Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over het bericht ‘Natuur- en actieclubs maken zich zorgen om hernieuwde interesse in zandwinning op het IJsselmeer en laten het Rijk opnieuw weten: 'Wy wiene, binne en bliuwe tsjin sânwinning'’
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en voor Natuur en Stikstof over het bericht «Natuur- en actieclubs maken zich zorgen om hernieuwde interesse in zandwinning op het IJsselmeer en laten het rijk opnieuw weten: «Wy wiene, binne en bliuwe tsjin sânwinning»» (ingezonden 10 mei 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) mede namens de Minister
voor Natuur en Stikstof (ontvangen 5 juni 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Natuur- en actieclubs maken zich zorgen om hernieuwde
interesse in zandwinning op het IJsselmeer en laten het rijk opnieuw weten: «Wy wiene,
binne en bliuwe tsjin sânwinning»»1? Zo ja, hoe beoordeelt u dit bericht?
Antwoord 1
Ja. De geuite zorgen zijn bekend. En ik begrijp deze ook gezien het protest in het
verleden tegen een zandwinlocatie inclusief de aanleg van een bijbehorend eiland in
het IJsselmeer. Zoals aangegeven in de Kamerbrief voor het Commissiedebat Water van
7 juni 2022 (Kamerstukken 27 625, nr. 567) wordt er gewerkt aan vernieuwing van het zandwinbeleid in het IJsselmeer. Hierin
wordt het belang van natuur en de omgeving meegenomen. Het IJsselmeergebied is een
beschermd natuurgebied (Natura 2000), waarvoor ook doelen vanuit de Kaderrichtlijn
Water gelden. Er dient daarom gekeken te worden naar de effecten van zandwinning op
de natuur. Dit is ook de reden waarom er een mer-procedure wordt gestart.
Vraag 2
Op welke wijze heeft u de provincie Fryslân betrokken bij het besluit om slechts voor
het IJsselmeergebied een milieueffectrapportage op te stellen?
Antwoord 2
Het Ministerie van IenW vernieuwt in samenwerking met regionale overheden, waaronder
de provincie Fryslân en andere stakeholders het zandwinbeleid voor het IJsselmeergebied
richting 2050. Dit beleid vormt een onderdeel van de Uitvoerings-, kennis- en innovatieagenda
2021–2026 van de Agenda IJsselmeergebied 2050. De provincie Fryslân is medeondertekenaar
van deze Agenda en lid van het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied (BPIJ). In december
2021 is het BPIJ mondeling geïnformeerd over het voornemen van het ministerie om in
de periode 2022–2025 dit nieuwe beleid te ontwikkelen en te onderbouwen met een milieueffectrapportage
(planMER). In april 2022 is het BPIJ nader schriftelijk geïnformeerd.
Vraag 3
Is bij de milieueffectrapportage alleen gekeken naar het primaire doel (zandwinning)
of ook het grotere maatschappelijke doel (bouwen)? Heeft u ook gekeken naar andere
mogelijke oplossingen, zoals het bevorderen van minder zandgebruik in de bouw of het
gebruik van andere zandwinningslocaties?
Antwoord 3
Er is nog geen milieueffectrapportage (planMER) opgesteld. Dit gebeurt naar verwachting
volgend jaar. Op dit moment vinden, als eerste stap richting het planMER, voorbereidende
werkzaamheden plaats voor de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Hierin wordt een
onderbouwing van de nut en noodzaak voor zandwinning in het IJsselmeergebied opgenomen.
Vraag 4
Is het volgens u mogelijk om buiten de vaargeulen zand te winnen, gezien de Natura
2000- en Ramsar-status van het IJsselmeer?
Antwoord 4
Ja, onder de voorwaarde dat uit het onderzoek volgt dat er voldoende zekerheid kan
worden verkregen dat als gevolg van zandwinning de natuurlijke kenmerken van het gebied
niet worden aangetast. De ecologie vormt een belangrijk onderdeel van de planMER-procedure.
Vraag 5
Hoe verhoudt zandwinning in het IJsselmeergebied zich tot de Kamerbrief over de rol
van Water en Bodem bij ruimtelijke ordening2? En hoe verhoudt de zandwinning zich tot risico’s voor de zoetwaterreserve met het
oog op verzilting, vertroebeling en intoxicatie?
Antwoord 5
Zandwinning in het IJsselmeergebied moet voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
Daarbij geldt ook voor zandwinning dat water en bodem sturend is. Een van de structurerende
keuzes hierin is het tegengaan van bodemverstoring door ontgraving en hoogwaardig
hergebruik van grond. Tegelijkertijd vraagt de realisatie van de huidige bouwopgaven,
zoals woning- en utiliteitsbouw, infrastructurele en andere projecten om (bouw)grondstoffen.
Zo neemt de druk op de grondstoffenwinning in het IJsselmeergebied toe omdat de mogelijkheden
voor deze winning op andere plekken afneemt.
In het commissiedebat Leefomgeving heeft de Staatssecretaris van IenW vorig jaar oktober
aangegeven onderzoek uit te laten voeren naar hoe de landelijke vraag naar zand en
grind zich in de toekomst gaat ontwikkelen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar
de primaire winning van deze (bouw)grondstoffen, maar ook naar de inzet van circulaire
stoffen en bouwmaterialen. Onderdeel van dit onderzoek is de bijdrage vanuit het IJsselmeergebied
aan de landelijke vraag naar (bouw)grondstoffen. Dit mede ter nadere onderbouwing
van de nut en noodzaak tot zandwinning en daarmee de vernieuwing van het zandwinbeleid
in het IJsselmeergebied voor de periode 2025–2050.
Als onderdeel van deze beleidsontwikkeling worden de resultaten uit het onderzoek
meegenomen in de Notie Reikwijdte en Detailniveau, als eerste stap richting de milieueffectrapportage
(planMER). Hierin worden de milieueffecten van het nieuwe zandwinbeleid, waaronder
verzilting, vertroebeling en vervuiling in het gebied in kaart gebracht.
Vraag 6
Op welke wijze onderzoekt u de gevolgen van de combinatie van het uitdiepen van de
vaargeul Urk-Kornwerderzand samen met de zandwinning in het IJsselmeer, voor het Natura
2000-gebied?
Antwoord 6
Het uitdiepen van de vaargeul Urk-Kornwerderzand maakt onderdeel uit van de zogenaamde
autonome ontwikkeling. Voor zandwinning in deze vaargeul is in 2011 een vergunning
op grond van art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 door de provincie Fryslân afgegeven
(25 november 2011, kenmerk 00967489). Met de gevolgen van deze ontwikkeling moet in
het planMER voor het nieuwe zandwinbeleid rekening gehouden worden.
Vraag 7
Bent u bereid voor de beantwoording van deze vragen ook contact te leggen met gedeputeerde
staten van de provincie Fryslân?
Antwoord 7
Ja. Er is ambtelijk contact geweest tussen het Ministerie van IenW en de provincie
Fryslân over de daar gestelde Statenvragen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.