschap», waardoor
het internationaal lastiger realiseerbaar lijkt en in die zin minder voor de hand
ligt als primaire oplossing.
Vraag 10
Is of wordt overwogen om internationaal, of in ieder geval binnen de Europese Unie,
een gelijk spelveld te creëeren op het gebied van de inkomstenbelasting door afspraken
te maken over ruimhartige fiscale regelingen, zoals vrijstellingen van meer dan 50%
van het inkomen?
Antwoord 10
Binnen de OESO en de Europese Unie zijn op dit moment geen initiatieven om afspraken
te maken over dergelijke fiscale regelingen in de inkomstenbelasting.
Vraag 11
Bent u bereid om in internationaal verband, met landen waar deze situatie speelt en
multilateraal, deze problematiek aan te kaarten en steun te verzamelen voor mogelijke
aanpassingen van regelgeving waardoor deze vorm van belastingontwijking tegengegaan
wordt?
Antwoord 11
Ik ben van plan om in internationaal en Europees verband te verkennen of er afspraken
gemaakt kunnen worden over de belastingheffing van zogenoemde «high net worth individuals».
Zoals in de beantwoording van vraag 6 is aangegeven, meen ik dat het belangrijk is
dat er net als voor bedrijven geen fiscale concurrentie tussen landen bestaat die
resulteert in een race to the bottom. Wat dat betreft raakt de vraag aan een recent
door de Tweede Kamer aangenomen motie van de heer de Jong.4 Deze motie roept op om te verkennen of zulke internationale afspraken gemaakt kunnen
worden.
Daarbij wil ik wel graag de verwachtingen temperen. Zoals uit de beantwoording van
vragen 9 en 10 blijkt, zijn er op dit gebied nog geen initiatieven bij de OESO en
de Europese Commissie. Dat heeft ermee te maken dat arbeid over het algemeen minder
mobiel is dan kapitaal en grensoverschrijdende afspraken daarom minder voor de hand
liggen. Bovendien is de inkomstenbelasting een belangrijk herverdelingsinstrument
voor landen, waardoor er terughoudendheid is om afspraken te maken over deze soort
belasting.
Vraag 12
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 12
De vragen zijn één voor één beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.