Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wilders en Van Haga over de zaak De Mos
Vragen van de leden Wilders (PVV) en Van Haga (Groep van Haga) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de zaak De Mos (ingezonden 11 mei 2023)
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 juni
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2775.
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat de stad Den Haag door het Openbaar Ministerie (OM)
al 3,5 jaar politiek gegijzeld wordt, door een strafrechtelijk onderzoek naar de oud-wethouders
Richard de Mos en Rachid Guenaoui, oud-raadslid Nino Davitualiani en betrokken ondernemers?
Antwoord 1
Ik ben bekend met het strafrechtelijk onderzoek naar de door u genoemde personen.
Vraag 2
Bent u bekend met het bericht «Haagse oud-wethouder De Mos vrijgesproken van corruptie»,
waarbij alle betrokkenen volledig zijn vrijgesproken en het Openbaar Ministerie met
een klip en klaar vonnis een oor wassing heeft gekregen van de Rotterdamse Rechtbank
die de vloer heeft aangeveegd met de verdenkingen die het OM tegen de betrokkenen
had?1
Antwoord 2
Ik ben bekend met het vonnis van de Rechtbank Rotterdam waarin vrijwel alle verdachten
zijn vrijgesproken.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de zaak De Mos een politiek proces is geworden omdat Hart voor
Den Haag in 2019 ten onrechte uit het college is gezet, de zaak over de gemeenteraadsverkiezingen
van 2022 is getild, Hart voor Den Haag als winnaar van die verkiezingen vanwege de
zaak buiten de coalitie is gehouden en het nu maar afwachten is of de aangerichte
schade wordt hersteld en Hart voor Den Haag volledig wordt gerehabiliteerd? Graag
een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 3
Deze mening deel ik niet. Onder een politiek proces versta ik een proces waarin beslissingen
over opsporing, vervolging of berechting door politieke motieven zijn ingegeven. In
ons land heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een eigenstandige bevoegdheid
als het gaat om beslissingen in individuele strafrechtelijke onderzoeken. Het OM gaat
over de eigen proces(planning) en neemt daar eigenstandige besluiten, waaronder instellen
van het hoger beroep. Dergelijke beslissingen dienen te worden genomen door het OM
zonder politieke inmenging, zoals dat hoort in een democratische rechtsstaat. Het
OM heeft ook in deze zaak eigenstandig besloten om over te gaan tot een strafrechtelijke
vervolging en het (voorlopig) instellen van het hoger beroep.
Het is verder niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op
overwegingen van politieke partijen op gemeentelijk niveau die zien op coalitievorming.
Die overwegingen zijn aan de lokale gemeentelijke politiek.
Vraag 4
Deelt u de mening2 dat deze zaak veel te lang duurt en als een zwaard van Damocles boven de stad Den
Haag hangt? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 4
Indien hiermee wordt bedoeld dat de strafzaak mede door de lange duur een grote impact
heeft gehad op de stad Den Haag, dan deel ik die mening. Van deze impact is ook het
OM zich bewust en het OM heeft getracht om zo voortvarend mogelijk te werk te gaan
in deze strafzaak. Tegelijkertijd is dit een omvangrijke en complexe zaak door het
aantal verdachten, de functie van twee van de verdachten en de aard van de verdenkingen.
Een zorgvuldige voorbereiding en behandeling van een dergelijke strafzaak kost tijd.
Dat geldt voor alle partijen: het OM, de verdachten en de rechtbank. Het OM heeft
mij laten weten dat – zoals vaker het geval is bij complexe zaken – naast het strafrechtelijk
onderzoek ook de onderzoekswensen van de verdediging, het horen van getuigen en de
zittingscapaciteit bij de rechtbank invloed op de duur van de zaak hebben gehad. Ook
de uitbraak van de coronapandemie heeft op de gehele strafrechtketen en dus ook deze
zaak impact gehad.
Vraag 5
Bent u bekend met de uitspraken van scheidend OM-topman Van der Burg, die heeft gesteld
niet blind en doof te zijn voor de signalen uit de samenleving?3 Zo ja, hoe duidt u dan het klip en klare vonnis van de Rotterdamse Rechtbank (volledige
vrijspraak) tegenover het twijfelde OM, dat na jarenlang onderzoek niet verder komt
met een voorlopig Hoger Beroep? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 5
Ik ben bekend met de uitspraken van de heer Van der Burg. Het is echter niet aan mij
om een vonnis te duiden.
De heer Van der Burg heeft in hetzelfde programma ook gezegd dat het invoelbaar is
dat bij de heer De Mos en andere verdachten veel frustraties loskwamen en dat zij
boos zijn op het OM. Verder heeft hij toegelicht dat het OM 180 graden anders kijkt
naar de feiten dan de rechtbank en dat het OM niet over één nacht ijs is gegaan bij
het instellen van vervolging. In deze uitspraken zie ik dat het OM zich juist rekenschap
geeft van de signalen uit de samenleving en de beslissing om al dan niet het hoger
beroep door te zetten, goed wil wegen. Het OM heeft aangegeven daar meer tijd voor
nodig te hebben.
Vraag 6
Bent u bekend met het feit dat de Haagse samenleving in een peiling van Maurice de
Hond4 een duidelijk signaal heeft afgegeven, waarbij 64 procent van de Hagenaars Hart voor
Den Haag terug wil in het college en nog eens 70 procent van de inwoners wil dat het
OM afziet van het hoger beroep?
Antwoord 6
Ik heb kennisgenomen van het onderzoek dat is verricht door peil.nl in opdracht van
Hart voor Den Haag op 5 en 6 mei.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de zaak De Mos lang genoeg heeft geduurd en enorm schadelijk
is voor het democratische proces in de Hofstad, waarbij het vertrouwen in zowel de
politiek als in de rechtsstaat smelt als sneeuw voor de zon? Zo ja, heeft u de bereidheid
om gebruik te maken van uw aanwijzingsbevoegdheid en het OM op te leggen per direct
met de zaak De Mos te stoppen, zodat het (democratische) helingsproces in de Hofstad
kan aanvangen en de volledig vrijgesprokenen niet langer hoeven te bungelen? Graag
een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 7
Voor de beantwoording van de eerste deelvraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag
4.
Los daarvan, ben ik niet bereid gebruik te maken van mijn bijzondere aanwijzingsbevoegdheid,
zoals bedoeld in artikelen 127 en 128 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Met
deze bevoegdheid moet uiterst terughoudend worden omgegaan.
In het algemeen geldt dat ministeriële bemoeienis in individuele strafzaken op gespannen
voet staat met het strafrechtelijk systeem van onze rechtsstaat waarin vervolgingsbesluiten
zijn toegekend aan het OM. Hiervoor is juist gekozen om, onder andere, politieke beïnvloeding
van vervolgingsbeslissingen te voorkomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.