Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Douane van 19 januari 2023, over verlengde navorderingstermijn douaneschulden (Kamerstuk 31934-68)
31 934 Douane
Nr. 71
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 juni 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 22 februari 2023 over een
toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Douane van 19 januari 2023, over verlengde
navorderingstermijn douaneschulden (Kamerstuk 31 934, nr. 68).
De vragen en opmerkingen zijn op 30 maart 2023 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
en hebben nog enkele vragen en opmerkingen hierover.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris op aandringen
van deze leden van plan is om de navorderingstermijnen aan te passen in nationale
wetgeving. Deze leden vragen of vanaf heden al gewerkt zal worden in de geest van
de nieuwe situatie, dus zoveel mogelijk met een termijn van drie jaar. Zo nee, waarom
niet?
Deze leden vragen of daarnaast wordt overwogen om de wet met terugwerkende kracht
in te voeren. Of zijn er andere mogelijkheden overwogen waarin belastingplichten een
beroep kunnen doen op billijkheid of andere gronden, en teruggaaf kunnen ontvangen
als zij in het verleden een verlengde (onwenselijke) navorderingstermijn opgelegd
hebben gekregen?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris in kan gaan op
het artikel in het NRC van 6 maart 2023 over lange bezwaarprocedures bij de Douane
die afbreuk doen aan rechtsbescherming van ondernemers. Klopt het dat het voor ondernemers
lastig/onmogelijk was om een gedane aangifte achteraf (administratief) te wijzigen?
Bijvoorbeeld, zoals in het artikel beschreven, voor het toevoegen bij een biocertificaat.
Klopt het dat dat probleem nu verholpen is? Worden door ondernemers ook andere soortgelijke
situaties geadresseerd waarin de Douane regels vanuit de Europese Unie strenger interpreteert
dan nodig is? Zo ja, kan de Staatssecretaris hiervan een overzicht geven en op welke
wijze dat wordt opgelost?
Klopt het dat de doorlooptijden van bezwaar-en beroepsprocedures vaak een duur kan
hebben van circa acht jaar? Zo ja, hoeveel? Wat is de gemiddelde doorlooptijd? Wordt
bij dit soort procedures die het midden- en kleinbedrijf aangaat zoveel mogelijk maatwerk
toegepast, dus dat er geen grote aanslagen worden opgelegd bij (startende) ondernemers
die niet reëel zijn? Zo ja, op welke wijze? Bent u het eens met het pleidooi van de
heer Boersma voor een meer magistratelijke houding bij de Douane waarbij de dienst
meer eigen verantwoordelijkheid neemt en bijvoorbeeld afziet van een navordering als
die in strijd is met redelijkheid en billijkheid en op voorhand vaststaat die nooit
tot een belastingopbrengst zal leiden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsbrief en onderliggende
beslisnota’s. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Kamerbrief weinig inzicht geeft in de
achterliggende overwegingen van het kabinet om het sanctiestelsel van de Algemene
Douanewet aan te passen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om ook in haar Kamerbrieven
een volledige weergave van haar voornemens en achterliggende overwegingen uiteen te
zetten.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om nader toe te lichten in
welke gevallen zij voornemens is straks de verlengde termijn nog wel of juist niet
meer in te zetten.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris tevens welke financiële effecten
haar wijzigingsvoorstel zou hebben voor bedrijven, het Rijk en de Traditionele Eigen
Middelen (TEM). Deze leden merken op dat de financiële consequenties van het oplossen
van knelpunten voor burgers vaak genoemd worden als obstakel voor het aanpakken van
deze knelpunten. Uit de brief van de Staatssecretaris en de onderliggende beslisnota’s
blijkt echter niet dat hier aandacht is geschonken aan de mogelijke financiële consequenties.
Hoe verklaart de Staatssecretaris dit? Is zij het met de leden van de D66-fractie
eens dat hier een ongelijke behandeling van het knelpunt met de verlengde beslistermijn
lijkt ten opzichte van bijvoorbeeld de alleenstaande ouderkop (ALO-kop) op het kindgebonden
budget voor mensen met een onvrijwillig elders verblijvende partner, dat eerder gesignaleerd
werd door de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane, de Nationale ombudsman, VluchtelingenWerk
Nederland en het Ministerie van Financiën?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris om aan te geven wat de vermoedelijke
budgettaire impact is van het hanteren van de reguliere navorderingstermijn van drie
jaar, in plaats van de verlengde navorderingstermijn van vijf jaar.
II Reactie van bewindspersoon
Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen die door de verschillende
fracties zijn gesteld naar aanleiding van de brief van 22 februari 2023 inzake de
Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Douane van 19 januari 2023 (Kamerstuk
31 934, nr. 67), over Verlengde navorderingstermijn douaneschulden (Kamerstuk 31 934, nr. 68). Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van de gestelde vragen en opmerkingen
aangehouden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
en hebben nog enkele vragen en opmerkingen hierover.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris op aandringen
van deze leden van plan is om de navorderingstermijnen aan te passen in nationale
wetgeving. Deze leden vragen of vanaf heden al gewerkt zal worden in de geest van
de nieuwe situatie, dus zoveel mogelijk met een termijn van drie jaar. Zo nee, waarom
niet?
Deze leden vragen of daarnaast wordt overwogen om de wet met terugwerkende kracht
in te voeren. Of zijn er andere mogelijkheden overwogen waarin belastingplichten een
beroep kunnen doen op billijkheid of andere gronden, en teruggaaf kunnen ontvangen
als zij in het verleden een verlengde (onwenselijke) navorderingstermijn opgelegd
hebben gekregen?
Antwoord:
In het Douanewetboek van de Unie is vastgelegd dat wanneer een douaneschuld is ontstaan
ingevolge een handeling die op het tijdstip dat zij werd verricht strafrechtelijk
vervolgbaar was, in overeenstemming met het nationaal recht de reguliere termijn van
drie jaar voor het mededelen van deze douaneschuld verlengd kan worden tot minimaal
vijf en maximaal tien jaar. In Nederland bedraagt deze termijn vijf jaar (artikel
7:7 Algemene douanewet). Wat strafrechtelijk vervolgbaar is, is voorbehouden aan de
lidstaten. In Nederland is nu elke onvolledige of onjuiste aangifte strafrechtelijk
vervolgbaar. Zoals ik in de brief van 22 februari 2023 aan uw Kamer heb aangegeven,
vind ik het een onwenselijke situatie wanneer er na het verstrijken van de reguliere
termijn wordt nagevorderd, terwijl geen sprake is van een bewuste fout in de aangifte.
Immers, ook bij het doen van een douaneaangifte kan niet worden uitgesloten dat iemand
onbewust een foutje maakt.
Op dit moment wordt gewerkt aan een aanpassing van de strafbaarstelling van de onjuiste
en onvolledige aangifte in de Algemene douanewet, waarmee ik invulling geef aan het
oplossen van deze onwenselijke situatie. Het streven is, zoals aangegeven in de brief,
om deze maatregel onderdeel te laten zijn van het Belastingplan 2024, zodat deze wijziging
al per 1 januari 2024 inwerking kan treden.
De leden van de VVD-fractie vragen in de kern om de maatregel al uit te voeren, anticiperend
op deze wetgeving, of met terugwerkende kracht in te voeren. Ik vind het van belang
om de geëigende stappen rondom nieuwe wetgeving zorgvuldig te doorlopen, zoals een
uitvoeringstoets, een wetgevingstoets, advies van de Raad van State en een parlementaire
behandeling. De Raad van State heeft al meermaals op het belang van dit zorgvuldige
proces gewezen. Het voorstel is niet van dusdanig zwaarwegende aard om hiervan af
te wijken. Bij de parlementaire behandeling ga ik graag verder in op de door uw Kamer
gesignaleerde punten in.
Daarnaast wijs ik er ten overvloede op dat er in de huidige situatie, overeenkomstig
de huidige wettelijke bepalingen, alleen wordt nagevorderd als er onvoldoende douanerechten
door een bedrijf zijn afgedragen. Als de Douane dit pas signaleert als de navorderingstermijn
is verlopen, dan hoeft het bedrijf deze rechten niet meer te betalen.
Vraag:
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris in kan gaan op
het artikel in het NRC van 6 maart 2023 over lange bezwaarprocedures bij de Douane
die afbreuk doen aan rechtsbescherming van ondernemers. Klopt het dat het voor ondernemers
lastig/onmogelijk was om een gedane aangifte achteraf (administratief) te wijzigen?
Bijvoorbeeld, zoals in het artikel beschreven, voor het toevoegen bij een biocertificaat.
Klopt het dat dat probleem nu verholpen is? Worden door ondernemers ook andere soortgelijke
situaties geadresseerd waarin de Douane regels vanuit de Europese Unie strenger interpreteert
dan nodig is? Zo ja, kan de Staatssecretaris hiervan een overzicht geven en op welke
wijze dat wordt opgelost?
Antwoord:
In het Douanewetboek van de Unie staat een bepaling die aangeeft onder welke voorwaarden
een gedane aangifte nog gewijzigd kan worden (artikel 173). Deze bepaling is erop
gericht dat «de aangever zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder
de desbetreffende douaneregeling kan nakomen. De Nederlandse interpretatie van dit
artikel tot nu toe was dat wijziging van een aangifte na vrijgave beperkt werd toegestaan.
Het wijzigen van de aangever werd zelfs nooit toegestaan omdat in het richtsnoer van
de Commissie dit zo was opgenomen.
De publicatie van een gewijzigde richtsnoer van de Europese Commissie met betrekking
tot douaneformaliteiten op 12 december 2022 geeft wat meer ruimte voor het wijzigen
van een aangifte achteraf. Momenteel werk ik aan het inpassen daarvan in onze werkwijze.
De Douane heeft regelmatig overleg met koepels van het bedrijfsleven. Generieke interpretatieverschillen
van de wetgeving kunnen daar worden geagendeerd waarna duidelijkheid wordt geboden
of een oplossing wordt gezocht. Soms heeft de Douane daarbij de ruimte dit zelf te
doen, veelal ligt de verantwoordelijkheid voor de interpretatie van die wetgeving,
vanwege het Europese karakter van die wetgeving, bij de Europese wetgever en dient
afstemming te worden gezocht met de Commissie en de andere lidstaten.
Vraag:
Klopt het dat de doorlooptijden van bezwaar-en beroepsprocedures vaak een duur kan
hebben van circa acht jaar? Zo ja, hoeveel? Wat is de gemiddelde doorlooptijd?
Antwoord:
Voor bezwaarprocedures gelden de wettelijke termijnen uit de Algemene wet bestuursrecht.
In beginsel bedraagt die beslistermijn zes weken, maar deze termijn kan in bepaalde
situaties verlengd worden met nog eens zes weken. De Douane streeft ernaar bezwaren
zo tijdig mogelijk en binnen de daarvoor geldende beslistermijnen van de Algemene
wet bestuursrecht af te handelen. In 2020 en 2021 bedroegen de percentages bezwaren
die zijn afgedaan binnen de Awb-termijn 94% respectievelijk 88%.
Het uitgangspunt van de Douane is om in goed overleg met de bezwaarmaker zo snel mogelijk
een beslissing op het bezwaar te geven. Zorgvuldigheid en dienstverlening staan daarbij
voorop. Indien verdere verlenging van de termijn nodig is, gebeurt dit in overleg
met de bezwaarmaker. Daar waar een mogelijke termijnoverschrijding toch aan de orde
kan zijn, zal hierover in de regel contact worden gezocht.
De Douane onderzoekt of de rechtsgang in de bezwaarfase versneld kan worden. Hierdoor
zouden ondernemers minder lang in onzekerheid verkeren. De Douane is hierover in gesprek
met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Ander onderdeel van de verbeteractie
is het meer stroomlijnen van de werkzaamheden ten aanzien van de behandeling van bezwaar-
en beroepsschriften door de Douane.
In het geval dat een bezwaarprocedure wordt opgevolgd door een beroepsprocedure kan
de doorlooptijd in uitzonderlijke gevallen lang zijn. Dit is zeker het geval als er
sprake is van beroep en hoger beroep bij rechtbank en gerechtshof en vervolgens cassatie
bij de Hoge Raad.
Op het verdere tijdsverloop in de beroepsfase hebben zowel de Douane als de belanghebbende
beperkt invloed. Deze doorlooptijd is voornamelijk afhankelijk van de planning van
de rechtelijke macht. De rechtelijke macht heeft spiegelgesprekken met o.a. adviseurs
en Douane georganiseerd om te bezien of versnelling mogelijk is. Door in gesprek te
gaan kunnen we van elkaar leren over hoe we de zaken met elkaar beter voorbereiden,
wat het tijdsverloop van de procedures kan verkorten.
Vraag:
Wordt bij dit soort procedures die het midden- en kleinbedrijf aangaat zoveel mogelijk
maatwerk toegepast, dus dat er geen grote aanslagen worden opgelegd bij (startende)
ondernemers die niet reëel zijn? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord:
De omvang van de belastingaanslagen is afhankelijk van aantal en aard van de gedane
douaneaangiften, niet van de soort onderneming. Bij de gevolgen van het opleggen van
deze aanslagen wordt wel voor zover mogelijk rekening gehouden met de sociaaleconomische
situatie van die onderneming, bijvoorbeeld via uitstel van betaling of betalingsregelingen.
Vraag:
Bent u het eens met het pleidooi van de heer Boersma voor een meer magistratelijke
houding bij de Douane waarbij de dienst meer eigen verantwoordelijkheid neemt en bijvoorbeeld
afziet van een navordering als die in strijd is met redelijkheid en billijkheid en
op voorhand vaststaat die nooit tot een belastingopbrengst zal leiden?
Antwoord:
Een magistratelijke houding betekent voor mij dat alle belangen worden meegenomen.
Van de Douane mag dus worden verwacht dat zij, daar waar mogelijk, rekening houden
met de belangen van het bedrijfsleven bij het tot stand komen, de uitleg en toepassing
van de wetgeving. Daarbij weet de Douane zich wel gebonden aan de Europese regelgeving.
De mate waarin de inspecteur bijvoorbeeld af kan zien van het opleggen van een belastingaanslag
wordt bepaald door de ruimte die deze regelgeving daartoe biedt. Omdat het bij het
innen van invoerrechten grotendeels eigen middelen van de EU betreft, kijkt de Europese
Commissie kritisch mee of de inspecteur zich wel aan de Europese wetgeving houdt.
Tekortkomingen komen ten laste van de Nederlandse schatkist en daarmee de Nederlandse
belastingbetaler. De Europese wetgeving kent weliswaar billijkheidsbepalingen. Maar
deze zijn ingebed in strenge criteria, mede om ervoor te zorgen dat ze gelijk in de
lidstaten worden toegepast, deze bepalingen bieden daardoor weinig ruimte.
Dit is het spanningsveld waarin de Douane opereert. Momenteel worden de dilemma’s
in dit spanningsveld explicieter gemaakt en opnieuw gewogen. De Douane investeert
daarnaast ook in de versterking van de kennis en het vakmanschap van zowel managers
als medewerkers. Dit zal ook de goede inhoudelijke discussies in de voorfase, voordat
er sprake is van formele procedures, helpen te verbeteren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsbrief en onderliggende
beslisnota’s. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Kamerbrief weinig inzicht geeft in de
achterliggende overwegingen van het kabinet om het sanctiestelsel van de Algemene
Douanewet aan te passen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om ook in haar Kamerbrieven
een volledige weergave van haar voornemens en achterliggende overwegingen uiteen te
zetten.
Antwoord:
Het huidige nationale douanesanctiestelsel is vrijwel helemaal opgebouwd uit strafrechtelijke
bepalingen. Hierdoor vindt sanctionering vrijwel automatisch plaats binnen het strafrechtelijk
domein. Om handhaving van douanewetgeving zo efficiënt mogelijk in te richten, en
te onderzoeken of een breder palet aan bestuurlijke handhavingsinstrumenten hieraan
kan bijdragen, bestaat bij het kabinet het voornemen om het hele sanctiestelsel van
de douane te herzien. Dit proces bevindt zich nog in een eerste verkennend stadium,
waardoor ik hierover nu geen verdere uitspraken kan doen. Omdat ik het belangrijk
vind dat de aanpassing van de Algemene douanewet met het oog op onbedoelde vergissingen
in de aangifte sneller dan dit voornemen kan worden geïmplementeerd is er voor gekozen
om hierop ten behoeve van dit wetsvoorstel niet te wachten. Ik zal u uiteraard op
de hoogte houden van de ontwikkelingen op dit punt.
Vraag:
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om nader toe te lichten in
welke gevallen zij voornemens is straks de verlengde termijn nog wel of juist niet
meer in te zetten.
Antwoord:
Zoals ik in de brief van 22 februari 2023 aan uw Kamer heb aangegeven, vind ik het
een onwenselijke situatie wanneer er na het verstrijken van de reguliere termijn van
drie jaar nog wordt nagevorderd terwijl geen sprake is van een bewuste fout in de
aangifte. Op dit moment wordt hiertoe gewerkt aan een aanpassing van de Algemene douanewet,
waarmee ik invulling geef aan het oplossen van deze onwenselijke situatie. Het streven
is om deze maatregel onderdeel te laten zijn van het Belastingplan 2024, Ik vind het,
zoals ik het ook in het antwoord op de vragen van de VVD-fractie heb aangegeven, van
belang om de geëigende stappen rondom nieuwe wetgeving zorgvuldig te doorlopen, daarom
kan ik nu niet ingaan op uw vraag.
Vraag:
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris tevens welke financiële effecten
haar wijzigingsvoorstel zou hebben voor bedrijven, het Rijk en de Traditionele Eigen
Middelen (TEM). Deze leden merken op dat de financiële consequenties van het oplossen
van knelpunten voor burgers vaak genoemd worden als obstakel voor het aanpakken van
deze knelpunten. Uit de brief van de Staatssecretaris en de onderliggende beslisnota’s
blijkt echter niet d/at hier aandacht is geschonken aan de mogelijke financiële consequenties.
Hoe verklaart de Staatssecretaris dit? Is zij het met de leden van de D66-fractie
eens dat hier een ongelijke behandeling van het knelpunt met de verlengde beslistermijn
lijkt ten opzichte van bijvoorbeeld de alleenstaande ouderkop (ALO-kop) op het kindgebonden
budget voor mensen met een onvrijwillig elders verblijvende partner, dat eerder gesignaleerd
werd door de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane, de Nationale ombudsman, VluchtelingenWerk
Nederland en het Ministerie van Financiën?
De leden van de D66 vragen naar de financiële effecten van dit beleidsvoornemen en
of hier geen sprake is van een ongelijke behandeling ten opzichte van knelpunten van
burgers.
Antwoord:
Het financiële effect van deze maatregel voor bedrijven, het Rijk en de TEM is op
voorhand niet vast te stellen.
Duidelijk is wel dat bedrijven door de voorgenomen wijziging in de wetgeving in voorkomend
geval minder vaak te maken krijgen met een navordering over een periode langer dan
drie jaar. Voor bedrijven resulteert dit in minder onzekerheid. De keerzijde daarvan
is dat een deel van de eigenlijk verschuldigde douanerechten niet meer nagevorderd
kunnen worden. Naar verwachting betreft het een beperkt aantal gevallen, met een gering
negatief gevolg voor het Rijk en de TEM.
Knelpunten die worden gesignaleerd worden altijd individueel beoordeeld, ongeacht
door wie deze worden aangekaart en wie het betreft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris om aan te geven wat de vermoedelijke
budgettaire impact is van het hanteren van de reguliere navorderingstermijn van drie
jaar, in plaats van de verlengde navorderingstermijn van vijf jaar.
Antwoord:
Zie het antwoord op de vragen van de D66-fractie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier