Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Slootweg, Kuik en Van den Berg over het bericht 'The jury is still out'
Vragen van de leden Slootweg, Kuik en Van den Berg (allen CDA) aan de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «The jury is still out» (ingezonden 15 mei 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede
namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen
6 juni 2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «The jury is still out»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel «The Jury is still Out».
Vraag 2
Laat ook Nederlands onderzoek een stijging zien van gevallen van depressie onder Nederlandse
jongeren?
Antwoord 2
Het aantal depressies onder jongeren in Nederland wordt niet gemeten. Wel is af te
leiden uit de CBS-data jeugdhulpgebruik dat er een stijging is in ambulante jeugdhulp
op locatie, waarvan de schatting is dat dit voornamelijk gaat om jeugd-ggz. Dit betreft
een stijging van 3,2% van 308.000 jongeren in 2021 naar 318.000 jongeren in 2022.
Er is hierbij echter geen inzicht in specifieke diagnoses.
Vraag 3
Laat ook Nederlandse onderzoek zien dat bij jonge mensen, met name meisjes, de mentale
gezondheid verslechtert?
Antwoord 3
Ja, ook Nederlands onderzoek laat dit beeld zien. Bijvoorbeeld de Corona Gezondheidsmonitor
Jongvolwassenen 2022. De coronacrisis heeft bestaande problemen nog scherper aan het
licht gebracht en nieuwe problemen veroorzaakt. Meisjes lijken ten opzichte van jongens
in hogere mate te maken hebben met depressieve of angstklachten. Deze trend komt ook
in de Nederlandse onderzoeken terug, waaronder het onderzoeksrapport HBSC 20212, de Landelijke Monitor Depressie3 en een proefschrift van de Erasmus Universiteit
Rotterdam.4
Vraag 4
Klopt het dat het aantal gevallen van suïcide daalt, behalve onder de groep jonge
meisjes van 10–19 jaar?
Antwoord 4
De CBS data over zelfdodingen in Nederland fluctueert over de jaren voor jongeren
van 10 tot 19 jaar, maar laat over de afgelopen jaren heen een stabiel beeld zien.
Dit geldt zowel voor jongens, meisjes als het totaal beeld in deze leeftijdsgroep.
Vraag 5
Stijgt ook in Nederland het aantal gevallen van zelfmutilatie explosief onder tienermeisjes?
Antwoord 5
Er is geen data beschikbaar over automutilatie onder jongeren in Nederland.
Vraag 6
In hoeverre wordt in onderzoek naar het effect van smartphone en social media gebruik
op de mentale gezondheid van tieners onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes?
Bent u bereid zich in te zetten voor meer onderzoek specifiek onder de doelgroep tienermeisjes?
Antwoord 6
Recente onderzoeken zoals die beschreven in antwoord 3, beschrijven de verschillen
in het ervaren van psychische klachten tussen jongens en meisjes. Zo blijkt dat meisjes
ten opzichte van jongens in hogere mate te maken hebben met depressieve of angstklachten.
Er is al veel kennis beschikbaar. De verschillen tussen jongens en meisjes in verschillende
levensfases in hun jeugd en jongere jaren worden gemonitord. Ik ben mij uiteraard
bewust van het feit dat de zorgen daarin toenemen. Daarom richt ik mij – samen met
mijn collega’s – ook expliciet op de leefomgeving «Online» in de Aanpak «Mentale Gezondheid:
van ons allemaal». Jongeren zijn daarin nadrukkelijk een belangrijke doelgroep. Ik
zie geen toegevoegde waarde om een apart onderzoek uit te zetten, specifiek gericht
op meisjes.
Vraag 7
Klopt het dat meisjes tussen 10–19 jaar gemiddeld meer tijd doorbrengen op smartphones
en social media dan jongens in dezelfde leeftijdsgroep?
Antwoord 7
Het Nederlands Jeugdinstituut5 stelt dat in 2021 bij 5,3 procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs sprake
was van problematisch gebruik van sociale media. In groep 8 van het basisonderwijs
gaat het om 3,9 procent. In het voortgezet onderwijs is hierbij het verschil tussen
jongens en meisjes significant. Onder meisjes is met 6,8 procent vaker spraken van
problematisch sociale mediagebruik dan onder jongens (3,9 procent). Deze cijfers zijn
afkomstig uit het eerder genoemde HBSC-onderzoek onder scholieren. Aan leerlingen
zijn diverse stellingen voorgelegd waarin is nagegaan of leerlingen voldoen aan minstens
vijf symptomen van problematisch gebruik.
In zowel basis- als voortgezet onderwijs gebruiken jongeren vaak sociale media om
niet aan vervelende dingen te hoeven denken. Dit is onder alle leerlingen het meest
voorkomende symptoom van problematisch gebruik. Dit geldt voor 41 procent van de basisschoolleerlingen
en 45 procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs. Meisjes doen dit significant
vaker dan jongens. In het basisonderwijs gat het om 37,3 procent van de jongens en
44,3 procent van de meisjes. In het voortgezet onderwijs gaat het om 35,7 procent
van de jongens en 54,3 procent van de meisjes (Boer e.a. 2022).
Vraag 8 en 9
Mochten smartphone en social media gebruik een trigger zijn voor depressiegevoelens
onder meisjes, welke maatregelen zouden er genomen kunnen worden om de trend te keren?
Neemt het kabinet op dit moment maatregelen om schadelijk effecten van smartphone
en social media gebruik te ondervangen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen?
Antwoord 8 en 9
Het is lastig aan te tonen of sociaal media gebruik een directe trigger is voor een
depressie. Dit komt doordat er geen duidelijke consensus is in wetenschappelijk onderzoek
over een oorzakelijk verband tussen sociaal media en depressie. Net als in het artikel
«The jury is still out». De oorzaak van een depressie is gelegen in een combinatie
van vele factoren zoals een combinatie van lichamelijke, geestelijke en/of omgevingsfactoren.
Hierbij is het vaak niet mogelijk één doorslaggevende factor aan te wijzen voor het
ontstaan van depressie. In het in januari gepubliceerde essay «#GeenPaniek» van de
Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is ook aangegeven dat het lastig te
achterhalen is of «online zijn» goed of slecht is voor de gezondheid. In de beantwoording
van de recent gestelde Kamervragen door de leden Slootweg en Kuik gaat de Staatssecretaris
van BZK verder in op de relatie tussen sociaal mediagebruik en depressie.6
Wat tegelijkertijd wél te zien is, is dat er brede wetenschappelijke consensus is
over het feit dat problematisch gebruik van sociale media door jongeren ten koste
gaat van hun mentale en cognitieve ontwikkeling. Dit is zorgwekkend, omdat de groep
jongeren die problematisch sociale mediagebruik vertoont stijgt.
Met de inzet van het basistakenpakket JGZ wil ik gezondheidsproblemen voorkomen. De
jeugdgezondheidsprofessionals kunnen tijdens de contactmomenten met ouders spreken
over verantwoord schermgebruik, wat schermgebruik doet met ontwikkeling van een kind
en ze hierover adviseren. Voor professionals is een e-learning Mediaopvoeding beschikbaar.
Daarnaast heeft het NJI de Toolbox Mediaopvoeding: «Media? Gewoon opvoeden» ontwikkeld.
Hierin zijn factsheets voor professionals en leerkrachten en tipsheets voor ouders
opgenomen. Verder zet het kabinet met de landelijke aanpak «Mentale gezondheid; van
ons allemaal» in op de mentale gezondheid van jongeren en jongvolwassenen. Hierbij
is nadrukkelijk aandacht voor de effecten van teveel online activiteiten. Samen met
jongeren zelf en organisaties zoals MIND Us en het netwerk Mediawijsheid, wordt onder
meer ingezet op het stimuleren van mediawijsheid, digitale vaardigheden en digitale
balans.
Bepaalde mechanismen in sociale media zelf kunnen bijdragen aan het versterken van
een depressie of gevoelens van angst. Een voorbeeld hiervan is dat iemand in een informatiefuik
terecht kan komen met eenzijdige content, bijvoorbeeld over depressie. Dit kan het
depressieve gevoel van de persoon verder aanwakkeren. Het is ook duidelijk dat sociale
media het gedrag en de emoties van gebruikers kunnen beïnvloeden.7
Sociale media platforms hebben de verantwoordelijkheid om de rechten en belangen van
minderjarigen ten allen tijde te borgen. Vanuit het Verenigde Naties Verdrag inzake
de Rechten van het Kind dienen zowel publieke als private partijen het belang van
het kind mee te nemen bij activiteiten die kinderen raken. Wij spreken de sociale
media platforms hierop aan. De Staatssecretaris van BZK brengt negatieve effecten
tijdens gerichte gesprekken met grote techbedrijven onder de aandacht. Daarnaast wil
de Staatssecretaris van BZK tijdens structurele overleggen waaraan grote techbedrijven
deelnemen – zoals de klankbordgroep van de publiek-private samenwerking over online
content – op thematische wijze aandacht gaan besteden aan negatieve effecten. Ook
wil de Staatssecretaris van BZK dat de platforms in het kader van de opkomende verplichtingen
vanuit de Digital Services Act (DSA) meer transparantie bieden over de effecten van
hun platforms, de risico’s voor minderjarigen, de maatregelen die zij nemen om risico’s
te mitigeren en de effectiviteit van die maatregelen. Mede in dit kader wordt er momenteel
in opdracht van het Ministerie van BZK een Kinderrechten Impact Assessment (KIA) ontwikkeld.
Met deze KIA kunnen de risico’s van een concrete online product of dienst voor kinderrechten
in kaart worden gebracht, waaronder op het recht op een goede mentale en fysieke gezondheid.
Het Ministerie van BZK is voornemens om deze KIA te gaan toepassen op door minderjarigen
veelgebruikte online diensten en met de producenten daarvan in gesprek te gaan over
de resultaten van de toegepaste KIA. Ook zal het Ministerie van BZK de komende jaren
kijken in welke mate de DSA bijdraagt aan het beter beschermen van minderjarigen.
Voor de zomer stuurt de Staatssecretaris van BZK een brede beleidsbrief met fundamentele
acties om kinderen in de digitale wereld beter te beschermen. Daarin zal ook aandacht
worden besteed aan goede voorlichting aan kinderen, ouders en verzorgers over kansen
en risico’s in de digitale wereld. De voorlichting maakt onderdeel uit van een meerjarige
publieksvoorlichting. Omdat wetenschappelijke onderzoek laat zien dat het aantal jongeren
dat problematisch online gedrag vertoont stijgt8, zal de eerste campagne zich richten op de effecten van langdurig online zijn.
Vraag 10
Bent u bereid om de aanpak «Mentale gezondheid voor ons allemaal» uit te breiden en
specifiek aandacht te besteden aan de online leefwereld en de risico's voor meisjes?
Zo ja, welke acties onderneemt u?
Antwoord 10
Met de aanpak richten we ons op preventie en het bevorderen van de mentale gezondheid
van al onze inwoners met specifieke aandacht voor de jeugd. Juist omdat de aanpak voor iedereen is, is
het belangrijk dat verschillende activiteiten inspelen op verschillende behoeften.
Zie ook antwoord 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.