Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over het bericht 'RVO maakt dieraantallen en adressen veehouderijen toch openbaar'
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «RVO maakt dieraantallen en adressen veehouderijen toch openbaar» (ingezonden 12 mei 2023).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 juni
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2819.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «RVO maakt dieraantallen en adressen veehouderijen toch
openbaar»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u zich voorstellen dat boeren verontrust zijn over het openbaar maken van hun
bedrijfsgegevens, zeker gezien het huidige maatschappelijke klimaat en de inbreuken
op de persoonlijke levenssfeer waarmee sommige van hen al te maken hebben gehad? Vindt
u ook dat in dit verband bij openbaarmaking geen kunstmatig onderscheid gemaakt moet
worden tussen persoonlijke gegevens en bedrijfsgegevens?
Antwoord 2
Ik kan me voorstellen dat landbouwers verontrust kunnen zijn over het openbaar maken
van gegevens over hun bedrijf. Aan de andere kant is er de Wet open overheid (Woo),
die burgers en instellingen de mogelijkheid biedt om overheden te vragen informatie
openbaar te maken. Het belang van openbaarheid van overheidsinformatie kan soms haaks
staan op de belangen van burgers en bedrijven over wie deze informatie gaat. Het is
dan aan de overheid om aan de hand van de Woo te toetsen of de gevraagde informatie
al dan niet openbaar moet worden gemaakt.
Informatie over aantallen dieren en over locaties waar dieren worden gehouden moet
worden gezien als informatie over emissies in het milieu. Onder de Wet open overheid
moet milieu-informatie, voor zover het gaat om emissiegegevens, openbaar worden gemaakt.
Dat volgt uit artikel 5.1, zevende lid. Bij dergelijke informatie kan geen beroep
worden gedaan op de uitzonderingsgronden op grond waarvan openbaarmaking van informatie
achterwege moet of kan blijven. Daarbij biedt de Woo geen ruimte voor onderscheid
tussen persoonlijke gegevens en bedrijfsgegevens. Dat met het openbaar maken van de
locaties van de dieren ook de adresgegevens van de boeren openbaar worden gemaakt,
doet hier niet aan af.
Vraag 3
Onderkent u dat het vertrouwen in de bescherming van aan de overheid geleverde gegevens
onder druk komt te staan als, ondanks de duidelijke bescherming van artikel 5.1 van
de Wet open overheid (Woo), bedrijfsgegevens toch openbaar gemaakt worden omdat ze
ook kwalificeren als milieugegevens? Overweegt u verduidelijking van de regeling?Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland
Antwoord 3
Ik heb er begrip voor dat ondernemers vaak afwijzend staan tegen het openbaar maken
van gegevens over hun bedrijf. Met name als het gaat om gegevens die zij vertrouwelijk
aan de overheid hebben verstrekt. De wetgever onderkent dergelijke situaties en heeft
daartoe een bepaling opgenomen in artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Wet open
overheid. Uit die bepaling volgt dat het openbaar maken van informatie op grond van
de Wet open overheid achterwege blijft als deze informatie bedrijfs- en fabricagegegevens
betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid
zijn meegedeeld. Het uitgangspunt is dan ook dat dergelijke gegevens niet openbaar
worden gemaakt. De wetgever heeft echter een uitzondering gemaakt voor milieu-informatie
die betrekking heeft op emissies in het milieu. Uit het antwoord op vraag twee volgt
dat de Wet open overheid, waarin zowel het Verdrag van Aarhus (dat onder meer afspraken
bevat over toegang tot informatie over milieuaangelegenheden) als richtlijn 2003/4/EG
(waarin regels zijn vastgelegd inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie)
zijn geïmplementeerd, mij geen ruimte biedt om dergelijke informatie niet openbaar
te maken, als om openbaarmaking van dergelijke informatie wordt verzocht. Een verduidelijking
van de regeling is daarmee niet nodig.
Vraag 4
Waarom heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die erkent dat het gaat
om vertrouwelijk aan de overheid verstrekte informatie, geen gebruik gemaakt van de
mogelijkheid om op grond van artikel 5.1, zesde lid, Woo, af te zien van openbaarmaking
om schade aan de belangen van de bedrijven te voorkomen?
