Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het met voeten treden van de wet door ambassades
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het met voeten treden van de Nederlandse wet door ambassades (ingezonden 4 mei 2023).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 14 juni 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat ambassades in dit land de Nederlandse wet met voeten
treden en levens kapot maken?1,
2,
3,
4
Antwoord 1
Ik ben bekend met de artikelen waarnaar wordt verwezen.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat onder het mom van diplomatieke onschendbaarheid diverse
ambassades weigeren de Nederlanse rechterlijke vonnissen na te komen en hiermee rechten
van burgers schenden? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 2
Alle in Nederland gevestigde buitenlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen
dienen de Nederlandse wet- en regelgeving, inclusief de dwingende bepalingen van het
Nederlandse arbeidsrecht, te respecteren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijst
geregeld op deze plicht, zoals deze in artikel 41 van het Verdrag van Wenen inzake
diplomatiek verkeer («Wenen diplomatiek») is vastgelegd. Op een paar uitzonderingen
na,5 is een Nederlandse rechter gemachtigd om uitspraken te doen volgens het Nederlandse
arbeidsrecht over zaken die lokaal personeel van buitenlandse ambassades in Nederland
aangaan. In verreweg de meeste gevallen wordt het Nederlandse arbeidsrecht door de
vreemde staat gerespecteerd. Er zijn helaas uitzonderingen waarbij vreemde staten
deze rechterlijke uitspraken niet opvolgen, hetgeen ik betreur.
De Nederlandse staat is zelf geen partij bij arbeidsgeschillen tussen lokale werknemers
en buitenlandse ambassades in Nederland. Dat neemt niet weg dat het ministerie het
belangrijk vindt dat uitspraken van de Nederlandse rechter worden nageleefd.
Door de gesprekken die het ministerie voert met advocaten en gedupeerden ben ik mij
terdege bewust van de gevolgen die belemmeringen bij de afwikkeling van arbeidsgeschillen
hebben op betrokkenen, bijvoorbeeld op financieel en persoonlijk vlak. Het ministerie
neemt de ontvangen klachten over arbeidsgeschillen en niet-naleving van arbeidsrechtelijke
uitspraken dan ook heel serieus en vraagt daarom altijd aandacht voor deze zaken bij
de autoriteiten van de betrokken landen. Het ministerie zet zich actief in om ambassades
te bewegen het vonnis na te leven. Op 23 december 2022 heb ik de Kamer hierover per
brief geïnformeerd.6
Vraag 3
Treedt u niet op omdat u bang bent voor het verstoren van de diplomatieke betrekkingen
met ambassades van landen die een loopje nemen met de Nederlandse wet? Wat zegt u
daarmee richting gedupeerd ambassadepersoneel? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 3
Mijn ministerie onderneemt in deze arbeidsrechtelijke gevallen waarin niet wordt voldaan
aan de vonnissen actie door het inzetten van diplomatieke contacten om te bemiddelen
op een wijze die het meest passend is in de specifieke zaak.
Het ministerie vindt het belangrijk om de kennis van het Nederlandse arbeidsrecht
te bevorderen. Aan alle ambassades is daarom een diplomatieke nota gestuurd om hen
te wijzen op het belang van het respecteren van de Nederlandse wet- en regelgeving.
Daarnaast organiseerde mijn ministerie in april 2023 samen met het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) een informatiebijeenkomst voor
ambassades over goed werkgeverschap. In deze bijeenkomst zijn de ambassades geïnformeerd
over de relevante Nederlandse arbeidswet- en regelgeving en werden vragen over de
praktijk beantwoord. In het najaar zal opnieuw een bijeenkomst worden georganiseerd
over een thema met betrekking tot het Nederlandse arbeidsrecht.
Vraag 4
Kunt u een concreet en gedetailleerd antwoord geven hoe u gedupeerd ambassadepersoneel,
met veelal gerechtelijke uitspraken die in hun voordeel zijn, eindelijk gaat bijstaan
bij het behalen van hun rechten?
Antwoord 4
Zoals aangegeven is de Nederlandse staat zelf geen partij bij arbeidsgeschillen tussen
lokale werknemers en buitenlandse ambassades in Nederland. In de Kamerbrief is toegelicht
dat Nederland slechts een bemiddelende rol kan spelen in de zaken tussen gedupeerden
en de autoriteiten van de zendstaten. Dat neemt niet weg dat Nederland het belangrijk
vindt dat uitspraken van de rechter worden nageleefd. Het ministerie is zich bewust
van de gevolgen die deze geschillen hebben voor gedupeerden en betreurt het uitblijven
van de naleving van de vonnissen. Ter bevordering van de naleving van nationale vonnissen
voert het ministerie herhaaldelijk gesprekken met ambassadeurs en andere vertegenwoordigers
van de zendstaat. Tijdens deze gesprekken wordt de ernst van de zaken en niet-naleving
duidelijk gemaakt en wordt gewezen op het belang van het naleven van de Nederlandse
wet en rechterlijke uitspraken. Ook bestaat de mogelijkheid om zendstaten formeel
aan te schrijven. Indien opportuun, spreekt Nederland ook het Ministerie van Buitenlandse
Zaken in het desbetreffende land formeel aan en wordt bekeken welke internationale
rechtsmiddelen er in relatie tot een land beschikbaar zijn om naleving van Wenen diplomatiek
te bevorderen.
Ik merk op dat de nationale rechtsmiddelen door gedupeerden nog verder kunnen worden
uitgeput door waar mogelijk beslag te laten leggen op vermogensbestanddelen van de
zendstaat met een commerciële bestemming om zo te komen tot tenuitvoerlegging van
de nationale uitspraak.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.