Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Esch en Van Raan over directe en indirecte lozingen en/of afvalinjecties onder de Waddenzee
Vragen van de leden Van Esch en Van Raan (beiden PvdD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over directe en indirecte lozingen en/of afvalinjecties onder de Waddenzee (ingezonden 4 mei 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Economische Zaken en Klimaat) mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Justitie en Veiligheid
(ontvangen 21 juni 2023).
Vraag 1
Kunt u in kaart brengen hoeveel, hoe en welke afvalstromen en/of productiewater afkomstig
van olie- en gaswinning op land en zee er sinds 2000 direct en indirect van zowel
bronnen op land als zee onder de Waddenzee zijn geïnjecteerd, graag uitgesplitst per
bron en type afvalstroom/productiewater? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Er worden geen afvalstromen geïnjecteerd onder de Waddenzee. Er zijn hiervoor geen
vergunningen afgegeven.
Vraag 2
Wat is de wettelijke bewaarplicht voor dergelijke data en dan graag vanaf het jaar
dat het wel kan worden aangegeven of in kaart kan worden gebracht?
Antwoord 2
Op basis van artikel 111 en 112 van het mijnbouwbesluit moeten de uitvoerders (mijnbouwbedrijven)
gegevens verstrekken over de geïnjecteerde hoeveelheden water aan de Minister van
Economische zaken en Klimaat. Deze gegevens worden door TNO op NLOG1 geregistreerd en bewaard. Deze gegevens worden niet verwijderd. TNO beheert NLOG
namens het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Op NLOG kunnen gegevens vanaf
2003 worden opgezocht.
Zoals in vraag één beantwoord, vindt er geen injectie plaats onder de Waddenzee.
Vraag 3, 4 en 5
Op basis van welke vergunningen wordt productiewater dan wel andere afvalstromen direct
of indirect onder de Waddenzee geïnjecteerd, graag uitgesplitst per afvalstroom en
vorm van injectie (direct en indirect)?
Hoe lang zijn deze vergunningen geldig?
Kunt u aangeven uit welke bronnen de afvalstromen en het productiewater, die onder
de Waddenzee worden geïnjecteerd, afkomstig zijn?
Antwoord 3, 4 en 5
Er worden geen afvalstromen geïnjecteerd onder de Waddenzee. Er zijn hiervoor geen
vergunningen afgegeven.
Vraag 6 en 7
Klopt het dat de aardlagen en de ondergrond onder de Waddenzee volgens wettelijke
uitgangspunten niet bestemd zijn voor het dumpen van gevaarlijk afval dat van de Noordzee
of uit andere delen van Nederland daar naar toe wordt gebracht? Zo ja, klopt het dat
wanneer direct of indirect afval onder de Waddenzee wordt geïnjecteerd of geloosd,
dat een overtreding betreft? Zo nee, waarom niet en hoe worden onaanvaardbare risico’s
voorkomen?
Hoe wordt het volgende wettelijke uitgangspunt geborgd «De bodem is in beginsel niet
bestemd voor het bergen van afvalstoffen die niet rechtstreeks ter plaatse uit de
bodem afkomstig zijn»?2
Antwoord 6 en 7
In algemene zin geldt dat productiewater alleen mag worden geïnjecteerd in hetzelfde
of in een vergelijkbaar reservoir als waaruit het is gewonnen. De voorwaarden hiervoor
worden opgenomen in de desbetreffende vergunning.
Er is sprake van een vergelijkbaar reservoir als dit een reservoir betreft waaruit
olie en of gas is gewonnen. Door de aanwezigheid van olie en of gas in het reservoir
staat vast dat het reservoir over een afsluitende laag beschikt die gas- en vloeistofdicht
is. Daardoor blijft het geïnjecteerde water onder de afsluitende laag en kan het niet
in de biosfeer terechtkomen. Juridisch gezien wordt waterinjectie gelijk gesteld met
het storten van afval. In het Landelijk afvalbeheersplan (LAP) is voor waterinjectie
een specifieke regeling opgenomen. Voor het storten van afval geldt een terugneembaarheidseis.
In principe vindt de waterinjectie plaats met het idee om dit in de diepe ondergrond
te laten zitten.
Volgens het LAP is de terugneembaarheidseis opgenomen om in het geval van een lekkage
door onvoorziene omstandigheden milieuschade te kunnen voorkomen. In de praktijk zullen
de geïnjecteerde stoffen in de ondergrond worden gemengd met de al aanwezige (vloei)stoffen.
De terugneembaarheidseis richt zich dan ook op de aanwezige (samengestelde) afvalstoffen
in het reservoir. Bij de injectie van productiewater wordt vaak ook productiewater
van andere winningslocaties aangevoerd. In die gevallen moet de initiatiefnemer aan
het bevoegd gezag (en gedeputeerde staten die de verklaring van geen bedenkingen moeten
afgeven) aantonen dat de in het productiewater aanwezige verontreinigingen, die van
buiten de inrichting wordt aangevoerd, compatibel zijn met de reeds aanwezige componenten
op de plaats waar injectie plaatsvindt. Bovengenoemde punten zijn ook terug te vinden
in de uitspraak3 van de Raad van State aangaande de waterinjectie.
Vraag 8
Wat zijn mogelijke alternatieve methoden binnen de EU om afvalstromen afkomstig van
olie- en gaswinning op land of zee te verwerken op land en (dus niet onder de grond
te injecteren/terug te brengen), of zelfs te hergebruiken? Is hier onderzoek naar
gedaan?
Antwoord 8
Ja, hier is onderzoek naar gedaan. Er zijn alternatieve methodes zoals verdampen en
diverse scheidingstechnieken. De alternatieve verwerkingsmethoden gaan uit van gedeeltelijke
tot gehele zuivering. Hierbij ontstaan afvalstromen en het gaat gepaard met een hoog
energieverbruik. In mijn brief4 van 13 april 2023 ben ik ingegaan op vier verschillende alternatieve verwerkingsmethodes
die onderzocht zijn met betrekking tot de injectie van productiewater bij de oliewinning
in Schoonebeek. Het daarbij bijgevoegde onderzoek van RoyalHaskoningDHV (RHDHV) geeft
de voorkeur aan voor waterinjectie. De kennisinstituten TNO en KWR hebben dit rapport
geëvalueerd en geven aan dat RHDHV de conclusies goed heeft onderbouwd.
De EU heeft in 2019 het rapport5 «Best available techniques guidance document on upstream hydrocarbon exploration
and production» gepubliceerd. Hierin staat dat het verwerken van productiewater middels
injectie de voorkeur heeft.
Het kan zijn dat er in de toekomst betere technieken worden ontwikkeld waardoor zuivering
en hergebruik van productiewater de voorkeur krijgt. Dit is bijvoorbeeld de reden
waarom destijds bij de vergunningverlening is opgenomen dat NAM iedere zes jaar de
waterinjectie in Twente diende te evalueren.
Vraag 9
Klopt het dat er alleen over de hoeveelheid productiewater (afvalstroom van olie-
en gaswinning op land of zee) dat geïnjecteerd wordt, gerapporteerd moet worden? Zo
ja, waarom? Waarom wordt niet gerapporteerd over de totale omvang van productiewater?
Antwoord 9
Nee, dit klopt niet. Voor mijnbouwinstallaties op zee is de mijnbouwonderneming op
basis van de mijnbouwregeling artikel 9.16 verplicht om een register bij te houden
over alle lozingen van oliehoudende mengsels op zee. Dit betreft dus niet alleen de
hoeveelheid geïnjecteerde productiewater. Een afschrift van dit register wordt door
het mijnbouwbedrijf jaarlijks aan SodM toegezonden.
Vraag 10
Bent u bereid om bedrijven te verzoeken om te rapporteren over de totale omvang van
productiewater en andere afval- en waterstromen afkomstig uit olie- en gaswinning
op land of zee? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Antwoord 10
Een uitbreiding van de rapportageverplichting is niet nodig. De totale omvang van
productiewater en andere afval- en waterstromen is bekend. Voor mijnbouwbedrijven
gelden verschillende rapportageverplichtingen die inzicht geven in productiewater
en afvalstromen. Zo zijn er de jaarrapportage waterinjectie en de rapportage met betrekking
tot het overboordwater, maar ook het elektronisch milieujaarverslag dat ondernemingen
jaarlijks moeten opstellen en indienen. Verder maken verschillende toezichthouders
gebruik van een database voor transport van afvalstoffen (Amice).
Vraag 11
Klopt het dat productiewater dat met olie- en gaswinning op land of op zee naast geïnjecteerd
ook direct en indirect op de Noordzee en/of de Waddenzee kan worden geloosd? Zo ja,
hoeveel productiewater wordt er direct en indirect, graag uitgesplitst naar hoeveelheden
geloosd op de Waddenzee en de Noordzee? Indien dit onbekend is, bent u bereid bedrijven
te vragen deze stromen jaar in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Productiewater, dat op zee is geproduceerd, mag overeenkomstig het internationale
OSPAR verdrag onder voorwaarden in de zee worden geloosd. In Nederland zijn deze voorwaarden
wettelijk vastgelegd in hoofdstuk 9 van de mijnbouwregeling. Productiewater dat vrijkomt
bij gas- of oliewinning op land mag niet worden geloosd op zee, maar wordt op land
geïnjecteerd of afgevoerd naar een erkende verwerker.
Op de Waddenzee wordt op dit moment geen productiewater geproduceerd, geloosd of geïnjecteerd.
De enige productie-installatie in de Waddenzee (Zuidwal) is uitgeproduceerd en zal
worden verwijderd. Destijds werden het gas en het productiewater van de productie-installatie
Zuidwal per pijpleiding aan land gebracht. Het productiewater werd vervolgens aan
land verwerkt.
In de Noordzee is in 2022 naar schatting 3.387.340 m3productiewater direct geloosd op de Noordzee. Dit cijfer is gebaseerd op de gegevens
van 2021. De gegevens over 2022 zijn nog in behandeling.
Vraag 12
Klopt het dat productiewater dat met olie- en gaswinning op land of op zee naast geïnjecteerd
of geloosd ook naar een verwerker kan worden vervoerd, graag uitgesplitst voor de
Noordzee en de Waddenzee? Zo ja, hoeveel productiewater wordt er jaarlijks naar een
verwerker vervoerd en wat gebeurd er daar dan mee, graag uitgesplitst per productiestroom
afkomstig van de Noordzee of de Waddenzee en per verwerkingsproces? Indien dit onbekend
is, bent u bereid bedrijven te vragen om deze stromen dit jaar in kaart te brengen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Ja, indien een mijnbouwonderneming zich van afvalstoffen wil ontdoen, mag zij dit
afvoeren naar een erkende verwerker. Dit geldt ook voor de afvalstof productiewater.
Het afvoeren naar een erkend verwerker hoeft niet direct aan SodM gerapporteerd te
worden. Wel staan deze stromen geregistreerd in het afvalstromensysteem Amice, het
wettelijke registratiesysteem voor afvalstromen van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen6 van Rijkswaterstaat.
Vraag 13
Klopt het dat bij mogelijke vervolging van NAM door OM het mogelijk is om geen nieuwe
vergunning te geven, gezien artikel 9 van de Mijnbouwwet dat eist dat bedrijven een
«intrinsieke verantwoordelijkheidszin» hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u
bereid om bij mogelijke vervolging om geen enkele nieuwe vergunning voor aardgaswinning
door NAM onder de Waddenzee af te geven?
Antwoord 13
Ik kan aan de hand van artikel 9 van de Mijnbouwwet een vergunning voor het opsporen
en winnen van delfstoffen weigeren op grond van een gebrek aan (maatschappelijke)
verantwoordelijkheidszin. Ik kijk hiernaar bij iedere aanvraag voor een winnings-
of opsporingsvergunning. Op het moment van vergunningverlening neem ik alle relevante
informatie mee in de besluitvorming.
Ik kan niet vooruitlopen op een mogelijke vervolging van NAM en de eventuele gevolgen
daarvan voor toekomstige vergunningverlening.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.