Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 279 Wijziging van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in verband met de toevoeging van een elfde gemeente aan het experiment
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 28 juni 2023
Algemeen deel
1. Inleiding
Met interesse hebben wij kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderhavige wetsvoorstel. Wij danken de
fracties van VVD, D66, SP, ChristenUnie en SGP voor hun inbreng. Het heeft ons verheugd
dat de commissie, onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen
voldoende zullen worden beantwoord, de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid acht. Hieronder zullen wij nader ingaan op de gestelde vragen. Dit doen
wij in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte verslag.
De leden van de D66-fractie maken zich ernstige zorgen over de opgelopen vertraging
van het experiment en vragen de regering hoe zij concreet van plan is om de achterstand
met dit experiment in te halen.
De opgelopen vertragingen bij de voorbereidingen van het experiment komen enerzijds
door de selectieprocedure die langer heeft geduurd dan verwacht. De zorgvuldigheid
bij het aanwijzen van de telers, waaronder de voortgang van de Bibob-onderzoeken,
heeft gemaakt dat dit proces tijd heeft gekost. Anderzijds hebben de telers veel meer
tijd nodig om hun bedrijf op te richten. Dit komt onder andere door langere levertijden
van bouwmaterialen, oplopende investeringskosten, langer durende lokale vergunningsprocedures
en problemen met het verkrijgen van een bankrekening. Elk kwartaal vinden er gesprekken
plaats met telers. Hierin worden de voortgang en eventuele knelpunten besproken. Telkens
bezien wij waar we in het verhelpen van deze knelpunten kunnen ondersteunen. Tegelijkertijd
moeten we vaststellen dat niet alle vertragingen worden veroorzaakt door zaken binnen
onze invloedssfeer. Wij betreuren de opgelopen vertraging. Waar mogelijk doen we er
alles aan om verdere vertraging te voorkomen. Wij zullen ons ten volle blijven inzetten
om het experiment goed te laten verlopen.
De leden van de SP-fractie vragen wat de reden is dat het experiment is vertraagd,
of er nog verdere vertragingen worden verwacht en waaruit de politieke wil blijkt
om hier nu echt mee aan de slag te gaan. Tevens vragen deze leden of het klopt dat
de huidige planning nu niet eerder dan 2024 is.
In november 20201 hebben onze voorgangers uw Kamer geïnformeerd dat in het meest positieve scenario
werd gestreefd naar een voorbereidingstijd van zes maanden. Met de kennis van nu is
duidelijk dat dit verre van realistisch was. De opgelopen vertragingen bij de voorbereidingen
van het experiment komen enerzijds door de selectieprocedure die langer heeft geduurd
dan verwacht. De zorgvuldigheid bij het aanwijzen van de telers, waaronder de voortgang
van de Bibob-onderzoeken, heeft gemaakt dat dit proces tijd heeft gekost. Anderzijds
hebben de telers veel meer tijd nodig om hun bedrijf op te richten. Dit komt onder
andere door langere levertijden van bouwmaterialen, oplopende investeringskosten,
langer durende lokale vergunningsprocedures en problemen met het verkrijgen van een
bankrekening. Elk kwartaal vinden er gesprekken plaats met telers, hierin worden de
voortgang en eventuele knelpunten besproken. Telkens bezien wij waar we in het verhelpen
van deze knelpunten kunnen ondersteunen. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat
niet alle vertragingen worden veroorzaakt door zaken binnen onze invloedssfeer. Wij
betreuren de opgelopen vertraging. Waar mogelijk doen we er alles aan om verdere vertraging
te voorkomen. Wij zullen ons ten volle blijven inzetten om het experiment goed te
laten verlopen.
Het klopt dat de start van de overgangsfase van het experiment volgens de huidige
planning is voorzien in het eerste kwartaal van 20242. Mede hieruit blijkt de politieke afspraak om door te gaan met het experiment.
De leden van de SP-fractie vragen of gemeenten die hebben aangegeven per februari
2023 klaar te zijn voor de invoering van het experiment, te weten Breda en Tilburg,
mogen starten en of deze aanloopfase kan zorgen voor een versnelling van het proces
voor de andere gemeenten, inclusief de nieuw toe te voegen gemeente.
Tijdens het commissiedebat Drugsbeleid van 22 februari jl. is aangekondigd dat er
gestart wordt met een zogenaamde aanloopfase in Breda en Tilburg. Zo kan voordat de
overgangsfase in alle tien gemeenten van start gaat, op kleine schaal ervaring worden
opgedaan met de processen en systemen die tijdens het experiment van belang zijn.
Deze aanloopfase start met minimaal drie telers. De overige telers kunnen aansluiten
zodra zij kunnen leveren. Naar verwachting kan de aanloopfase in het vierde kwartaal
van dit jaar van start gaan.
De regering verwacht dat in het eerste kwartaal van 2024 de kwantiteit, kwaliteit
en diversiteit van hennep en hasjiesj zodanig is dat de overgangsfase in alle deelnemende
gemeenten van start kan gaan. De aanloopfase heeft geen invloed op een eventuele versnelling
van dit proces. Wel kunnen gedurende de aanloopfase ervaringen worden opgedaan die
kunnen zorgen voor een soepelere start van de overgangsfase, bijvoorbeeld met betrekking
tot het track and trace-systeem. Deze ervaringen zullen ook worden gedeeld met alle
overige deelnemende gemeenten en coffeeshops.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het mogelijk is dat een experiment reeds gestart
is zonder dat de voorwaarden voor de beoordeling van het experiment zijn vastgesteld
en wat hierover in het contract met telers en gemeenten is opgenomen.
In de Kamerbrief van 7 juli jl.3 is uw Kamer geïnformeerd over de criteria voor de beoordeling van de uitkomst van
het experiment. Aangegeven is dat de in het coalitieakkoord genoemde onderwerpen criminaliteit,
volksgezondheid en preventie onderdeel zijn van de onderzoeksvragen van het begeleidend
onderzoek. De regering wenst bij de beoordeling van de uitkomsten van het experiment
zoveel mogelijk aan te sluiten bij de onderzoeksresultaten.
Er bestaan geen afspraken met gemeenten en telers over de voorwaarden voor de beoordeling
van het experiment, aangezien de beoordeling geen effect heeft op deelname aan het
experiment als gemeente of teler.
De leden van de SGP-fractie vragen welke kosten er reeds gemaakt zijn voor het experiment
en of de regering verwacht dat de balans van de kosten tegenover de baten van dit
experiment op 0 zal blijven staan.
De criteria in de coalitieafspraken zien niet op een financiële kosten-batenanalyse.
In het coalitieakkoord is afgesproken in ieder geval te meten op (maatschappelijke)
effecten voor criminaliteit, volksgezondheid en preventie. Indien de evaluatie van
het experiment aanleiding geeft tot landelijke regulering, dan zal in een wetsvoorstel
daartoe, een financiële paragraaf worden opgenomen. De regering kan niet vooruitlopen
op de uitkomst van het experiment en de besluitvorming over het vervolg door uitspraken
te doen of de kosten zullen opwegen tegen de financiële baten. Wij verwachten evenwel
dat het experiment leidt tot een beter onderbouwd beleid en daarmee maatschappelijke
baten oplevert. Wel kan de regering inzage geven in de kosten die reeds gemaakt zijn.
Vanuit de rijksbegroting is jaarlijks 2 miljoen euro beschikbaar voor het experiment.
In 2017 tot en met 2019 vielen de kosten binnen het beschikbare budget. Vanaf het
moment dat de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in 2020 in werking is getreden
zijn verschillende voorbereidingen gestart. Bijvoorbeeld voor het inrichten van het
toezicht door de Inspectie van Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie JenV) en
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA), maar ook de ontwikkeling
en het gebruik van het track and trace-systeem, de start van het wetenschappelijk
onderzoek naar de effecten en voorfinanciering van de deelnemende coffeeshopgemeenten.
Vanaf de inwerkingtreding zijn de totale kosten voor de Ministeries van JenV en VWS
gezamenlijk 4 miljoen euro per jaar. Ook voor 2023 is dit bedrag geraamd. De verwachting
is dat komende jaren de totale kosten dalen, onder andere doordat het track and trace-systeem
is opgeleverd en diverse voorbereidingskosten zijn afgehandeld of voorgefinancierd.
De leden van de SGP-fractie vragen waarvoor de uitkomst van het experiment leidend
is.
Doel van het experiment is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep
en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kunnen worden (gesloten
coffeeshopketen) en wat de effecten hiervan zijn op gebieden als criminaliteit, volksgezondheid
en preventie, zodat in de toekomst gefundeerde keuzes gemaakt kunnen worden voor een
duidelijker en samenhangend coffeeshopbeleid. De uitkomsten van het experiment zijn
leidend voor het maken van deze keuze.
2. Hoofdlijnen van het experiment
2.1 Opzet experiment en huidige stand van zaken
De leden van de VVD-fractie stellen dat in het coalitieakkoord een intensievere, actievere
en effectievere preventieaanpak is afgesproken, in het bijzonder om kwetsbare jongeren
te beschermen tegen problematisch drugsgebruik. Zij willen weten welke maatregelen
tot nu toe zijn getroffen en hoe de uitvoering van deze passage zich verhoudt tot
het experiment.
In de voortgangsbrief aanpak drugspreventie4 wordt de Tweede Kamer over de stand van zaken op het gebied van drugspreventie geïnformeerd.
Daarbij gaat het onder andere om een digitale factsheet die gemeenten faciliteert
in het maken van beleid voor kwetsbare groepen, de resultaten van het EXPLORE-onderzoek
naar drugsgebruik in residentiële jeugdzorg en justitiële jeugdinrichtingen en de
inspanningen voor kinderen met een ouder met psychische problemen of een verslaving.
Binnen het experiment wordt extra aandacht aan preventie besteed, samen met de experimenteergemeenten.
Zo wordt er onder andere geïnvesteerd in preventietrainingen voor medewerkers van
coffeeshops en bijsluiters met gebruikersinformatie die aan consumenten wordt verschaft.
De leden van de VVD-fractie vragen of de nulmeting waarmee het onderzoeksconsortium
in september 2021 is gestart inmiddels is afgerond en zo nee, waarom het zo lang duurt
om de nulmeting af te ronden.
Het onderzoeksconsortium is het najaar van 2021 gestart met het verzamelen van data
in de op dat moment bekende deelnemende gemeenten en controlegemeenten. Eerst ging
het om data voor de nulmeting, maar vanwege het uitstellen van de start van het experiment
in combinatie met de berichtgeving dat er mogelijk een grote gemeente aan het experiment
(en dus ook aan het onderzoek) zou worden toegevoegd, is er in samenspraak met de
Begeleidings- en Evaluatiecommissie (hierna: Begeleidingscommissie) voor gekozen om
een nieuwe nulmeting te verrichten in het najaar van 2022. De meting die in het najaar
van 2021 is verricht, wordt daarom beschouwd als een voormeting. In de tussentijd
is er met de Begeleidingscommissie over gesproken wat te doen met de data die in het
najaar van 2021 zijn verzameld. Uiteindelijk heeft de Begeleidingscommissie besloten
dat enkele resultaten van de voormeting over 2021 kunnen worden gepubliceerd. Dat
rapport verschijnt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023. In het rapport
over de voormeting zal geen onderscheid tussen deelnemende gemeenten of controlegemeenten
worden gemaakt. Het rapport is slechts bedoeld om de huidige situatie weer te geven.
De dataverzameling voor de (nieuwe) nulmeting is in november 2022 afgerond. Hierover
zal later dit jaar worden gerapporteerd.
De leden van de D66-fractie vragen, vanwege de voorbereidingstermijn met de huidige
tien deelnemende gemeenten, op welke wijze verdere vertraging wordt voorkomen en hoe
in de voorbereiding – aantal telers, nulmetingen, et cetera – wordt geanticipeerd
op het toevoegen van de elfde gemeente.
De opgelopen vertragingen bij de voorbereidingen van het experiment komen enerzijds
door de selectieprocedure die langer heeft geduurd dan verwacht. De zorgvuldigheid
bij het aanwijzen van de telers, waaronder de voortgang van de Bibob-onderzoeken,
heeft gemaakt dat dit proces tijd heeft gekost. Anderzijds hebben de telers veel meer
tijd nodig om hun bedrijf op te richten. Dit komt onder andere door langere levertijden
van bouwmaterialen, oplopende investeringskosten, langer durende lokale vergunningsprocedures
en problemen met het verkrijgen van een bankrekening. Elk kwartaal vinden er gesprekken
plaats met telers, hierin worden de voortgang en eventuele knelpunten besproken. Telkens
bezien wij waar we in het verhelpen van deze knelpunten kunnen ondersteunen. Tegelijkertijd
moeten we vaststellen dat niet alle vertragingen worden veroorzaakt door zaken binnen
onze invloedssfeer. Wij betreuren de opgelopen vertraging. Waar mogelijk doen we er
alles aan om verdere vertraging te voorkomen. Wij zullen ons ten volle blijven inzetten
om het experiment goed te laten verlopen.
Het toevoegen van een elfde gemeente leidt overigens niet tot (verdere) vertraging.
De voorbereidingen die in (een stadsdeel van) Amsterdam nodig zijn, zijn niet gekoppeld
aan de voorbereiding in de andere gemeenten. Dit zijn parallelle processen. Bovendien
kan gebruik worden gemaakt van de reeds opgedane kennis en ervaring in de overige
gemeenten.
Met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WODC), de onderzoekers
en de Begeleidingscommissie wordt gesproken over de deelname van een extra gemeente
en de mogelijkheden de deelname in te passen in het onderzoek. De onderzoekers hebben
aangegeven dat indien Amsterdam deelneemt met een stadsdeel mogelijk een apart deelonderzoek
kan worden uitgevoerd. Deelname aan het bestaande onderzoek is niet ideaal, vanwege
het karakter van de Amsterdamse coffeeshopmarkt. Wanneer Amsterdam, met haar specifieke
bezoekersgroep (toeristen) en de unieke «cannabis culture», aan de interventiegroep
wordt toegevoegd, wordt het onmogelijk om een controlegroep samen te stellen die vergelijkbaar
is. Vandaar dat de onderzoekers hebben voorgesteld een andere onderzoeksbenadering
voor Amsterdam te kiezen. We verwachten dat een deelonderzoek naar het experiment
in Amsterdam interessante inzichten zal opleveren.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie hoe wordt ingezet op versnelling om de al
ontstane achterstand in te halen en welke eventuele wetswijzigingen hieraan kunnen
bijdragen. Tevens vragen deze leden of de regering bereid is om die in onderhavig
wetsvoorstel bij de nota van wijziging toe te voegen.
Voor de aanloopfase is een wetswijziging niet vereist. Daarnaast zijn er geen wetswijzigingen
denkbaar die zouden kunnen bijdragen aan een eerdere start van de experimentfase.
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten hoe zij, gezien het
krappe tijdpad, in 2024 een kabinetsstandpunt inneemt op basis van een evaluatieverslag
en wat de status hiervan zal zijn.
Aangezien de overgangsfase niet eerder zal starten dan het eerste kwartaal van 2024,
zal geen onderzoeksrapportage over het eerste experimentjaar en geen evaluatieverslag
kunnen worden betrokken bij het bepalen van een kabinetsstandpunt in 2024. Wel zijn
de afgelopen jaren waardevolle ervaringen opgedaan in de voorbereidende fase van het
experiment. Zo heeft het onderzoeksconsortium metingen verricht die de situatie voorafgaand
aan het experiment in kaart hebben gebracht. Ook zal gedurende het eerste experimentjaar
nuttige kennis kunnen worden vergaard op allerlei gebieden waaruit lessen kunnen worden
getrokken. Van de eerste bevindingen over de werking van het track and trace-systeem
tot aan de eerste ervaringen van de telers. Tot slot wordt het draagvlak voor het
experiment bij alle betrokken partijen in kaart gebracht en worden de internationale
ontwikkelingen rond het cannabisbeleid gevolgd ten behoeve van het kabinetsstandpunt.
In 2024 wordt bezien welke conclusies getrokken kunnen worden uit de hierboven genoemde
beschikbare informatie en welke status aan het standpunt kan worden gegeven.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn van de toevoeging
van een extra gemeente in deze fase voor de methodologie van het experiment, welke
stappen reeds gezet zijn en hoe voorkomen wordt dat toevoeging van een elfde gemeente
een negatieve impact heeft op de meetbaarheid van resultaten. Tevens willen deze leden
weten hoe de Begeleidings- en evaluatiecommissie en het onderzoeksconsortium over
voorliggende uitbreiding hebben geadviseerd en of er gevolgen zijn voor de uitgevoerde
nulmeting.
Met het WODC, de onderzoekers en de Begeleidingscommissie wordt gesproken over de
deelname van een extra gemeente en de mogelijkheden de deelname in te passen in het
onderzoek. De onderzoekers hebben aangegeven dat indien Amsterdam deelneemt met een
stadsdeel mogelijk een apart deelonderzoek kan worden uitgevoerd. Deelname aan het
bestaande onderzoek is niet ideaal, vanwege het karakter van de Amsterdamse coffeeshopmarkt.
Wanneer Amsterdam, met haar specifieke bezoekersgroep (toeristen) en de unieke «cannabis
culture», aan de interventiegroep wordt toegevoegd, wordt het onmogelijk om een controlegroep
samen te stellen die vergelijkbaar is. Vandaar dat de onderzoekers hebben voorgesteld
een andere onderzoeksbenadering voor Amsterdam te kiezen. Een eventueel apart deelonderzoek
naar Amsterdam zal dan ook geen gevolg hebben voor de uitgevoerde nulmeting.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke gevolgen toevoeging van een elfde
gemeente heeft voor de aangewezen telers, zeker wanneer dit een stad zal zijn met
een groter bereik. Specifiek vragen deze leden of, ook met uitbreiding van het aantal
gemeenten, de telers zich nog steeds onverkort aan de gestelde voorwaarden moeten
houden en of dit gecontroleerd wordt.
Met het toevoegen van een elfde gemeente, zullen de telers die zijn aangewezen meer
hennep en hasjiesj moeten produceren om aan de vraag te voldoen. We gaan ervan uit
dat de tien telers in de extra vraag kunnen voorzien. De telers moeten echter nog
steeds aan de gestelde voorwaarden voldoen. Hieraan zal het toevoegen van een elfde
gemeente aan het experiment niets veranderen. De toezichthouders zullen dit controleren.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering wat de consequenties zijn van een schending
van de voorwaarden indien aangewezen telers en andere personen die aan dit experiment
meedoen zich niet houden aan de voorwaarden van het experiment. Tevens vragen deze
leden of er dan coffeeshops worden gesloten, omdat dan van het experiment wordt afgeweken
en dat kan de zuiverheid van de uitkomsten in gevaar brengen.
Indien een aangewezen teler of coffeeshophouder zich niet houdt aan de wet- en regelgeving
omtrent het experiment, dan kan hierop gehandhaafd worden. Dat kan zowel bestuursrechtelijk,
als strafrechtelijk. Indien een coffeeshophouder de eisen niet naleeft, is het aan
de burgemeester om te beoordelen of en, zo ja, welke bestuurlijke handhavingsmaatregelen
passend zijn. Een van die maatregelen kan een (tijdelijke) sluiting van de coffeeshop
zijn. De toepassing van handhavingsmaatregelen maakt onderdeel uit van de evaluatie
en maakt de uitkomsten niet minder zuiver.
De leden van de SGP-fractie vragen of er ten tijde van het experiment factoren denkbaar
zijn die het onderzoek dusdanig kunnen verstoren dat het experiment wordt stopgezet.
Voorts vragen deze leden of de regering een scenario heeft klaarliggen over de stappen
die genomen worden indien de georganiseerde criminaliteit de keten binnendringt.
Doel van het experiment is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep
en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kunnen worden (gesloten
coffeeshopketen) en wat de effecten hiervan zijn. In het scenario dat de georganiseerde
criminaliteit betrokken raakt bij het experiment hebben de toezichthouders, de politie
en het OM verschillende handelingsopties tot hun beschikking. Afhankelijk van de aard
van de betrokkenheid van criminelen kan, bijvoorbeeld bij bedreiging van deelnemers
aan het experiment, worden gedacht aan bestuursrechtelijke sancties of strafrechtelijke
maatregelen. Indien illegale hennep en hasjiesj de keten invloeien of gereguleerde
hennep en hasjiesj de keten uitvloeien dan biedt de wet- en regelgeving omtrent het
experiment diverse handhavingsmogelijkheden jegens coffeeshophouders en aangewezen
telers. In een gemeente met veel problemen kan worden besloten de deelname van die
gemeente aan het experiment te beëindigen. Het experiment in zijn geheel wordt hiermee
niet stopgezet.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering toezicht houdt op de voorwaarde
dat gedurende het experiment deelnemende coffeeshophouders geen hennep mogen verkopen
die zij buiten de gesloten keten hebben verkregen. Tevens willen deze leden weten
wat de consequenties zijn als coffeeshophouders zich hier niet aan houden.
De Inspectie JenV houdt toezicht op de eisen gesteld aan telers en coffeeshophouders
die zien op de geslotenheid van de keten. Ten dienste van dit toezicht is een track
and trace-systeem gebouwd, waarmee te allen tijde kan worden gevolgd hoeveel en waar
er geteeld is en waar deze gereguleerde hennep en hasjiesj zich bevinden. Daarnaast
voert de Inspectie JenV inspecties op locatie uit, waarbij wordt gecontroleerd of
de feitelijke situatie overeenkomt met de registraties in het track and trace-systeem,
en of ook anderszins aan de eisen omtrent de geslotenheid van de keten wordt voldaan.
Naast de Inspectie van JenV, houden ook de gemeentelijke toezichthouders toezicht
op de eisen gesteld aan de coffeeshophouders die zien op de geslotenheid van de keten.
De inrichting van het toezicht wordt overgelaten aan de toezichthoudende instanties
zelf.
De leden van de SGP-fractie willen weten hoe de terugkeer naar het oude regime na
afloop van de experimenteerfase zich verhoudt tot de rechtszekerheid. Ook vragen deze
leden wat er gebeurt met de telers en hun faciliteiten en of zij voor de duur van
de eventuele omzetting naar geldende wetgeving gecompenseerd worden en de faciliteiten
geheel worden verwijderd.
In de Wet experiment gesloten coffeeshopketen is vastgelegd dat de experimenteerfase
na 4 jaar afloopt. Van rechtsonzekerheid is geen sprake. Na die termijn hebben telers
maximaal 6 maanden de tijd om deze teelt activiteiten af te bouwen en zich te ontdoen
van de geproduceerde hennep en hasjiesj. De wet- en regelgeving omtrent het experiment
vervalt in beginsel van rechtswege, waardoor het verbod op teelt van hennep en hasjiesj
en de strafbaarstelling bij overtreding daarvan in de Opiumwet weer ten volle herleeft.
Ook de aanwijzing als teler vervalt van rechtswege. Wat er met de locatie gebeurt,
is aan de telers. Op het moment dat de teeltactiviteiten (illegaal) worden voortgezet,
kunnen de telers strafrechtelijk vervolgd worden, net als elke andere illegale teler.
Er is geen financiële compensatie voor telers indien wordt teruggevallen op het huidige
gedoogbeleid aangezien het voor hen kenbaar is dat het experiment een beperkte tijdsduur
heeft.
De leden van de SGP-fractie vragen of de resultaten van de nulmeting waarmee het onderzoeksconsortium
in september 2021 is gestart reeds beschikbaar is en of er inmiddels al een einddoel
van het experiment is geformuleerd.
Het onderzoeksconsortium is het najaar van 2021 gestart met het verzamelen van data
in de op dat moment bekende deelnemende gemeenten en controlegemeenten. Eerst ging
het om data voor de nulmeting, maar vanwege het uitstellen van de start van het experiment
in combinatie met de berichtgeving dat er mogelijk een grote gemeente aan het experiment
(en dus ook aan het onderzoek) zou worden toegevoegd, is er in samenspraak met de
Begeleidingscommissie voor gekozen om een nieuwe nulmeting te verrichten in het najaar
van 2022. De meting die in het najaar van 2021 is verricht, wordt daarom beschouwd
als een voormeting. In de tussentijd is er met de Begeleidingscommissie over gesproken
wat te doen met de data die in het najaar van 2021 zijn verzameld. Uiteindelijk heeft
de Begeleidingscommissie besloten dat enkele resultaten van de voormeting over 2021
kunnen worden gepubliceerd. Dat rapport verschijnt naar verwachting in het tweede
kwartaal van 2023. In het rapport over de voormeting zal geen onderscheid tussen deelnemende-
of controlegemeenten worden gemaakt. Het rapport is slechts bedoeld om de huidige
situatie weer te geven. De dataverzameling voor de (nieuwe) nulmeting is onlangs in
november 2022 afgerond. Hierover zal later dit jaar worden gerapporteerd.
Het doel van het experiment is direct bij de aankondiging van het experiment vastgelegd
en opgenomen in het regeerakkoord van het vorige kabinet.5 Doel van het experiment is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep
en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kunnen worden (gesloten
coffeeshopketen) en wat de effecten hiervan zijn. Conform het huidige coalitieakkoord
wordt gekeken naar de uitkomst van de experimenten op het gebied van criminaliteit,
volksgezondheid en preventie.
2.2 Keuze deelnemende gemeenten
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze wordt voorkomen dat eventuele extra
telers voor de elfde gemeente tegen dezelfde bankenproblematiek aanlopen als de aangewezen
telers.
Het is inderdaad gebleken dat het proces om een bankrekening te krijgen moeizaam verloopt
voor een aantal telers dat deelneemt aan het experiment gesloten coffeeshopketen.
Banken benadrukken dat geen sprake is van collectieve uitsluiting, wat ook blijkt
uit de reeds geopende rekeningen voor een aantal telers. Banken ervaren verschillende
belemmeringen met betrekking tot het acceptatiebeleid of de risicobeoordeling. Deze
belemmeringen om dienstverlening aan bepaalde telers aan te bieden, vloeien met name
voort uit hun verplichtingen vanuit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren
van terrorisme (Wwft) om cliëntenonderzoek te verrichten. De belemmeringen zien met
name op het vaststellen van de herkomst van vermogen en complexe bedrijfsstructuren.
Het is binnen het experiment van belang de keten gesloten te houden. Daarom is het
belangrijk dat banken ook bij toekomstige telers hun rol als poortwachter blijven
vervullen. Het Bibob-onderzoek van telers leidt niet tot een uitzondering hierop.
De Bibob is een instrument van het Rijk en heeft een ander oogmerk dan het cliëntenonderzoek
van banken, zoals in de brief van 7 juli 20226 toegelicht.
Met de Nederlandse Vereniging van Banken is afgesproken dat banken duidelijkheid geven
aan telers of zij in aanmerking komen voor een bankrekening. En dat een afwijzing
gepaard zal gaan met een toelichting op de afwijzing. (Aspirant)-telers zullen nadrukkelijk
worden geïnformeerd over de vereisten voor een bankrekening. Aandachtspunten hierbij
blijven de herkomst van vermogen en een inzichtelijke bedrijfsstructuur.
Voorts willen deze leden weten dat als geen extra telers hoeven te worden aangewezen,
op basis van welke analyse tot dit besluit gekomen is.
We gaan ervan uit dat in de extra vraag door het toevoegen van een elfde gemeente
kan worden voorzien door de tien telers. Uit gesprekken blijkt dat meerdere telers
hun productiecapaciteit kunnen opschroeven.
De leden van de SGP-fractie vragen of dit de laatste (voorziene) uitbreiding is of
dat er nog meer uitbreidingen verwacht kunnen worden.
In het coalitieakkoord is afgesproken dat het experiment met één gemeente wordt uitgebreid.
In het wetsvoorstel dat aan uw Kamer is aangeboden, zijn niet meer uitbreidingen opgenomen.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering of zij uiteen kan zetten waar de zorgen
bij buurlanden over mogelijke grensoverschrijdende effecten uit bestaan en waarom
is gekozen om deze koers te varen. Daarbij willen deze leden weten hoe dit besluit
tot stand gekomen is en welke onderzoeken hieraan ten grondslag liggen.
De toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel verwijst naar de keuze van het vorige
kabinet voor de eerste tien gemeenten, zoals opgenomen in het Besluit experiment gesloten
coffeeshopketen. Dit besluit is op 1 juli 2020 in werking getreden. De signalen destijds
uit internationale contacten betreffen zorgen over grensoverschrijdende effecten door
mogelijke verplaatsing van illegale teelt over de grens of verplaatsingseffecten vanwege
het handhaven van het ingezetenencriterium in de deelnemende grensgemeenten. Voor
de selectie van deelnemende gemeenten heeft het vorige kabinet het advies van de Adviescommissie
experiment gesloten coffeeshopketen gevolgd. In dit advies is onder meer rekening
gehouden met de geografische spreiding van de deelnemende gemeenten.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de consequentie is voor weigerende coffeeshophouders
in de deelnemende gemeenten en hoe afzonderlijke coffeeshophouders gedurende en in
aanloop naar het experiment op de hoogte worden gesteld van de geldende voorwaarden.
Gedurende de experimenteerfase gelden voor alle coffeeshophouders in de deelnemende
gemeenten de regels zoals deze zijn vastgesteld in de wet- en regelgeving omtrent
het experiment. Er zijn meerdere toezichthouders aangewezen om toe te zien op de naleving
van die regels. De Inspectie JenV houdt toezicht op de naleving van de eisen die zien
op de geslotenheid van de keten en de gemeentelijke toezichthouders op alle eisen
gesteld aan de coffeeshophouders. Indien een coffeeshophouder zich niet houdt aan
de regels, kan daarop bestuursrechtelijk gehandhaafd worden, tot aan sluiting van
de coffeeshop toe. Ook kan strafrechtelijk opgetreden worden tegen de coffeeshophouder
door het openbaar ministerie (hierna: OM). De coffeeshophouders zijn vanuit de overheid
geïnformeerd over de wet- en regelgeving en worden schriftelijk op de hoogte gehouden
van ontwikkelingen, zoals wijzigingen van de wet- en regelgeving. Daarnaast worden
er door de ministeries voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd en is er een coffeeshopnetwerk
voor het bespreken van actuele zaken. Gedurende het experiment kunnen coffeeshophouders
terecht bij de gemeente voor nadere informatie over de voortgang.
2.3 Toevoeging van een elfde gemeente
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een reactie op de zorgen van een aantal
deelnemende gemeenten over de berichten dat twee gemeenten, Breda en Tilburg, op eigen
houtje willen starten met het wietexperiment. Het zou leiden tot bevoorrechting van
specifieke telers en tot verschillende handhavingsregimes. Deze leden vragen hoe hier
vanuit politie en overige handhaving naar gekeken wordt.
Tijdens het commissiedebat Drugsbeleid van 22 februari jl. is aangekondigd dat er
gestart wordt met een zogenaamde aanloopfase in Breda en Tilburg. Zo kan voordat de
overgangsfase in alle tien gemeenten van start gaat, op kleine schaal ervaring worden
opgedaan met de processen en systemen die tijdens het experiment van belang zijn.
Deze aanloopfase start met minimaal drie telers. De overige telers kunnen aansluiten
zodra zij kunnen leveren. Naar verwachting kan de aanloopfase in het vierde kwartaal
van dit jaar van start gaan.
In het bestuurlijk overleg van 30 januari jl. is het voorstel voor een eerdere start
in Breda en Tilburg, de zogenaamde aanloopfase, besproken met de burgemeesters van
alle deelnemende coffeeshopgemeenten. De reacties van de burgemeesters zijn verdeeld.
Een aantal burgemeesters ziet voordelen van de aanloopfase, zoals het feit dat op
kleine schaal geoefend kan worden met het handhaven van de geslotenheid van de keten
en dat toch al in 2023 een start kan worden gemaakt met het leveren van gereguleerde
hennep en hasjiesj aan enkele coffeeshops. Er leven echter ook zorgen bij burgemeesters
over onduidelijkheid in handhaving, omdat gedurende een aanloopfase zowel gereguleerde
als gedoogde hennep en hasjiesj in de coffeeshops aanwezig zijn, en over verschillen
die kunnen ontstaan tussen deelnemende gemeenten aan het experiment. Om deze zorgen
te ondervangen en om onduidelijkheid te voorkomen, worden er afspraken gemaakt over
de rol- en taakverdeling van de verschillende toezichthouders binnen de aanloopfase.
Daarnaast wordt de omvang van de aanloopfase op verschillende manieren beperkt zodat
verschillen tussen gemeenten zo klein mogelijk blijven.
Om bevoorrechting van specifieke telers tegen te gaan is ervoor gekozen om met minimaal
drie telers te starten en dat elke teler die gereed is voor levering tijdens de aanloopfase
mag aansluiten.
De politie en het OM hebben een aantal overdenkingen en vragen aan de Ministers meegegeven
met betrekking tot de risico’s van twee handhavingsregimes. Deze overdenkingen zien
op hoe handhaafbaar twee handhavingsregimes zijn, hoe daar effectief toezicht op wordt
gehouden, of de rechtszekerheid niet in gevaar komt en of het naast elkaar bestaan
van twee regimes geen misbruik in de hand werkt. De politie en het OM stellen daarnaast
dat de tijdelijke aanwezigheid van twee stromen in de coffeeshop niet aansluit bij
de kern van het experiment, te weten een gesloten gedecriminaliseerde coffeeshopketen.
De politie en het OM hebben laten weten dat het een politiek bestuurlijk experiment
is en dat zij dit besluit zullen uitvoeren en zich vanuit hun rol uiteraard ten volle
zullen inzetten.
De Inspectie JenV ziet een aanloopfase als een zinvolle manier om al op kleine schaal
ervaring op te doen met het toezicht op de geslotenheid van de keten.
Tevens willen deze leden weten wat de methodologische gevolgen voor het experiment
zijn wanneer een ongelijk startmoment zou worden gehanteerd.
Een aanloopfase heeft geen invloed op de onderzoeksplanning en de onderzoeksopzet.
In de huidige onderzoeksopzet is namelijk geen meting voorzien tijdens de aanloopfase.
De onderzoekers hebben wel aangegeven dat zij bij het opstellen van hun rapportages
rekening zullen houden met de eventuele invloed van de aanloopfase op de resultaten
van het onderzoek. Hierbij valt te denken aan dat de deelnemers en betrokkenen bij
het experiment in deze gemeenten een langere periode hebben gehad om aan de nieuwe
situatie te wennen dan in de overige gemeenten. Het is mogelijk dat hierdoor in deze
gemeenten bepaalde effecten in meer of mindere mate optreden op het moment dat het
veldwerk wordt uitgevoerd. Dit kan gevolgen hebben voor de resultaten van het onderzoek
en hier zullen de onderzoekers rekening mee houden. Daarnaast wordt met het WODC en
de onderzoekers in kaart gebracht of het mogelijk is en of het toegevoegde waarde
heeft om een apart onderzoek naar de aanloopfase te verrichten. Met de huidige onderzoeksopzet
is het voor de onderzoekers namelijk niet mogelijk om de invloed van de aanloopfase
in specifieke gemeenten inzichtelijk te maken. Er kan immers alleen op het niveau
van de controle- en interventiegroep worden vergeleken, niet op het niveau van individuele
gemeenten.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten van welke voorwaarden voor deelname
aan het experiment wordt afgeweken bij de elfde gemeente en hoe vanuit andere gemeenten
gereageerd wordt op deze wens.
Vanwege de afspraak in het coalitieakkoord dat een grote stad wordt toegevoegd aan
het experiment, is aan de burgemeesters van gemeenten met 100.000+ inwoners gevraagd
om interesse voor deelname kenbaar te maken. De burgemeesters die interesse hebben
getoond in deelname hebben hierbij voorwaarden gesteld, zoals een uitzondering op
de verplichte handhaving van het ingezetenencriterium in een grensgemeente, een langere
overgangsfase en deelname met coffeeshops binnen een geografisch afgebakend gebied
binnen een gemeente. Deze voorwaarden zijn in overweging genomen, waarbij uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid vanzelfsprekend beoordeeld zijn. Er is geen navraag gedaan hoe
andere gemeenten daarover denken. Gelijkheid met andere deelnemende gemeenten is van
groot belang geacht. Om die reden is de optie voor deelname door een grensgemeente
onder voorwaarde dat het ingezetenencriterium niet zou gelden voor de direct omwonenden
over de grens, afgevallen. Op dit moment wordt met de burgemeester van Amsterdam gesproken
over deelname met een stadsdeel. Alle voorwaarden voor het experiment die gelden in
de tien deelnemende gemeenten, gelden ook in dit bestuurlijk te onderscheiden stadsdeel.
Dat betekent bijvoorbeeld dat alle coffeeshops in dit stadsdeel moeten meedoen aan
het experiment en geen illegale hennep en hasjiesj meer mogen verkopen.
De leden van de SGP-fractie vragen of een afwijking van de voorwaarden een mogelijkheid
is voor een elfde gemeente om toch deel te kunnen nemen, en zo ja, of deze afwijking
van de voorwaarden dan voor alle deelnemende gemeenten geldt of slechts één gemeente
is uitgezonderd. Deze leden constateren tevens dat een afwijking van de reeds gestelde
voorwaarden in strijd is met de voorwaarden waar dit experiment aan samenhangt en
vragen hoe de uitkomsten van dit experiment dan nog leidend kunnen zijn en of de andere
deelnemende gemeenten nu ook voorwaarden kunnen stellen aan hun deelname.
In zekere zin klopt het dat deelname met een stadsdeel voor Amsterdam een mogelijkheid
biedt om mee te kunnen doen. In Amsterdam is 30 procent van alle coffeeshops in Nederland
gevestigd. Deelname met alle coffeeshops zou niet alleen voor de burgemeester grote
impact hebben op de capaciteit voor uitvoering en toezicht. De financiële consequenties
voor het Rijk zouden ook groot zijn wanneer het aantal coffeeshops zou toenemen naar
250 deelnemende coffeeshops in plaats van de ongeveer 80 coffeeshops die op dit moment
deelnemen. De omvang van het experiment zou daarmee onbedoeld een enorme schaalvergroting
met zich meebrengen. De unieke situatie in Amsterdam, met de grote hoeveelheid coffeeshops
en de aanwezigheid van stadsdelen met inwoneraantallen vergelijkbaar met de grote
gemeenten in Nederland, maakt de uitzondering voor deelname met een stadsdeel een
te prefereren optie. Deze situatie doet zich in geen andere gemeente voor, wat maakt
dat van dezelfde uitzondering in andere gemeenten geen sprake is, noch kan zijn. Voor
alle deelnemers aan het experiment gelden in alle deelnemende gemeenten, dus ook in
dit stadsdeel van Amsterdam, dezelfde eisen voor een gesloten coffeeshopketen. Op
geen enkele wijze is sprake van strijd met de voorwaarden waar dit experiment mee
samenhangt.
3. Internationaal- en Europeesrechtelijke aspecten
De leden van de VVD-fractie willen weten of de regering bereid is om ook te bezien
in hoeverre het onderzoeksconsortium kan onderzoeken of er in 2024 of 2025 gegevens
beschikbaar zijn van de regulering van hennep in andere landen, zodat de Nederlandse
situatie waar mogelijk kan worden vergeleken met andere landen, specifiek Duitsland
en Californië. Tevens vragen deze leden of de regering een reactie kan geven op het
artikel dat is verschenen in de Los Angeles Times7 over de onverwachte negatieve gevolgen van de regulering van hennep in Californië.
Zoals in de Kamerbrief van 7 juli jl.8 is gemeld zullen internationale ontwikkelingen in 2024 in kaart worden gebracht.
De opzet van het experiment is echter uniek in de wereld en verschilt met andere internationale
voorbeelden van regulering of legalisering van hennep en hasjiesj, zoals in Canada
en diverse staten in de Verenigde Staten. We kunnen daarom niet uitsluitend afgaan
op ervaringen uit andere landen. Hennep en hasjiesj zijn op dit moment nog illegaal
in Duitsland en kan er dus nog niets worden gezegd over de gevolgen van regulering
of legalisering in ons buurland. Daarom is het van belang om de uitkomsten van het
experiment af te wachten. Doel van het experiment is om te bezien of en hoe op kwaliteit
gecontroleerde hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd
kunnen worden (gesloten coffeeshopketen) en wat de effecten hiervan zijn op gebieden
als criminaliteit, volksgezondheid en preventie. Bezien moet worden of eventuele negatieve
consequenties zoals in Californië, beschreven in het artikel waarnaar u refereert,
hier überhaupt of in dezelfde mate zullen plaatsvinden.
De leden van de SGP-fractie hebben in de memorie van toelichting gelezen dat het toevoegen
van een elfde gemeente aan het experiment niet leidt tot een ander oordeel wat betreft
het al dan niet in lijn zijn met de internationaal- en Europeesrechtelijke regels
op dit onderwerp. Ze vragen of het toevoegen van een substantieel groter aantal deelnemers
deze afweging anders zou maken.
Het wetsvoorstel strekt uitsluitend tot de mogelijkheid om een elfde gemeente toe
te voegen. Van het toevoegen van een substantieel groter aantal deelnemers is dus
geen sprake. Bovendien is van belang dat ongewijzigd blijft dat de inhoud en de duur
van het experiment wettelijk zijn verankerd, waardoor verzekerd is dat het niet kan
leiden tot een onomkeerbare situatie. Verder is van belang dat de wetgeving omtrent
het experiment voorziet in een wettelijk gewaarborgde evaluatie. De regering beseft
dat het experiment raakt aan de internationale regelgeving, maar verwacht dat het
experiment nieuwe wetenschappelijke inzichten zal opleveren. De regering ziet dit
als een adequate en proportionele wijze om dat nadere inzicht te kunnen verkrijgen
in de effecten van regulering van de keten.
4. Toezicht en handhaving
De leden van de VVD-fractie willen weten of er tussen de verschillende betrokken toezichthouders
nadere afspraken zijn gemaakt om te voorkomen dat er versnippering van het toezicht
plaatsvindt, en of er één toezichthouder is belast met het toezicht op de geslotenheid
van de hele keten, en zo ja, welke.
In een handhavingsarrangement9 zijn afspraken gemaakt tussen de toezichthouders onderling en met het OM en de politie
over wanneer door wie wordt gehandhaafd bij overtredingen van de regels. Het handhavingsarrangement
heeft tot doel:
– De werkterreinen van de verschillende toezichthouders af te bakenen.
– De activiteiten van de betrokken partijen op elkaar af te stemmen en zoveel mogelijk
complementair te laten zijn.
– Het handelen van partijen bij overtreding van het bepaalde in de wet- en regelgeving
omtrent het experiment te beschrijven.
– Het samenwerken van de partijen, waaronder de uitwisseling van informatie.
De Inspectie JenV is belast met het toezicht op de gehele keten en houdt in die hoedanigheid
toezicht op zowel de telers als de coffeeshophouders. Daarnaast houden de gemeentelijke
toezichthouders van de deelnemende gemeenten toezicht op alle eisen die aan hun coffeeshophouders
zijn gesteld, waaronder de eisen die zijn gesteld in het kader van de geslotenheid
van de keten. Ook kunnen de burgemeesters waar nodig handhavend optreden. De NVWA
houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de geproduceerde hennep en hasjiesj,
de verpakkingseisen en het afficheringsverbod voor telers.
De leden van de VVD-fractie vragen welke wettelijke grondslag voor de gegevensverwerking
en gegevensuitwisseling zal worden gebruikt om gegevens te verwerken en uit te wisselen
tussen de toezichthouders. Tevens vragen deze leden wat de wettelijke grondslag is
voor het onderzoeksconsortium om gegevens te verwerken.
De grondslag voor gegevensverwerking en uitwisseling in het kader van toezicht en
handhaving is geregeld in artikel 46 van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen.
De grondslag voor deze gegevensverwerking en uitwisseling berust op de artikelen 7
en 8a van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen. De rechtsgrond voor gegevensverwerking
door het onderzoeksconsortium is de noodzaak voor de vervulling van een taak van algemeen
belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat
aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen (artikel 6, eerste lid, sub e, van
de AVG). Dit is de primaire rechtsgrond voor onderzoek door en in opdracht van het
WODC.
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze en wanneer deelnemende stakeholders
zoals de telers, transporteurs en coffeeshophouders zijn geïnformeerd over het handhaving-
en toezichtinstrumentarium en of ze voldoende worden ondersteund in de voorbereiding.
De regering vindt het belangrijk om de betrokken partijen goed te informeren en daar
wordt dan ook op ingezet. De telers worden voorafgaand aan het moment dat zij starten
met telen bezocht door de Inspectie JenV, de NVWA en ambtenaren van de Ministeries
van JenV en VWS. Tijdens deze (kennismakings)bezoeken is er onder andere aandacht
voor de geldende wet- en regelgeving, de beveiliging van de locatie en het verplichte
gebruik van het track and trace-systeem. Daarnaast hebben de ministeries regelmatig
contact met telers over bijvoorbeeld de voortgang van hun werkzaamheden en sluiten
ambtenaren aan bij de werkgroep waarin de telers met elkaar participeren. Bij vragen
over de wet- en regelgeving, dan wel het toezicht op de naleving daarvan kunnen de
telers contact opnemen met de ministeries dan wel met de toezichthouders.
De teler is op grond van artikel 24 van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen
verantwoordelijk voor het inhuren van een vervoerder die beschikt over een vergunning
als bedoeld in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De
bepalingen uit die wet inzake het toezicht en de handhaving zijn op de vervoerder
van toepassing. Met de vervoerdersbranche wordt eveneens gesproken over het experiment.
De coffeeshophouders zijn door de overheid geïnformeerd over de wet- en regelgeving
en worden schriftelijk op de hoogte gehouden van ontwikkelingen, zoals wijzigingen
van de wet- en regelgeving. Daarnaast worden er door de ministeries voorlichtingsbijeenkomsten
georganiseerd en is er een coffeeshopnetwerk voor het bespreken van actuele zaken.
Gedurende het experiment kunnen coffeeshophouders terecht bij de gemeente voor nadere
informatie over de voortgang. De coffeeshophouders zijn al bekend met de lokale toezichthouder,
dat is de burgemeester, aangezien deze ook nu al de toezichthouder is. De Inspectie
JenV zal in de voorbereidingsfase ook kennismaken met de coffeeshops.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of en hoe het modelsanctiebeleid en het
bestaande handhavingsarrangement zijn toegespitst op een zeer grote stad en welk advies
daartoe gevraagd is aan de betreffende handhavende instanties.
Met de landelijke toezichthouders is gesproken over de deelname van een extra gemeente
en wat dit betekent voor eventuele uitbreiding van hun taken. Dit is afhankelijk van
welke gemeente gaat deelnemen. Op dit moment wordt met de burgemeester van Amsterdam
gesproken over deelname met een stadsdeel. Indien er een definitief besluit is genomen
over deelname van een elfde gemeente worden de NVWA en de Inspectie JenV verzocht
de consequenties voor het toezicht hiervan in kaart te brengen. Tevens zal door de
Inspectie JenV met de nieuwe gemeente gesproken worden over afspraken in een handhavingsarrangement.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe voorkomen wordt dat er in iedere deelnemende
gemeente een afwijkend handhavingsbeleid wordt gevoerd. Deze leden constateren tevens
dat de burgemeester belast is met het openbaar gezag en daarbij ook de politie kan
opdragen te gaan handhaven en vragen in hoeverre dit voor een extra belasting van
de politiecapaciteit zorgt.
De burgemeester is een zelfstandig bestuursorgaan met autonome bevoegdheden en is
bevoegd zijn eigen handhavingsbeleid op te stellen binnen de kaders van de wet- en
regelgeving omtrent het experiment. Dit wijkt niet af van de huidige situatie in gemeenten
met coffeeshops. In de ambtelijke werkgroep toezicht en handhaving is door de deelnemende
gemeenten een modelsanctiebeleid voor de experimenteer wet- en regelgeving ontwikkeld
waar de burgemeesters gebruik van kunnen maken.
Ook in de huidige situatie is de burgemeester belast met het openbaar gezag en kan
de politie opdragen te handhaven. Het is op voorhand niet in te schatten of er
na de start van de experimenteerfase sprake zal zijn van extra benodigde politie-inzet
in het kader van de handhaving van de openbare orde. Indien er zich wel openbare orde
problematiek voordoet is het noodzakelijk dat de burgemeester zijn gezag kan uitoefenen.
De leden van de SGP-fractie vragen of en hoe rekening gehouden is met het feit dat
een uitbreiding van de reikwijdte van het toezicht door de landelijke toezichthouders
leidt tot een verminderde capaciteit op andere belangrijke zaken.
Met de landelijke toezichthouders zijn afspraken gemaakt over de financiële vergoeding
die zij voor de uitvoering van hun huidige taken ontvangen. In het geval van uitbreiding
van deze taken door het toevoegen van een extra gemeente worden de NVWA en de Inspectie
JenV verzocht de (financiële) consequenties voor het toezicht in kaart te brengen
en wordt gekeken of de vergoeding dient te worden uitgebreid.
De leden van de SGP-fractie vragen of er voldoende rekening mee gehouden is dat de
mogelijkheid bestaat dat huidige leveranciers van coffeeshops hun afzetmarkt zien
krimpen en verhaal gaan halen bij de deelnemende coffeeshops. Dit kan leiden tot een
ordeverstoring dan wel een gevaar voor de veiligheid. Ook vragen deze leden of hiervoor
voldoende oog is bij toezichthoudende instanties.
Gerefereerd wordt aan mogelijke dreiging vanuit het illegale circuit aan het adres
van coffeeshophouders die aan het experiment deelnemen. Voor een dergelijke situatie
geldt dezelfde route als voor ondernemers in andere branches die bedreigd worden.
Hiervan kan aangifte worden gedaan bij de politie.
Voor zover gedoeld wordt op (gedwongen) inmenging van georganiseerde criminaliteit
in het experiment, daar is aandacht voor. De Inspectie JenV zal toezien op de geslotenheid
van de keten. Dat houdt onder meer in dat er geen illegaal geteelde hennep en hasjiesj
aan coffeeshops geleverd worden of door coffeeshops verkocht worden.
5. Regeldrukgevolgen en gevolgen doenvermogen burgers
De leden van de SGP-fractie vragen of de huidige aangewezen telers hogere kosten gaan
maken nu zij mogelijk extra faciliteiten moeten aanschaffen om aan een hogere productie
te komen met het toevoegen van een elfde gemeente.
Met het toevoegen van een elfde gemeente zullen de telers die zijn aangewezen meer
hennep en hasjiesj moeten produceren om aan de vraag te voldoen. Zij zullen hiervoor
hun productieprocessen moeten opschalen, wat naar verwachting meer kosten met zich
mee zal brengen en waarvoor zij mogelijk extra voorzieningen moeten aanschaffen. Tegelijkertijd
kunnen telers ook meer producten verkopen aangezien het aantal deelnemende coffeeshops
zal stijgen door het toevoegen van een elfde gemeente.
De leden van de SGP-fractie hebben in de memorie van toelichting gelezen dat coffeeshophouders
gevestigd in de elfde gemeente zich dienen te houden aan de voor het experiment geldende
regels. Deze leden vragen of dit betekent dat aan het afwijken van een voorwaarde
niet wordt tegemoetgekomen.
Het klopt dat alle deelnemende coffeeshophouders zich aan de regels moeten houden
zoals opgenomen in de wet- en regelgeving omtrent het experiment. Hierop wordt geen
uitzondering gemaakt. Indien er voorwaarden gesteld zouden worden die betekenen dat
niet alle coffeeshophouders binnen het experiment zich aan de gestelde eisen hoeven
te houden, dan zou aan die voorwaarden inderdaad niet tegemoetgekomen worden.
6. Financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste inschatting van de regering is wat
het toevoegen van een elfde gemeente ongeveer zou gaan kosten.
Een elfde gemeente ontvangt voor de experimenteerfase van 4 jaar een tegemoetkoming
voor de extra werkzaamheden die nodig zijn vanwege deelname aan het experiment. De
tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag van € 200.000 en € 45.000 per coffeeshop.
Gelet op vergelijkbare deelnemende gemeenten is budgettair rekening gehouden met een
deelname van een stad met 10 coffeeshops. Deze zou voor de experimenteerfase een tegemoetkoming
van € 650.000 ontvangen, dus € 162.500 per jaar. De tegemoetkoming is onder meer bedoeld
voor het aanpassen van beleid, toezicht op de coffeeshops en de omgeving, handhaving
en gegevensverzameling ten behoeve van het onderzoek. Mogelijke andere financiële
gevolgen, zoals voor onderzoek of het landelijke toezicht en handhaving zijn nog niet
bekend.
De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een overzicht van de regering van alle
kosten die tijdens de voorbereidingsfase van het experiment vanaf 2017 zijn gemaakt
en de laatste raming van de verwachte kosten van de experimenten.
Vanuit de rijksbegroting is jaarlijks 2 miljoen euro beschikbaar voor het experiment.
In 2017 tot en met 2019 vielen de kosten binnen het beschikbare budget. Vanaf het
moment dat de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in 2020 in werking is getreden
zijn verschillende voorbereidingen gestart. Bijvoorbeeld voor het inrichten van het
toezicht door de Inspectie JenV en de NVWA, maar ook van het track and trace-systeem,
het wetenschappelijk onderzoek naar de effecten en voorfinanciering van de deelnemende
coffeeshopgemeenten. Vanaf de inwerkingtreding zijn de totale kosten voor de Ministeries
van JenV en VWS gezamenlijk 4 miljoen euro per jaar. Ook voor 2023 is dit bedrag geraamd.
De verwachting is dat komende jaren deze kosten dalen, onder andere doordat het track
and trace-systeem is opgeleverd en diverse voorbereidingskosten zijn afgehandeld of
voorgefinancierd. Komende jaren worden nog wel extra kosten vanwege uitbreiding met
een elfde gemeente verwacht.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar een inschatting van de financiële
gevolgen van uitbreiding. Zij denken daarbij aan bijvoorbeeld gemeentelijke toezichthouders,
maar ook het landelijke bureau Bibob en preventie- en verslavingszorg.
Een elfde gemeente ontvangt voor de experimenteerfase van 4 jaar een tegemoetkoming
voor de extra werkzaamheden die nodig zijn vanwege deelname aan het experiment. De
tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag van € 200.000 en € 45.000 per coffeeshop.
Gelet op vergelijkbare deelnemende gemeenten is budgettair rekening gehouden met een
deelname van een stad met 10 coffeeshops. Deze zou voor de experimenteerfase een tegemoetkoming
van € 650.000 ontvangen, dus € 162.500 per jaar. De tegemoetkoming is onder meer bedoeld
voor het aanpassen van beleid, toezicht op de coffeeshops en de omgeving, handhaving
en gegevensverzameling ten behoeve van het onderzoek. Mogelijke andere financiële
gevolgen, zoals voor onderzoek of het landelijke toezicht en handhaving zijn nog niet
bekend. De uitbreiding met een extra stad heeft geen invloed op de kosten van onderzoek
door het Landelijke Bureau Bibob. Het is en blijft aan de burgemeester om te bepalen
of er een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd voor coffeeshops, bijvoorbeeld vanwege
een horecavergunning.
De leden van de SGP-fractie constateren dat tot op heden niet inzichtelijk is wat
de kosten voor dit experiment bedragen en dat dit niet is meegenomen in de begroting.
Deze leden maken zich zorgen over het niet volgen van de begrotingskaders en vragen
de regering om een reactie.
De precieze financiële gevolgen van deelname door een elfde gemeente zijn nog niet
bekend. De extra kosten bestaan uit een tegemoetkoming voor de toezichtstaak door
de burgemeester, aanvullend onderzoek en extra werkzaamheden voor toezicht en handhaving
door de landelijke toezichthouders. Voor een berekening hiervan is onder meer het
aantal verkooppunten in de betreffende gemeente van belang. Bij de aanwijzing van
de elfde gemeente komt hierover duidelijkheid te bestaan. Om deze redenen zullen de
financiële gevolgen bij het te wijzigen Besluit experiment gesloten coffeeshopketen,
wanneer de gemeente wordt aangewezen, worden toegelicht. Voor de tegemoetkoming aan
de gemeente voor het toezicht is de inschatting dat dit in het geval van tien deelnemende
coffeeshops € 162.500 per jaar kost voor de duur van vier experimenteerjaren. De kosten
van een elfde gemeente kunnen niet exact worden aangegeven, totdat is vastgesteld
welke gemeente dit wordt. Uitgaand van het gemiddelde van de kosten tot nu toe, kunnen
de extra kosten voor een elfde gemeente binnen het beschikbare begrotingskader worden
opgelost.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid