Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de literatuurverkenning RIVM poly-acrylamide (Kamerstuk 30015-114)
2023D24967 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over haar brief inzake de literatuurverkenning van het RIVM over poly-acrylamide
(Kamerstuk 30 015, nr. 114).
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
VVD-fractie
GroenLinks-fractie
Partij voor de Dieren-fractie
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de literatuurverkenning
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over poly-acrylamide
en de bijbehorende brief van de Staatssecretaris. Deze leden hebben daarover nog enkele
vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de literatuurverkenning
van het RIVM inzake poly-acrylamide en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de literatuurverkenning
van het RIVM en Deltares over poly-acrylamide en hebben hier nog een aantal vragen
en opmerkingen bij.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat een niet-gepubliceerde versie van
het rapport vroegtijdig bij diverse media terecht is gekomen en dat dit mogelijk onrust
heeft veroorzaakt bij omwonenden van diepe plassen. Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe het rapport vroegtijdig bij diverse media terecht is gekomen? Kan de Staatssecretaris
aangeven hoe zij mogelijk ontstane onrust bij inwoners weg wil nemen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat extra zorgen
kunnen zijn ontstaan naar aanleiding van de berichtgeving. Kan de Staatssecretaris
aangeven waarom de berichtgeving naar aanleiding van het vroegtijdige rapport, ondanks
de conclusie, mogelijk toch heeft geleid tot extra onrust?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat er om meerdere
redenen geen reden is het beleid ten aanzien van diepe plassen aan te passen. Kan
zij aangeven hoe deze beleidsconclusie zich verhoudt tot de mogelijke onrust bij omwonenden
van diepe plassen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris ten behoeve van het invullen
van kennisleemtes drie stappen neemt, te weten monitoring, eventueel vervolgonderzoek
naar aanleiding van de resultaten van de monitoring en onderzoek naar alternatief
gebruik voor poly-acrylamiden. Kan zij aangeven op basis van welke criteria zij zal
besluiten tot vervolgonderzoek (stap 2)? Kan zij aangeven wanneer de resultaten van
de monitoring daar aanleiding toe zullen geven?
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van het RIVM dat poly-acrylamiden
gebruikt worden in kationische en anionische vorm. Deze leden constateren dat bij
de beschreven soorten afbraak verder geen onderscheid wordt gemaakt tussen kationisch
en anionisch flocculant. Is de constatering terecht dat dit onderscheid niet relevant
is voor de afbraak van acrylamide of heeft het RIVM alleen gekeken naar de afbraak
van poly-acrylamide van het polymeer FLOPAM FO4190 of Ecopure P1715?
De leden van de VVD-fractie lezen dat thermische afbraak van poly-acrylamiden naar
toxische acrylamiden niet waarschijnlijk is in diepe plassen vanwege de lage temperatuur.
Deze leden lezen dat niet eenduidig kan worden aangetoond dat afbraak plaatsvindt
onder invloed van licht en dat biologische afbraak niet waarschijnlijk is, omdat de
daarvoor benodigde condities niet voorkomen in diepe plassen. Deze leden lezen dat
eigenlijk alleen door chemische afbraak mogelijk acrylamiden gevormd worden in diepe
plassen, maar dat dat nergens uit literatuur blijkt. Is de Staatssecretaris het met
deze leden eens dat uit het onderzoek van het RIVM blijkt dat de kans op de vorming
van acrylamiden in diepe plassen zeer gering is?
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat chemische afbraak van poly-acrylamiden
tot toxische acrylamiden slechts onder specifieke omstandigheden plaatsvindt. Onder
andere wordt verwezen naar de aanwezigheid van ijzer en de aanwezigheid van licht.
Kan de Staatssecretaris aangeven of die specifieke chemische omstandigheden normaliter
voorkomen in diepe plassen?
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van het RIVM dat wanneer acrylamiden
gevormd worden in diepe plassen, het zo zou kunnen zijn dat ze net zo snel weer worden
afgebroken. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre er in dat geval sprake zou
zijn van risico’s voor de gezondheid of het milieu?
