Antwoord schriftelijke vragen : Vragen van het lid Van Houwelingen over AIVD
Vragen van het lid Van Houwelingen (FvD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over AIVD (ingezonden 16 mei 2023).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
14 juni 2023).
Vraag 1, 2, 3 en 4
U stelt in de beantwoording van Kamervragen op 12 mei 20231 dat de AIVD in het openbaar geen uitspraken doet over de «gewelddadige uitwassen»
van «anti-institutionele extremisten» die de AIVD heeft ontdekt en waar de AIVD in
zijn jaarverslag 2022 op p.14 melding van maakt: kan hieruit geconcludeerd worden
dat (tot nu toe), geen enkel van deze «gewelddadige uitwassen» heeft geresulteerd
in een vervolging door het Openbaar Ministerie en/of een veroordeling door de rechter?
Indien géén van deze «gewelddadige uitwassen» inmiddels tot een vervolging en/of een
gerechtelijke veroordeling heeft geleid, heeft u hiervoor dan misschien een verklaring?
Zijn de «gewelddadige uitwassen» waarover de AIVD in zijn jaarverslag spreekt wellicht
niet ernstig genoeg om tot vervolging over te gaan ondanks dat ze «gewelddadig» van
aard en een bedreiging voor de democratische rechtsstaat zijn? Of kan misschien onvoldoende
worden aangetoond dat er sprake is van een geweldsdelict? Maar waarom spreekt de AIVD
dan in haar jaarverslag zo stellig over «gewelddadige uitwassen» van «anti-institutionele
extremisten»?
Indien een of meer van deze «gewelddadige uitwassen» inmiddels wél tot een vervolging
en/of een gerechtelijke veroordeling hebben geleid waarom kan u deze voorbeelden van
«gewelddadige uitwassen» dan niet naar de Kamer sturen? Een vervolging ingezet door
het Openbaar Ministerie of een gerechtelijke uitspraak zijn immers toch openbaar en
vallen dus niet onder de geheimhoudingsplicht van de AIVD laat staan onder «het staatsgeheim»?
Kortom, kan u de «gewelddadige uitwassen» van «anti-institutionele extremisten» waar
de AIVD in zijn jaarverslag over spreekt en waarbij het Openbaar Ministerie inmiddels
tot vervolging is overgegaan of waar de rechter al een uitspraak over heeft gedaan
alsnog naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1, 2, 3 en 4
De AIVD schrijft in zijn publicatie2 dat het anti-institutioneel-extremisme de democratische rechtsorde op de lange termijn
waarschijnlijk ernstig ondermijnd door de verspreiding van het narratief over een
«kwaadaardige elite». Het narratief ondermijnt de democratische rechtsorde door een
beeld te schetsen over het bestaan van een kwaadaardige elite dat feitelijk onjuist
is. Daarmee tast het narratief het vertrouwen in de wetgevende, uitvoerende, en/of
rechtsprekende macht, de «traditionele» media en wetenschap onterecht aan, en ondermijnt
het langzaam maar zeker de legitimiteit van deze instituties.
De AIVD schrijft verder in zijn publicatie dat de brede verspreiding van het narratief
mogelijk op de kortere termijn ook een geweldsdreiging vormt. Hoewel aanjagers van
het anti-institutioneel-extremisme over het algemeen niet expliciet oproepen tot geweld,
voorziet het narratief wel in een beeld dat er een vijand is – de «kwaadaardige elite»
– waarmee men feitelijk in staat van oorlog verkeert. Individuele aanhangers kunnen
dat zien als rechtvaardiging voor geweld en intimidatie gericht op vertegenwoordigers
van instituties, zoals politici, rechters, journalisten en wetenschappers. De AIVD
heeft een wettelijke taak om onderzoek te doen naar personen en organisaties die door
hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen
voor de nationale veiligheid. Zoals bekend, doet de AIVD geen uitspraken in het openbaar
over casuïstiek omtrent personen of organisaties die in onderzoek zijn.
De publicatie over anti-institutioneel-extremisme van de AIVD geeft voorbeelden van
de gewelddadige dreiging die uitgaat van het narratief over een «kwaadaardige elite»,
zoals de aanhouding van een man die een moordaanslag beraamde op (toen demissionair)
premier Rutte. Hij plaatste meerdere opruiende berichten in Telegram-groepen waarin
veel anti-institutionele boodschappen werden verspreid3.
Vraag 5
Kan u de bovenstaande vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 5
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. De vragen zijn niet afzonderlijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.