Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022 (Kamerstuk 36360-VII-1)
36 360 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022
Nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 juni 2023
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het jaarverslag van
17 mei 2023 inzake het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022
(Kamerstuk 36 360 VII, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2023. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De adjunct-griffier van de commissie, Morrin
Vragen en antwoorden
1
Vraag
Hoeveel huurwoningen zijn er in 2022 gebouwd, opgeleverd en in planning genomen door
commerciële partijen? Graag uitgesplitst tussen institutionele beleggers en particuliere
investeerders.
Antwoord
In 2022 zijn er 90.127 woningen gerealiseerd door middel van nieuwbouw en overige
toevoegingen (minus onttrekkingen). Van deze woningen betroffen 74.217 woningen nieuwbouwwoningen.
Hoeveel van deze 90.127 woningen huur- of koopwoningen betreft is op dit moment nog
niet bekend. Die gegevens heeft het CBS nog niet beschikbaar en volgen een jaar later.
Hoeveel woningen er in planning genomen zijn door commerciële partijen en uitgesplitst
naar commerciële partijen en institutionele beleggers is niet bekend. Wel is bekend
dat van de 64.450 in 2022 verleende bouwvergunningen voor nieuwbouwwoningen 51,7%
overheid en woningcorporaties de opdrachtgever waren, 28,6% bouwers voor de markt
en 10,9% particuliere opdrachtgevers.
Hiernaast geldt dat eigendomsvorm (huur of koop) en prijssegment aspecten zijn die
in het kader van de interbestuurlijke monitoring van de plancapaciteit worden geregistreerd.
Op bladzijde 11 van de voortgangsrapportage programma woningbouw, die u 22 mei jongstleden
ontving, wordt hier over gerapporteerd. Van de geïnventariseerde plancapaciteit betreft
22% goedkope huur, 11% middeldure huur en 5% dure huur. Van een groot deel van de
plancapaciteit, namelijk 31%, is nog niet bekend welk type woningen daar mogelijk
gebouwd zullen worden.
2
Vraag
Bij hoeveel woningtransacties in 2022 werd 0% overdrachtsbelasting betaald? Welk aandeel
van het totaal aantal woningtransacties was dat? Kan hetzelfde worden aangegeven voor
de 10,4% overdrachtsbelasting?
Antwoord
Op de verkrijging van een woning door een particulier kan de startersvrijstelling
(effectief 0%), het verlaagde tarief (2%) of het algemene tarief van toepassing zijn.
In 2022 bedroeg het algemene tarief 8%. De startersvrijstelling en het verlaagde tarief
kunnen alléén van toepassing zijn bij een verkrijging van een woning. Het algemene
tarief kan van toepassing zijn op de verkrijging van alle onroerende zaken dus zowel
woningen als niet-woningen (zoals grond, bedrijfsgebouwen etc.). Met ingang van 1 januari
2023 bedraagt deze 10,4%. Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat er in heel
2022 65 duizend akten zijn geregistreerd waarbij een beroep is gedaan op de startersvrijstelling.
Bij 7 duizend van deze akten is sprake van een combinatie met het 2%-tarief. Deze
laatste situatie doet zich bijvoorbeeld voor als twee partners samen een woning verkrijgen
waarbij slechts één partner aan de criteria van de startersvrijstelling voldoet en
daarom de startersvrijstelling kan toepassen. Het aantal akten met alleen het 2%-tarief
bedroeg 133 duizend in 2022. Dat betekent dat in ongeveer 33%1 van de akten ten aanzien van de eigen woning (deels) gebruik is gemaakt van de startersvrijstelling.
De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst informeert de Tweede Kamer binnenkort
over het gebruik van de startersvrijstelling in het kader van de jaarlijkse monitoring.
Uit de aangiftegegevens waar de Belastingdienst over beschikt, wordt voor de toepassing
van het algemene tarief geen onderscheid gemaakt naar het type object. Daarom kan
niet op basis daarvan het totaal aantal woningtransacties en het aandeel verkrijgingen
tegen het algemene tarief binnen het totaal aantal woningtransacties worden gegeven.
3
Vraag
Hoeveel studentenwoningen zijn er in 2022 opgeleverd, hoeveel zijn er in planning
genomen, hoeveel waren er dat in de afgelopen vijf jaar en wat zijn de verwachtingen
tot en met 2030 gebaseerd op de huidige cijfers? Graag apart voor zelfstandige en
onzelfstandige studentenwoningen.
Antwoord
Hoeveel van de gerealiseerde nieuwbouwwoningen zijn opgeleverd specifiek als studentenwoning
wordt niet geregistreerd. Bovendien wordt In de Basisadministratie Gebouwen (BAG)
niet geregistreerd of het een zelfstandige of onzelfstandige woonvorm betreft. Deze
gegevens zijn zowel voor 2022 als voor de afgelopen 5 jaar niet beschikbaar.
In het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting is de ambitie opgenomen dat er in
de periode 2022 – 2030 60.000 studentenwoningen bijkomen. Er zijn geen afspraken gemaakt
over het aandeel zelfstandig of onzelfstandig, wel is afgesproken om onzelfstandige
woonvormen te stimuleren. Voor een inschatting van het aantal studenten dat in collegejaar
'21-'22 in een zelfstandige of onzelfstandige woonruimte woonde en de ontwikkeling
ten opzichte van het voorafgaande jaar verwijs ik naar vraag 13.
4
Vraag
Hoeveel woningen zijn er in 2022 door transformatie tot stand gekomen? Graag uitgesplitst
naar type transformatie (van winkel naar woning, of van kantoor naar woning etc.)
en naar regio of stad.
Antwoord
Inmiddels heeft het CBS het voorlopige cijfer voor woningtransformaties over Q4 2022
bekend gemaakt. Daarmee is ook het voorlopige cijfer over geheel 2022 beschikbaar.
Dit voorlopige cijfer betreft 10.540 woningen via transformaties. Bij de bekendmaking
van de definitieve cijfers in het najaar van 2023 zal ook een uitsplitsing naar type
transformatie bekend worden gemaakt. In 2021 betroffen de meeste woningen uit transformaties
voormalige kantoorpanden. Zie: 10,5 duizend woningen door transformaties in 2021 (cbs.nl).
5
Vraag
Hoeveel woningen zijn er in 2022 bijgekomen door het optoppen en aanplakken van nieuwe
woningen aan of op bestaande gebouwen? Graag uitgesplitst naar type en naar regio
of stad.
Antwoord
Het CBS heeft deze gegevens niet beschikbaar.
6
Vraag
Hoeveel woningen zijn er in 2022 gerealiseerd?
Antwoord
In 2022 betrof de woningbouwproductie 90.127, waarvan 74.217 nieuwbouwwoningen. De
andere 15.910 woningen betrof het saldo van overige toevoegingen, onttrekkingen en
administratieve correcties.
7
Vraag
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er in 2022 gerealiseerd?
Antwoord
Van de woningbouwproductie over 2022 is nog niet bekend hoeveel sociale huurwoningen
het betrof. Definitieve cijfers voor 2022 van de nieuwbouwwoningen in bezit van corporaties
worden in het 4e kwartaal van 2023 door het CBS gepubliceerd.
Ruim 15.000 van de gerealiseerde nieuwbouwwoningen in 2021 zijn in bezit van een corporatie,
door overige toevoegingen zijn ruim 1.600 woningen gerealiseerd (bron: ABF-Research,
Syswov.). Volgens voorlopige cijfers van het CBS zijn in de eerste helft van 2022
6.813 van corporaties gereed gemeld.
8
Vraag
Hoeveel koopwoningen in de categorie «betaalbaar» zijn er gerealiseerd?
Antwoord
Van de woningbouwproductie over 2022 is niet bekend wat de verdeling naar betaalbaarheid
is.
Een indicatie van de waarde van nieuwbouwwoningen biedt de WOZ-waarde. Voor de nieuwbouw
die in 2022 is gerealiseerd is deze nog niet beschikbaar, wel voor de nieuwbouw die
is gerealiseerd in 2021. Voor de nieuwbouwkoopwoningen die in 2021 gerealiseerd zijn,
geldt dat 34% daarvan een WOZ-waarde (waardepeildatum 1-1-2021) had tot en met 355.000
euro.
Aantal nieuwbouw koopwoningen naar woz-klassen 31 december 2021
N
%
t/m 355.000 euro
12.326
34,2
hoger dan 355.000 euro
22.078
61,3
Onbekende WOZ-waarde
1.608
4,5
Totaal
36.012
100,0
Bron: Woonbase, WOZ heeft waardepeildatum 1-1-2021.
9
Vraag
Zijn alle woondeals inmiddels tot stand gekomen?
Antwoord
Alle woondeals zijn inmiddels gesloten. U hebt hierover een brief ontvangen op 22 mei
jongstleden (Kamerstuk 32 847, nr. 1040).
10
Vraag
Hoeveel middenhuurwoningen zijn er in 2022 opgeleverd, hoeveel zijn er in planning
genomen, hoeveel waren er dat in de afgelopen vijf jaar en wat zijn de verwachtingen
tot en met 2030 gebaseerd op de huidige cijfers?
Antwoord
Van de woningbouwproductie over 2022 is niet bekend hoeveel woningen naar type zijn
gerealiseerd. In de woondealafspraken zijn 446.320 betaalbare huurwoningen opgenomen. Hiervan zijn er 136.300 in de woondeals opgenomen voor
middenhuur.
11
Vraag
Hoeveel flexwoningen zijn er in 2022 opgeleverd, hoeveel zijn er daarvan daadwerkelijk
geplaatst, hoeveel zijn er in planning genomen, hoeveel waren er dat in de afgelopen
vijf jaar en wat zijn de verwachtingen tot en met 2030 gebaseerd op de huidige cijfers?
Antwoord
Uit een uitgevoerde quickscan bij fabrikanten komt dat er in 2022 circa 4100 flexibele
woningen zijn geproduceerd. In de brief van 2 mei aan de Tweede Kamer is ingegaan
op de daadwerkelijke realisatie van flexwoningen over 2022 (Kamerstuk 32 847, nr. 1037): circa 3.400 modulaire/verplaatsbare woningen en tijdelijke transformatiewoningen.
In eerdere brieven aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 847, nr. 521) is gebruik gemaakt van de brede definitie rondom flexwonen; kenmerkend is het tijdelijk
karakter van tenminste één van de volgende aspecten: de woning zelf, de bewoning (via
het gebruik van een tijdelijk huurcontract) of het tijdelijk gebruik van de locatie
waarop een woning wordt geplaatst. Dit is gemonitord op basis van cijfers van het
Expertisecentrum Flexwonen en levert de volgende cijfers (circa) op van geplaatste
flexwoningen over afgelopen jaren vanaf 2019 (voor eerdere jaren heb ik momenteel
geen beschikking over vergelijkbare cijfers):
'19
'20
'21
'22
Modulaire/verplaatsbare woningen
1.000
1.900
1.200
2.500
Tijdelijke transformatie
1.000
1.900
640
900
Subtotaal flexwoningen
2.000
3.800
1.840
3.400
Permanente nieuwbouw voor tijdelijke bewoningen
1.600
2.600
1.560
800
Totaal Flexwoningen definitie Expertisecentrum
3.600
6.400
3.400
4.200
In het programma wordt dus uitgegaan van de eerste twee categorieën. Voor 2023 verwacht
ik een realisatie van circa 12.000 modulaire/verplaatsbare woningen en tijdelijke
transformatiewoningen. Risico hierbij is dat bij nodige projecten oplevering in het
laatste kwartaal van 2023 staat gepland, waardoor bij een vertraging de oplevering
doorschuift naar 2024 (Kamerstuk 32 847, nr. 1037).
De opgave t/m 2024 is de realisatie van 37.500 flexwoningen. Door de inzet van flexwoningen
ontstaat als het ware een flexibele schil om schommelingen in vraag en aanbod beter
op te kunnen vangen. Hoe groot een flexibele schil in totaal moet zijn, wordt nu onderzocht.
12
Vraag
Hoe groot was het tekort aan middenhuurwoningen uitgesplitst naar regio in 2022?
Antwoord
Het is niet mogelijk een exact en actueel regionaal tekort aan middenhuurwoningen
voor het jaar 2022 te geven.
De meest recente landelijke prognose van ABF Research laat zien dat de komende veertien
jaar (tot 2035) een bouw van rond de 75.000 middenhuurwoningen gewenst is.
13
Vraag
Hoeveel studentenkamers en studentenwoningen waren er in 2022? Graag uitgesplitst
naar woningcorporaties, institutionele beleggers en particuliere verhuurders. Kan
dit ook voor de vijf jaar voor 2022 inzichtelijk gemaakt worden?
Antwoord
In onderstaande tabel is voor collegejaar '21/'22 inzichtelijk hoeveel uitwonende
studenten er waren uitgesplitst naar studentenkamers en studentenwoningen. Ook het
collegejaar '18/'19 is opgenomen. De cijfers gaan over het aantal studenten dat in
een onzelfstandige/zelfstandige woonruimte woont en niet om het aantal woonruimten
dat er is. In tijden van een groter woonruimtetekort kan het zo zijn dat er gemiddeld
meer studenten op 1 adres wonen dan in jaren met minder tekort. De cijfers zeggen
dus niet direct iets over het toenemen/afnemen van de voorraad. Bovendien zijn de
cijfers gebaseerd op enquêtedata en dus een indicatie, de landelijke monitor in uitgebreide
variant wordt om het jaar afgenomen. Op nationaal niveau gaat het om enquête data
onder 55.000 respondenten, wat voor betrouwbare resultaten zorgt.
Tabel 1: Aantal uitwonende studenten naar onzelfstandige en zelfstandige (zowel studio
als meerkamerwoning) woonruimte in collegejaar '18–'19 en collegejaar '21–'22
Collegejaar '19-'20
Collegejaar '21-'22
Onzelfstandig
Zelfstandig
Onzelfstandig
Zelfstandig
Nederland
206.060
168.350
210.120
194.600
In onderstaande tabel zijn de percentages uitgesplitst naar woningcorporaties (Kences-studentenhuisvesters
zijn woningcorporaties) 40%, particuliere verhuur 46%, en anders 14%. De tabel komt
uit de Landelijke Studenten Huisvestingsmonitor (LMS) studiejaar 21/22.
Type verhuur – Nederland, %
'21–'22
Kences-studentenhuisvesters
22
Andere corporatie
18
Particuliere verhuur
46
Informeel
10
Koop
4
Anders
0
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling weer van studenten per type verhuurder. Als
we kijken naar de studenten in een onzelfstandige woonruimte, dan valt het op dat
het aantal studenten dat op een informele manier huurt (dus via familie/vrienden/kennissen)
de afgelopen jaren stijgt (+40%) terwijl het aantal studenten dat huurt via een corporatie
of particuliere verhuurder juist licht gedaald is (-4%). Dit terwijl het aandeel studenten
dat een studio huurt via corporaties en particuliere verhuurders de laatste 3 jaar
juist gestegen is: +21% en +54%.
Tabel 2: Ontwikkeling van studenten per type woonruimte en per type verhuurder in
collegejaar '21–'22 ten opzichte van collegejaar '18–'19
Onzelfstandig
Studio
Corporatie
– 5%
21%
Particuliere verhuurder
– 3%
54%
Informele verhuur
41%
7%
14
Vraag
Hoeveel gemeentes voldoen niet aan de taakstelling voor het huisvesten van statushouders?
Antwoord
Per 1 juli 2021 hadden gemeenten een gezamenlijke achterstand van circa 5.500 statushouders.
Op dat moment liepen 303 gemeenten achter met hun taakstelling. In de drie navolgende
taakstellingsperiodes waarin tussen de 10.000 en 13.500 personen per periode gehuisvest
dienden te worden, lukte het de meeste gemeenten om deze achterstand in te lopen.
Op 1 januari 2023 was er landelijk een voorsprong van ca. 1.800 personen. Van de (toen)
344 gemeenten hadden nog 107 gemeenten een achterstand, waarbij het voor 42 gemeenten
ging om niet meer dan vijf personen.
Als gevolg van ondermeer de verhoogde asielinstroom, is de taakstelling voor de periode
2023-I hoger dan de afgelopen jaren: 21.200. De huidige taakstellingsperiode loopt
van 1 januari 2023 tot 1 juli 2023 en is dus nog niet afgerond. Wel tekent zich nu
al een nieuwe achterstand af: voor de huidige taakstellingsperiode is 82% van de tijd
verstreken, waar landelijk gemiddeld 62% van de taakstelling is behaald. Met het huidige
tempo zou dit betekenen dat op peildatum 1 juli 2023 er een achterstand bestaat van
ongeveer 5500–6000 vergunninghouders. Het aantal gemeenten dat op 1 juli een achterstand
heeft zal dan ook sterk stijgen. Op dit moment zijn er 280 gemeenten die achterlopen
op een lineair schema. Percentueel lopen Groningen (45% gerealiseerd), Friesland (47%)
en Noord-Holland (50%) het meest achter waar Zuid-Holland (75%) en Noord-Brabant (68%)
het dichtst bij een lineair schema komen.
15
Vraag
Hoeveel huurwoningen zijn er in 2022 verduurzaamd tot minimaal energielabel E? Graag
uitgesplitst naar corporatiehuurwoningen en huurwoningen in particulier bezit.
Antwoord
Voor huurwoningen van corporaties kan de vraag beantwoord worden met de verantwoordingsrapportages
die zij ieder jaar opstellen. Over het jaar 2022 dienen zij deze uiterlijk 1 juli
2023 aan te leveren bij het ministerie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
De Autoriteit woningcorporaties (Aw) maakt jaarlijks mede op basis van de verantwoordingsrapportage
een rapportage «De staat van de corporatiesector». Deze rapportage wordt vervolgens
aan de Kamer gestuurd.
In de staat van de corporatiesector wordt ook nader ingegaan op de ontwikkeling van
de energielabels.
Voor particuliere huurwoningen kan de vraag niet met verantwoordingsrapportages beantwoord
worden.
Een indicatie geven van het aantal huurwoningen dat is verduurzaamd (en daarbij een
nieuw label heeft geregistreerd) is echter wel mogelijk met behulp van een door het
Kadaster gemaakte extrapolatie van de labelverdeling voor de Nederlandse woningvoorraad,
die gebaseerd is op de energielabeldatabase van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO). De afname van de labelklassen F en G in 2022 bij investeerders betreft dan
bij benadering 4000 woningen en bij corporaties bij benadering 8000 woningen. Dit
laatste getal kan in het najaar met de verantwoordingsinformatie van corporaties geverifieerd
worden.
16
Vraag
Hoeveel aanvragen zijn er in 2022 voor het Warmtefonds gedaan? Wat was het gemiddelde
bedrag van deze aanvragen, hoe groot was de gemiddelde labelsprong en hoeveel woningen
zijn naar welke energielabel gebracht? Graag uitgesplitst per energielabel.
Antwoord
Zowel het aantal aangevraagde als verstrekte financieringen steeg fors in het afgelopen
jaar. Het bedrag aan verstrekte leningen was in 2022 bijna net zo groot als in de
twee voorgaande jaren samen. Die stijging is vooral toe te schrijven aan de nieuwe
financieringsmogelijkheden en de sterke stijging van de energieprijzen. In 2022 werden
33.577 particuliere aanvragen gedaan met een totale hoofdsom van 474,6 miljoen euro.
Het aantal gepasseerde leningen in 2022 was 10.977 (2021: 5049) met een totale hoofdsom
van 150,2 miljoen euro. Het gemiddelde bedrag per aanvraag was circa 14 duizend euro.
Het tweede deel van de vraag, over energielabels, kan deels beantwoord worden met
een monitor die TNO maakt in opdracht van BZK. De Kamer zal deze monitor voor de zomer
ontvangen. Voor de woningen met een label waarvoor het Warmtefonds is ingezet toont
de monitor de labels. Voor een deel van de woningen is geen energielabel geregistreerd.
Over de labelsprong is geen informatie, omdat mensen niet een nieuw label hoeven te
laten maken na de verduurzaming. De monitor geeft wel inzicht in de toegepaste maatregelen,
ook per labelklasse, en in de mate van energiebesparing.
17
Vraag
Kunt u toelichten hoe de ervaringen met het biedlogboek in de praktijk zijn?
Antwoord
De brancheorganisaties van makelaars stellen het aanbieden van een biedlogboek per
1 januari 2023 verplicht. Het is daarom nog te vroeg om definitieve conclusies te
trekken. De voortgang op de uitrol van het biedlogboek zal worden meegenomen in een
bredere evaluatie van zelfregulering in de makelaardij, welke in 2024 zal worden uitgevoerd.
We vernemen wel al van brancheorganisaties dat sinds 1 januari 2023 veel meer gebruik
wordt gemaakt van het biedlogboek door makelaars. Daarbij zien we dat er verschillende
standaarden zijn op basis waarvan het biedlogboek nu wordt vormgegeven. Uiteindelijk
willen we dat er één marktstandaard komt. Om te zorgen dat we daar snel naartoe bewegen,
hebben we in mei 2023 de NEN de opdracht gegeven om te verkennen of het haalbaar is
om met de markt gezamenlijk één norm te ontwikkelen.
18
Vraag
Hoeveel koopwoningen zijn er in 2022 gebouwd en in planning genomen onder de NHG-grens?
Graag uitgesplitst per regio en per regio de gemiddelde koopprijs van deze woningen.
Antwoord
Van de woningbouwproductie over 2022 is niet bekend hoeveel koopwoningen het betrof.
Die gegevens volgen volgend jaar (zie ook het antwoord vraag 8).
In de woondealafspraken zijn 600.750 betaalbare koop- en huurwoningen opgenomen. Daarvan
zijn er 163.009 opgenomen in de woondealafspraken voor betaalbare koop. In de tabel
hieronder is weergegeven hoe dit is opgesplitst per woondealregio. De verkoopprijs
van deze woningen is niet bekend.
Woondealregio
Woningaantal
Fryslân
Leeuwarden
1.340
Wadden
40
NO Fryslân
1.400
ZO Fryslân
1.280
NW Fryslân
320
ZW Fryslân
470
Zuid-Holland
Midden-Holland
2.278
Samenwerkende regios
3.548
Holland Rijnland
3.693
Haaglanden
5.896
Regio Rotterdam
12.544
Noord-Holland
MRA
16.642
Noord-Holland Noord
12.096
Flevoland
Flevoland
3.514
Gelderland
Arnhem/Nijmegen
7.155
Foodvalley
5.619
Achterhoek
2.837
Noord-Veluwe
3.436
Rivierenland
3.636
Stedendriehoek
4.413
Limburg
Limburg
3.381
Utrecht
Regio Utrecht
4.631
Regio Amersfoort
3.007
Regio Foodvalley (Utrechtse gemeenten)
Zeeland
Zeeland
3.460
Noord-Brabant
West Brabant West
5.160
Zuidoost Brabant
9.026
Stedelijke Regio Breda-Tilburg
8.581
NoordOost Brabant
11.135
Groningen
Groningen/Assen (Groningense deel)
3.592
Eemsdelta
209
Oost-Groningen
955
Overijssel: betaalbaarheid 30/40/30
West-Overijssel
9.449
Twente
5.759
Drenthe
ZO Drenthe
706
ZW Drenthe
902
Groningen/Assen (Drents deel)
899
Nederland
163.009
19
Vraag
Hoeveel woningen zijn gerealiseerd of gepland met behulp van de Woningbouwimpuls in
2022? Kan dit uitgesplitst worden naar provincie en gemeente? Kan ook aangegeven worden
wat de gemiddelde bijdrage per woning is?
Antwoord
In 2022 is de vierde tranche van de Woningbouwimpuls uitgekeerd. Deze tranche draagt
bij aan de bouw van 24.768 woningen. De gemiddelde bijdrage per woning in tranche
4 is € 3.736 exclusief BTW.
Voor een precieze uitsplitsing naar provincie en gemeente, zie de kaart2.
Over de voortgang in 2022 van de eerste drie tranches van de Woningbouwimpuls wordt
u in september via een online monitor geïnformeerd.
20
Vraag
Wat is het percentage van de Woningbouwimpuls (WBI) dat is toegekend aan gebieden
waar de druk op de woningmarkt het grootst is?
Antwoord
In de Woningbouwimpuls wordt de druk op de woningmarkt bepaald door middel van de
urgentiescore.
De urgentiescore is de relatieve omvang van de woningbouwopgave in het functioneel
woningmarktgebied waar de gemeente is gelegen. Voor de indeling in functionele woningmarktregio’s
is het rapport Inventarisatie Plancapaciteit van ABF Research3 als basis genomen. De gemeenten op deze lijst hebben een urgentiescore tussen de
2 en 8 punten en hebben daarmee allemaal een zekere urgentie.
Als een grote druk op de woningmarkt wordt gedefinieerd als gemeente met een hoge
urgentiescore (7 of hoger) in de Woningbouwimpuls, dan is bijna 50% van de Woningbouwimpuls
middelen in 2022 (tranche 4) toegekend aan gebieden waar de druk op de woningmarkt
het grootst is.
21
Vraag
Hoe wordt de betaalbaarheid geborgd met de Wet versterking regie volkshuisvesting?
Antwoord
De bouw van nieuwe betaalbare woningen levert een belangrijke bijdrage aan de beschikbaarheid
van voldoende betaalbare woningen. Het doel is dat twee derde van de landelijke nieuwbouwopgave
wordt ingevuld met betaalbare woningen (350.000 woningen in het middensegment en 250.000
sociale huurwoningen van corporaties tot en met 2030). Dat doel volgt uit de behoefte
die er is geconstateerd aan meer woningen voor middeninkomens en lagere inkomens.
Voor deze beide groepen zijn de kansen op een passende en betaalbare woning op dit
moment te gering, daarom is gerichte sturing hierop nodig.
Het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting versterkt de mogelijkheden voor
sturing op betaalbaarheid. Allereerst wordt door toevoeging van de volkshuisvesting
aan de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet bestaande instrumenten uit onder
meer de Omgevingswet beter toepasbaar voor de realisatie van de doelen van de volkshuisvesting.
Hierdoor zullen het Rijk, de provincies en gemeenten beter in staat zijn, in gezamenlijkheid
en met regionale afstemming, regie te voeren op de realisatie van het aantal betaalbare
woningen dat landelijk nodig is. Die sturing op meer betaalbare woningen ziet er als
volgt uit:
In het wetsvoorstel worden gemeenten, provincies en het Rijk verplicht een volkshuisvestingsprogramma
vast te stellen. Daarmee worden landelijke doelen via provinciale uitwerking in regionaal
verband doorvertaald naar concrete lokale opgaven per gemeente. Voor die gemeentelijke
opgave gaat het onder meer om de nieuwbouwprogrammering en het aandeel betaalbare
woningen daarin: het aantal te bouwen sociale huurwoningen en woningen in het middensegment
per gemeente. De provincie heeft bij de totstandkoming van de evenwichtige regionale
verdeling van de bouw van sociale huurwoningen en betaalbare woningen in het middensegment
een coördinerende rol op grond van de Omgevingswet. Deze rol wordt geëxpliciteerd
in de het wetsvoorstel.
Daarnaast sturen het Rijk en de provincies rechtstreeks op de inhoud van het volkshuisvestingsprogramma.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving zal instructieregels bevatten gericht op de inhoud
van volkshuisvestingsprogramma van gemeenten en provincies. De instructieregels zullen
ook gericht zijn op de realisatie van voldoende betaalbare woningen. Gedacht wordt
aan een instructieregels die verplicht tot het mogelijk maken van de realisatie van
40% woningen in het middensegment en voor gemeenten die onder het landelijk gemiddelde
zitten, 30% sociale huurwoningen in de nieuwbouw. Met een instructieregel in het Besluit
kwaliteit leefomgeving ligt er een wettelijke opdracht voor gemeenten om de realisatie
van voldoende betaalbare woningen te verankeren in de gemeentelijke volkshuisvestingsprogramma’s
en daarin aan te geven op welke wijze dit wordt doorvertaald in het omgevingsplan.
In het omgevingsplan stellen gemeenten regels gericht op voldoende bouwlocaties voor
sociale huurwoningen en woningen in het middensegment. Gemeenten kunnen met het stellen
van regels expliciet bepalen in welk prijssegment woningbouw mag plaatsvinden op locaties
en voor welke termijn deze prijssegmentering in stand moet worden gehouden.
Als een gemeente instructieregels niet uitvoert, kan op basis van het generiek instrumentarium
van interbestuurlijk toezicht de provincie in de plaats van de gemeenteraad het omgevingsplan
vaststellen.
22
Vraag
Hoe kan het dat de doelstellingen ten aanzien van tijdelijke huisvesting niet worden
behaald?
Antwoord
In mijn brief van 2 mei jl. heb ik de voortgang van de versnelling van tijdelijke
huisvesting aan de Tweede Kamer toegelicht (Kamerstuk 32 847, nr. 1037). Te vaak nog breken partijen niet door locatiespecifieke uitdagingen en/of financiële
haalbaarheid van projecten heen. Van belang is daarom voor alle betrokkenen is, juist
met de huidige economische tegenwind, om actief te blijven «jagen» om zo geschikte
locaties te vinden of locatie geschikt te maken. De rol van het rijk daarin is onder
andere actieve ondersteuning te blijven bieden aan projecten, projecten te stimuleren,
de bouw te versterken, verdere belemmeringen weg te nemen en betrokken partijen verder
toe te rusten voor nu en in de toekomst.
23
Vraag
Hoeveel woningen zijn er in 2022 van eigenaar gewisseld of gekocht, en hoeveel procent
hiervan was voor starters? Kan dit ook inzichtelijk worden gemaakt voor de afgelopen
vijf jaar?
Antwoord
De onderstaande tabel weergeeft over de afgelopen vijf jaar het totaal aantal woningen
dat is gewisseld van eigenaar en het percentage hiervan dat is gekocht door een koopstarter4.
Jaar
Totaal aantal verkochte woningen
% gekocht door een starter
2022
291.412
26%
2021
295.359
30%
2020
356.280
20%
2019
316.217
23%
2018
322.156
22%
24
Vraag
Hoe is in 2022 het Volkshuisvestingsfonds verdeeld? Graag uitgesplitst naar provincie
en gemeente.
Antwoord
In 2022 zijn geen bedragen uitgekeerd vanuit het Volkshuisvestingsfonds. De eerste
tranche is uitgekeerd in 2021 en het streven is erop gericht om in 2023 een volgende
tranche uit te keren.
25
Vraag
Hoe vaak is er in 2022 een beroep gedaan door gemeenten en provincies voor de door
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar gestelde
flexpool van ambtenaren? Kan dit uitgesplitst worden naar provincie en gemeente? Hoe
vaak heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een aanvraag
voor de flexpool moeten weigeren? Wat waren hiervoor de redenen?
Antwoord
In de eerste helft van 2022 heeft RIGO de regeling Flexpools geëvalueerd. Hieruit
blijkt dat op dit moment er ruim 150 keer gebruik gemaakt van de flexpoolregeling
is, sinds de toekenning van de middelen in 2020. Dit aantal zal inmiddels stevig zijn
opgelopen. Aangezien de regeling nog loopt (Provincies hebben de mogelijkheid om de
middelen uit de eerste tranche ook nog in 2023 in te zetten) is er nog geen uitsluitsel
te geven over het precieze aantal projecten dat middels de flexpools is ondersteund.
Wel kan ik al mededelen dat het merendeel van de middelen is uitgeven in de periode
2021 en 2022. Na het aflopen van de eerste tranche (na 2023) zal er een evaluatie
plaats vinden over het precieze aantal projecten.
De flexpoolmiddelen worden verdeeld over provincies, hierbij zijn geen aanvragen afgewezen.
Provincies hebben zelf de ruimte om de middelen in te zetten naar eigen inzicht, mist
binnen de contouren van de regeling uiteraard. Ik ben geregeld in gesprek met provincies
over het instrument en de voortgang ervan.
26
Vraag
Hoe kan het dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) slechts 16 miljoen
euro heeft uitgegeven aan ouderenhuisvesting, terwijl er ruim 26 miljoen euro beschikbaar
was?
Antwoord
In 2022 was voor de Stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten in Ouderenhuisvesting
€ 28 mln. beschikbaar. Dit gehele bedrag zal worden besteed aan ouderenhuisvesting.
In de regeling staat dat aanvragers drie jaar de tijd hebben om een omgevingsvergunning
aan te vragen, pas daarna ontvangen zij hun voorschot. Hierdoor is in 2022 slechts
een deel van het budget door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) uitgegeven.
De uitgave van het restant vindt plaats in 2023, 2024 en/of 2025.
27
Vraag
Kan er een inschatting worden gemaakt in hoeverre de flexpools hebben bijgedragen
aan extra woningen?
Antwoord
Kwantificeren van de versnelling in maanden of aantal woningen door toedoen van de
flexpoolregeling is echter zeer lastig uit te drukken in kwantitatieve zin, daar capaciteit
slechts een van de vele factoren is die het verloop van de woningbouwproductie bepaalt.
28
Vraag
Is er een inschatting te maken hoeveel woningeigenaren hebben bijgedragen aan de CO2-reductie in 2022?
Antwoord
Het aardgasverbruik is met bijna 15% gedaald en dat komt overeen met een reductie
van ongeveer 2,5 Mton CO2. Die daling is deels toe te schrijven aan het groot aantal fysieke maatregelen dat
is getroffen, met onder andere isolatiemaatregelen en geïnstalleerde (hybride) warmtepompen.
In de Klimaat- en energieverkenning 2022 wordt uitgegaan van een structurele vermindering
van het aardgasverbruik van 5% door ander stookgedrag, met een bandbreedte van 0–10%
(KEV 2022).
29
Vraag
Hoeveel woningen zijn er van het gas af gehaald in 2022?
Antwoord
Naar schatting zijn er zo’n 25–30.000 bestaande woningen van het aardgas afgehaald,
waarvan er in ieder geval 600 woningen op een warmtenet zijn aangesloten zoals blijkt
uit de monitor van de proeftuinen. Daarnaast zijn er ongeveer 200 woningen van het
aardgas afgehaald door de verwijdering van kookgas, blijk uit het aantal gerealiseerde
aanvragen bij de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH). Er zijn tot
slot ongeveer 54.000 warmtepompen geïnstalleerd in de bestaande bouw, waar naar verwachting
ongeveer de helft een hybride warmtepomp betreft waarmee nog wel (in beperkte mate)
gebruik wordt gemaakt van aardgas. Met de SAH worden de komende jaren nog eens circa
37.000 huurwoningen van het aardgas afgehaald. Het Centraal Bureau van de Statistiek
maakt in het derde kwartaal van dit jaar de totale groei in het aantal aardgasvrije
woningen over 2022 bekend.
30
Vraag
Kan er een uitsplitsing worden gemaakt in energielabels en aantal woningen voor 2022,
hoe verhouden deze categorieën zich tot 2021?
Antwoord
Hieronder vindt u het overzicht van het aantal geregistreerde energielabels per labelklasse
op 1 januari 2022 en 1 januari 2023.
Geldige energielabels woningbouw
Labelklasse
1-1-2022
1-1-2023
A en beter
1.402.464
1.667.607
B
779.398
800.115
C
1.202.210
1.213.815
D
552.724
531.854
E
326.685
318.878
F
203.472
200.872
G
189.812
194.415
Onbekend1
1.933
5.994
Totaal
4.658.698
4.933.550
X Noot
1
Onbekend betekent dat er wel een geldig energielabel is geregistreerd maar geen labelklasse
bekend is, dit komt voor bij de nieuwbouw van appartementsgebouwen.
31
Vraag
Hoeveel aanvragen zijn er in 2022 voor de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud
Huurwoningen (SVOH) gedaan?
Wat was het gemiddelde bedrag van deze aanvragen, hoe groot was de gemiddelde labelsprong
en hoeveel woningen zijn naar welke energielabel gebracht? Graag uitgesplitst per
energielabel.
Antwoord
Sinds de opening van de SVOH op 1 april 2022 tot en met het einde van dat jaar (31 december
2022) zijn er 181 aanvragen ingediend.
Het aantal woningen waarvoor energiebesparende maatregelen zijn aangevraagd betrof
234.
Het gemiddelde bedrag van deze aanvragen was € 4.303,25.
Omdat de regeling niet is gebaseerd op labelsprongen, maar op uit te voeren maatregelen,
kan niet aangegeven worden hoe groot de gemiddelde labelsprong per aanvraag was of
naar welk energielabel de woningen zijn gebracht. In 2022 was het verplicht om 2 maatregelen
te nemen om in aanmerking te komen voor de SVOH subsidie. Dat kon ook een combinatie
van een energiebesparende en een onderhoudsmaatregel zijn. Daarmee zouden maximaal
2 labelstappen per woning gemaakt kunnen zijn.
32
Vraag
Hoeveel kantoren hadden in 2022 nog een energielabel lager dan label C? Hoeveel zijn
daarvan in bezit of beheer van het Rijksvastgoedbedrijf? Kan dit ook aangegeven worden
voor de vijf jaren hiervoor?
Antwoord
Van de ruim 64.000 kantoren die vallen onder de energielabel C verplichting voor kantoren,
hadden eind 2022 6593 kantoren een label lager dan C.
label G-D
geen label
groen label (C en beter)
eind 2017
4.509
50.885
9.018
eind 2018
5.153
45.088
14.171
eind 2019
5.797
39.935
18.679
eind 2020
6.441
34.138
23.832
eind 2021
6.441
29.630
28.341
eind 2022
6.593
22.338
35.481
De cijfers die aangeven hoeveel kantoren nog geen energielabel hebben zijn indicatief,
de cijfers van kantoren met een energielabel zijn vrij nauwkeurig (bron: energiecijfers
van RVO). Groei van de categorie energielabels G-D is hoogstwaarschijnlijk te verklaren
door de verkoop van deze gebouwen, waarbij er sowieso een labelplicht geldt.
Antwoord
Het betreft 23 kantoren op 21 december 2022, die in beheer of bezit zijn van het Rijksvastgoedbedrijf.
Dit komt overeen met 14% van de Rijkskantoorgebouwen, dit is gerapporteerd in Jaarrapportage
Bedrijfsvoering rijksoverheid over 2022.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft geen sluitende administratie bijgehouden van de jaren
daarvoor, het onderzoeken moet via externe databases en vraagt redelijk veel inzet.
Wel heeft het Rijksvastgoedbedrijf de afgelopen jaren wel gerapporteerd in het Jaarrapportage
Bedrijfsvoering rijksoverheid (JBR) over het gemiddelde energielabel. In de JBR 2021
is af te lezen dat de Rijksportefeuille van een gemiddeld label D in 2017 naar een
gemiddeld label A vanaf 2021 is ontwikkeld.
33
Vraag
Hoeveel is er in 2022 uitgegeven aan de stimulering van circulair en biobased bouwen
door de rijksoverheid?
Hoeveel was dat de afgelopen vijf jaar uitgesplitst per jaar?
Antwoord
Ik beantwoord deze vraag vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het beleid circulair
bouwen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat betreft
bijvoorbeeld niet wat het Ministerie van IenW heeft uitgegeven aan circulair bouwen
in de infrastructuur (de grond-, weg- en waterbouw) en wat aan fiscale steun is verleend
via de Milieu Investerings Aftrek (MIA). Een uitsplitsing naar circulair en biobased
is overigens niet altijd te maken omdat biobased bouwen een van de aspecten is van
mijn beleid circulair bouwen. Tot slot zijn de door mij hierna genoemde uitgaven globale
bedragen, omdat de uitgaven op andere beleidsterreinen soms ook ten behoeve van circulair
bouwen zijn, en andersom. Daarmee kom ik tot de volgende bedragen:
In 2022 waren globaal de uitgaven voor (de uitvoering van) beleid circulair bouwen:
€ 1,8 mln. specifiek ten behoeve van biobased bouwen
€ 2,5 mln. ten behoeve van circulair bouwen
De uitgaven globaal voor (de uitvoering van) beleid circulair bouwen:
2021 € 2,5 mln.
2020 € 2,1 mln.
2019 € 1,3 mln.
2018 € 1,0 mln.
Voor 2017 zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een betrouwbaar bedrag te geven.
34
Vraag
Wat zijn de verklaringen voor onderuitputting op het Warmtefonds?
Antwoord
In 2021 kreeg het Warmtefonds veel minder aanvragen dan verwacht. Het Warmtefonds
kon daarom langer financiering blijven verstrekken met het reeds binnen de stichting
Warmtefonds beschikbare budget van rijksoverheid en banken. De behoefte aan nieuw
rijksbudget in 2022 was daarom lager dan vooraf begroot. Dit leverde in 2022 een onderuitputting
op de rijksbegroting. Inmiddels zijn de verstrekkingen aan woningeigenaren door het
Warmtefonds juist weer zeer sterk gestegen door de hoge gasprijzen en nieuwe financieringsmogelijkheden
voor woningeigenaren met een laag inkomen.
35
Vraag
Hoeveel fixbrigades en aanverwante organisaties waren er in 2022? Hoeveel zijn er
dat jaar gestart en hoeveel zijn er nog in oprichting? In welke gemeenten?
Antwoord
Er is een grote diversiteit in organisaties die energieadviezen geven en maatregelen
nemen, en omdat dit een nieuwe sector is wordt dit getal nog niet gemonitord. TNO
voert het Landelijk Onderzoeksprogramma Energiearmoede uit waarin de ontwikkelingen
rond energiearmoede en de effectiviteit van beleid worden gemonitord. We zijn in gesprek
om dat uit te breiden zodat daarin ook de stand van de sector meer wordt vastgesteld.
36
Vraag
Hoeveel m2 commercieel en maatschappelijk vastgoed stond er in 2022 langer dan één jaar leeg?
Hoeveel m2 daarvan was in bezit of beheer van het Rijksvastgoedbedrijf?
Antwoord
Van Rijksvastgoed in bezit of beheer van het Rijksvastgoedbedrijf stond in 2022 ca.
345.000 m2 meer dan een jaar leeg. Dit betreft met name vastgoed dat aanvankelijk voor afstoot
was bedoeld (ca. 300.000 m2) naast een deel structurele leegstand (ca. 45.000 m2). Er is structurele leegstand als er gedurende meerdere jaren in een bepaalde regio
geen passende Rijksgebruiker is voor Rijkspanden. Een voorbeeld is een deel van een
rijkskantoor in Lelystad. Structurele leegstand is ongewenst. Het RVB probeert hiervoor
een passende invulling te vinden door herschikking, of aanbieden aan COA en veiligheidsregio.
Frictie leegstand is gewenst en nodig als schuif-/en frictie ruimte t.b.v. renovatie,
verduurzaming en (wanneer van toepassing) uitbreiding van de portefeuille.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier