Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over het onderzoek van de Algemene Rekenkamer 'Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het onderzoek van de Algemene Rekenkamer «Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk» (ingezonden 24 maart 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen
8 juni 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2219.
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer in het rapport «Betalingsregelingen
bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk»1 dat mensen die een maatwerkafspraak hebben gekregen alsnog in de problemen kunnen
komen doordat het bestaansminimum onvoldoende wordt gewaarborgd?
Antwoord 1
Ik vind het belangrijk dat uitvoeringsorganisaties meedenken met mensen met geldzorgen
en dat een maatwerkregeling bijdraagt aan het oplossen van financiële problemen. Een
«op de persoon» afgestemde regeling moet juist een manier zijn om grotere schulden
te voorkomen. Ik zet mij er samen met de uitvoeringsorganisaties voor in dat zij bij
het treffen van een maatwerkregeling altijd het bestaansminimum zullen borgen. Ik
wil onderzoeken of het mogelijk is om het bestaansminimum te borgen op basis van de
beslagvrije voet of het vrij te laten bedrag. Ook zal ik betrokkenen actief wijzen
op de mogelijkheid om bij het afsluiten van een betalingsregeling uwbeslagvrijevoet.nl
te raadplegen.
Vraag 2
Bent u bereid om naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer te komen
tot duidelijk afspraken over het garanderen en het formuleren van het bestaansminimum
voor mensen met een maatwerkafspraak inclusief één methode en norm voor alle uitvoeringsorganisaties?
Antwoord 2
Ja, ik ben in gesprek met de uitvoeringsorganisaties dat zij bij het treffen van een
maatwerkregeling altijd het bestaansminimum moeten borgen. Deze uniforme norm zou
moeten gelden voor alle schuldeisers, dus niet alleen voor de drie onderzochte organisaties
maar ook voor andere overheidsorganisaties. Daarnaast zou deze uniforme norm ook voor
private schuldeisers moeten gelden die afspraken maken over betalingsregelingen.
Om tot een goede betalingsregeling op maat te komen, is het van belang dat de uitvoeringsorganisatie
weet welke publieke en private schulden en/of betalingsregelingen de betrokkene nog
meer heeft. Om hier inzicht in te krijgen is de uitvoeringsorganisatie volledig afhankelijk
van de informatie die de betrokkene daarover zelf wil verstrekken. Alleen op basis
van vrijwillige instemming levert de betrokkene dergelijke gegevens bij de uitvoeringsorganisatie
aan. Het raadplegen van uwbeslagvrijevoet.nl kan hierbij helpen.
Het is voor mensen niet altijd eenvoudig om een goed en kloppend beeld te hebben van
welke betalingsverplichtingen zij nog bij verschillende overheidsinstanties hebben
openstaan. Om dit te verbeteren werken diverse grote uitvoeringsorganisaties) samen
aan de doorontwikkeling van de Clustering Rijksincasso (CRI) om te komen tot een eenduidig
proces aan de voorkant van de invordering (minnelijke incasso) en zo onder andere
bij te dragen aan het voorkomen van problematische schulden. Onderdeel van deze doorontwikkeling
van CRI is het Vorderingenoverzicht Rijk (één overzicht van alle vorderingen bij de
aangesloten overheidspartijen).2 Met het Vorderingenoverzicht Rijk krijgt een persoon
een actueel overzicht van zijn openstaande betalingsverplichtingen bij de rijksoverheid.
Zo kan iemand zich een beter beeld vormen of en hoeveel financiële ruimte hij of zij
heeft om een betalingsregeling af te spreken. Het streven is om een overzicht met
daarin gegevens van alle grote rijkspartijen uiterlijk in 2027 te hebben gerealiseerd.
Al eerder zal een versie met een deel van de gegevens beschikbaar komen. Het moment
van beschikbaar stellen wordt sterk bepaald door de waarde die het overzicht heeft
voor burgers. Dat hangt samen met de vorderingen die door de organisaties worden ontsloten
naar het overzicht.
Daarnaast is begin december jl. gestart met de eerste fase van de Betalingsregeling
Rijk («één gezamenlijke betalingsregeling»). Aan deze eerste fase nemen Centraal Justitieel
Incassobureau
1 De Manifestpartijen bestaan uit: Belastingdienst, CAK, CJIB, DUO, RVO, SVB en UWV.
2 Kamerstuk 2022D30970. Naar verwachting is in 2023 een eerste versie van een digitaaloverzicht verplichtingen
en schulden bij het Rijk beschikbaar.
(CJIB), CAK en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) deel. De Betalingsregeling Rijk biedt
de mogelijkheid om in geval van meerdere openstaande vorderingen bij verschillende
overheidsschuldeisers te komen tot één gezamenlijke betalingsregeling. Bij het afsluiten
van die gezamenlijke betalingsregeling kan beter rekening worden gehouden met de totale
afloscapaciteit van een persoon.
Vraag 3
Kan de belastingdienst bij het vaststellen van het bestaansminimum voortaan ook de
private schulden betrekken bij het vaststellen van een adequate betalingsregeling?
Antwoord 3
De Belastingdienst is net als de Algemene Rekenkamer van mening dat het bestaansminimum
van mensen met schulden zo veel mogelijk geborgd moet worden. Dat is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van alle schuldeisers. Complicerend daarbij is dat de Belastingdienst,
net als andere schuldeisers, geen integraal zicht heeft op schulden. Zeker niet waar
het gaat om private schuldeisers.
De Belastingdienst werkt op dit moment aan een herijking van de invorderingsstrategie.
Daarbij wordt onder meer onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om het bestaansminimum
van mensen bij betalingsregelingen zo goed mogelijk te waarborgen. Daarbij komt ook
de meervoudige schuldenproblematiek aan de orde. Uw Kamer wordt periodiek (en in ieder
geval vóór de zomer) geïnformeerd over de herijking. Het is niet mogelijk om vooruit
te lopen op de uitkomsten van dat onderzoek.
Bij een verzoek om een betalingsregeling wordt wel naar andere schulden gevraagd,
maar dat leidt in veel gevallen niet tot een compleet overzicht van de schulden van
de betreffende persoon. Daarnaast moet uiteraard rekening worden gehouden met wet-
en regelgeving ten aanzien van (onder andere) privacy, waardoor het niet mogelijk
is om onderling gegevens uit te wisselen. De Belastingdienst kan alleen kennisnemen
van schulden bij derden als een persoon met schulden die zelf bekend maakt.
Als iemand bij de Belastingdienst (of een andere overheidsschuldeiser) aangeeft dat
hij verschillende andere schuldeisers heeft, bijvoorbeeld omdat dit is opgenomen in
het verzoek om een betalingsregeling, dan geldt de doorverwijzingsplicht uit het NVVK-convenant
(artikel 4 Preventieve maatregelen). De persoon wordt dan gewezen op de mogelijkheid
van schuldhulpverlening bij de gemeente. Diegene is zelf verantwoordelijk voor het
doen van een aanvraag om schuldhulpverlening of het opstarten van andere (vervolg)stappen.
Voor mensen met meerdere schuldeisers en/of problematische schulden is deze doorverwijzing
erg belangrijk: een betalingsregeling biedt dan geen afdoende oplossing voor het betalingsprobleem.
Naast de doorverwijzingsplicht is het overigens zo dat een verzoek om een betalingsregeling,
bij het ontbreken van betalingscapaciteit of onvoldoende betalingscapaciteit om binnen
twaalf maanden de belastingschuld te betalen, ook ambtshalve wordt beoordeeld op de
mogelijkheid van kwijtschelding. Bij belastingschuldigen die niet in aanmerking komen
voor kwijtschelding, maar waarbij wordt beoordeeld dat voortzetting van de invordering
niet is gewenst, heeft de Belastingdienst nog de mogelijkheid om geen (verdere) invorderingsmaatregelen
te treffen.
Bij het berekenen van de betalingscapaciteit wordt rekening gehouden met de «kosten
van bestaan» van mensen zoals gas, elektra en woonlasten. In het algemeen blijven
aflossingsverplichtingen aan derden buiten beschouwing als de schuld aan de Belastingdienst
een hogere preferentie heeft. De Belastingdienst kan een uitzondering maken voor aflossingen
op schulden waarvan het niet-betalen tot ongewenste effecten kan leiden. Zo zal in
het geval van een huurschuld en een dreigende uithuisplaatsing als die schuld niet
wordt betaald, de Belastingdienst rekening houden met die huurschuld. Als een persoon
naast de aflossing van zijn belastingschuld blijft aflossen op concurrente of lager
bevoorrechte schuldeisers, omdat hij bijvoorbeeld een schuld heeft bij een webwinkel,
kan hij dus onder het bestaansminimum komen. Dit voorbeeld illustreert waarom het
belangrijk is dat alle schuldeisers een verantwoordelijkheid hebben bij het borgen
van het bestaansminimum van mensen met schulden.
Tot slot is nog van belang om te vermelden dat een betalingsregeling al dan niet gevolgd
door eenzijdige kwijtschelding, geen soelaas biedt in situaties waarin er verschillende
andere (private) schuldeisers zijn en er mogelijk sprake is van een problematische
schuldsituatie: situaties waarin het bestaansminimum expliciet in het geding is. In
die situatie is een schuldregeling de aangewezen weg en niet de betalingsregeling.
Vraag 4
Ziet u ook de noodzaak voor het automatisch inzichtelijk krijgen van openstaande schulden
bij andere overheidsinstanties in plaats van het door de burger actief aanleveren
van overzichten van openstaande schulden bij de totstandkoming van een adequate betalingsregeling?
Op welke wijze krijgt dit vorm in de Rijksincassovisie?
Antwoord 4
Het is op grond van privacywetgeving niet mogelijk dat uitvoeringsorganisaties automatisch
inzicht krijgen in alle openstaande schulden bij andere overheidsorganisaties. Ik
zie ook dat dit voor uitvoeringsorganisaties een belemmering kan vormen om bij het
aangaan van een betalingsregeling het bestaansminimum voldoende te borgen. Op dit
moment kan een uitvoeringsorganisatie bij het afsluiten van een betalingsregeling
alleen gericht aan de persoon die het betreft vragen of hij/zij nog meer betalingsregelingen
heeft lopen of dat er andere omstandigheden zijn die het nakomen van de betalingsregeling
moeilijk maken. Ook kan aan iemand worden gevraagd om uwbeslagvrijevoet.nl te raadplegen,
zodat het bestaansminimum wordt geborgd.
Ik wil onderzoeken of het mogelijk is om de wet- en regelgeving op dit punt aan te
passen. In de update van Rijksincassovisie die ik voor Prinsjesdag aan uw Kamer heb
toegezegd, zal ik nader ingaan op de mogelijkheden hiertoe.
Vraag 5
Op welke wijze kan worden voorkomen dat om in aanmerking te komen voor een maatwerkafspraak
veel «doenvermogen» en/of doorzettingsvermogen gevraagd wordt van burgers?
Antwoord 5
Het is een verantwoordelijkheid van alle schuldeisers om ervoor te zorgen dat het
bestaansminimum van mensen met schulden wordt geborgd. Voor overheidsschuldeisers
geldt dat hun werkwijze er op gericht moet zijn om zoveel mogelijk aan te sluiten
bij het doenvermogen van de klanten. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met
de vraag of mensen voldoende in staat zijn om een bij hun situatie passende betalingsregeling
aan te vragen.
De aanpak Geldzorgen, armoede en schulden is erop gericht dat er vaker en sneller
betalingsregelingen worden afgesloten om problematische schulden te voorkomen. Uit
de communicatie van uitvoeringsorganisaties moet dan ook duidelijk blijken dat het
mogelijk is om in geval van betalingsproblemen om een maatwerkregeling te vragen.
Alle uitvoeringsorganisaties dienen hier op een gelijke manier invulling aan te geven.
Op de website van de uitvoeringsorganisaties en in telefonisch contact moet duidelijke
informatie over het aanvragen van een maatwerkregeling beschikbaar zijn. Daarnaast
vind ik het van belang dat de voorwaarden waaronder een maatwerkregeling kan worden
toegekend voldoende transparant zijn en in de werkinstructies staan opgenomen. Zo
wordt een helder toekenningskader gecreëerd dat rechtsgelijkheid bevordert. Het mag
niet zo zijn dat het afhankelijk is van welke medewerker iemand spreekt of van het
al dan niet aangaan van een bezwaarprocedure of een betalingsregeling wordt aangeboden.
De grote rijkspartijen willen zo veel mogelijk voorkomen dat mensen in de problemen
komen door vorderingen van de overheid. Zij werken daarom mee aan het tot stand komen
van schuldregelingen. De verkorting van de aflosperiode van de MSNP kan er voor zorgen
dat meer kwetsbare mensen de weg naar schuldhulpverlening vinden.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kat (D66),
ingezonden 24 maart 2023 (vraagnummer 2023Z05183).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.