Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over het door schoolbesturen weigeren van gebedsruimten en gebedsmogelijkheden
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het door schoolbesturen weigeren van gebedsruimten en gebedsmogelijkheden (ingezonden 5 april 2023).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 15 juni
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2337.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Scholen worstelen met gebedsruimtes voor leerlingen
– «bij ons wordt niet aan religie gedaan»»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Bent u bekend met het oordeel van de Commissie gelijke behandeling uit 2000, waaruit
onder andere blijkt dat een school een godsdienstige uiting, zoals het verrichten
van het gebed, niet mag verbieden?2 Zo ja, hoe beoordeelt u in dit licht de opstelling van sommige scholen, die in de
praktijk leerlingen een ruimte en een mogelijkheid om te bidden ontzeggen?
Antwoord 2
Ja, daar ben ik mee bekend.
Op school moeten alle leerlingen zich vrij en veilig kunnen voelen en zichzelf kunnen
zijn. Dat is een van de kernpunten waar ik voor sta. Daarom kun je in Nederland ook
de school kiezen die het beste bij jou past en bieden we via artikel 23 van de Grondwet
alle ruimte aan bijzondere scholen. Veel leerlingen en ouders maken binnen die keuzevrijheid
bewust de keuze voor het openbaar onderwijs, waarbij het onderwijs niet uitgaat van
een godsdienst of geloofsovertuiging.
De toenmalige Commissie gelijke behandeling (nu: College voor de Rechten van de Mens)
heeft in haar oordeel destijds expliciet gesteld dat een school niet verplicht is
om een gebedsruimte in te richten of religieuze gebruiken te faciliteren. Ik vind
dit gegeven het karakter van en de bewuste keuze voor een openbare school volledig
legitiem en juist. Dat is iets anders dan leerlingen te verbieden om te bidden.
Vraag 3
Hoe verhoudt een de facto gebedsverbod op (openbare) scholen zich tot de vrijheid
van godsdienst en levensovertuiging zoals vastgelegd in de Grondwet?
Antwoord 3
Het niet faciliteren van een gebedsruimte of religieuze faciliteiten is geen de facto
gebedsgebod. Hierin voel ik mij gesteund door de eerder genoemde uitspraak van de
toenmalige Commissie gelijke behandeling. Scholen kunnen de manier waarop ze met het
bidden omgaan in hun leerlingenstatuten verder uitwerken, bijvoorbeeld door op te
nemen dat bidden op school is toegestaan, mits dit in de eigen tijd is en op een plek
waar anderen er niet door gestoord kunnen worden. Maar dit is uiteraard aan de school
zelf.
Vraag 4
Hoeveel gevallen zijn bekend van scholen die het gebed in eigen tijd, bijvoorbeeld
tijdens pauzes, verbieden voor leerlingen, stagiaires en/of docenten? Bent u bereid
om dit nader te onderzoeken?
Antwoord 4
Navraag bij koepelorganisatie VOS/ABB leert dat er in de afgelopen periode zes vragen
van scholen over dit onderwerp binnen zijn gekomen. Verdere gevallen zijn ons niet
bekend.
Omdat de huidige regelgeving voldoende duidelijk is zie ik op dit moment geen aanleiding
om nader onderzoek te doen. Het moet iedere leerling vrij staan om te bidden, maar
scholen hebben het recht op grenzen te stellen aan deze vrijheid van leerlingen.
Vraag 5
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rechten van leerlingen, stagiaires en docenten om
in eigen tijd te bidden worden gewaarborgd en niet worden geschonden?
Antwoord 5
Het is aan de school om een eigen afwegingen te maken waar het aankomt op de omgang
hiermee. Mijn opvatting is dat het openbare karakter van de school leidend moet zijn
en gerespecteerd dient te worden.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat artikel 2.3 van de Wet voortgezet onderwijs 20203, waarin wordt gesteld dat het openbaar onderwijs bijdraagt aan de ontwikkeling van
de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke
waarden, zoals die leven in de Nederlandse samenleving, waarbij de betekenis van de
verscheidenheid van deze waarden wordt onderkend en zo wordt gegeven dat ieders godsdienst
of levensovertuiging wordt geëerbiedigd, te allen tijde nageleefd moet worden? Zo
ja, deelt u dan de mening dat het ontzeggen van een gebedsruimte op scholen, of het
ontzeggen van de mogelijkheid om het gebed te verrichten op scholen, in strijd is
met de wet?
Antwoord 6
Natuurlijk moet artikel 2.3 van de Wet voorgezet onderwijs nageleefd worden. Ik deel
de mening echter niet dat het niet inrichten van een gebedsruimte, in strijd met de
wet zou zijn. Evenmin deel ik de mening dat hiermee de mogelijkheid tot gebed zou
worden ontzegd. Een openbare school die geen gebedsruimte faciliteert, handelt niet
in strijd met artikel 2.3 van de Wet voortgezet onderwijs 2020. Openbare scholen moeten
weliswaar aandacht besteden aan de verschillende godsdienstige en levensbeschouwelijke
opvattingen binnen de Nederlandse samenleving, maar daaruit vloeit niet de verplichting
voort tot het instellen van een stilte- of gebedsruimte.
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat een de facto gebedsverbod, gehandhaafd door diverse scholen,
in strijd is met de uitspraak van de Commissie gelijke behandeling uit 2000 en dat
dit niet zonder consequenties kan blijven? Zo ja, wat gaat u ondernemen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 8 en 9
Wat zijn de gevolgen voor scholen die het verrichten van het gebed in eigen tijd verbieden
voor leerlingen, stagiaires of docenten? Bent u bereid om scholen aan te spreken die
op deze wijze de rechten van genoemde personen schenden?
Gaat u de Inspectie van het Onderwijs instrueren om actief te controleren of scholen
leerlingen, stagiaires en docenten verbieden om in eigen tijd een gebed te verrichten
om zodoende het schenden van de rechten van leerlingen, stagiaires en docenten tegen
te gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 en 9
Zoals gezegd ben ik niet van mening dat met het niet inrichten van een gebedsruimte,
het recht om te bidden wordt geschonden. Mocht daar onverhoopt sprake van zijn, dan
bestaan er vanzelfsprekend mogelijkheden om hiertegen bezwaar te maken.
De inspectie ziet er daarnaast op toe dat scholen hun plicht nakomen om zorg te dragen
voor een veilig schoolklimaat.
Vraag 10
Bent u bekend met het advies van VOS/ABB om gebedsruimtes te faciliteren op openbare
scholen?4 Onderschrijft u dit advies?
Antwoord 10
Ja, ik ben bekend met dit advies, maar ik onderschrijf het niet. Scholen hebben de
ruimte om een eigen afweging te maken op dit punt.
Vraag 11
Hoe gaat u ervoor zorgen dat scholen die geen gebeds- of stilteruimte willen inrichten,
zorgen voor een veilige omgeving voor leerlingen, docenten of stagiaires die in eigen
tijd het gebed wensen te verrichten?
Antwoord 11
Het is aan de Onderwijs- of Arbeidsinspectie om te beoordelen of scholen een veilige
omgeving bieden voor leerlingen, docenten of stagiaires. Daarbij is voor mij geen
gegeven dat scholen die geen gebeds- of stilteruimte hebben ingericht, geen veilige
omgeving zouden creëren.
Vraag 12
Bent u bereid om in gesprek te treden met scholen en betrokken partijen over hoe zij
de rechten van leerlingen, docenten of stagiaires kunnen waarborgen en respecteren
met betrekking tot religieuze activiteiten op school, waaronder het verrichten van
het gebed? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Ik ben voortdurend met koepels en scholen in gesprek over tal van onderwerpen. Mocht
daartoe aanleiding zijn, dan zal ik dat ook over dit onderwerp doen.
Vraag 13
Bent u van plan om richtlijnen op te stellen voor scholen over het faciliteren van
gebedsruimtes en het toestaan van bidden op school? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Nee, de huidige regelgeving geeft voldoende duidelijkheid rondom dit thema.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.