Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over samenwerken aan een hightech maakindustrie van wereldniveau (Kamerstuk 33009/32637-121)
33 009 Innovatiebeleid
32 637
Bedrijfslevenbeleid
Nr. 123
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 26 juni 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 8 juni 2023 inzake
samenwerken aan een hightech maakindustrie van wereldniveau (Kamerstukken 33 009 en 32 637, nr. 121).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 juni 2023. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Klink
Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Vragen en antwoorden
1
Welke lessen trekt het kabinet uit de keuze van Brainport over welke industrieën ze
wel en niet toe willen laten? Is het kabinet ook bereid om aan te geven welke industrieën
zij wel en niet toe wil laten?
Antwoord
De keuze van Brainport is om de internationale competitiviteit van de hightech maakindustrie
te versterken. De regio stimuleert proactief de vestiging van hightechbedrijven. Vestiging
van andere bedrijven wordt echter door de regio niet op voorhand uitgesloten. Het
kabinet ziet het in zijn algemeenheid niet als haar rol om aan te geven welke bedrijven
of industrietakken het in de Brainportregio wil toelaten. Wel ondersteunt het Kabinet
breed het strategische doel om in de Brainportregio samen te werken aan een toekomstbestendige
economische groei die bijdraagt aan de strategische autonomie van Europa. Onderdeel
hiervan is dat de hightech maakindustrie in Nederland kan blijven investeren, ontwikkelen
en groeien.
2
Kunt u aangeven hoe deze brief zich verhoudt tot internationale samenwerking die wel
of niet wordt gezocht? Welke instrumenten worden daarbij ingezet? Welke ambities heeft
het kabinet ten aanzien van bijvoorbeeld het Important Project of Common European
Interest (IPCEI) Solar en het IPCEI Batteries? Bent u voornemens om aan te koersen
op een Europese of internationale strategie en welke aanpak wilt u daarvoor gebruiken?
Wat is de internationale strategie om chokepoints te creëren? Hoe verhoudt zich dit
tot het herijkt missiegedreven innovatiebeleid dat de nadruk legt op de internationale
blik en de aansluiting bij Europese programma’s (Kamerstukken 33 009 en 32 637, nr. 120)?
Antwoord
De hightech maakindustrie is een wereldindustrie. Het versterken van de hightech maakindustrie
vindt in een uitgesproken internationale context plaats. Dat doen we in de eerste
plaats binnen Europa, maar ook de samenwerking met andere landen, waaronder de VS,
is intensief. Instrumenten voor die samenwerking zijn Europese onderzoeksprogramma’s
als Horizon en de Eureka clusterprogramma’s.
Op Europees niveau is er belangrijke aandacht voor de hightech maakindustrie door
onder andere wetgeving zoals de Europese Chips Act en de Critical Raw Materials Act
en Europese samenwerkingsverbanden zoals binnen een Important Project of Common European
Interest («IPCEI»). Zo heeft de Europese Commissie recent ingestemd met het IPCEI
Micro-elektronica en de Nederlandse projecten daarbinnen. Het kabinet heeft € 230
miljoen gereserveerd voor de Nederlandse deelname aan dit IPCEI, waar hightechbedrijven
uit de Brainportregio een vooraanstaande rol in spelen. IPCEI biedt niet altijd het
geschikte kader voor Nederlandse bedrijven. Zo is er in Europa weinig ambitie en initiatief
op het IPCEI Solar, ook al omdat andere Europese initiatieven, zoals binnen het Net
Zero Industry Act of Tijdelijk Crisis en Transitie Steunkader, betere mogelijkheden
lijken te ontstaan. In de derde ronde van het Nationaal Groeifonds zijn wel twee omvangrijke
voorstellen ingediend op respectievelijk Batterijen en Solar.
In de brief over het missie-gedreven innovatiebeleid heb ik aangegeven dat ik dit
najaar met een Nationale Technologiestrategie zal komen. Deze strategie heeft als
doel meer focus aan te brengen in het technologiebeleid, waarbij de veranderende geopolitieke
situatie en de noodzaak op strategische onderdelen van de waardeketens een sterke
positie te creëren. Daarbij gaan we uit van kennis- en innovatie ecosystemen waar
we ook in Europees perspectief een sterke positie hebben. En werken we aan een verdere
uitbouw van die positie door verdere samenwerking in Europese programma’s, zoals hierboven
omschreven.
3
Ziet u de opgaven in de Brainportregio ook als opgave voor het kabinet? Kunt u de
Strategische Agenda Brainport met de Kamer delen?
Antwoord
In het coalitieakkoord 2021–2025 (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken om de mainportstatus van Brainport-Eindhoven door te ontwikkelen.
Vanuit mijn departement coördineer ik deze kabinetsopgave in het Bestuurlijk Overleg
Brainport (BO-Brainport). Het BO-Brainport is erop gericht dat het internationale
concurrentievermogen van de regio wordt versterkt en hiermee wordt bijdragen aan de
strategische autonomie van Europa. Dit is een nationaal belang. De strategische agenda
van de Brainportregio treft u bijgaand aan.
4
Hoe ziet u de rol van triple-helix als het gaat om samenwerken aan een hightech maakindustrie
van wereldniveau?
Antwoord
De rol van triple-helix organisaties zoals in de Brainportregio is van essentieel
belang om regionale innovatiekracht te kunnen verbinden en ontwikkelen. In de Brainportregio
is sprake van een volwassen triple-helix organisatie. Andere regio’s moeten zich op
dat vlak nog ontwikkelen. De triple-helix organisaties zorgen er voor dat hightech
bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen, regionale ontwikkelingsmaatschappijen
en de overheid samenwerken aan gemeenschappelijke doelen. Dat levert veel op: innovatieprojecten
en onderzoek, het vermarkten van innovaties door wereldspelers, een veerkrachtig mkb
in de toeleverende ketens en tevens een gunstig startup- en scale-up klimaat.
5
Wat is er volgens u concreet nodig voor het optimaal benutten van de potentie van
de Nederlandse hightechindustrie voor zowel missies en strategische autonomie als
het toekomstig verdienvermogen van ons land? Wat zijn, aangezien de inzet nu vooral
gericht lijkt op wonen/ruimte in de Brainport-regio, spreiding van de activiteiten
over het land en gebruik van het bestaande instrumentarium, de vervolgstappen die
u gaat nemen om de groei van Brainport te accommoderen?
Antwoord
De Nederlandse hightech maakindustrie levert met sleuteltechnologieën een belangrijke
bijdrage aan ons verdienvermogen en het realiseren van maatschappelijke opgaven. In
het kader van mijn inzet voor een aantrekkelijk vestigings- en ondernemingsklimaat
is het voor deze sector met name van belang om sterk in te zetten op innovatie. De
nationale technologiestrategie (zie antwoord op vraag 2) zal ook richtinggevend zijn
voor mijn verdere inzet op de hightech maakindustrie. Ook onderschrijf ik samen met
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat er een grote behoefte is aan
talent en goed opgeleide kenniswerkers om aan de arbeidsmarktvraag in de Brainportregio
te voldoen. Voor de hightech maakindustrie in de regio zijn in 2030, 72.000 nieuwe
werkplekken nodig, waarvan 60% op mbo-niveau. Hier ligt een opgave voor de gehele
waaier van sectoren voor het vervolgonderwijs: mbo, hbo en wo. Aan de vervolgstappen
hiertoe -om aan de talentvraag te kunnen voldoen- wordt momenteel samengewerkt door
het Ministerie van OCW en de Brainportregio.
6
U vliegt deze brief breed aan, maar welke concrete maatregel stelt u voor om de ontwikkelingen
in de regio’s Twente, Arnhem/Nijmegen, Zuid-Holland (Delft) en Almere te stimuleren?
Antwoord
Nederland speelt op het gebied van hightech in de Champions League. Om op dit niveau
te blijven zullen we ook moeten zorgen voor een brede geografische basis voor hightech
in Nederland. Logische plekken zijn de plekken rondom daar waar de kennis zit (o.a.
TU Eindhoven, TU Twente, TU Delft) en daar waar toonaangevende hightechbedrijven zijn
gevestigd (zoals in de Brainportregio, ASMi in Almere, fotonica in Twente en NXP in
Nijmegen). Ik wil komende jaar met deze regio’s -in triple helix verband- verkennen
wat er nodig is om de hightechindustrie in deze regio’s verder te versterken. In Almere
zijn we reeds in gesprek met private bedrijven, provincie en gemeenten. Het gaat daar
bijvoorbeeld over de oprichting van een triple helix organisatie, versterken van de
(technische en duurzame) onderwijsbasis en ruimtelijke ontwikkeling van een tech transitie
campus.
7
Waarom is de private investeringsbereidheid in de Brainportregio als uniek te kwalificeren?
Wat kunnen andere regio’s hiervan leren? Is het overheidsbeleid erop gericht om andere
regio’s te ondersteunen bij het verbeteren van de investeringsbereidheid? Zo ja, hoe
wordt dat gedaan?
Antwoord
De concentratie van private R&D-investeringen in de Brainportregio is relatief hoog.
Dit is in belangrijke mate ontstaan dankzij de strategische keuzes die Philips in
het verleden heeft gemaakt zoals de vestiging van het Philips Natuurkundig Laboratorium
in 1914. De concentratie van R&D-activiteiten in de regio Eindhoven is altijd groot
geweest. In 1986 werkte 72% van de hbo’ers en academici in dienst van Philips Nederland
in de regio Eindhoven. Veel bedrijven die uit Philips zijn ontstaan, zoals ASML en
Signify, hebben eveneens een aanzienlijke R&D-presentie in de Brainportregio. Vanuit
het Rijk stimuleren we bijvoorbeeld speur- en ontwikkelingswerk (S&O), ook wel Research
& Development (R&D) genoemd via de WBSO maar we maken daarin geen regionaal onderscheid.
Regionale verschillen ontstaan door de keuzes van bedrijven.
8
Op welke wijze investeert het kabinet in ecosystemen en campussen, waarvan u aangeeft
dat ze cruciaal zijn voor de ontwikkeling voor ons innovatief verdienvermogen, mede
in het licht van de moties die over campussen/ecosystemen zijn ingediend? Overweegt
het kabinet te komen tot een nationale Campusstrategie?
Antwoord
Het kabinet investeert direct en indirect in ecosystemen en campusontwikkeling. Het
Ministerie van OCW investeert in campussen via de Rijksbijdrage aan universiteiten,
hogescholen en diverse onderzoeksinstituten. De Rijksbijdrage stelt de instellingen
in staat om hun kerntaken uit te voeren zoals onderzoek, onderwijs en kennisbenutting.
In functie van het uitvoeren van deze kerntaken kunnen de instellingen zelf besluiten
om bij te dragen aan de ontwikkeling van campussen.
Het Ministerie van EZK heeft diverse instrumenten ter beschikking om investeringen
in innovatie door bedrijven en financiering van (innovatieve) bedrijven te stimuleren,
zoals de WBSO, het innovatiekrediet, vroegefasefinanciering, Seed Capital en Invest-NL.
Op campussen zijn veel bedrijven gevestigd die hier gebruik van maken. Ook organisaties
voor toegepast onderzoek (TO2-instellingen) zoals TNO en Deltares zijn in belangrijke
mate op campussen gevestigd. Bedrijven en organisaties voor toegepast onderzoek bepalen
zelf in welke mate en op welke wijze ze in de ontwikkeling van campussen investeren.
Daarnaast is er intensieve samenwerking tussen de rijksoverheid, provincies en gemeenten
in diverse voor campussen relevante activiteiten.
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) investeren middelen en business development-capaciteit
waar bedrijven op de campussen gebruik van maken. Europese Regelingen, zoals EFRO,
zijn gericht op versterking van onderzoek, valorisatie-activiteiten en samenwerking
in regio’s, waaronder op campussen. Hetzelfde geldt voor de Mkb-innovatiestimulering
Regio en Topsectoren (MIT), waarmee het Rijk samen met provincies investeert in innovatieve
mkb-bedrijven in de regio, waaronder bij campussen. Tevens investeren we in innovatieve
ontwikkelingen via ons Nationaal Groeifonds. Een groot deel van deze investeringen
landt bij universiteiten op hun campus. Vaak gaat het ook om fysieke in onderzoeksfaciliteiten
zoals het House of Quantum op de campus in Delft. Campussen zijn dus concentratiepunten
van Rijksinvesteringen in onderzoek- en innovatie ecosystemen; het kabinet overweegt
geen nationale campusstrategie.
9
Kunt u aangeven wat het programma Ruimte voor de economie concreet gaat voorstellen?
Betreft het een actieplan met acties en toezeggingen? Wat is het commitment dat andere
departementen hieraan zullen geven?
Antwoord
Het programma Ruimte voor economie is een landelijk programma als onderdeel van de
Nationale Omgevingsvisie. En daarmee is het gedragen door de departementen die bijdragen
aan de fysieke leefomgeving. Doel van het programma Ruimte voor economie is het borgen
van voldoende en kwalitatief goede ruimte voor bedrijven op de juiste plek. Het programma
zet in op ten minste het behoud en tegelijkertijd het beter benutten van de schaarse
ruimte voor ondernemers in Nederland. Daarnaast is extra ruimte nodig voor de verduurzaming
van Nederland en de groei van innovatie en legt het programma een verbinding met andere
belangen in het ruimtelijk domein zoals voor de woningbouwopgave, circulaire economie
en de energietransitie. De eerste contouren van het programma zijn geschetst in de
Kamerbrief Ruimte voor economie van 14 oktober 2022 (Kamerstukken 34 682 en 33 043, nr. 103). Ik verwacht het programma in oktober 2023 te kunnen presenteren.
10
Welke regelingen en subsidies zijn momenteel beschikbaar voor (innovatieve) bedrijven
om bij te dragen aan de bescherming van kwetsbare technologie en de beschikbaarheid
van technologische producten en welke bedragen zijn daarmee gemoeid?
Antwoord
In het kader van economische veiligheid is een goed en aantrekkelijk vestigings- en
ondernemingsklimaat van belang, omdat dit de kracht en daarmee ook de weerbaarheid
van de Nederlandse economie en het bedrijfsleven bevordert. Voorbeelden van financiële
instrumenten ten behoeve van het vestigings- en ondernemingsklimaat die raken aan
economische veiligheid zijn fiscale regelingen ter bevordering van R&D in het bedrijfsleven,
het Nationaal Groeifonds en deelname aan Important Projects of Common European Interest
(IPCEI). Ook instellingen zoals Invest-NL en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
dragen bij aan het ontplooien, aantrekken en behouden van economische activiteiten.
Specifiek met betrekking tot de bescherming van kwetsbare technologie geldt dat per
1 juni 2023 de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet vifo)
van kracht is: voor vitale aanbieders, bedrijven die actief zijn op het gebied van
sensitieve technologie en campusbeheerders is daarmee een veiligheidstoets ingevoerd
voor investeringen, fusies en overnames die een risico kunnen vormen voor de nationale
veiligheid.
11
Op welke «essentiële onderdelen» of chokepoints wilt u inzetten?
Antwoord
Ik kom in het najaar met een nationale technologiestrategie zoals aangegeven bij de
antwoorden op de vragen 2 en 5.
12
U signaleert veel uitdagingen die besproken worden door het Bestuurlijk Overleg Brainport,
maar kunt u ook aangeven hoe u werkt aan de oplossingen voor de genoemde uitdagingen?
Hoe dragen andere Ministers daaraan bij? Hoe wordt gewerkt aan een gezamenlijke uitvoeringsagenda
en tijdlijn zodat helder is hoe de meest urgente knelpunten snel aangepakt worden?
Antwoord
Om ambities waar te maken en knelpunten op te lossen heb ik in juni 2022 het Bestuurlijk
Overleg Brainport ingesteld (BO-Brainport). Hieraan nemen deel: MOCW, MIenW, SIenW
en MVRO en namens de regio de gedeputeerde economie van de provincie Noord-Brabant,
de burgemeester en de wethouder economie van de gemeente Eindhoven (in hun bestuurlijke
vertegenwoordiging van de regio Zuidoost-Brabant) en de directeur van Brainport Development.
Samen met hen voer ik twee keer per jaar in het BO-Brainport de beleidsdialoog over
de opgaven voor de Brainportregio die tot en met 2030 nodig zijn.
De belangrijkste uitdaging voor het internationale vestigingsklimaat is dat de Brainportregio
een ruimtelijke schaalsprong kan maken, waarmee de groei van de hightech maakindustrie
wordt geaccommodeerd met functies voor wonen en bereikbaarheid tot en met 2030. Tijdens
het BO-MIRT van 9 november 2022 is besloten de voor de ruimtelijke schaalsprong benodigde
investering toe te kennen. Het totale pakket voor de zogenaamde Brainportdeal bedraagt
bijna € 1,6 miljard. MIenW, SIenW en MVRO hebben dit samen met de bestuurders van
de Brainportregio mogelijk gemaakt.
Door de Brainportregio is een strategische agenda opgesteld die richting geeft aan
de na te streven ambities tot en met 2030. Met de regio heb ik afgesproken dat dit
een agenda van de regio is en Rijk en regio deze samen hanteren voor de goede beleidsdialoog
in het BO-Brainport. Het BO-Brainport krijgt daardoor de functie om tussen Rijk en
regio samen te kunnen werken aan de uitvoering die nodig is. Voor de komende periode
ligt de prioriteit bij de talent en goed opgeleide kenniswerkers om aan de arbeidsmarktvraag
in de Brainportregio te voldoen. Bij vraag 13 ga ik daar nader op in.
Daarnaast is afgesproken dat we in het volgende BO-Brainport kijken naar oplossingen
voor voldoende capaciteit op het elektriciteitsnet en stikstofruimte.
13
Hoe gaat u de ambities verwezenlijken ten aanzien van talent en waarom zijn de toekomstverkenningen
leidend? Wat is de tijdlijn hiervan en duurt dat niet te lang? Wat is de visie en
onderlinge afstemming vanuit het Rijk op dit punt?
Antwoord
In het BO-Brainport is afgesproken dat de regio voor haar behoeftestelling een gedragen
aanpak uitwerkt. Wat betreft de tijdsplanning bespreekt de Minister van OCW met de
regio wat en wanneer in welke fasering haalbaar is. De regio is hierbij aan zet: dit
vergt overleg tussen verschillende kennis- en onderwijsinstellingen binnen en buiten
de regio. Vanuit OCW wordt deze aanpak getoetst aan de kaders van de toekomstverkenningen,
ontwikkelingen op nationaal niveau en de gevolgen van internationale instroom op stelsel
niveau. Deze worden momenteel nog ontwikkeld. Daarnaast loopt op dit moment een constructief
overleg tussen het Ministerie van OCW en de Brainportregio om te bezien hoe we nu
al een aantal ambities ten aanzien van de talentvraag kunnen realiseren. Een voorbeeld
hiervan is het creëren van een breder begrip van techniek in andere studies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier