Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Michon-Derkzen over het bericht 'Zelfbenoemde salafistenpolitie zaait angst in moskeeën: moslims met verkeerd geloof aan schandpaal genageld; AIVD en NCTV waarschuwen: salafistische aanjagers worden steeds grover en mondiger'
Vragen van de leden Becker en Michon-Derkzen (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Zelfbenoemde salafistenpolitie zaait angst in moskeeën: moslims met verkeerd geloof aan schandpaal genageld; AIVD en NCTV waarschuwen: salafistische aanjagers worden steeds grover en mondiger» (ingezonden 6 april 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister en Staatssecretaris de van Justitie en Veiligheid (ontvangen 14 juni 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2358.
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen over het bericht «Zelfbenoemde salafistenpolitie
zaait angst in moskeeën: moslims met «verkeerd geloof» aan schandpaal genageld; AIVD
en NCTV waarschuwen: salafistische aanjagers worden steeds grover en mondiger»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Hoe verhoudt de beantwoording van bovenstaande Kamervragen zich tot de passage in
het coalitieakkoord; «We beschermen de samenleving tegen de dreiging van alle vormen
van radicalisering en haatzaaien, van jihadisme tot links- en rechts-extremisme. Ook
moet er meer aandacht zijn voor de ontwrichtende werking van anti-overheids- en antidemocratische
sentimenten en desinformatie. Door in te zetten op preventie, signalering, opsporing,
vervolging en stevig te straffen pakken we dit aan»?
Antwoord 2
Het kabinet zet zich volledig in om alle vormen van radicalisering, extremisme en
terrorisme stevig aan te pakken zoals beschreven in het coalitieakkoord. Uw Kamer
is hierover op verschillende momenten geïnformeerd, bijvoorbeeld door de Minister
van Justitie en Veiligheid in de Rapportage integrale rapportage terrorisme2 en met de aanpak van rechts-extremisme en terrorisme en andere vormen van extremisme3 en onlangs door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de
nieuwe Rijksbrede strategie voor de aanpak van desinformatie4. Daarnaast is het wetsvoorstel doxing op 7 februari jl. aangenomen door de Tweede
Kamer. Ten overvloede verwijs ik u verder naar de beantwoording van vraag 9 van de
Kamervragen naar aanleiding van het bericht over zelfbenoemde salafistenpolitie5.
Vraag 3
Op welke termijn wordt de nota van wijziging bij het wetsvoorstel grondslaggegevensverwerking
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) naar de Kamer gestuurd?
Antwoord 3
De nota van wijziging wetsvoorstel grondslaggegevensverwerking NCTV ligt op dit moment
voor advies bij de Raad van State. Na ontvangst van het advies biedt de Minister van
Justitie en Veiligheid de nota van wijziging, inclusief de reactie op het advies van
de Raad van State, zo snel mogelijk aan de Tweede Kamer aan.
Vraag 4
Wat zijn de concrete gevolgen voor de nationale veiligheid van Nederland nu de NCTV
blijkens de antwoorden niet langer nieuwe ontwikkelingen met relevantie voor de nationale
veiligheid in een vroeg stadium kan signaleren en, op basis van die kennis, zijn coördinerende
taken met betrekking tot terrorismebestrijding en nationale veiligheid niet langer
kan uitvoeren, zoals u in de antwoorden schrijft?
Antwoord 4
Om bijvoorbeeld het lokale bestuur te kunnen adviseren over de lokale aanpak terrorismebestrijding,
moet de NCTV een actueel beeld hebben van maatschappelijke ontwikkelingen waar een
dreiging tegen de nationale veiligheid van uit kan gaan. Om hier een goed beeld van
te kunnen vormen is het van belang dat er een actueel beeld beschikbaar is. Dit actuele
beeld is vaak beschikbaar vanuit openbare internetbronnen, waaronder social media.
De NCTV heeft op dit moment geen grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens,
en kan derhalve geen sociale media-bronnen raadplegen en heeft dus ook beperkter zicht.
Als gevolg hiervan is de NCTV minder goed in staat de gecoördineerde aanpak van dreigingen
vorm te geven. Voor de nationale veiligheid is dit een onwenselijke situatie.
Vraag 5
Welke concrete gevolgen zijn er voor de nationale veiligheid nu het wetsvoorstel gegevensverwerking
casusoverleggen radicalisering en terroristische activiteiten nog niet in werking
is getreden? Hoe reëel is de kans dat een (gewelddadig) extremistische of terroristische
dreiging wordt gemist omdat relevante informatie niet kan worden gedeeld met organisaties
die betrokken zijn bij de persoonsgerichte aanpak voorkoming radicalisering en extremisme?
Antwoord 5
Het wetsvoorstel Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van
radicalisering en terroristische activiteiten (hierna: het wetsvoorstel) strekt tot
het verstevigen van de wettelijke basis van de gemeentelijke casusoverleggen ter voorkoming
en bestrijding van radicalisering en terroristische activiteiten. De bedoeling van
het wetsvoorstel is dat de bestaande praktijk van de persoonsgerichte aanpak radicalisering,
die op dit moment nog is neergelegd in een convenant, wordt vastgelegd in een formele
wet.
Op dit moment vinden de casusoverleggen plaats op basis van grondslagen voor bilaterale
gegevensverstrekking, en op basis van de grondslag van de politie om politiegegevens
aan een samenwerkingsverband te verstrekken. Dit is ook vastgelegd in het convenant.
Dit betekent allereerst dat het per deelnemende instantie verschilt in welke mate
die deelnemer in het casusoverleg gegevens mag delen. Daarnaast is het zo dat op dit
moment het verstrekken van persoonsgegevens aan andere deelnemers in een casusoverleg
alleen is toegestaan indien de verstrekking van de persoonsgegevens aan de andere
deelnemers verenigbaar is met het doel waarvoor de verstrekkende deelnemer de persoonsgegevens
oorspronkelijk heeft verzameld. Of er in casusoverleggen momenteel sprake is van verenigbare
verdere verwerkingen als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG),
is grond voor discussie. Dit alles maakt het delen van informatie in bepaalde gevallen
complex.
Om een einde te maken aan alle onduidelijkheden over de grondslagen van gegevensuitwisseling,
creëert het wetsvoorstel heldere grondslagen voor gegevensverwerking en voorziet het
de gegevensverwerkingen van een duidelijk juridisch kader. Het is daarom van belang
dat het wetsvoorstel spoedig het wetgevingsproces doorloopt. Welke concrete gevolgen
er voor de nationale veiligheid zijn nu het wetsvoorstel nog niet in werking is getreden,
valt in algemene zin niet aan te geven. De casusoverleggen radicalisering functioneren
op dit moment wel maar in bepaalde gevallen is er discussie over het mogen delen van
informatie. In de praktijk kan dit een vertragend effect kan veroorzaken.
Vraag 6
Welke criteria en omstandigheden worden betrokken bij de beoordeling of signalen over
en/of gedragingen van radicale salafistische aanjagers kunnen worden aangemerkt als
terroristisch voordat informatiedeling met Europol tot stand kan komen? Zijn er de
afgelopen jaren signalen over en/of gedragingen van radicale salafistische aanjagers
geweest die uiteindelijk niet zijn aangemerkt als terroristisch, waardoor deling van
informatie niet mogelijk was terwijl dit wel was gevraagd?
Antwoord 6
Het Schengeninformatiesysteem (SIS) is het informatie-uitwisselingssysteem dat externe
grenscontrole -en samenwerking in de rechtshandhaving ondersteunt in de Schengenlanden.
Bevoegde nationale autoriteiten6 kunnen signaleringen van personen en voorwerpen in één gemeenschappelijke databank
invoeren en raadplegen. Het land dat een signalering invoert is verantwoordelijk voor
die signalering en voor eventuele verwijdering. Opname in het SIS geschiedt pas nadat
is voldaan aan daarvoor gestelde eisen. Hiervoor verwijs ik naar de EU-verordeningen
SIS (2018/1860, 2018/1861, 2018/1862) van het Europees Parlement en de Raad van 28 november
2018. Europol heeft toegang en inzage tot het SIS maar heeft geen bevoegdheid om te
signaleren.
Er zijn geen cijfers beschikbaar van verzoeken die zijn gedaan en die uiteindelijk
niet tot informatiedeling hebben geleid.
Vraag 7
Kunt u, nu de Minister voor Rechtsbescherming heeft besloten voorlopig niet over te
gaan tot een integrale herziening van de Wet politiegegevens7, toch onderzoeken onder welke omstandigheden zachte signalen over personen die zich
mogelijk bezig houden met het beramen of plegen van terroristische misdrijven te verstrekken
aan andere landen, al dan niet via Europol? Is het in de ons omringende landen (België,
Duitsland, Frankrijk) wel mogelijk om (al dan niet via Europol) deze gegevens nu al
uit te wisselen met Nederland? Hoeveel (staats)imams uit derde landen komen naar schatting
elk jaar naar Nederland? Met het recente begin van de ramadan in ogenschouw genomen,
hoeveel (staats)imams uit derde landen zijn of zullen dit voorjaar naar Nederland
worden gestuurd ter ondersteuning van de islamitische gemeenschap? Is bekend met welke
boodschap zij op pad zijn of worden gestuurd vanuit het land van herkomst? Uit welke
landen zijn deze imams afkomstig?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in antwoorden op eerdere Kamervragen is het inderdaad niet mogelijk
om binnen de wettelijke kaders zachte signalen uit te wisselen.8 De politie is gebonden aan de kaders die de Wet politiegegevens (Wpg) stelt aan informatie-uitwisseling.
De Wpg (art. 10 lid 1 onder b Wpg en art. 15a Wpg) geeft een mogelijkheid tot het
ter beschikking stellen van politiegegevens aan andere EU/EER landen, maar staat niet
toe dat zachte signalen over personen worden verstrekt aan het buitenland (art. 5:3,
lid 8 jo art. 5:1, lid 4 Bpg). Dat is overigens niet voor niets. Deze personen zijn
immers (nog) geen verdachte. Ook een signalering in SIS kent deze beperking. Zoals
hierboven beschreven geschiedt een opname in het SIS pas nadat is voldaan aan daarvoor
gestelde eisen, bijvoorbeeld een besluit van een Officier van Justitie. Hiervoor verwijs
ik naar de EU-verordeningen SIS (2018/1860, 2018/1861, 2018/1862) van het Europees
Parlement en de Raad van 28 november 2018. Om informatie-uitwisseling van zachte signalen
mogelijk te maken zal een wijziging van Europese wetgeving benodigd zijn.
De vraag hoeveel (staats)imams uit derde landen jaarlijks naar Nederland komen kan
niet worden beantwoord. Op basis van de huidige registraties die worden bijgehouden
door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (visa kort verblijf), de Immigratie- en
Naturalisatiedienst (verblijfsvergunningen lang verblijf), en het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen – hierna UWV (verlenen tewerkstellingsvergunningen voor buitenlandse
werknemers die kort dan wel langverblijf beogen) zijn deze aantallen niet beschikbaar.
Er wordt in de betreffende registraties geen onderscheid gemaakt naar religie. Imams
worden net als priesters, nonnen, voorgangers en rabbijnen geregistreerd onder de
noemer «geestelijke bedienaren».
Vraag 8
Hoeveel tewerkstellingsvergunningen (hierna: TWV) voor geestelijk bedienaren en in
het bijzonder voor imams uit derde landen zijn de afgelopen jaren aangevraagd in Nederland?
In hoeveel gevallen is ook een TWV verstrekt en in hoeveel gevallen een verblijfsvergunning
voor langere tijd? Kunt u een overzicht geven van deze aantallen van de afgelopen
vier jaar? Kunt u deze aantallen afzetten tegen het aantal verstrekte TWV in andere
Schengenlanden?
Antwoord 8
Onderstaande tabel bevat het aantal verleende en geweigerde tewerkstellingsvergunningen9 en positieve en negatieve adviezen voor een gecombineerde vergunning voor verblijf
en arbeid10 voor geestelijk bedienaren.
2019
2020
2021
2022
Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen
85
65
8
52
Aantal positieve adviezen voor een gecombineerde vergunning
104
96
93
94
Aantal geweigerde tewerkstellingsvergunningen
3
0
7
0
Aantal negatieve adviezen voor gecombineerde vergunning
1
1
1
3
Op basis van de registraties van UWV is het niet mogelijk om cijfers te leveren voor
imams in het bijzonder. Er wordt in de betreffende registraties geen onderscheid gemaakt
naar religie. Imams worden net als priesters, nonnen, voorgangers en rabbijnen geregistreerd
onder de noemer «geestelijke bedienaren». Er is, voor zover bekend, geen informatie
beschikbaar over afgegeven vergunningen in andere Schengenlanden.
Vraag 9
Welke mogelijkheden zijn er om bij de beoordeling van een verzoek tot een TWV voor
een geestelijk bedienaar signalen van Inlichtingendiensten, de Nationale Politie,
gemeenten en Europol te betrekken, als bij een van deze organisaties zachte informatie
beschikbaar zou zijn dat een geestelijk bedienaar haat heeft verspreid maar nog geen
verdachte in Nederland is?
Antwoord 9
De beoordeling van een verzoek tot een TWV wordt gedaan door het UWV. Zij toetsen
aan de Wet arbeid vreemdelingen. Het doel van de Wet arbeid vreemdelingen is het voorkomen
van verdringing van de arbeidsmarkt en bescherming van de werknemers. Een toets aan
wenselijkheid van de individuele werknemer (de imam) en openbare orde valt buiten
de doelen van de wet. Ook valt het buiten de expertise van UWV om hieraan te toetsen.
De beoordeling van een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning kent op dit vlak
dus geen mogelijkheden.
Wel kan de IND aanvragen om een verblijfsvergunning om in Nederland te gaan werken
als geestelijk bedienaar of voorganger afwijzen, indien blijkt dat de persoon een
bedreiging voor de nationale veiligheid of openbare orde vormt. Ook een visumaanvraag
voor kort verblijf van een geestelijk bedienaar of voorganger kan worden afgewezen
als blijkt dat de persoon een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid of openbare
orde. Dergelijke beslissingen zijn gebaseerd op informatie van partners in de veiligheidsketen.
UWV speelt hierbij geen rol.
Vraag 10
Hoe ziet het beleid ten aanzien van de toelating van geestelijk bedienaren eruit in
omringende Schengenlanden zoals in Frankrijk? Welke (aanvullende) regels en eisen
gelden bijvoorbeeld in Frankrijk ten aanzien van de toelating van (staats)imams uit
derde landen? Hoe beoordeelt u de Franse situatie en ziet u hier mogelijkheden/kansen
voor Nederland? Bent u bereid om in overleg te treden met uw Franse counterpart om
best practices uit te wisselen en om op basis daarvan concrete voorstellen te doen
voor de Nederlandse situatie? Ziet u ook mogelijkheden om de uitwisseling van relevante
informatie over de toelating van (staats)imams tussen Schengenlanden te bevorderen?
Zo ja, op welke termijn bent u bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Er gelden op dit moment in Frankrijk geen bijzondere eisen en regels ten aanzien van
de toelating van (staats) imams. Wel heeft President Macron in oktober 2020 aangekondigd
een einde te willen maken aan de situatie waarin imams die door buitenlandse overheden
gezonden en betaald worden, voorgaan in Franse moskeeën. Deze imams zouden vervangen
moeten worden door in Frankrijk opgeleide en gevormde bedienaren. Ook sprak de president
zich toen uit voor een accreditatiesysteem van imams door een op te richten Raad van
Franse Imams (CMI). Mede vanwege onenigheid binnen en tussen de verschillende organisaties
die hier een rol in zouden moeten spelen is de uitvoering van deze plannen ernstig
vertraagd. Wel is op 19 maart 2023 een campagne gestart voor het werven van leden
voor een Raad van imams (CMI) door een nieuwe, door de overheid gesteunde, moslimorganisatie
(Forum voor de Franse Islam, FORIF). Vooralsnog blijven de door met name Marokko,
Algerije en Turkije gezonden imams op hun post. Ook de gebruikelijke extra inzet van
imams uit deze landen gedurende de ramadan heeft in 2023 weer doorgang gevonden. Wel
is de overheid alert op gedragingen van imams, die tegen de openbare orde ingaan.
Uiteraard volgt het kabinet de ontwikkelingen in Frankrijk aandachtig en zal het op
een gelegen moment met de Franse counterparts in gesprek treden over, onder andere,
de voortgang bij de realisering van de Franse beleidsvoornemens ten aanzien van de
toelating van (staats)imams uit het buitenland.
Het Schengeninformatiesysteem is een effectief instrument voor informatie-uitwisseling
tussen lidstaten. Personen, inclusief predikers, die een gevaar kunnen vormen voor
de openbare orde of de nationale veiligheid, kunnen gesignaleerd worden in het Schengeninformatiesysteem.
Als een persoon gesignaleerd is, bijvoorbeeld om de toegang tot het Schengengebied
te weigeren, is dit zichtbaar voor alle lidstaten en kunnen zij hierop acteren.
Vraag 11
Hoe staat het met de voortgang van het toegezegd internationaal rechtsvergelijkend
onderzoek naar beleid inzake de toelating van (staats)imams uit derde landen? Wat
zijn de (eerste) resultaten en hoe beoordeelt u die? Ziet u aanknopingspunten voor
concreet beleid in Nederland? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Het onderzoek waar aan u refereert is in november 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Voor beantwoording van uw vragen verwijs ik graag naar het rapport van het International
Centre for Counter-Terrorism en de beleidsreactie van de Minister van Justitie en
Veiligheid.11
Vraag 12
Hoe werkt het Schengen Informatiesysteem (hierna: SIS) in de praktijk bij het toelaten
en weigeren van geestelijk bedienaren uit derde landen? Recent is de SIS ook uitgebreid
met nieuwe signaleringen en ruimere functionaliteiten, welke zijn dit precies en hoe
vertaalt zich dit in de praktijk bij het toelatingssysteem van geestelijk bedienaren
uit derde landen? Hoe ziet het signaleringssysteem er bijvoorbeeld uit bij geestelijk
bedienaren wiens toegang of verblijf binnen de Schengenzone is geweigerd? Wordt hier
ook op gehandhaafd door Schengenlanden?
Antwoord 12
Het SIS is een EU-informatiesysteem dat grenscontroles en samenwerking in de rechtshandhaving
ondersteunt in en tussen de Schengenlidstaten. Met het vernieuwde SIS zijn nieuwe
signaleringscategorieën toegevoegd, zoals signaleringen van onbekende verdachten of
gezochte personen, waardoor er in SIS vinger- of handpalmafdrukken kunnen worden ingevoerd
die op de plaats van ernstige misdrijven of terroristische incidenten zijn aangetroffen
en vermoedelijk van de dader zijn. Maar ook preventieve signaleringen van kinderen
die het risico lopen te worden ontvoerd door een van hun ouders, en van kwetsbare
personen die voor hun eigen bescherming moeten worden belet te reizen. Terugkeerbesluiten
ten aanzien van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen worden sinds kort
in SIS ingevoerd. Daarnaast zijn Schengenlidstaten verplicht om signaleringen in te
voeren in SIS wanneer sprake is van een inreisverbod voor onderdanen van derde landen.
SIS is een hit/no-hit systeem en aan een signalering is altijd een vervolgactie gekoppeld,
dat wil zeggen verzoeken tot concrete acties voor functionarissen van bevoegde autoriteiten
in andere lidstaten. Bij een (grens)controle komt bijvoorbeeld in het systeem naar
boven dat een persoon gesignaleerd staat. Er is niet bij elke signalering een handhavingsverplichting,
bijvoorbeeld indien sprake is van vermiste personen waarbij het enkel kan gaan om
informeren.
Een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf is mogelijk op grond
van de SIS-verordening. Hierin zijn de voorwaarden en procedures vastgesteld voor
het invoeren en verwerken van signaleringen in SIS met het oog op weigering van toegang
tot en verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Een signalering met oog op toegangsweigering
is mogelijk als bijvoorbeeld de aanwezigheid van een derdelander een bedreiging vormt
voor de openbare orde of de nationale veiligheid van een lidstaat. Vereist is dat
de lidstaat een administratieve of gerechtelijke beslissing tot weigering van toegang
en verblijf heeft genomen op basis van een individuele evaluatie waarbij persoonlijke
omstandigheden van de betrokken onderdaan van een derde land en de gevolgen van een
weigering van toegang en verblijf zijn betrokken in het besluit. Deze procedure ten
aanzien van signalering in het SIS wordt ook gevolgd als er sprake is van signalering
van een extremistische spreker.
Vraag 13
Kunt u een overzicht geven van het aantal keer dat een haatprediker de toegang tot
Nederland is geweigerd wegens risico’s voor de openbare orde? Is het mogelijk hierbij
een uitsplitsing te maken tussen extremistische imams en bedienaren van overige godsdiensten?
Antwoord 13
Het is niet mogelijk om hier een volledig beeld van te geven, aangezien cijfers over
toegangsweigering van extremistische sprekers niet automatisch uit de systemen van
de IND en de Koninklijke Marechaussee gegenereerd kunnen worden. Wel is het zo dat
sinds 2015 in circa 20 gevallen extremistische sprekers geen visum hebben gekregen
of het visum is ingetrokken na een negatief advies van de IND. Het aantal visumweigering
wordt handmatig door de IND bijgehouden. Deze personen zijn gesignaleerd in het SIS
als niet tot het Schengengebied toe te laten vreemdelingen. Op deze manier is voorkomen
dat betrokkenen naar Nederland zijn gereisd of betrokkenen hebben Nederland moeten
verlaten. In bijna alle gevallen ging het om sprekers die een islamitisch extremistische
boodschap uitdroegen. In één geval ging het om een spreker met een andere achtergrond.
Vraag 14
Hoe vaak is in de afgelopen vijf jaar onderzoek gedaan naar buitenlandse geestelijke
bedienaren waarbij het ontzeggen van de toegang tot Nederland is overwogen maar is
uiteindelijk niet overgegaan tot het opnemen van in SIS? Wat zijn redenen om uiteindelijk
iemand niet op te nemen in SIS?
Antwoord 14
Ik ga ervan uit dat u met «onderzoek» in de vraag doelt op de procedure waarbij extremistische
sprekers kunnen worden geweigerd. Voor de gestelde eisen aan opname in de systemen
van SIS II en de beschikbare cijfers, verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag
6 en 13.
Vraag 15
Welke maatregelen zijn er getroffen om te voorkomen dat een extremistische geestelijke
bedienaar in de ene Europese lidstaat wordt geweigerd, maar via een andere Europese
lidstaat toegang tot Europees grondgebied krijgt en doorreist naar Nederland?
Antwoord 15
Vreemdelingen kunnen conform Europese regelgeving gesignaleerd worden in het Schengeninformatiesysteem.
Middels deze signalering zijn andere lidstaten van het Schengengebied ook op de hoogte
en kan de toegang geweigerd worden als de vreemdeling via een andere lidstaat wil
inreizen.
Vraag 16
Welke mogelijkheden zijn er om na verstrekking van TWV’s, deze in te trekken of op
andere wijze personen te bewegen Nederland te verlaten wanneer blijkt dat een buitenlandse
(staats)imam in Nederland haat predikt?
Antwoord 16
Zoals in antwoord op vraag 9 is beschreven, kan de IND het verblijfsrecht van een
geestelijk voorganger of bedienaar intrekken indien er informatie beschikbaar is waaruit
blijkt dat deze persoon een risico voor de nationale veiligheid of openbare orde vormt.
Vraag 17
Vindt u het gepast dat een (buitenlandse) staatsimam of andere geestelijk bedienaar
in de Nederlandse samenleving aanbeveelt tot vrouwenbesnijdenis? Zo nee, welke mogelijke
civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke consequenties heeft het
aanbevelen van vrouwenbesnijdenis voor geestelijk bedienaren?
Antwoord 17
Vrouwelijke genitale verminking is een mensonterende praktijk en in Nederland strafbaar
als vorm van (zware) mishandeling (Artikel 300–303 van het Wetboek van Strafrecht).
Het aanzetten tot hiertoe is onacceptabel. Indien sprake is van het aanzetten tot
geweld (artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht) of opruiing (artikel 131 van
het Wetboek van Strafrecht), kan het OM strafrechtelijke vervolging instellen. Het
is vervolgens aan de strafrechter om te beoordelen of in een individueel geval een
strafbaar feit is gepleegd. Uitlatingen over vrouwelijke genitale verminking die geen
strafbaar feit opleveren, kunnen door inzet van bestuursrechtelijke of civielrechtelijke
maatregelen alsnog worden bestreden.
Vraag 18
Hoe staat het met het opzetten van een Nederlandse imamopleiding onder overheidstoezicht
conform de aangenomen motie Becker?12 Hoeveel particuliere imamopleidingen worden op dit moment in Nederland aangeboden?
Hoeveel imamopleidingen hiervan worden op dit moment gefinancierd uit derde landen
en uit welke landen?
Antwoord 18
Op dit moment zijn de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap in gesprek met meerdere onderwijsinstellingen om de routekaart
uit te werken voor het realiseren van een hbo-bacheloropleiding tot imam in Nederland.
Daarbij is het altijd de inzet geweest om een door de overheid erkende en bekostigde,
robuuste hbo-bacheloropleiding tot imam te laten starten, die naadloos ingepast kan
worden binnen het Nederlandse onderwijsstelsel. Zodra hierover meer bekend wordt zal
ik uw Kamer hierover informeren. Zoals u weet staat het iedereen vrij om een eigen
(particuliere) theologische opleiding in Nederland op te starten. Uit openbare informatie
is op te maken dat er enkele opleidingen in Nederland worden aangeboden die naar de
mogelijkheid van imamopleiding verwijzen. Op welke wijze deze opleidingen gefinancierd
worden, is mij niet bekend.
Vraag 19
Bent u het ermee eens dat het van belang is om over voldoende (gecontroleerd) opleidingsaanbod
binnen Nederland te beschikken om niet langer afhankelijk te zijn van imamopleidingen
die door derde landen worden gefinancierd en door (staats)imams die uit derde landen
worden ingevlogen? Zo ja, welke stappen bent u bereid te zetten om te voorzien in
dit aanbod? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 19
Zoals bij vraag 18 te lezen valt, is het altijd de inzet van het kabinet geweest om
een door de Nederlandse overheid erkende en bekostigde imamopleiding op hbo-bachelorniveau
aan (een) Nederlandse onderwijsinstelling(en) mogelijk te maken. Eerder heb ik met
uw Kamer gedeeld dat «Het niet langer afhankelijk zijn van imams uit de landen van
herkomst ook belangrijk is voor de gemeenschappen zelf, omdat ook zij zelf vorm willen
kunnen geven aan de invulling van hun geloof binnen de Nederlandse context». Zie ook
voetnoot 6.
Zodra er meer duidelijkheid is over de totstandkoming van deze imamopleiding in Nederland,
zal ik uiteraard uw Kamer hierover informeren.
Vraag 20
Hoe staat het met het formuleren van een heldere juridische definitie van problematisch
gedrag conform de aangenomen motie Becker?13 Bent u het ermee eens dat een afgebakende juridische definitie van problematisch
gedrag van belang is, aangezien ongewenste buitenlandse beïnvloeding, al dan niet
via het invliegen van (staats)imams, een wezenlijk probleem vormt voor de vrije Nederlandse
samenleving? Zo ja, welke (aanvullende) stappen bent u bereid te zetten om te komen
tot een brede juridische definitie van problematisch gedrag en binnen welke termijn?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 20
Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen «Zelfbenoemde salafistenpolitie
zaait angst in moskeeën: moslims met «verkeerd geloof» aan schandpaal genageld; AIVD
en NCTV waarschuwen: salafistische aanjagers worden steeds grover en mondiger»14 heeft de Landsadvocaat in zijn advies aangegeven dat er geen afgebakende juridische
definitie te geven valt van het begrip «problematisch gedrag». Het betreft een spectrum
aan gedragingen waarbij de ernst gradaties kent. Deze analyse komt overeen met de
analyse van de juristen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarom
is er vanuit het kabinet geen inzet op het formuleren van een conventionele juridische
definitie op basis waarvan kan worden ingegrepen.
Wel maakt het kabinet, conform het advies van de Landsadvocaat en gelet op de ernst
van de problematiek, werk van het vastleggen van normen op deelaspecten van problematisch
gedrag die toepassing van een (nieuw) instrument rechtvaardigen. Zo werkt de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs op dit moment aan een nieuwe wettelijke norm
voor informele lesinstituten. In die norm zal binnen de grenzen van het grondwettelijk
kader worden beschreven welk aspect van problematisch gedrag op informele scholen
kan leiden tot het treffen van een maatregel.15 Wel is de Wet Transparantie Maatschappelijke Organisaties MO in voorbereiding. Dit
wetsvoorstel wil tegengaan dat ontvangen donaties bij maatschappelijke organisaties
zorgen voor onwenselijke buitenlandse beïnvloeding. De burgemeester, het openbaar
ministerie (OM) en andere aangewezen overheidsinstanties krijgen de bevoegdheid om
bij een maatschappelijke organisatie gericht navraag te kunnen doen naar buitenlandse
giften en als het hoge giften zijn te vragen naar de persoon van de donateur. Het
tweede deel van het wetsvoorstel betreft stichtingen en is bedoeld om misbruik van
financieel-economische aard, zoals witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.
Stichtingen zijn nu al verplicht om een balans en staat van baten en lasten op te
stellen. Het wetsvoorstel verplicht stichtingen om deze financiële stukken voortaan
te deponeren bij het handelsregister. De informatiepositie van diensten met controle-,
toezichts- en opsporingstaken wordt zo vergroot.
Vraag 21
Bent u bereid om de Kamer jaarlijks een update te sturen over de gevraagde cijfers
bij vraag 7, 12 en 13? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Zie ook het antwoord op vraag 13: aangezien een totaaloverzicht niet uit de systemen
gegeneerd kan worden, kan ik niet aan uw verzoek tegemoetkomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.