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat het RIVM voor het beschermen
van de voedselketen een norm adviseert van 11 nanogram acrylamide per liter. Op de
website van het RIVM is te vinden dat de norm voor acrylamiden voor drinkwater ligt
op 100 nanogram per liter, ongeveer een factor tien ruimer. Kan de Staatssecretaris
bevestigen dat de norm voor acrylamiden ligt op 100 nanogram per liter en kan de Staatssecretaris
aangeven waarom het RIVM voor het beschermen van de voedselketen, in een onderzoek
naar het risico op acrylamiden in diepe plassen, een norm adviseert die tien keer
strenger is?
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van het RIVM dat ondanks dat acrylamiden
niet gemeten zijn, ze toch wel aanwezig kunnen zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe het RIVM deze stelling onderbouwt? Kan de Staatssecretaris aangeven welke onderzoeksvraag
met deze stelling wordt beantwoord? Kan de Staatssecretaris, als deze stelling geen
relatie met de onderzoeksvragen heeft, aangeven waarom het RIVM deze stelling toch
heeft opgenomen in haar rapport?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris en in het rapport
van het RIVM dat in geen enkel monster acrylamide is aangetoond boven de limiet, dat
in de uitspraak van de Raad van State is geconcludeerd dat de kans op aanwezigheid
van schadelijke hoeveelheden acrylamiden zeer klein is en dat acrylamide in de praktijk
niet is aangetoond. Deze leden lezen eveneens dat weliswaar in een beperkt aantal
onderzoeken acrylamiden zijn aangetroffen na blootstelling van uv-licht en hoge temperaturen,
maar dat die omstandigheden zich niet voordoen in diepe plassen. Deze leden lezen
vervolgens dat het rapport geen nieuwe inzichten geeft om anders naar de risico’s
voor mens en natuur te kijken. Deze leden zijn het met die constatering eens. Kan
de Staatssecretaris aangeven waarom het dan toch nodig is om over langere tijd te
monitoren en te meten bij diepe plassen? Deze leden vragen de Staatssecretaris om
aan te geven bij welke locaties die monitoring en metingen plaats zullen vinden en
welk bedrag daaraan wordt uitgegeven.
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de bevindingen uit het rapport van bureau
Arcadis zijn meegenomen in de literatuurverkenning, en dat het rapport wordt gebruikt
als ondersteuning om geen verandering toe te passen in het beleidsmatig handelen.
Echter zijn er meerdere wetenschappers die twijfelden aan de robuustheid van de conclusies,
waarbij zij aangaven dat het onderzoek een «momentopname» was, en geen uitspraak kon
doen over langetermijnrisico’s.1 Deze leden willen weten of deze waarschuwingen zijn overwogen bij het selecteren
van het onderzoek als basis voor de uitspraken, en welke redenen hiervoor van toepassing
zijn geweest.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris betreurt dat een
niet-gepubliceerde versie van het RIVM-rapport is terechtgekomen bij de media. Tegelijkertijd
geeft de staatsecretaris aan de zorgen van de omwonenden van diepe plassen te begrijpen
en deze serieus te nemen. In een mediabericht komt naar voren dat er bij de situatie
rondom de gemeente West Maas en Waal werd aangegeven dat het ministerie de bewoners
op de hoogte zou houden.2 Echter is dit niet gebeurd rondom de publicatie van het RIVM-rapport. Kan de Staatssecretaris
toelichten wat er is misgegaan in de communicatie, en kan zij de omwonenden verzekeren
dat er in de toekomst beter wordt gehandeld?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris op basis van de literatuur
een drietal stappen wil ondernemen om de langetermijnrisico’s van mogelijke vorming
van acrylamide vanuit flocculanten te verwijderen. Hierin komen niet alle aanbevelingen
naar voren uit het RIVM-rapport. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom er geen
onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen van het gebruik van poly-acrylamide in diepe
plassen voor de verspreiding en verontreiniging in het aquatisch milieu?
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het RIVM en Deltares concluderen
dat er nog onvoldoende bekend is over de vorming en het vrijkomen van de kankerverwekkende
stof acrylamide in diepe plassen waarin granuliet is gestort. Hierdoor is niet duidelijk
of er risico’s zijn voor planten en dieren die in deze plassen leven, of voor de mensen
die in contact komen met het water uit deze plassen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
deze conclusie onderschrijft. Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent de Staatssecretaris
dan ook dat zij niet kan weten of de stort van granuliet wel of niet veilig is, aangezien
de risico’s voor mens, dieren en planten niet duidelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Waarom constateerde de Staatssecretaris tijdens het commissiedebat Leefomgeving op
17 mei 2023 dat «het zeer onwaarschijnlijk is dat het toepassen van granuliet nadelige
gevolgen heeft voor mens en milieu»? Klopt het dat zij dit constateert op basis van
het onderzoek van Arcadis, waarbij door verschillende deskundigen vraagtekens zijn
gezet?3 Hoe kan de Staatssecretaris bij deze constatering blijven, nu uit het onderzoek van
het RIVM en Deltares (waarin ook het onderzoek door Arcadis is meegenomen) juist blijkt
dat er onvoldoende duidelijk is over de risico’s die de stort van granuliet opleveren
voor mens en milieu? Hoe kan de Staatssecretaris stellen dat, omdat tot nu nog geen
acrylamide in diepe plassen is aangetroffen, het risico op het ontstaan van acrylamide
klein is? Kan de Staatssecretaris dan uitsluiten dat acrylamide in de toekomst zal
ontstaan in diepe plassen waarin granuliet is gestort? Zo ja, hoe rijmt zij dit dan
met het onderzoek van het RIVM en Deltares waarin staat dat het onbekend is in welke
mate de afbraak van poly-acrylamide en de mogelijke vorming van acrylamide plaatsvinden
in condities die heersen in diepe plassen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Staatssecretaris
tijdens het commissiedebat Leefomgeving ook stelde dat het onderzoek van het RIVM
en Deltares geen nieuwe inzichten geeft om anders naar de risico’s voor mens en natuur
te kijken, terwijl uit het onderzoek van het RIVM en Deltares blijkt dat we op dit
moment gewoon niet weten wat de risico’s zijn; dat is het nieuwe inzicht dat dit onderzoek
ons geeft. Erkent de Staatssecretaris dit nieuwe inzicht? Waarom legt de Staatssecretaris,
die verantwoordelijk is voor een veilige en schone leefomgeving, er de nadruk op dat
niet kan worden bewezen dat de stort van granuliet ónveilig is? Op basis van het voorzorgsprincipe
zou de nadruk juist moeten worden gelegd op het feit dat niet met zekerheid kan worden
gezegd dat de stort van granuliet wél veilig is voor mensen, dieren en planten. Als
de Staatssecretaris daadwerkelijk het voorzorgprincipe toepast, dan zou zij op basis
van dit onderzoek toch moeten concluderen dat in ieder geval totdat wél met zekerheid
kan worden gezegd dat de stort van granuliet in diepe plassen veilig is, de stort
van granuliet moet worden opgeschort? Dit nog los van het feit dat we de ecosystemen
in plassen überhaupt zo min mogelijk moeten verstoren en de stort van granuliet daarom
al onwenselijk is. Waarom wil de Staatssecretaris wachten tot het moment dat wordt
aangetoond dat acrylamide wel voorkomt in diepe plassen, als het dus al te laat is?
Hoe reflecteert de Staatssecretaris in dit dossier op de aanbeveling van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid (OVV) in het recente rapport «Industrie en Omwonenden» om het voorzorgsprincipe
zwaarder te laten wegen?4 Is zij van mening dat ze hieraan opvolging geeft door de stort van granuliet geen
strobreed in de weg te leggen? De Staatssecretaris geeft namelijk wel aan het belangrijk
te vinden dat de toepassing van stoffen, zoals poly-acrylamiden, die niet van nature
voorkomen zoveel mogelijk wordt beperkt in diepe plassen, maar overweegt niet om de
stort van granuliet te beperken.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris
over de literatuurverkenning van het RIVM en Deltares dat zij suggereert dat poly-acrylamide
bij de productie van granuliet uitsluitend wordt toegepast om te ontwateren. Is de
Staatssecretaris ervan op de hoogte dat poly-acrylamide niet alleen aan granuliet
wordt toegevoegd om het te ontwateren, maar ook om de deeltjes waaruit granuliet bestaan
aan elkaar te binden? Zo ja, waarom beperkt de Staatssecretaris zich in haar brief
enkel tot ontwatering? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het toevoegen van
poly-acrylamide aan granuliet resulteert in een andere structuur van het granuliet,
net zoals bij baggerspecie?5 En is de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat er niets groeit op granuliet? Zo
ja, is de Staatssecretaris het er dan ook mee eens dat granuliet een bouwstof is en
geen grond?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de Staatssecretaris daarnaast
ook aangeeft dat, als vervolg op eerder onderzoek met betrekking tot zuiveringsslib,
een verkenning wordt gedaan naar groenere (biobased) alternatieven voor poly-acrylamiden
voor het ontwateren van verschillende soorten grond en bagger. En dat, als deze beschikbaar
zijn, zal worden bekeken hoe het gebruik hiervan kan worden gestimuleerd. Klopt het
dat zuiveringsslib met daarin poly-acrylamide in Nederland wordt beschouwd als afval
en daarom niet wordt hergebruikt? Zo ja, is de Staatssecretaris het er dan mee eens
dat er een wezenlijk verschil is tussen zuiveringsslib dat poly-acrylamide bevat en
granuliet, gezien granuliet (dat poly-acrylamide bevat) wordt «hergebruikt» door het
te storten in diepe plassen? Is de Staatssecretaris het er dan ook mee eens dat alternatieven
voor poly-acrylamide voor zuiveringsslib niet per definitie bruikbaar zijn voor granuliet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in het onderzoek van het
RIVM en Deltares onder andere wordt aanbevolen om voorzorgsmaatregelen te nemen door
de kwaliteit van het oppervlaktewater te meten. Deze leden hebben in hun schriftelijke
vragen over het voorliggende onderzoek6 gevraagd of de Staatssecretaris de kwaliteit van het ecosysteem in Over de Maas nauwlettend
gaat meten. De Staatssecretaris heeft aangegeven te gaan monitoren of acrylamide in
diepe plassen te vinden is, maar dit is geen antwoord op de gestelde vraag, gezien
ecologische monitoring geen onderdeel is van de monitoring die de Staatssecretaris
voorstelt. Gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat in de monitoring van diepe plassen,
zowel in Over de Maas als in andere plassen waar granuliet is gestort, ook gekeken
wordt naar de kwaliteit van het ecosysteem; naar de uitwerking die de stort van granuliet
heeft op de dieren en planten die in de plas leven?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de Staatssecretaris in
antwoord op de eerdere schriftelijke vragen van deze leden ook heeft aangegeven dat
de dikte van de leeflaag die in Over de Maas is aangebracht over het gestorte granuliet
varieert van 0,5 meter tot 3 meter dik.7 Echter, deze leeflaag zou minimaal 3 meter dik moeten zijn.8 Dat het van belang is dat de leeflaag 3 meter dik is in plaats van een halve meter,
stelt ook de Raad van State.9 Waarom is in Over de Maas niet overal een leeflaag van 3 meter dik aangebracht, zoals
de bedoeling was?
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie waarom de Staatssecretaris
nog steeds geen inhoudelijke reactie heeft gegeven op de notitie «Granuliet na Stab
en Arcadis», zoals de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft verzocht.10 Kan de Staatssecretaris alsnog een reactie aan de Kamer sturen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.