Antwoord 4
Artikel 5.1, zesde lid, van de Woo kan een rol spelen als de belangen van een bedrijf
ernstig worden geschaad als de door hen vertrouwelijk aan de overheid verstrekte bedrijfs-
en fabricagegegevens, voor zover die moeten worden aangemerkt als milieu-informatie
niet zijnde emissiegegevens, openbaar zouden worden gemaakt, terwijl het algemene
belang van openbaarheid van die informatie niet opweegt tegen deze belangen. Als het
gaat om milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu, kan op deze
bepaling dus geen beroep worden gedaan. Dit volgt uit het zevende lid van artikel 5.1
van de Woo.
Vraag 5
Is voor elk onderdeel van de gevraagde gegevens gewogen of daadwerkelijk sprake is
van emissiegegevens waarvoor de uitzonderingsgronden in artikel 1, eerste en tweede
lid, niet gelden, zoals volgens jurisprudentie is vereist?2
Antwoord 5
Voor elk onderdeel van de gevraagde gegevens is afzonderlijk gewogen of er daadwerkelijk
sprake is van emissiegegevens. Met uitzondering van de KVK-nummers vallen alle gevraagde
gegevens onder emissiegegevens waarvoor de uitzonderingsgronden uit artikel 5.1, eerste
en tweede lid, van de Woo blijkens het zevende lid van dit artikel niet gelden. Dit
blijkt onder andere uit recente uitspraken: ABRvS 27 januari 2021. ECLI:NL:RVS:2021:153;
en ABRvS 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:128.
Vraag 6
Onderkent u het belang om Rijksbreed een uniforme aanpak te hanteren als het gaat
om de openbaarmaking van persoonlijke gegevens, bijvoorbeeld het verstrekken van Kamer-van-Koophandelnummers?
Hoe kan het dat de RVO in dit geval pas bij nader inzien besloten heeft bepaalde tot
personen te herleiden gegevens niet openbaar te maken? Werkt u aan een eenduidige
aanpak binnen de Rijksoverheid?
Antwoord 6
Een uniforme aanpak als het gaat om de openbaarmaking van persoonsgegevens is inderdaad
belangrijk. Op grond van de Woo dienen derde-belanghebbenden in de gelegenheid te
worden gesteld om een zienswijze in te dienen voordat er een besluit genomen wordt.
De zienswijzen worden meegenomen in de besluitvorming. In het geval van deze drie
specifieke verzoeken, hebben derde-belanghebbenden argumenten aangedragen met betrekking
tot het al dan niet openbaar maken van KvK-nummers die ertoe hebben geleid dat RVO
bij de belangenafweging heeft besloten om de KVK-nummers in deze specifieke situatie
niet openbaar te maken. We kunnen daarom stellen dat het systeem waarin derde-belanghebbenden
in de gelegenheid worden gesteld om een zienswijze in te dienen, in deze specifieke
situatie, betreffende de KVK-nummers, goed heeft gefunctioneerd. De eenduidige aanpak
zit in het volgen van het Woo-traject. De uitkomst van het traject, zoals bijvoorbeeld
de belangenafweging, zal mogelijk anders zijn bij andere verzoeken.
Vraag 7
Vindt u het passen bij de uitgangspunten van transparantie en openbaarheid dat degene
die verzoekt om openbaarmaking van gevoelige gegevens en vaak uitgebreide dataverzamelingen
zelf anoniem kan blijven? Waarom zou het onverenigbaar zijn met het recht op toegang
tot publieke informatie als de naam van de aanvrager bekend zou worden? Bent u bereid
te verkennen of dit als uitgangspunt kan gelden?
Antwoord 7
Bij verzoeken om openbaarmaking van informatie op basis van de Woo wordt uitgegaan
van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische
samenleving.
De Woo heeft als doel om de transparantie en controleerbaarheid van de overheid te
bevorderen. Voor het goed functioneren van onze rechtsstaat is het van belang dat
verzoekers zich vrij voelen om deze informatieverzoeken in te dienen. Wanneer de naam
van de verzoeker bekend wordt, kan dit leiden tot een hogere drempel voor het indienen
van Woo-verzoeken. Dit zou een onwenselijke situatie zijn omdat hiermee de transparantie
en controleerbaarheid van de overheid onder druk zou komen te staan. Ik zie daarom
op dit moment geen aanleiding om te verkennen of het openbaar maken van de naam van
de verzoeker als uitgangspunt kan gelden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.